November 2021
November is de maand waarin de wapenstilstand van 11-11-1918 wordt herdacht en om die reden plaatsen we deze maand een typisch object in de kijker uit de Grooten Oorlog. Het gaat om een Belgische helm model 1915 in kaki-mosterdkleur. Op het eerste zicht niks bijzonders... of toch?!
Een Belgische helm...
Niets is wat het lijkt en de getoonde helm is daar zeker een mooi voorbeeld van... In de loop van 1915 ondergingen het uniform en de uitrusting van de Belgische frontsoldaten een grote metamorfose. In de zomer van 1915 werden de eerste kaki uniformen bedeeld onder de troepen en vanaf november 1915 kregen ook alle soldaten voor het eerst een echte stalen helm, de Adrian-helm. Het model was van Franse oorsprong en genoemd naar de Franse uitvinder, Auguste-Louis Adrian.
De Adrian-helm van het model 1915 was gemaakt uit gewoon staal van 0,7 mm en bestond uit 5 onderdelen: de bol, de vizierklep, de nekbescherming, een bovenkam en evenzeer een frontaal insigne. De variant voor het Belgische leger was goed te herkennen aan de kakikleur en het frontalen leeuweninsigne. Het binnenwerk van de getoonde helm bestaat uit één lederen stuk. Door lederschaarste werden de helmen vanaf eind 1916 voorzien van binnenwerken uit twee delen.
De helmen voor het Belgische leger werden geproduceerd door verschillende Franse fabrikanten en vertoonden onderling enkele detailverschillen. Meteen na de eerste leveringen werd duidelijk dat de kakikleur uit de fabrieken een opvallende glans had, die weerkaatsingen gaf van het zonlicht of van nachtelijke verlichtingsraketten. Ook het getoonde exemplaar vertoont een blinkende glans. Om die reden werden de soldaten voorzien van linnen helmhoezen en kwam er ook een verbod om de leeuw - en helm over het algemeen - te poetsen of op te blinken.
Sinds de introductie maakte de Adrian-helm steevast deel uit van de persoonlijke soldatenuitrusting en werd het hoofddeksel onafgebroken gedragen aan de frontlinie. Vanaf het ontstaan van de loopgravenoorlog was er dan ook grote nood aan degelijke bescherming van de frontsoldaten. De Belgische helmen waren niet vergelijkbaar met de veel dikkere Duitse Stahlhelmen of Britse Brodie helmen, maar boden wel een minimum aan bescherming. De helm was niet gemaakt voor directe kogelinslagen, maar bood wel enige weerstand tegen rondvliegende scherven of schrapnel. Vooral de kam op de helm bewees goede diensten.
Het bijzondere aan dit exemplaar is de signatuur die de oorspronkelijke eigenaar van de helm heeft achtergelaten aan de binnenzijde van de klep en nekbescherming:
Niets is wat het lijkt en de getoonde helm is daar zeker een mooi voorbeeld van... In de loop van 1915 ondergingen het uniform en de uitrusting van de Belgische frontsoldaten een grote metamorfose. In de zomer van 1915 werden de eerste kaki uniformen bedeeld onder de troepen en vanaf november 1915 kregen ook alle soldaten voor het eerst een echte stalen helm, de Adrian-helm. Het model was van Franse oorsprong en genoemd naar de Franse uitvinder, Auguste-Louis Adrian.
De Adrian-helm van het model 1915 was gemaakt uit gewoon staal van 0,7 mm en bestond uit 5 onderdelen: de bol, de vizierklep, de nekbescherming, een bovenkam en evenzeer een frontaal insigne. De variant voor het Belgische leger was goed te herkennen aan de kakikleur en het frontalen leeuweninsigne. Het binnenwerk van de getoonde helm bestaat uit één lederen stuk. Door lederschaarste werden de helmen vanaf eind 1916 voorzien van binnenwerken uit twee delen.
De helmen voor het Belgische leger werden geproduceerd door verschillende Franse fabrikanten en vertoonden onderling enkele detailverschillen. Meteen na de eerste leveringen werd duidelijk dat de kakikleur uit de fabrieken een opvallende glans had, die weerkaatsingen gaf van het zonlicht of van nachtelijke verlichtingsraketten. Ook het getoonde exemplaar vertoont een blinkende glans. Om die reden werden de soldaten voorzien van linnen helmhoezen en kwam er ook een verbod om de leeuw - en helm over het algemeen - te poetsen of op te blinken.
Sinds de introductie maakte de Adrian-helm steevast deel uit van de persoonlijke soldatenuitrusting en werd het hoofddeksel onafgebroken gedragen aan de frontlinie. Vanaf het ontstaan van de loopgravenoorlog was er dan ook grote nood aan degelijke bescherming van de frontsoldaten. De Belgische helmen waren niet vergelijkbaar met de veel dikkere Duitse Stahlhelmen of Britse Brodie helmen, maar boden wel een minimum aan bescherming. De helm was niet gemaakt voor directe kogelinslagen, maar bood wel enige weerstand tegen rondvliegende scherven of schrapnel. Vooral de kam op de helm bewees goede diensten.
Het bijzondere aan dit exemplaar is de signatuur die de oorspronkelijke eigenaar van de helm heeft achtergelaten aan de binnenzijde van de klep en nekbescherming:
- Edmond Marien
- N° 500
- Baelen-Wezel
- Moll
Soldaat Mariën uit Balen-Wezel
Edmond Isidoor Mariën werd geboren in Mol op 19 november 1896 en was een zoon van Ferdinand Victor Mariën en Julia Catharina Peeters. Hijzelf had nog een zus en enkele broers. Voor de Eerste Wereldoorlog was Edmond fabriekswerker, in de zinkfabriek van Balen-Wezel. Het gezin woonde toen eveneens in de buurt van de fabriek, te Wezel huis nummer 60.
Begin 1915 vertrok Edmond Mariën uit Balen-Wezel en meldde hij zich als oorlogsvrijwilliger 'voor de duurtijd van de oorlog'. Hij kreeg stamnummer 611 en werd meteen naar één van de opleidingscentra van het Belgische Leger gestuurd achter de frontlinies. Zo kwam hij op 24 januari 1915 in het Opleidingscentrum N°9 nabij in Parigné-l’Evêque terecht voor een opleiding tot infanterist. Dat centrum was gloednieuw en pas opgericht sinds 31 januari 1915. De nieuwe rekruten maakten daar kennis met het soldatenleven en leerden er o.a. omgaan met het geweer en vechten met de bajonet. Edmond doorliep ter plaatse een uitgebreide opleiding tot midden juni 1915.
Na zijn opleiding, was Edmond Mariën klaar voor het front. Hij bleef actief als soldaat van 24 januari 1915 tot en met 31 januari 1919, waaronder 19 maanden aan het front en 12 maanden achter de frontlinie. Zijn militaire carrière kan als volgt worden samengevat:
Die nacht werd hij krijgsgevangen genomen en ten gevolge van de opgelopen verwondingen, werd hij opeenvolgend in verschillende Duitse veld- en krijgshospitalen verzorgd:
Edmond Isidoor Mariën werd geboren in Mol op 19 november 1896 en was een zoon van Ferdinand Victor Mariën en Julia Catharina Peeters. Hijzelf had nog een zus en enkele broers. Voor de Eerste Wereldoorlog was Edmond fabriekswerker, in de zinkfabriek van Balen-Wezel. Het gezin woonde toen eveneens in de buurt van de fabriek, te Wezel huis nummer 60.
Begin 1915 vertrok Edmond Mariën uit Balen-Wezel en meldde hij zich als oorlogsvrijwilliger 'voor de duurtijd van de oorlog'. Hij kreeg stamnummer 611 en werd meteen naar één van de opleidingscentra van het Belgische Leger gestuurd achter de frontlinies. Zo kwam hij op 24 januari 1915 in het Opleidingscentrum N°9 nabij in Parigné-l’Evêque terecht voor een opleiding tot infanterist. Dat centrum was gloednieuw en pas opgericht sinds 31 januari 1915. De nieuwe rekruten maakten daar kennis met het soldatenleven en leerden er o.a. omgaan met het geweer en vechten met de bajonet. Edmond doorliep ter plaatse een uitgebreide opleiding tot midden juni 1915.
Na zijn opleiding, was Edmond Mariën klaar voor het front. Hij bleef actief als soldaat van 24 januari 1915 tot en met 31 januari 1919, waaronder 19 maanden aan het front en 12 maanden achter de frontlinie. Zijn militaire carrière kan als volgt worden samengevat:
- 18 juni 1915 – 4 januari 1916: Aanwezig in het Dépot Divisionnaire van de Cavaleriedivisie.
- 5 januari 1916 – 3 mei 1916: Aangesloten bij het 2de Bataljon Karabiniers-Cyclisten.
- 4 mei 1916 – 25 mei 1916: Opgenomen in het ziekenhuis wegens ziekte (bronchitis en hartstoornissen) – eerst in de infirmerie divisionnaire en vervolgens in Hospitaal 'Bon Sauveur' te Caen.
- 26 mei 1916 – 4 juli 1916: Present in het Centre de Triage des Ancien Militaires (CTAM) van Auvours.
- 5 juli 1916 – 16 maart 1917: Opnieuw present in het Dépot Divisionnaire van de Cavaleriedivisie.
- 17 maart 1917 – 30 juni 1917: Opnieuw present bij het 2de Bataljon Karabiniers-Cyclisten.
- 1 juli 1917: In handen van de vijand gevallen en opgenomen in het hospitaal wegens kogelwonden.
Die nacht werd hij krijgsgevangen genomen en ten gevolge van de opgelopen verwondingen, werd hij opeenvolgend in verschillende Duitse veld- en krijgshospitalen verzorgd:
- 2 juli 1917: Verzorgd door Medische compagnie N°227 en vervoerd naar Veldlazaret 183 in Eernegem.
- 6 juli 1917 – 13 juli 1917: Oorlogshospitaal in Gent en nadien getransporteerd naar Duitsland.
- 16 juli 1917 – 5 oktober 1917: verzorgd in het Lazaret van Lechfeld en nadien overgebracht naar het krijgsgevangenkamp van Lechfeld.
Na zijn herstel en verzorging in het Lazaret van Lechfeld, verbleef hij in krijgsgevangenschap tot het einde van de oorlog. Het duurde nog tot 16 december 1918 voor hij naar België werd gerepatrieerd. Na zijn terugkeer naar België werd hij onmiddellijk naar Hoogstade gestuurd. Op 19 december 1918 werd hij vervolgens aangehecht bij de 5de compagnie van het CIAX (Hulpopleidingscentrum artillerie). Pas een jaar later werd Edmond vrijgesteld van militaire dienst en op 23 september 1919 in (ongelimiteerd) verlof gesteld. Administratief ging hij over naar het Corps de Transport en kreeg hij immatriculatienummer 190 10284.
Voor zijn inzet tijdens de oorlog kreeg hij 2 frontstrepen, de Overwinningsmedaille (23 augustus 1938) en eveneens de Herinneringsmedaille van de Oorlog 1914-1918 (23 augustus 1938).
Na de wapenstilstand van 11 november 1918 ging de familie herhaaldelijk op zoek naar Edmond, en lange tijd kwam er geen enkel teken van leven. Ook de militaire overheid ging lang uit van een mogelijk overlijden, sinds zijn 'verdwijning' in de nacht van 1 op 2 juli 1917.
In het militaire dossier kunnen enkele brieven worden aangetroffen van vader Ferdinand Mariën aan de Belgische militaire overheid. In 1927 schreef hij het volgende aan de Minister van Landsverdediging te Brussel:
"Hierbijgevoegd heb ik de eer Ued. terug te zenden deze bundel betreffende mijn zoon Mariën Edmond, welke in het jaar 1919 naar Frankrijk vertrokken is en sedert dien niet meer is wedergekeerd. Ik weet niet of hij overleden is en volgens uw gevraagde zou bij overleden zijn. Verleden jaar heb ik nog eens eenen brief naar hem geschreven maar ik heb geen antwoord gehad. Ik weet nu niets meer van hem of ook niet wat er met hem geworden is. Het zou mij ten zeerste aangenaam zijn mocht ik eenig nieuws over hem van Ued. verwachten."
De banden met de familie te Balen-Wezel werden om een mysterieuze reden verbroken sinds 1919. Ondanks de herhaaldelijke pogingen van vader Ferdinand en de familie Mariën, kwam er sindsdien helaas geen enkele reactie meer van Edmond op de brieven. De getoonde helm vormt tot op heden één van de weinige sporen die Edmond Mariën na de Grooten Oorlog heeft achtergelaten...
Voor zijn inzet tijdens de oorlog kreeg hij 2 frontstrepen, de Overwinningsmedaille (23 augustus 1938) en eveneens de Herinneringsmedaille van de Oorlog 1914-1918 (23 augustus 1938).
Na de wapenstilstand van 11 november 1918 ging de familie herhaaldelijk op zoek naar Edmond, en lange tijd kwam er geen enkel teken van leven. Ook de militaire overheid ging lang uit van een mogelijk overlijden, sinds zijn 'verdwijning' in de nacht van 1 op 2 juli 1917.
In het militaire dossier kunnen enkele brieven worden aangetroffen van vader Ferdinand Mariën aan de Belgische militaire overheid. In 1927 schreef hij het volgende aan de Minister van Landsverdediging te Brussel:
"Hierbijgevoegd heb ik de eer Ued. terug te zenden deze bundel betreffende mijn zoon Mariën Edmond, welke in het jaar 1919 naar Frankrijk vertrokken is en sedert dien niet meer is wedergekeerd. Ik weet niet of hij overleden is en volgens uw gevraagde zou bij overleden zijn. Verleden jaar heb ik nog eens eenen brief naar hem geschreven maar ik heb geen antwoord gehad. Ik weet nu niets meer van hem of ook niet wat er met hem geworden is. Het zou mij ten zeerste aangenaam zijn mocht ik eenig nieuws over hem van Ued. verwachten."
De banden met de familie te Balen-Wezel werden om een mysterieuze reden verbroken sinds 1919. Ondanks de herhaaldelijke pogingen van vader Ferdinand en de familie Mariën, kwam er sindsdien helaas geen enkele reactie meer van Edmond op de brieven. De getoonde helm vormt tot op heden één van de weinige sporen die Edmond Mariën na de Grooten Oorlog heeft achtergelaten...
Bronnen
Archief- en Documentatie Werkgroep Balen Bevrijd.
Collectie VéMiWiAr, Postkaarten Oudstuivekenskerke.
EVERE, Militaire personeelsdossiers, Edmond Isidoor Mariën.
LIERNEUX, P. (red.), Het Belgische leger in de Groote Oorlog, Uniformen en uitrusting, Wenen, 2015.
MICHIELS, K., '1915–1918: het Belgische leger kleurt kaki' en 'Adrian-helm', in Het Belgische leger in de Groote Oorlog, Uniformen en uitrusting, Wenen, 2015, 338 - 439.
MICHIELS, K., 'Adrian-helm', in Het Belgische leger in de Groote Oorlog, Uniformen en uitrusting, Wenen, 2015, 420 - 431.
Archief- en Documentatie Werkgroep Balen Bevrijd.
Collectie VéMiWiAr, Postkaarten Oudstuivekenskerke.
EVERE, Militaire personeelsdossiers, Edmond Isidoor Mariën.
LIERNEUX, P. (red.), Het Belgische leger in de Groote Oorlog, Uniformen en uitrusting, Wenen, 2015.
MICHIELS, K., '1915–1918: het Belgische leger kleurt kaki' en 'Adrian-helm', in Het Belgische leger in de Groote Oorlog, Uniformen en uitrusting, Wenen, 2015, 338 - 439.
MICHIELS, K., 'Adrian-helm', in Het Belgische leger in de Groote Oorlog, Uniformen en uitrusting, Wenen, 2015, 420 - 431.