November 2022
"Kinderen! Raakt nooit de oorlogstuigen aan! 't Is de dood die u beloert..." Met die slagzin werden jong én oud in de nasleep van de Bevrijding aangemaand om alle oorlogstuigen - en in het bijzonder munitie, wapens en mijnen - steeds te mijden. Na de strijd in de Kempen waren er dan ook verscheidene 'springtuigen' achtergebleven die het leven van vele streekgenoten onveilig maakten.
Deze maand belichten we een toestel dat werd gebruikt door de Engelse genisten bij de detectie en verwijdering van verdoken springtuigen of mijnen... een N°4 Mine Detector en enkele bijhorende attributen. Want ook in Balen en de omliggende dorpen waren talrijke ontmijners actief na de Bevrijding om alle gevaarlijke restanten van het oorlogsgebeuren te neutraliseren.
Deze maand belichten we een toestel dat werd gebruikt door de Engelse genisten bij de detectie en verwijdering van verdoken springtuigen of mijnen... een N°4 Mine Detector en enkele bijhorende attributen. Want ook in Balen en de omliggende dorpen waren talrijke ontmijners actief na de Bevrijding om alle gevaarlijke restanten van het oorlogsgebeuren te neutraliseren.
Danger! Mines in shoulder! - Achtung! Minen!
Tijdens de Duitse bezetting werden er miljoenen antipersonen- en antitankmijnen geplaatst door de Duitsers. Alleen al langs de Atlantikwall - de meer dan 5000 kilometer lange verdedigingslijn van de Duitsers langsheen de westkust - werden verscheidene miljoenen springtuigen van diverse types geplaatst, verspreid in zones over het strand, langs de velden en de aanpalende wegen. Maar ook gedurende de Bevrijdingsgevechten in de Kempen werden talrijke mijnen ingezet om de geallieerde opmars te stuiten. Tijdens de gevechten aan de grens Balen-Leopoldsburg brachten soldaten van de Kampfgruppe Finzel o.a. antitankmijnen aan op de belangrijkste in- en uitvalswegen van Leopoldsburg om de geallieerde tanks tegen te houden. Het 1e Bataljon van Fallschirmjägerregiment 2 lag toen met 1 compagnie nabij Schoorheide en de Malou en plaatste o.a. mijnen op de rijbaan van de toenmalige Antwerpsesteenweg ter hoogte van het kruispunt 'Quatre-Bras'. De mijnen werden in de kasseibaan geplaatst, net onder het wegdek en vluchtig gecamoufleerd met takken. Niet alleen de Duitsers, maar ook de geallieerden maakten trouwens strategisch gebruik van deze springtuigen en zetten deze wapens vooral in om vijandelijke aanvallen te vertragen.
Het verwijderen van mijnen en het verzekeren van een veilige doorgang was dan ook dagelijkse kost voor verschillende, gespecialiseerde eenheden zoals de Field Companies, de Royal Engineers, het Pioneer Corps en ook de Pioneer Platoons van de infanteriedivisie. Binnen de tak van de Royal Engineers kwamen eveneens compagnies die zich louter specialiseerden in het onschadelijk maken van springtuigen, de zogenaamde 'Bomb Disposal Units'. In 1944 werden vijf van deze Bomb Disposal Companies meegezonden met de Bevrijdingstroepen die in Normandië aan land gingen. Eén van die gespecialiseerde eenheden kwam eveneens in Balen terecht. In oktober - november 1944 waren verschillende soldaten van een 'Bomb Disposal Company' gestationeerd in de Vaarstraat. De ontmijners vormden een ware attractie voor de lokale kinderen en gingen maar al te graag mee op de foto met 'hun' Bevrijders. De trucks van de eenheid waren te herkennen aan hun rood-witte signalisatie met opschrift 'Bomb Disposal Priority'.
(Zie ook het verhaal van Balens weerstander, oorlogsvrijwilliger en ontmijner Petrus Alfons Verherstraeten.)
(Zie ook de Duitse mijnopsporingsmaterialen.)
Tijdens de Duitse bezetting werden er miljoenen antipersonen- en antitankmijnen geplaatst door de Duitsers. Alleen al langs de Atlantikwall - de meer dan 5000 kilometer lange verdedigingslijn van de Duitsers langsheen de westkust - werden verscheidene miljoenen springtuigen van diverse types geplaatst, verspreid in zones over het strand, langs de velden en de aanpalende wegen. Maar ook gedurende de Bevrijdingsgevechten in de Kempen werden talrijke mijnen ingezet om de geallieerde opmars te stuiten. Tijdens de gevechten aan de grens Balen-Leopoldsburg brachten soldaten van de Kampfgruppe Finzel o.a. antitankmijnen aan op de belangrijkste in- en uitvalswegen van Leopoldsburg om de geallieerde tanks tegen te houden. Het 1e Bataljon van Fallschirmjägerregiment 2 lag toen met 1 compagnie nabij Schoorheide en de Malou en plaatste o.a. mijnen op de rijbaan van de toenmalige Antwerpsesteenweg ter hoogte van het kruispunt 'Quatre-Bras'. De mijnen werden in de kasseibaan geplaatst, net onder het wegdek en vluchtig gecamoufleerd met takken. Niet alleen de Duitsers, maar ook de geallieerden maakten trouwens strategisch gebruik van deze springtuigen en zetten deze wapens vooral in om vijandelijke aanvallen te vertragen.
Het verwijderen van mijnen en het verzekeren van een veilige doorgang was dan ook dagelijkse kost voor verschillende, gespecialiseerde eenheden zoals de Field Companies, de Royal Engineers, het Pioneer Corps en ook de Pioneer Platoons van de infanteriedivisie. Binnen de tak van de Royal Engineers kwamen eveneens compagnies die zich louter specialiseerden in het onschadelijk maken van springtuigen, de zogenaamde 'Bomb Disposal Units'. In 1944 werden vijf van deze Bomb Disposal Companies meegezonden met de Bevrijdingstroepen die in Normandië aan land gingen. Eén van die gespecialiseerde eenheden kwam eveneens in Balen terecht. In oktober - november 1944 waren verschillende soldaten van een 'Bomb Disposal Company' gestationeerd in de Vaarstraat. De ontmijners vormden een ware attractie voor de lokale kinderen en gingen maar al te graag mee op de foto met 'hun' Bevrijders. De trucks van de eenheid waren te herkennen aan hun rood-witte signalisatie met opschrift 'Bomb Disposal Priority'.
(Zie ook het verhaal van Balens weerstander, oorlogsvrijwilliger en ontmijner Petrus Alfons Verherstraeten.)
(Zie ook de Duitse mijnopsporingsmaterialen.)
Een detector voor mijnen
De zogenaamde 'N°4 Mine Detector' werd geïntroduceerd in 1943 en was een mobiele, lichtgewicht mijndetector die onder de bovenstaande eenheden werd verdeeld. Een complete set bestond uit een houten transportkoffer met daarin een detectorschotel, een demonteerbare handgreep, een bedieningsschakelaar, een versterker met batterij (gedragen in een bijhorende rugzak) en een hoofdtelefoon voor de operator van het toestel.
Wanneer het opsporingsapparaat zo'n 10 cm boven de grond werd gehouden, creëerde de detectorplaat een elektromagnetisch veld. Bij het treffen met een metalen object onder de grond, ontstond een impuls en werd - via een versterker - een geluidssignaal uitgezonden naar de hoofdtelefoon van de operator. In theorie konden met dit type toestel diverse mijnensoorten tot verschillende dieptes worden opgespoord: een Tellermine (antitank) op 50 cm, een 'S' mine (antipersoon) op 30 cm en een ontsteker van het type 'ZZ-42' op 10 cm.
De getoonde set werd in oktober 1944 geïnspecteerd en kreeg die datum langs de buitenzijde op de kist. De transportkoffer is een koffer van het type N°17 (Cases, Transport, N°17 / ZA.24237). Het serienummer van het toestel N°4 - ZA. 24238 is 920 en werd gefabriceerd bij D.R.T. Ltd.
De zogenaamde 'N°4 Mine Detector' werd geïntroduceerd in 1943 en was een mobiele, lichtgewicht mijndetector die onder de bovenstaande eenheden werd verdeeld. Een complete set bestond uit een houten transportkoffer met daarin een detectorschotel, een demonteerbare handgreep, een bedieningsschakelaar, een versterker met batterij (gedragen in een bijhorende rugzak) en een hoofdtelefoon voor de operator van het toestel.
Wanneer het opsporingsapparaat zo'n 10 cm boven de grond werd gehouden, creëerde de detectorplaat een elektromagnetisch veld. Bij het treffen met een metalen object onder de grond, ontstond een impuls en werd - via een versterker - een geluidssignaal uitgezonden naar de hoofdtelefoon van de operator. In theorie konden met dit type toestel diverse mijnensoorten tot verschillende dieptes worden opgespoord: een Tellermine (antitank) op 50 cm, een 'S' mine (antipersoon) op 30 cm en een ontsteker van het type 'ZZ-42' op 10 cm.
De getoonde set werd in oktober 1944 geïnspecteerd en kreeg die datum langs de buitenzijde op de kist. De transportkoffer is een koffer van het type N°17 (Cases, Transport, N°17 / ZA.24237). Het serienummer van het toestel N°4 - ZA. 24238 is 920 en werd gefabriceerd bij D.R.T. Ltd.
Het Pioneer Corps in actie
Het Pioneer Corps was een specifieke aanvalseenheid die instond voor kleinere, technische taken zoals het opruimen van mijnenvelden en het aanleggen van pontonbruggen. Het corps bestond uit diverse companies van manschappen, die zowel aan als achter het front werden ingezet. Afhankelijk van hun positie - aan of achter het front - werkten de manschappen ter ondersteuning ook veelal samen met 3 andere branches, zoals de Royal Engineers, het Royal Army Service Corps (RASC) en het Royal Army Medical Corps (RAMC).
Samen met de Royal Engineers herstelden zij de wegeninfrastructuur en zorgden ze voor een vlotte doorgang van troepen naar de frontlijn. Ook het herstel van gebouwen en leidingen hoorde daarbij. Daarnaast ondersteunden de pioneers-eenheden ook de RASC bij het beheren van magazijnen en voor de RAMC richtten ze veldhospitalen in en voerden ze brancardiersdiensten uit.
Bij de Bevrijding van de Kempen waren eveneens diverse companies van het Pioneer Corps actief. Ze namen deel aan de Bevrijdingsgevechten in september 1944 en vormden een noodzakelijke schakel om - letterlijk - de Kempense kanalen te overbruggen en de wegen 'mijnenvrij' te maken. Ook de maanden na deze strijd bleven ze aanwezig in de Kempen om herstellingen uit te voeren en aanvoerlijnen aan te leggen.
Het Pioneer Corps was een specifieke aanvalseenheid die instond voor kleinere, technische taken zoals het opruimen van mijnenvelden en het aanleggen van pontonbruggen. Het corps bestond uit diverse companies van manschappen, die zowel aan als achter het front werden ingezet. Afhankelijk van hun positie - aan of achter het front - werkten de manschappen ter ondersteuning ook veelal samen met 3 andere branches, zoals de Royal Engineers, het Royal Army Service Corps (RASC) en het Royal Army Medical Corps (RAMC).
Samen met de Royal Engineers herstelden zij de wegeninfrastructuur en zorgden ze voor een vlotte doorgang van troepen naar de frontlijn. Ook het herstel van gebouwen en leidingen hoorde daarbij. Daarnaast ondersteunden de pioneers-eenheden ook de RASC bij het beheren van magazijnen en voor de RAMC richtten ze veldhospitalen in en voerden ze brancardiersdiensten uit.
Bij de Bevrijding van de Kempen waren eveneens diverse companies van het Pioneer Corps actief. Ze namen deel aan de Bevrijdingsgevechten in september 1944 en vormden een noodzakelijke schakel om - letterlijk - de Kempense kanalen te overbruggen en de wegen 'mijnenvrij' te maken. Ook de maanden na deze strijd bleven ze aanwezig in de Kempen om herstellingen uit te voeren en aanvoerlijnen aan te leggen.
Een school voor Pioneers in de Kempen
De strijd om de Kempense kanalen in september 1944 had een spoor van vernieling achtergelaten, waardoor er veel werk was voor de geallieerde genietroepen in de regio. Nagenoeg elke brug over het Albertkanaal, Verbindingskanaal Dessel-Kwaadmechelen en het Kempisch kanaal was tot springen gebracht door de terugtrekkende Duitsers. Nadat het wegen- en bruggennetwerk primair was hersteld tijdens de bevrijdingsmaand, volgden nog een hele reeks van herstellingen en werkzaamheden in de daarop volgende maanden. Ook menig streekgenoot werd in de maanden oktober - december 1944 tewerkgesteld door de geallieerde legers, om onder andere de genisten bij te staan in hun werkzaamheden.
Tijdens de winter van 1944-1945 zakten verscheidene eenheden van het Pioneer Corps - één voor één - af naar de Kempen. Een groot aantal pioneer-soldaten werd naar het dorpje Meerhout gestuurd, waar de schoolgebouwen van de gemeente ter beschikking werden gesteld aan de geallieerden met een specifiek doel. Op het niveau van het 2nd British Army - onder de Engelse generaal Miles Dempsey - kwam daar ter plaatse een 'Pioneer Corps Training School' ofwel 'Winter Training School' tot stand. De regio had immers diverse troeven: er lagen kanalen aan overvloed en tijdens de Bevrijdingsgevechten liepen de bruggen en wegen veel schade op. Er was met andere woorden genoeg oefenmaterie aanwezig in de wijde omgeving voor de pioneers. De soldaten kregen er trouwens niet enkel een opleiding, er was ook tijd voor ontspanning...
Unieke soldatenkunst van een Engelse pioneer in Meerhout!
In september 2020 werden in Gemeentelijke basisschool De Duizendpoot enkele oude klaslokalen afgebroken om plaats te maken voor een nieuwbouw. Tijdens deze afbraakwerken ontdekten werkmannen verschillende kleurrijke muurschilderingen, die verstopt zaten achter de prik- en schoolborden van een klaslokaal. Sommige schilderingen waren deels overschilderd, maar al snel werd duidelijk dat deze tekeningen werden gemaakt door een Engelse soldaat-pioneer: A.B. Hales uit de 78th Coy Pioneer Corps.
Vermoedelijk was het klaslokaal met de muurschilderingen een ontspanningsruimte voor de manschappen die tijdens de wintermaanden van 1944-1945 te Meerhout verbleven en een opleiding genoten in de 'Pioneer Corps Training School'. De soldaat-kunstenaar - eveneens een lid van het Pioneer Corps - zorgde voor de gepaste decoratie, die anno 2020 opnieuw het daglicht zag. Een erg bijzondere ontdekking, met een aparte geschiedenis!
De strijd om de Kempense kanalen in september 1944 had een spoor van vernieling achtergelaten, waardoor er veel werk was voor de geallieerde genietroepen in de regio. Nagenoeg elke brug over het Albertkanaal, Verbindingskanaal Dessel-Kwaadmechelen en het Kempisch kanaal was tot springen gebracht door de terugtrekkende Duitsers. Nadat het wegen- en bruggennetwerk primair was hersteld tijdens de bevrijdingsmaand, volgden nog een hele reeks van herstellingen en werkzaamheden in de daarop volgende maanden. Ook menig streekgenoot werd in de maanden oktober - december 1944 tewerkgesteld door de geallieerde legers, om onder andere de genisten bij te staan in hun werkzaamheden.
Tijdens de winter van 1944-1945 zakten verscheidene eenheden van het Pioneer Corps - één voor één - af naar de Kempen. Een groot aantal pioneer-soldaten werd naar het dorpje Meerhout gestuurd, waar de schoolgebouwen van de gemeente ter beschikking werden gesteld aan de geallieerden met een specifiek doel. Op het niveau van het 2nd British Army - onder de Engelse generaal Miles Dempsey - kwam daar ter plaatse een 'Pioneer Corps Training School' ofwel 'Winter Training School' tot stand. De regio had immers diverse troeven: er lagen kanalen aan overvloed en tijdens de Bevrijdingsgevechten liepen de bruggen en wegen veel schade op. Er was met andere woorden genoeg oefenmaterie aanwezig in de wijde omgeving voor de pioneers. De soldaten kregen er trouwens niet enkel een opleiding, er was ook tijd voor ontspanning...
Unieke soldatenkunst van een Engelse pioneer in Meerhout!
In september 2020 werden in Gemeentelijke basisschool De Duizendpoot enkele oude klaslokalen afgebroken om plaats te maken voor een nieuwbouw. Tijdens deze afbraakwerken ontdekten werkmannen verschillende kleurrijke muurschilderingen, die verstopt zaten achter de prik- en schoolborden van een klaslokaal. Sommige schilderingen waren deels overschilderd, maar al snel werd duidelijk dat deze tekeningen werden gemaakt door een Engelse soldaat-pioneer: A.B. Hales uit de 78th Coy Pioneer Corps.
Vermoedelijk was het klaslokaal met de muurschilderingen een ontspanningsruimte voor de manschappen die tijdens de wintermaanden van 1944-1945 te Meerhout verbleven en een opleiding genoten in de 'Pioneer Corps Training School'. De soldaat-kunstenaar - eveneens een lid van het Pioneer Corps - zorgde voor de gepaste decoratie, die anno 2020 opnieuw het daglicht zag. Een erg bijzondere ontdekking, met een aparte geschiedenis!
Eén van de taferelen - 'Gloria' - werd intussen grondig gerestaureerd en zal weldra terugkeren naar de school... Het volledige verhaal van deze muurschildering kan je ontdekken in de Expo 'Gloria komt naar huis!', die is te bezoeken in Gemeentelijke basisschool De Duizendpoot (Schoolstraat 1, Meerhout - Parking via de Eikenboomlaan) op 11, 12, 13, 19 en 20 november 2022.
Ook Balen Bevrijd is trotse partner in dit bijzondere project!
Ook Balen Bevrijd is trotse partner in dit bijzondere project!
Praktisch?!
Meer info? Via www.MeerhoutseMuurschilderingen.be!
|
Bronnen
Archief- en Documentatie Werkgroep Balen Bevrijd.
BRADLEY, M., British web equipment of the Two World Wars, 2005.
BRADLEY, M. en CHAPPELL, M., The British Army 1939-45, 2002.
DIDDEN, J., Fighting Spirit, 2012.
GORDON, D.B., Equipment of the WWII Tommy, Montana, 2010.
LONDEN, IWM, Fotocollectie.
LONDEN, National Archives, War Diaries, Pioneer Corps, 13th en 41th Group.
LOUCHE, M., De Bevrijding van Heppen en Leopoldsburg, Leopoldsburg, 2010.
Meerhoutse Muurschilderingen, (www.MeerhoutseMuurschilderingen.be).
Memoires Brigade Piron, België Veldtocht 1944, Deel 7, 1944.
RYMEN, C., De Bevrijding van Ham, September 1944, Ham, 1995.
Archief- en Documentatie Werkgroep Balen Bevrijd.
BRADLEY, M., British web equipment of the Two World Wars, 2005.
BRADLEY, M. en CHAPPELL, M., The British Army 1939-45, 2002.
DIDDEN, J., Fighting Spirit, 2012.
GORDON, D.B., Equipment of the WWII Tommy, Montana, 2010.
LONDEN, IWM, Fotocollectie.
LONDEN, National Archives, War Diaries, Pioneer Corps, 13th en 41th Group.
LOUCHE, M., De Bevrijding van Heppen en Leopoldsburg, Leopoldsburg, 2010.
Meerhoutse Muurschilderingen, (www.MeerhoutseMuurschilderingen.be).
Memoires Brigade Piron, België Veldtocht 1944, Deel 7, 1944.
RYMEN, C., De Bevrijding van Ham, September 1944, Ham, 1995.