Objecten van de maand - 2018
Januari 2018
Allereerst, namens het hele Team van Balen Bevrijd: onze allerbeste wensen voor het Nieuwe Jaar! Wij vieren trouwens niet alleen de recente jaarwisseling, maar ook ons tienjarig bestaan als Werkgroep (2008-2018). Bekijk dus zeker op regelmatige basis onze website of FB-pagina en blijf zo goed op de hoogte van alle plannen en projecten tijdens dit Jubileumjaar! Hopelijk mogen wij ook in de toekomst op uw enthousiasme blijven rekenen!
Toeval bestaat niet! Of toch wel?! Het nieuwe Object van de Maand vormt alvast een mooi bewijs van het feit dat sommige dingen voorbestemd (kunnen) zijn.
Deze maand wordt een Belgisch officiersensemble in de schijnwerpers gezet dat dienst deed tijdens de Meidagen van 1940. Het geheel bestaat uit een officiersvest, een broek, een paar kentekens en enkele bijhorende papieren op naam van Reserve-Luitenant Grégorius Laurentius Hellemans. Toeval wil dat het getoonde geheel een bijzondere link heeft met Balen.
Toeval bestaat niet! Of toch wel?! Het nieuwe Object van de Maand vormt alvast een mooi bewijs van het feit dat sommige dingen voorbestemd (kunnen) zijn.
Deze maand wordt een Belgisch officiersensemble in de schijnwerpers gezet dat dienst deed tijdens de Meidagen van 1940. Het geheel bestaat uit een officiersvest, een broek, een paar kentekens en enkele bijhorende papieren op naam van Reserve-Luitenant Grégorius Laurentius Hellemans. Toeval wil dat het getoonde geheel een bijzondere link heeft met Balen.
De militaire carrière van G.L. Hellemans
Gregorius Laurentius Hellemans werd geboren in Edegem op 21 juli 1905 en had ook daar zijn verblijfplaats. Hij was het vijfde kind van Carolus Josephus Hellemans en Victoria Maria Van Put. Het gezin Hellemans - Van Put bestond in totaal uit zeven kinderen en woonde in Edegem bij Antwerpen. Grégorius Hellemans trad in het huwelijk met Maria Louisa Somers op 13 september 1932 in Mortsel.
G.L. Hellemans kwam in het Belgische Leger terecht als dienstplichtige van de militieklasse 1926. Hij kreeg stamboeknummer 30.149 en werd aanvankelijk toegewezen aan het 2de Regiment Lansiers. Uiteindelijk kon hij zich opwerken tot Reserve-Luitenant in het Transportkorps van het IVde Leger Korps.
Uit zijn militaire personeelsdossier blijkt dat hij met de fiets kon rijden en zowel Nederlands als Frans kon spreken, schrijven en lezen. Om die laatste reden kon hij waarschijnlijk vlot doorstromen tot het kader van Reserve Officieren.
Hieronder volgt alvast een beknopt overzicht van de militaire loopbaan van G.L. Hellemans:
De uniformstukken van Reserve-Luitenant G.L. Hellemans
De getoonde stukken vormen een officiersensemble van het Model 1935. Het uniform heeft, in tegenstelling tot de oudere modellen, een opengewerkte kraag en sluit vooraan met vier ‘leeuwenknopen’. Officieren waren zelf verantwoordelijk voor de aankoop van hun uniform en deden daarvoor beroep op een gespecialiseerde kleermaker. Ook de getoonde uniformstukken van Reserve-Luitenant Hellemans werden volledig op maat vervaardigd en zijn in de periode 1935-1939 privaat aangeschaft bij 'Huis Albert' in Antwerpen.
Gregorius Laurentius Hellemans werd geboren in Edegem op 21 juli 1905 en had ook daar zijn verblijfplaats. Hij was het vijfde kind van Carolus Josephus Hellemans en Victoria Maria Van Put. Het gezin Hellemans - Van Put bestond in totaal uit zeven kinderen en woonde in Edegem bij Antwerpen. Grégorius Hellemans trad in het huwelijk met Maria Louisa Somers op 13 september 1932 in Mortsel.
G.L. Hellemans kwam in het Belgische Leger terecht als dienstplichtige van de militieklasse 1926. Hij kreeg stamboeknummer 30.149 en werd aanvankelijk toegewezen aan het 2de Regiment Lansiers. Uiteindelijk kon hij zich opwerken tot Reserve-Luitenant in het Transportkorps van het IVde Leger Korps.
Uit zijn militaire personeelsdossier blijkt dat hij met de fiets kon rijden en zowel Nederlands als Frans kon spreken, schrijven en lezen. Om die laatste reden kon hij waarschijnlijk vlot doorstromen tot het kader van Reserve Officieren.
Hieronder volgt alvast een beknopt overzicht van de militaire loopbaan van G.L. Hellemans:
- Van 16 augustus 1926 tot 15 september 1927 bij het 1ste Eskadron van het 2de Regiment Lansiers als ‘cavalier milicien’ (dienstplichtige cavalerist).
- Bevordering tot Brigadier op 2 november 1926.
- Bevordering tot sergeant op 1 mei 1927.
- Op 5 mei 1927 voltooide hij succesvol het eindexamen van de cours du peloton special.
- Op 12 augustus 1927 slaagde hij voor het examen in het C.S.L.R. (Centre d’instruction des Sous-Lieutenants de Réserve).
- Van 16 september 1927 tot 13 mei 1928 in verlof voor onbepaalde duur .
- Van 14 mei 1928 tot 24 juni 1928 terug onder de wapens bij het 5de Eskadron van het 2de Regiment Lansiers.
- Van 25 juni 1928 tot 25 maart 1930 in verlof voor onbepaalde duur.
- Van 26 maart 1930 tot 28 mei 1940 terug onder de wapens geroepen bij het Transportkorps van het IVde Leger Korps.
- Bevordering tot Onderluitenant (reserve) van de Cavalerie op 26 maart 1930.
- Bevordering tot Luitenant (reserve) op 26 maart 1934.
- Tijdens de Achttiendaagse Veldtocht diende hij bij het A.R.C. / C.T. / IV C.A (of voluit Atelier de Réparation du Charroi (auto et hippo)/ Corps de Transport / IV Corps d’Armée)
- Op 28 mei 1940 werd hij gevangengenomen na de capitulatie en al weer vrijgelaten op 9 juni 1940.
- Op 15 november 1944 ontving hij het Ridderkruis in de Kroonorde in de hoedanigheid van Reserve Luitenant bij het Transportkorps van het IVde Leger Korps.
- Na de Tweede Wereldoorlog werd hij administratief toegewezen aan het IIIde Leger Korps.
De uniformstukken van Reserve-Luitenant G.L. Hellemans
De getoonde stukken vormen een officiersensemble van het Model 1935. Het uniform heeft, in tegenstelling tot de oudere modellen, een opengewerkte kraag en sluit vooraan met vier ‘leeuwenknopen’. Officieren waren zelf verantwoordelijk voor de aankoop van hun uniform en deden daarvoor beroep op een gespecialiseerde kleermaker. Ook de getoonde uniformstukken van Reserve-Luitenant Hellemans werden volledig op maat vervaardigd en zijn in de periode 1935-1939 privaat aangeschaft bij 'Huis Albert' in Antwerpen.
De uniformvest en -broek van G.L. Hellemans werden vervaardigd uit groene, geribde stof. Het geheel kan dus worden beschouwd als een ‘dienstuniform’. Ook het gebruik van metalen kentekens op de uniformvest duidden op die bestemming (dienst) van de uniformstukken. Uniformen voor officiële of openbare aangelegenheden (uitgangs- of stadstenue) werden doorgaans vervaardigd uit een fijnere stof en hadden vaak geborduurde insignes.
De kraagspiegels op de vest geven de eenheid van de drager aan, alsook de militaire rang. Het schild van de kraagspiegels is ultramarijn, afgeboord met een koningsblauwe bies. Dat zijn de kleuren van het Transportkorps ofwel Vervoerskorps. De rangkentekens (twee gouden sterren) duiden aan dat het uniform van een Luitenant is.
Ook de losse metalen kentekens bij het uniform geven aan dat de oorspronkelijke drager van het uniform tot het Transportkorps behoorde en meer bepaald dat van het IVde Leger Korps, aangegeven door de Romeinse cijfers IV. Die cijferkentekens werden gedragen op de schouderbedekkingen of epauletten van het uniform. Het zogenaamde ‘autorad’ is eveneens het typische hoofddekselkenteken van het Transportkorps en werd gedragen op de politiemuts of kepie.
Het Vervoerkorps van de IVde Leger Korps tijdens de Duitse Inval van Mei 1940
Het Vervoerkorps was een van de vele onderdelen van het IVde Leger Korps en bestond zelf uit de volgende eenheden:
Reserve-Luitenant G.L. Hellemans was tijdens de meidagen van 1940 officier bij het Atelier voor Herstelling van het Wagenpark ofwel Atelier de Réparation du Charroi.
Aan de vooravond van de Duitse inval stonden de eenheden van het IVde Leger Korps gedeeltelijk opgesteld tussen het Kanaal Dessel-Turnhout-Schoten en het Albertkanaal (18de Infanteriedivisie) en gedeeltelijk achter het Albertkanaal (12de en 15de Infanteriedivisies).
Op 10 mei 1940 werden, rond middernacht, alle eenheden van het IVde Leger Korps op de hoogte gebracht van het algemeen alarm. Ook de afkondiging van de algemene mobilisatie werd omstreeks 6.00u gecommuniceerd aan alle onderdelen.
Van dan af volgden de manschappen van het Transportkorps, onder leiding van Commandant F. Bivort, de bewegingen van het IVde Leger Korps en werd stelselmatig teruggetrokken tot aan de grens met Noord-Frankrijk. Op 28 mei 1940 capituleerde het Belgische Leger en werden de manschappen door het Duitse leger in hechtenis genomen als krijgsgevangenen.
‘Paperassen’ in de binnenzakken van Reserve-Luitenant Hellemans
In de zakken van het uniform werden enkele interessante documenten teruggevonden, waaronder een oproepingsbrief van de Krijgsauditeur gericht aan G.L. Hellemans; maar ook een getypt overzicht met agenda van de zitting van de Eerste Nederlandse Kamer (Krijgsauditoriaat Antwerpen) van 22 maart 1949 dat werd geannoteerd door G.L. Hellemans en daarnaast nog enkele persoonlijke notities met betrekking tot zittingen uit de repressieperiode.
Op basis van die teruggevonden documenten, kan worden afgeleid dat Reserve-Luitenant Hellemans was betrokken bij de naoorlogse repressieprocessen. Over zijn exacte rol, werd geen verdere informatie aangetroffen. Het staat wel vast dat hij op enkele zittingen van het Krijgsauditoriaat aanwezig was en persoonlijke notities nam over de strafmaat van de personen die werden voorgeleid.
Het Militaire Gerecht kreeg in mei 1944, bij het aannemen van een Besluitwet over de vervolging van misdrijven tegen de geallieerde legers op Belgisch grondgebied, de bevoegdheid inzake 'veiligheid van de Staat' toegewezen.
Het Militaire Gerecht bestond in 1944 uit de Krijgsraden (militaire vonnisgerechten) en Militaire Gerechtshoven (hoger beroep). Het onderzoek naar de feiten geschiedde door Krijgsauditeurs. De Militaire Rechtbanken die incivisme- of repressiedossiers behandelden in de periode 1944-1949 waren samengesteld uit twee burgermagistraten en drie militairen. De Krijgsraden waren samengesteld uit: een burgermagistraat-voorzitter; een hoger officier; een tweede burgermagistraat; een kapitein en een luitenant. De Militaire Gerechtshoven bestonden uit een burgermagistraat-voorzitter; een generaal; een tweede burgermagistraat; een kolonel of luitenant-kolonel en een majoor.
(S. HORVAT, Het verloop van de incivismeprocessen voor de militaire rechtbanken in 1944-1949, Mededelingen CEGESOMA 38 - Repressie en gerechtelijke archieven: problemen en perspectieven, III-V en K. AERTS, D. LUYTEN, B. WILLEMS, P. DROSSENS, P. LAGROU, Was opa een nazi? Speuren naar het oorlogsverleden, 127-133.)
Mogelijk maakte G.L. Hellemans, als Luitenant, deel uit van de Krijgsraad in Mechelen (Provincie Antwerpen).
De kraagspiegels op de vest geven de eenheid van de drager aan, alsook de militaire rang. Het schild van de kraagspiegels is ultramarijn, afgeboord met een koningsblauwe bies. Dat zijn de kleuren van het Transportkorps ofwel Vervoerskorps. De rangkentekens (twee gouden sterren) duiden aan dat het uniform van een Luitenant is.
Ook de losse metalen kentekens bij het uniform geven aan dat de oorspronkelijke drager van het uniform tot het Transportkorps behoorde en meer bepaald dat van het IVde Leger Korps, aangegeven door de Romeinse cijfers IV. Die cijferkentekens werden gedragen op de schouderbedekkingen of epauletten van het uniform. Het zogenaamde ‘autorad’ is eveneens het typische hoofddekselkenteken van het Transportkorps en werd gedragen op de politiemuts of kepie.
Het Vervoerkorps van de IVde Leger Korps tijdens de Duitse Inval van Mei 1940
Het Vervoerkorps was een van de vele onderdelen van het IVde Leger Korps en bestond zelf uit de volgende eenheden:
- Staf ;
- 1ste Autopeloton voor Artilleriemunitie;
- 2de Autopeloton voor Artilleriemunitie;
- Autopeloton voor Ravitaillering;
- 1ste Autopeloton der Sanitaire Vervoersformaties;
- 2de Autopeloton der Sanitaire Vervoersformaties ;
- Autopeloton voor Materieel;
- Atelier voor Herstelling van het Wagenpark;
- Atelier voor Herstelling van het Materieel;
- Ontsmettingscompagnie.
Reserve-Luitenant G.L. Hellemans was tijdens de meidagen van 1940 officier bij het Atelier voor Herstelling van het Wagenpark ofwel Atelier de Réparation du Charroi.
Aan de vooravond van de Duitse inval stonden de eenheden van het IVde Leger Korps gedeeltelijk opgesteld tussen het Kanaal Dessel-Turnhout-Schoten en het Albertkanaal (18de Infanteriedivisie) en gedeeltelijk achter het Albertkanaal (12de en 15de Infanteriedivisies).
Op 10 mei 1940 werden, rond middernacht, alle eenheden van het IVde Leger Korps op de hoogte gebracht van het algemeen alarm. Ook de afkondiging van de algemene mobilisatie werd omstreeks 6.00u gecommuniceerd aan alle onderdelen.
Van dan af volgden de manschappen van het Transportkorps, onder leiding van Commandant F. Bivort, de bewegingen van het IVde Leger Korps en werd stelselmatig teruggetrokken tot aan de grens met Noord-Frankrijk. Op 28 mei 1940 capituleerde het Belgische Leger en werden de manschappen door het Duitse leger in hechtenis genomen als krijgsgevangenen.
‘Paperassen’ in de binnenzakken van Reserve-Luitenant Hellemans
In de zakken van het uniform werden enkele interessante documenten teruggevonden, waaronder een oproepingsbrief van de Krijgsauditeur gericht aan G.L. Hellemans; maar ook een getypt overzicht met agenda van de zitting van de Eerste Nederlandse Kamer (Krijgsauditoriaat Antwerpen) van 22 maart 1949 dat werd geannoteerd door G.L. Hellemans en daarnaast nog enkele persoonlijke notities met betrekking tot zittingen uit de repressieperiode.
Op basis van die teruggevonden documenten, kan worden afgeleid dat Reserve-Luitenant Hellemans was betrokken bij de naoorlogse repressieprocessen. Over zijn exacte rol, werd geen verdere informatie aangetroffen. Het staat wel vast dat hij op enkele zittingen van het Krijgsauditoriaat aanwezig was en persoonlijke notities nam over de strafmaat van de personen die werden voorgeleid.
Het Militaire Gerecht kreeg in mei 1944, bij het aannemen van een Besluitwet over de vervolging van misdrijven tegen de geallieerde legers op Belgisch grondgebied, de bevoegdheid inzake 'veiligheid van de Staat' toegewezen.
Het Militaire Gerecht bestond in 1944 uit de Krijgsraden (militaire vonnisgerechten) en Militaire Gerechtshoven (hoger beroep). Het onderzoek naar de feiten geschiedde door Krijgsauditeurs. De Militaire Rechtbanken die incivisme- of repressiedossiers behandelden in de periode 1944-1949 waren samengesteld uit twee burgermagistraten en drie militairen. De Krijgsraden waren samengesteld uit: een burgermagistraat-voorzitter; een hoger officier; een tweede burgermagistraat; een kapitein en een luitenant. De Militaire Gerechtshoven bestonden uit een burgermagistraat-voorzitter; een generaal; een tweede burgermagistraat; een kolonel of luitenant-kolonel en een majoor.
(S. HORVAT, Het verloop van de incivismeprocessen voor de militaire rechtbanken in 1944-1949, Mededelingen CEGESOMA 38 - Repressie en gerechtelijke archieven: problemen en perspectieven, III-V en K. AERTS, D. LUYTEN, B. WILLEMS, P. DROSSENS, P. LAGROU, Was opa een nazi? Speuren naar het oorlogsverleden, 127-133.)
Mogelijk maakte G.L. Hellemans, als Luitenant, deel uit van de Krijgsraad in Mechelen (Provincie Antwerpen).
Op 8 maart 1949 werd Luitenant Hellemans aangeschreven door de Krijgsauditeur met het bericht dat de eerstvolgende zitting der Nederlandse Kamer ging plaatshebben op 16 maart 1949 om 9.30u.
Eén van de documenten, die zich in het uniform van G.L. Hellemans bevonden, geeft een beknopt overzicht van de persoonlijke dossiers die op de zitting van 22 maart 1949 werden behandeld door het Kabinet van Substituut Baudotaels in de 1ste Nederlandse Kamer van het Krijgsauditoriaat Antwerpen. In de lijst van personen kan ook geboren Balenaar Petrus Louis Joos worden aangetroffen.
Zitting van 22 maart 1949 – 1e Ned. Kamer - Kabinet van Substituut Baudotaels
Naam, voornamen, adres JOOS Petrus L.V. geb. Balen-Neet 19/6/1921, won. ---
Not. 127/48
Bet. 113 SWB
Aangeh. Voortvl.
Raadsm. ---
Get. ---
In potlood werd ook ‘W.SS. K.A. vr. 20 j.’ genoteerd op het document, wat duidt op het feit dat Petrus Louis Joos lid was van de Waffen SS en de Krijgsauditeur om die reden 20 jaar hechtenis vroeg als strafmaat.
Eén van de documenten, die zich in het uniform van G.L. Hellemans bevonden, geeft een beknopt overzicht van de persoonlijke dossiers die op de zitting van 22 maart 1949 werden behandeld door het Kabinet van Substituut Baudotaels in de 1ste Nederlandse Kamer van het Krijgsauditoriaat Antwerpen. In de lijst van personen kan ook geboren Balenaar Petrus Louis Joos worden aangetroffen.
Zitting van 22 maart 1949 – 1e Ned. Kamer - Kabinet van Substituut Baudotaels
Naam, voornamen, adres JOOS Petrus L.V. geb. Balen-Neet 19/6/1921, won. ---
Not. 127/48
Bet. 113 SWB
Aangeh. Voortvl.
Raadsm. ---
Get. ---
In potlood werd ook ‘W.SS. K.A. vr. 20 j.’ genoteerd op het document, wat duidt op het feit dat Petrus Louis Joos lid was van de Waffen SS en de Krijgsauditeur om die reden 20 jaar hechtenis vroeg als strafmaat.
Petrus Louis Joos – Soldaat in het Vlaams Legioen
Louis Joos werd geboren in Balen op 19 juni 1921. Tijdens de oorlog meldde Louis zich als vrijwilliger voor het Oostfront en werd hij op die manier soldaat bij het Vlaams Legioen. Louis Joos kwam om het leven tijdens de hevige gevechten in de omgeving van Krasny Bor (U.S.S.R.) op 27 maart 1943.
Gezien Louis Joos in maart 1949 nog werd opgegeven als voortvluchtige en de Krijgsauditeur een veroordeling van 20 jaar hechtenis vroeg (bij verstek) op basis van het bewuste Artikel 113 uit het Belgische Strafwetboek, kan worden afgeleid dat er toen nog geen officiële kennis was over het overlijden van Petrus Louis Joos nabij Krasny Bor in maart 1943.
Louis Joos werd geboren in Balen op 19 juni 1921. Tijdens de oorlog meldde Louis zich als vrijwilliger voor het Oostfront en werd hij op die manier soldaat bij het Vlaams Legioen. Louis Joos kwam om het leven tijdens de hevige gevechten in de omgeving van Krasny Bor (U.S.S.R.) op 27 maart 1943.
Gezien Louis Joos in maart 1949 nog werd opgegeven als voortvluchtige en de Krijgsauditeur een veroordeling van 20 jaar hechtenis vroeg (bij verstek) op basis van het bewuste Artikel 113 uit het Belgische Strafwetboek, kan worden afgeleid dat er toen nog geen officiële kennis was over het overlijden van Petrus Louis Joos nabij Krasny Bor in maart 1943.
In januari 1943 lanceerden de Sovjets een tweede en succesvol offensief om de stad Leningrad te ontzetten. In navolging van die operatie zetten maar liefst drie Russische Infanteriedivisies de aanval in op de stellingen van de Spaanse Vrijwilligersdivisie (Spaanse Blauwe Divisie) nabij Krasny Bor. De Spanjaarden werden overrompeld door de massale operatie en verloren in enkele dagen tijd zo’n 3.200 manschappen.
Op 20 maart 1943 kreeg het Vlaams Legioen, dat in reserve achter de Spanjaarden was gelegen, het bevel om de voormalige (Spaanse) frontstellingen met een stormloop te heroveren. De manschappen van het Vlaams Legioen slaagden uiteindelijk in hun opdracht, maar betaalden daarvoor een zeer zware prijs. De Compagnieën van het Vlaams Legioen kregen het zwaar te verduren tijdens de strijd bij Krasny Bor en verloren grote aantallen manschappen. Eén van de omgekomen soldaten was Balenaar Louis Joos, die op 27 maart 1943 het leven liet.
Door de zware verliezen werd het Vlaams Legioen op 14 april 1943 definitief van het Leningrad-front weggehaald en werd de eenheid op rust gesteld. Mede door het grote verlies aan manschappen, werd de eenheid niet veel later ontbonden en ontstond uit de restanten van het Vlaams Legioen, in mei 1943, de zogenaamde Sturmbrigade Langemarck.
Bronnen
AERTS, K., LUYTEN, D., WILLEMS, B., DROSSENS, P., LAGROU, P., Was opa een nazi? Speuren naar het oorlogsverleden, 2017.
Balen Bevrijd, Documentatiemappen.
DGHR-Notariaat Evere, Militair personeelsdossier G.L. Hellemans.
De Achttiendaagse Veldtocht, (http://18daagseveldtocht.be).
DE FABRIBECKERS, De veldtocht van het Belgisch Leger in 1940, Lummen, 1966.
De Nieuwe Orde, (www.nieuweorde.be).
HORVAT, S., Het verloop van de incivismeprocessen voor de militaire rechtbanken in 1944-1949, Mededelingen CEGESOMA 38 - Repressie en gerechtelijke archieven: problemen en perspectieven.
Met dank aan D. Roden voor de aanvullingen over de werking van het Militaire Gerecht inzake repressiedossiers.
Op 20 maart 1943 kreeg het Vlaams Legioen, dat in reserve achter de Spanjaarden was gelegen, het bevel om de voormalige (Spaanse) frontstellingen met een stormloop te heroveren. De manschappen van het Vlaams Legioen slaagden uiteindelijk in hun opdracht, maar betaalden daarvoor een zeer zware prijs. De Compagnieën van het Vlaams Legioen kregen het zwaar te verduren tijdens de strijd bij Krasny Bor en verloren grote aantallen manschappen. Eén van de omgekomen soldaten was Balenaar Louis Joos, die op 27 maart 1943 het leven liet.
Door de zware verliezen werd het Vlaams Legioen op 14 april 1943 definitief van het Leningrad-front weggehaald en werd de eenheid op rust gesteld. Mede door het grote verlies aan manschappen, werd de eenheid niet veel later ontbonden en ontstond uit de restanten van het Vlaams Legioen, in mei 1943, de zogenaamde Sturmbrigade Langemarck.
Bronnen
AERTS, K., LUYTEN, D., WILLEMS, B., DROSSENS, P., LAGROU, P., Was opa een nazi? Speuren naar het oorlogsverleden, 2017.
Balen Bevrijd, Documentatiemappen.
DGHR-Notariaat Evere, Militair personeelsdossier G.L. Hellemans.
De Achttiendaagse Veldtocht, (http://18daagseveldtocht.be).
DE FABRIBECKERS, De veldtocht van het Belgisch Leger in 1940, Lummen, 1966.
De Nieuwe Orde, (www.nieuweorde.be).
HORVAT, S., Het verloop van de incivismeprocessen voor de militaire rechtbanken in 1944-1949, Mededelingen CEGESOMA 38 - Repressie en gerechtelijke archieven: problemen en perspectieven.
Met dank aan D. Roden voor de aanvullingen over de werking van het Militaire Gerecht inzake repressiedossiers.
Februari 2018
Naar goede gewoonte zetten we voor onze trouwe volgers ook weer in februari een object uit onze collecties in de kijker.
Deze maand bekijken we een jeugdgerelateerd item, namelijk de Hitlerjugend-Leistungsrunen.
Deze maand bekijken we een jeugdgerelateerd item, namelijk de Hitlerjugend-Leistungsrunen.
Op de foto boven zien we 2 exemplaren van het Leistungsereteken voor leden in de Hitlerjugend (HJ). Bovenaan een 'bronzen' uitvoering, onderaan een 'zilveren' uitvoering.
Oorspronkelijk werden deze eretekens toegekend in 3 klassen: een ijzeren uitvoering, een bronzen en de zilveren.
In 1934 werd het ereteken door Reichsjugendführer Balder von Schirach ingevoerd als motivatie voor het groeiende aantal leden binnen de Hitlerjugend.
De bedoeling was natuurlijk in te spelen op de trots van de jeugd en zo jongeren binnen bepaalde leeftijdscategorieën te motiveren zo sterk mogelijk te presteren op zowel fysiek als ideologisch vlak.
Oorspronkelijk werden deze eretekens toegekend in 3 klassen: een ijzeren uitvoering, een bronzen en de zilveren.
In 1934 werd het ereteken door Reichsjugendführer Balder von Schirach ingevoerd als motivatie voor het groeiende aantal leden binnen de Hitlerjugend.
De bedoeling was natuurlijk in te spelen op de trots van de jeugd en zo jongeren binnen bepaalde leeftijdscategorieën te motiveren zo sterk mogelijk te presteren op zowel fysiek als ideologisch vlak.
Het was destijds een waar privilege voor de leden van de Hitlerjugend om dit kenteken op hun tenue te mogen dragen. Niet elk lid kreeg dit dan ook zomaar toegekend, het werd door de Reichsjugendführer enkel toegekend aan hen die voldeden aan de strenge voorwaarden die waren vooropgesteld.
Iedereen die in aanmerking wou komen om recht te hebben op de Leistungsrune moest ten minste deelnemen aan 8 ideologische studies, welke werden georganiseerd tijdens de wekelijkse bijeenkomsten.
Elk lid van de Hitlerjugend kreeg bovendien een Leistungsboek toegekend, waarin nauwkeurig werd bijgehouden welke vooruitgangen er waren geboekt, welke studies er waren gevolgd en aan welke wedstrijden er werd deelgenomen.
Leden van de Marine-HJ en de Motor-HJ kregen specifieke taken toegekend die zij moesten volbrengen om in aanmerking te komen voor de Leistungsrune, maar het ereteken was voornamelijk bedoeld om vaardigheden in sport, schieten en veldoefeningen te testen.
Iedereen die in aanmerking wou komen om recht te hebben op de Leistungsrune moest ten minste deelnemen aan 8 ideologische studies, welke werden georganiseerd tijdens de wekelijkse bijeenkomsten.
Elk lid van de Hitlerjugend kreeg bovendien een Leistungsboek toegekend, waarin nauwkeurig werd bijgehouden welke vooruitgangen er waren geboekt, welke studies er waren gevolgd en aan welke wedstrijden er werd deelgenomen.
Leden van de Marine-HJ en de Motor-HJ kregen specifieke taken toegekend die zij moesten volbrengen om in aanmerking te komen voor de Leistungsrune, maar het ereteken was voornamelijk bedoeld om vaardigheden in sport, schieten en veldoefeningen te testen.
Zoals al eerder werd vermeld, bestond de badge in 3 verschillende uitvoeringen.
De ijzeren versie werd uitsluitend toegekend aan leden van 15 jaar oud, de bronzen versie aan leden van 16-jarigen en tenslotte de zilveren versie voor de 17-jarigen.
Om een Leistungsrune te bekomen moesten de leden tenslotte een vierdelige test ondergaan, waarbij het militaire karakter van de badge zeer duidelijk wordt.
De proef was opgedeeld als volgt:
De ijzeren versie werd uitsluitend toegekend aan leden van 15 jaar oud, de bronzen versie aan leden van 16-jarigen en tenslotte de zilveren versie voor de 17-jarigen.
Om een Leistungsrune te bekomen moesten de leden tenslotte een vierdelige test ondergaan, waarbij het militaire karakter van de badge zeer duidelijk wordt.
De proef was opgedeeld als volgt:
- Sport, atletiek en gymnastiek. 100 meter sprint, 300 meter lopen, verspringen, kogelstoten, hamerslingeren, oefeningen aan horizontale bar en zwemmen.
- Schieten met luchtwapen vanuit buikligging, granaatwerpen met dummies.
- Veldoefeningen, route marcheren met volledige bepakking, kaartlezen, afstanden schatten, effectief gebruik van terrein en camouflage
- Politieke kennis. Dit omvatte vooral geschiedenis en de nazi ideologie.
Op de achterkant van het kenteken kunnen we een aantal markeringen terugvinden.
Zo zien we onder andere het RZM keurmerk, de makerscode M1/101 ( Gustav Brehmer, Marknehausen) en op de pijl ook een unieke code die elke badge had. Iedere ontvanger van deze badge had dus zijn eigen gepersonaliseerd stuk op nummer.
Zo zien we onder andere het RZM keurmerk, de makerscode M1/101 ( Gustav Brehmer, Marknehausen) en op de pijl ook een unieke code die elke badge had. Iedere ontvanger van deze badge had dus zijn eigen gepersonaliseerd stuk op nummer.
Afsluiten doen we nog met een 'stilleven', de Leistungsrune in combinatie met een goed gedragen Hitlerjugend koppelslot. Wij hopen alvast dat u weer wat heeft kunnen opsteken!
Bronnen
Balen Bevrijd, Documentatiemappen.
Wehrmacht awards forum, (http://www.wehrmacht-awards.com/forums).
The Hitler Youth Militaria Collector Forum, (https://www.hj-research.com).
The Ailsby Collection, (ailsby-collection.blogspot.be).
Balen Bevrijd, Documentatiemappen.
Wehrmacht awards forum, (http://www.wehrmacht-awards.com/forums).
The Hitler Youth Militaria Collector Forum, (https://www.hj-research.com).
The Ailsby Collection, (ailsby-collection.blogspot.be).
Maart 2018
Deze maand staat een stukje Belgische soldatenuitrusting centraal dat vandaag de dag eerder zeldzaam is geworden, een zogenaamde 'infanterieschop' met lederen draagstel.
De infanterie-eenheden van het Belgische Leger werden tijdens het Interbellum voorzien van een hele reeks gereedschappen, bestaande uit zowel groepswerktuigen als individuele werktuigen. De groepswerktuigen werden vervoerd door de gevechtsrijtuigen van elke eenheid. Het kleinere, draagbare gereedschap werd individueel gedragen door de soldaten zelf. Daarnaast konden de eenheden meestal ook rekenen op het gereedschap van de genieparken, indien grotere werkzaamheden moesten worden uitgevoerd.
Het draagbare gereedschap omvatte onder andere de hamerbijl, de infanterieschop, de vouwbare of niet vouwbare draadkniptang, de kettingzaag en het hakmes. Naast die individuele werktuigen, waren de eenheden uitgerust met grotere gereedschappen zoals de schop met langen steel, de groote bijl, den houten hamer en het pikhouweel.
De infanterie-eenheden van het Belgische Leger werden tijdens het Interbellum voorzien van een hele reeks gereedschappen, bestaande uit zowel groepswerktuigen als individuele werktuigen. De groepswerktuigen werden vervoerd door de gevechtsrijtuigen van elke eenheid. Het kleinere, draagbare gereedschap werd individueel gedragen door de soldaten zelf. Daarnaast konden de eenheden meestal ook rekenen op het gereedschap van de genieparken, indien grotere werkzaamheden moesten worden uitgevoerd.
Het draagbare gereedschap omvatte onder andere de hamerbijl, de infanterieschop, de vouwbare of niet vouwbare draadkniptang, de kettingzaag en het hakmes. Naast die individuele werktuigen, waren de eenheden uitgerust met grotere gereedschappen zoals de schop met langen steel, de groote bijl, den houten hamer en het pikhouweel.
Het correcte gebruik van de verschillende werktuigen werd aangeleerd tijdens de basisopleiding van elke infanterist en uitvoerig beschreven in het Handboek voor de opleiding van den Infanterist uit het jaar 1932. Hieronder werden alvast enkele interessante passages uitgelicht.
Ook in het Handboek voor de opleiding van den Infanterist - Tweede Deel - Bijzondere opleiding van den Fusilier-Mitrailleur uit 1932 werd het gebruik van de schep beschreven in een paragraaf over terreinversterkingen en het maken van een 'beschutte schietplaats'.
Ook in het Handboek voor de opleiding van den Infanterist - Tweede Deel - Bijzondere opleiding van den Fusilier-Mitrailleur uit 1932 werd het gebruik van de schep beschreven in een paragraaf over terreinversterkingen en het maken van een 'beschutte schietplaats'.
Binnen de infanterie-pelotons werden vooral de soldaten (de lagere rangen) van de verschillende gevechtsgroepen (binnen de pelotons) uitgerust met een infanterieschop en een bijhorend foedraal uit canvas of leer.
Het hieronder getoonde exemplaar is een infanterieschop met lederen draagstel. Het betreffende model werd met de twee draaglussen aan de lederen koppelriem gemonteerd. Ook tijdens de Eerste Wereldoorlog werden infanteriesoldaten reeds uitgerust met een gelijkaardige set. De vorm van de schop en het lederen foedraal wijzigden nauwelijks en bleven vrijwel identiek tijdens het Interbellum.
De riem van het draagstel maakte het mogelijk om de bajonetschede eraan vast te binden, om te beletten dat die twee stukken tegen elkaar zouden aanbotsen.
De riem van het draagstel maakte het mogelijk om de bajonetschede eraan vast te binden, om te beletten dat die twee stukken tegen elkaar zouden aanbotsen.
Bronnen
De Belgische Soldaat uit de meidagen van 1940, (www.abbl1940.be).
Handboek voor de opleiding van den Infanterist, 1932.
Le Patriot illustré, Jaargangen 1939-1940.
P. LIERNEUX, red., Het Belgisch leger in de Grote Oorlog, Uniformen en uitrusting, 2015, 96.
De Belgische Soldaat uit de meidagen van 1940, (www.abbl1940.be).
Handboek voor de opleiding van den Infanterist, 1932.
Le Patriot illustré, Jaargangen 1939-1940.
P. LIERNEUX, red., Het Belgisch leger in de Grote Oorlog, Uniformen en uitrusting, 2015, 96.
April 2018
Het Object van de Maand April belicht een alom bekend, doch uiterst gevoelig thema... de Jodenvervolging in België tijdens de Duitse bezetting en meer bepaald de invoering van de zogenaamde 'Jodenster'.
Hoewel het een donkere bladzijde is uit onze geschiedenis willen we ook dit thema niet onbesproken laten en het geheel omkaderen met enkele treffende objecten. Opdat we nooit zullen vergeten waartoe de mensheid in staat is...
Hoewel het een donkere bladzijde is uit onze geschiedenis willen we ook dit thema niet onbesproken laten en het geheel omkaderen met enkele treffende objecten. Opdat we nooit zullen vergeten waartoe de mensheid in staat is...
Maatregelen tegen Joodse onderdanen
Tussen 28 oktober 1940 en 1 juni 1942 kondigde het Duitse militaire bestuur in België een hele reeks antisemitische maatregelen aan die stelselmatig alle fundamentele burgerrechten van Joden ontnamen. Aan de hand van 17 ordonnanties werden Joden uit de toenmalige maatschappij geweerd. Doelbewust werden Joodse onderdanen geïdentificeerd, geregistreerd en geteld, gebannen uit het economische en later ook het sociale leven.
Enkele concrete gevolgen daarvan waren onder andere de verplichte registratie van Joodse onderdanen in een zogenaamd 'Joods register', de bestempeling van de individuele identiteitspapieren en uiteindelijk de verplichting om een gele ster te dragen. Na die reeks van stigmatiserende maatregelen startte de Duitse bezetter eveneens binnen België met de verzameling en deportatie van Joden naar de vernietigingskampen.
Het Duitse militaire bestuur was echter sterk afhankelijk van de medewerking van de Belgische instanties en lokale besturen om de reeks van maatregelen uit te voeren. Vaak primeerden de eisen van de Duitse bezetter en werden de oude Belgische rechtsbeginselen en grondwet daarbij (gedeeltelijk) genegeerd. Afhankelijk van de medewerking van lokale instanties kende de Jodenvervolging op last van de Duitse bezetter, vooral in de grote steden, een bijzonder hoge tol.
De verplichte 'Jodenster'
Vanaf 1 september 1941 werden alle Joden in Duitsland verplicht om een Jodenster te dragen. Die maatregel werd stelselmatig uitgebreid naar alle bezette gebieden. De Duitse ordonnantie van 27 mei 1942 verplichtte ook de Belgische Joden, ouder dan 6 jaar, om een gele Jodenster te dragen wanneer zij in het openbaar verschenen. Hoewel de maatregel algemeen werd doorgevoerd in alle bezette gebieden, ontstonden er vele varianten van sterren.
Binnen België verscheen een eigen 'tweetalig' ontwerp, een gedrukte 'Davidster' op geel textiel met daarin een letter 'J'. De letter 'J' stond voor Jood in het Nederlands en Juif in het Frans. De verdeling van de sterren gebeurde door de Joodse Raad ofwel 'Jodenvereniging in België', een Joods bestuurslichaam onder Duitse controle. De Belgische Joodse gemeenschap kreeg op die manier een (zogenaamd) eigen zelfstandig bestuur toegekend. De leden van de 'Jodenvereniging' hoopten door een goede samenwerking met de Duitse bezetter het lot van de Joden te kunnen verbeteren. In feite was het bestuursorgaan louter een administratief instrument waarmee de Duitse bezetter de uiteindelijke deportaties in goede banen wilde leiden.
Tussen 28 oktober 1940 en 1 juni 1942 kondigde het Duitse militaire bestuur in België een hele reeks antisemitische maatregelen aan die stelselmatig alle fundamentele burgerrechten van Joden ontnamen. Aan de hand van 17 ordonnanties werden Joden uit de toenmalige maatschappij geweerd. Doelbewust werden Joodse onderdanen geïdentificeerd, geregistreerd en geteld, gebannen uit het economische en later ook het sociale leven.
Enkele concrete gevolgen daarvan waren onder andere de verplichte registratie van Joodse onderdanen in een zogenaamd 'Joods register', de bestempeling van de individuele identiteitspapieren en uiteindelijk de verplichting om een gele ster te dragen. Na die reeks van stigmatiserende maatregelen startte de Duitse bezetter eveneens binnen België met de verzameling en deportatie van Joden naar de vernietigingskampen.
Het Duitse militaire bestuur was echter sterk afhankelijk van de medewerking van de Belgische instanties en lokale besturen om de reeks van maatregelen uit te voeren. Vaak primeerden de eisen van de Duitse bezetter en werden de oude Belgische rechtsbeginselen en grondwet daarbij (gedeeltelijk) genegeerd. Afhankelijk van de medewerking van lokale instanties kende de Jodenvervolging op last van de Duitse bezetter, vooral in de grote steden, een bijzonder hoge tol.
De verplichte 'Jodenster'
Vanaf 1 september 1941 werden alle Joden in Duitsland verplicht om een Jodenster te dragen. Die maatregel werd stelselmatig uitgebreid naar alle bezette gebieden. De Duitse ordonnantie van 27 mei 1942 verplichtte ook de Belgische Joden, ouder dan 6 jaar, om een gele Jodenster te dragen wanneer zij in het openbaar verschenen. Hoewel de maatregel algemeen werd doorgevoerd in alle bezette gebieden, ontstonden er vele varianten van sterren.
Binnen België verscheen een eigen 'tweetalig' ontwerp, een gedrukte 'Davidster' op geel textiel met daarin een letter 'J'. De letter 'J' stond voor Jood in het Nederlands en Juif in het Frans. De verdeling van de sterren gebeurde door de Joodse Raad ofwel 'Jodenvereniging in België', een Joods bestuurslichaam onder Duitse controle. De Belgische Joodse gemeenschap kreeg op die manier een (zogenaamd) eigen zelfstandig bestuur toegekend. De leden van de 'Jodenvereniging' hoopten door een goede samenwerking met de Duitse bezetter het lot van de Joden te kunnen verbeteren. In feite was het bestuursorgaan louter een administratief instrument waarmee de Duitse bezetter de uiteindelijke deportaties in goede banen wilde leiden.
De Jodenster moest op de linkerborst gedragen worden en dat vanaf 1 juni 1942. De maatregel had als doel de Joodse onderdanen voor iedereen duidelijk zichtbaar te maken, de Joodse gemeenschap daarmee te stigmatiseren en de groep te isoleren van de maatschappij. De invoering van de Jodenster was tevens een van de laatste maatregelen tegen de Joden vooraleer de effectieve en systematische deportatie van start ging.
De maatregel kon zeker op veel bijval rekenen in antisemitische middens zoals de groepering Volksverweering, maar ook vele verantwoordelijken en leden van de DeVlag en andere Nieuwe Orde-organen reageerden enthousiast op de invoering van de 'Jodenster'.
Hoewel de Belgische bevolking over het algemeen tamelijk onverschillig was gebleven ten aanzien van de reeks antisemitische maatregelen, bracht de invoering van de Jodenster daar enige verandering in. De discriminatie van Joden werd van dan af immers heel zichtbaar. Sinds de verordening van 29 augustus 1941 mochten Joodse onderdanen zich enkel nog in de grote steden vestigen. Het medeleven met de verdrukte Joden bleef dus eerder beperkt tot enkele individuele sympathiebetuigingen van burgers in de grootsteden. Zo verschenen mensen op straat met een gele bloem of een geel lapje stof op de borst.
Een collectief verzet tegen het verplicht dragen van een Davidster kwam er niet in België. Wie de maatregel negeerde, kreeg immers te maken met strenge straffen en internering. Die dreiging brak meteen ook de voornaamste weerstand tegen de verplichte Jodenster.
De maatregel kon zeker op veel bijval rekenen in antisemitische middens zoals de groepering Volksverweering, maar ook vele verantwoordelijken en leden van de DeVlag en andere Nieuwe Orde-organen reageerden enthousiast op de invoering van de 'Jodenster'.
Hoewel de Belgische bevolking over het algemeen tamelijk onverschillig was gebleven ten aanzien van de reeks antisemitische maatregelen, bracht de invoering van de Jodenster daar enige verandering in. De discriminatie van Joden werd van dan af immers heel zichtbaar. Sinds de verordening van 29 augustus 1941 mochten Joodse onderdanen zich enkel nog in de grote steden vestigen. Het medeleven met de verdrukte Joden bleef dus eerder beperkt tot enkele individuele sympathiebetuigingen van burgers in de grootsteden. Zo verschenen mensen op straat met een gele bloem of een geel lapje stof op de borst.
Een collectief verzet tegen het verplicht dragen van een Davidster kwam er niet in België. Wie de maatregel negeerde, kreeg immers te maken met strenge straffen en internering. Die dreiging brak meteen ook de voornaamste weerstand tegen de verplichte Jodenster.
Jodenvervolging in Balen en Olmen
Het toenmalige gemeentebestuur van Balen werd eveneens door de Duitse bezetter aangespoord om alle Joodse onderdanen op het grondgebied van de gemeente te registreren en melden. Ook het personeel van de lokale besturen werd grondig gescreend. Op 24 februari 1941 kregen alle gemeentebesturen van de Provincie Antwerpen een brief van Gouverneur J. Grauls met daarin de vraag om het aantal tewerkgestelde Joden mee te delen met als doel hun uitsluiting uit het openbaar ambt.
"Op bevel der Duitsche militaire overheid verzoek ik U mij vóór 1 Maart 1941 volgende inlichtingen toe te sturen: aantal Joodsche personen die middellijk of onmiddellijk afhangen:
a) van uw bestuur en de er onder ressorteerende instellingen,
b) van de intercommunale verenigingen,
en die hun functies hebben moeten neerleggen in uitvoering van voormelde verordening.
De namen der belanghebbenden dienen niet opgegeven alleen het aantal der betrokken personen."
De toenmalige Burgemeester van Balen A. Delsupehe antwoordde op 25 februari 1941 het volgende:
"Eén enkel persoon van Joodsche afkomst en Duitsche Nationalisteit is te Balen ingeschreven in ons Vreemdelingenregister - Niet in het Bevolkingsregister."
De persoon in kwestie verbleef dus niet meer in Balen en had reeds voor de oorlog de gemeente verlaten. Op 1 maart 1941 richtte Burgemeester Delsupehe nogmaals een officieel schrijven aan de Gouverneur waarin expliciet werd bevestigd dat er geen Joodse personen in dienst waren bij het bestuur, de lokale instellingen of de intercommunale verenigingen.
Het toenmalige gemeentebestuur van Balen werd eveneens door de Duitse bezetter aangespoord om alle Joodse onderdanen op het grondgebied van de gemeente te registreren en melden. Ook het personeel van de lokale besturen werd grondig gescreend. Op 24 februari 1941 kregen alle gemeentebesturen van de Provincie Antwerpen een brief van Gouverneur J. Grauls met daarin de vraag om het aantal tewerkgestelde Joden mee te delen met als doel hun uitsluiting uit het openbaar ambt.
"Op bevel der Duitsche militaire overheid verzoek ik U mij vóór 1 Maart 1941 volgende inlichtingen toe te sturen: aantal Joodsche personen die middellijk of onmiddellijk afhangen:
a) van uw bestuur en de er onder ressorteerende instellingen,
b) van de intercommunale verenigingen,
en die hun functies hebben moeten neerleggen in uitvoering van voormelde verordening.
De namen der belanghebbenden dienen niet opgegeven alleen het aantal der betrokken personen."
De toenmalige Burgemeester van Balen A. Delsupehe antwoordde op 25 februari 1941 het volgende:
"Eén enkel persoon van Joodsche afkomst en Duitsche Nationalisteit is te Balen ingeschreven in ons Vreemdelingenregister - Niet in het Bevolkingsregister."
De persoon in kwestie verbleef dus niet meer in Balen en had reeds voor de oorlog de gemeente verlaten. Op 1 maart 1941 richtte Burgemeester Delsupehe nogmaals een officieel schrijven aan de Gouverneur waarin expliciet werd bevestigd dat er geen Joodse personen in dienst waren bij het bestuur, de lokale instellingen of de intercommunale verenigingen.
Andere sporen van concrete vervolgingsmaatregelen ten aanzien van Joden konden tot nog toe niet worden teruggevonden voor de gemeente Balen en deelgemeente Olmen. Officieel verbleven er wellicht geen Joodse onderdanen op het grondgebied van de twee gemeenten. Er zijn echter wel enkele sporadische ooggetuigenverslagen die bevestigen dat er Joodse kinderen uit de grote steden zaten verscholen bij boerenfamilies te Olmen en op die manier de Holocaust overleefden.
Bronnen
'Davidster' en 'Jodenvervolging onder Duitse bezetting', WWII Belgium, (www.wwiibelgium.be).
Kazerne Dossin, Afbeeldingen Internet.
'Razzia's en deportaties, Jodenvervolging in België', De Oorlogskranten, Nummer 22, Zellik, 2016.
Rijksarchief Antwerpen, Archief van de Provincie Antwerpen, PAA981, Ordemaatregelen, Personeel - Joden, 1940-1944, 706 en 707.
ROEKENS, A., Gewillig België, Belgische overheden en de Jodenvervolging, Antwerpen, 2011.
SARENS, L., Haat is een deugd, Het credo van de Jodenjagers, Tielt, 2017.
STEINBERG, M. en SCHRAM, De Belgische tentoonstelling in Auschwitz. Het Boek — L’exposition Belge à Auschwitz. Le Livre, ADRIAENS, W. (red.), Mechelen, 2007.
VANDOORSLAER, R., VAN DE VIJVER, H. en VERHOEVEN, E., België in de Tweede Wereldoorlog, Deel 6, Het verzet, Deel 2, Antwerpen, 1988.
Verordnungsblatt, Nummer 79, 1 juni 1942.
'Davidster' en 'Jodenvervolging onder Duitse bezetting', WWII Belgium, (www.wwiibelgium.be).
Kazerne Dossin, Afbeeldingen Internet.
'Razzia's en deportaties, Jodenvervolging in België', De Oorlogskranten, Nummer 22, Zellik, 2016.
Rijksarchief Antwerpen, Archief van de Provincie Antwerpen, PAA981, Ordemaatregelen, Personeel - Joden, 1940-1944, 706 en 707.
ROEKENS, A., Gewillig België, Belgische overheden en de Jodenvervolging, Antwerpen, 2011.
SARENS, L., Haat is een deugd, Het credo van de Jodenjagers, Tielt, 2017.
STEINBERG, M. en SCHRAM, De Belgische tentoonstelling in Auschwitz. Het Boek — L’exposition Belge à Auschwitz. Le Livre, ADRIAENS, W. (red.), Mechelen, 2007.
VANDOORSLAER, R., VAN DE VIJVER, H. en VERHOEVEN, E., België in de Tweede Wereldoorlog, Deel 6, Het verzet, Deel 2, Antwerpen, 1988.
Verordnungsblatt, Nummer 79, 1 juni 1942.
Mei 2018
Het Object van de Maand Mei is een Engelse veldtelefoon van het 'Type F' uit het jaar 1944. Het opschrift van de telefoon luidt voluit Tele Set F - MKII - YA2886 en is nog goed te lezen op de transportbox.
De Telephone - Type "F" was één van de vele varianten die het Engelse leger gebruikte tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het gamma van communicatietoestellen reikte van uitgebreide telefooncentrales tot simpele toestellen. Het getoonde model is een 'veldtelefoon' en werd meestal gebruikt voor communicatie aan de frontlijn.
De Telephone - Type "F" was één van de vele varianten die het Engelse leger gebruikte tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het gamma van communicatietoestellen reikte van uitgebreide telefooncentrales tot simpele toestellen. Het getoonde model is een 'veldtelefoon' en werd meestal gebruikt voor communicatie aan de frontlijn.
Dankwoord
Met expliciet woord van dank aan de Heer G. Peeters uit Balen. Enorm bedankt voor de schenking van de veldtelefoon!
Met expliciet woord van dank aan de Heer G. Peeters uit Balen. Enorm bedankt voor de schenking van de veldtelefoon!
Bronnen
BOUCHERY, J., Le Tommy de la Libération, Parijs, 1998, 122-126.
BRADLEY, M. en CHAPPELL, M., The British Army 1939-45, 2002.
DOYLE, P. en EVANS, P., The British soldier in Europe, 1939-1945, Wiltshire, 2009.
LONDEN, Imperial War Museum, Fotocollectie, (www.iwm.org.uk/collections/photographs).
BOUCHERY, J., Le Tommy de la Libération, Parijs, 1998, 122-126.
BRADLEY, M. en CHAPPELL, M., The British Army 1939-45, 2002.
DOYLE, P. en EVANS, P., The British soldier in Europe, 1939-1945, Wiltshire, 2009.
LONDEN, Imperial War Museum, Fotocollectie, (www.iwm.org.uk/collections/photographs).
Juni 2018
Het Object van de Maand Juni belicht deze keer enkele privéfoto's van Julius Geurts, één van de eerste Vlaamse Oostfrontvrijwilligers. 'Jules' Geurts was de eerste Vlaming die voor zijn bewezen diensten het IJzeren Kruis Eerste Klasse in ontvangst mocht nemen.
Jules Geurts werd als vierde kind van zeven bij een molenaarsfamilie geboren te Genk (waterschei) op 24 februari 1923.
Volgens getuigenissen ontwikkelde Jules reeds als jong kind een uitzonderlijke liefde voor zijn moeder, welke nog werd versterkt na de dood van zijn vader, nauwelijks 2 jaar voor zijn eigen dood. In omgang met vrienden en kameraden bleek Jules steeds joviaal, eenvoudig en gemoedelijk. Toch deinsde hij er niet voor terug om nu en dan eens wat kattenkwaad uit te steken. Al snel kreeg hij de bijnaam 'Witte' van zijn broers en zussen, maar daar zaten zijn sluike blonde lokken waarschijnlijk ook wel voor iets tussen.
Jules erfde zijn idealisme en voorliefde voor Vlaanderen van zijn vader. Op jonge leeftijd sloot Jules zich al aan bij het NSJV en toen de Dietsche Militie werd opgericht wilde hij zich hier maar al te graag bij aansluiten. Daar kreeg hij echter te horen dat hij nog te jong was, dus besloot hij zijn studies verder te zetten. Hij doorliep de middelbare school te Genk en studeerde poëzie en retorica in het College te Hasselt. Na zijn studentenperiode kwam Jules zijn voorliefde voor experimenten op de voorgrond, hij maakte jacht op allerlei kleine insecten en dieren welke hij aan experimenten onderwierp en grondig bestudeerde. Volgens bronnen was Jules voornamelijk geïnteresseerd in de eekhoorn:
<<Vooral in zijn voorkeur voor eekhorentjes trad zijn Kempisch bloed aan den dag. Dat pluimstaartje! Hoe heeft hij erop gejaagd in de dennenbosschen van zijn geboortestreek! En telkens hij erin lukte een van de vlugge klimmertjes te vangen, sprak hij het toe "de witte is vlugger geweest dan jij, mijn beestje!">>
Uiteindelijk zou hij pas 2 maanden voor zijn vertrek deel uitmaken van de Dietsche Militie - Zwarte Brigade.
Volgens getuigenissen ontwikkelde Jules reeds als jong kind een uitzonderlijke liefde voor zijn moeder, welke nog werd versterkt na de dood van zijn vader, nauwelijks 2 jaar voor zijn eigen dood. In omgang met vrienden en kameraden bleek Jules steeds joviaal, eenvoudig en gemoedelijk. Toch deinsde hij er niet voor terug om nu en dan eens wat kattenkwaad uit te steken. Al snel kreeg hij de bijnaam 'Witte' van zijn broers en zussen, maar daar zaten zijn sluike blonde lokken waarschijnlijk ook wel voor iets tussen.
Jules erfde zijn idealisme en voorliefde voor Vlaanderen van zijn vader. Op jonge leeftijd sloot Jules zich al aan bij het NSJV en toen de Dietsche Militie werd opgericht wilde hij zich hier maar al te graag bij aansluiten. Daar kreeg hij echter te horen dat hij nog te jong was, dus besloot hij zijn studies verder te zetten. Hij doorliep de middelbare school te Genk en studeerde poëzie en retorica in het College te Hasselt. Na zijn studentenperiode kwam Jules zijn voorliefde voor experimenten op de voorgrond, hij maakte jacht op allerlei kleine insecten en dieren welke hij aan experimenten onderwierp en grondig bestudeerde. Volgens bronnen was Jules voornamelijk geïnteresseerd in de eekhoorn:
<<Vooral in zijn voorkeur voor eekhorentjes trad zijn Kempisch bloed aan den dag. Dat pluimstaartje! Hoe heeft hij erop gejaagd in de dennenbosschen van zijn geboortestreek! En telkens hij erin lukte een van de vlugge klimmertjes te vangen, sprak hij het toe "de witte is vlugger geweest dan jij, mijn beestje!">>
Uiteindelijk zou hij pas 2 maanden voor zijn vertrek deel uitmaken van de Dietsche Militie - Zwarte Brigade.
Na de Meidagen van 1940 trad Jules toe tot een Limburgse koor gesticht door Marcel Oger, de Dietsche Muziekkapel der Genker Mijnen. Hij speelde echter zelf geen instrument en hij bezat volgens getuigen geen prachtstem, toch wilde hij niet onderdoen voor de andere 150 leden die het koor rijk was.
<<De stem van Juul was nog ongevormd, in de overgangsperiode, zoodat de dirigent hem vaak moest toeroepen: "Witte zwijg, ge zijt op hol!" Wanneer de eerste tenorstem van Juul verzeild raakte bij de altstemmen! >>
Begin juni 1941 werd de oprichting van het 'Vlaamsch Legioen' aangekondigd. Toen de eerste oproep van het Vlaamsch Legioen werd verspreid, meldde Jules Geurts zich als een van de eerste vrijwilligers voor vertrek naar Rusland. Op 15 Juli 1941 werd Jules Soldaat in het Freiwilligers Legion Flandern, om op 1 maart 1942 al bevorderd te worden tot 'Sturmmann'.
<<Zij die hem kenden, wisten dat uit Juul Geurts een soldaat van eersten rang zou groeien.>>
Ondertussen had hij al het IJzeren Kruis 1e Klasse ontvangen, naar eigen zeggen ten gevolge van een stommiteit.
<<De stem van Juul was nog ongevormd, in de overgangsperiode, zoodat de dirigent hem vaak moest toeroepen: "Witte zwijg, ge zijt op hol!" Wanneer de eerste tenorstem van Juul verzeild raakte bij de altstemmen! >>
Begin juni 1941 werd de oprichting van het 'Vlaamsch Legioen' aangekondigd. Toen de eerste oproep van het Vlaamsch Legioen werd verspreid, meldde Jules Geurts zich als een van de eerste vrijwilligers voor vertrek naar Rusland. Op 15 Juli 1941 werd Jules Soldaat in het Freiwilligers Legion Flandern, om op 1 maart 1942 al bevorderd te worden tot 'Sturmmann'.
<<Zij die hem kenden, wisten dat uit Juul Geurts een soldaat van eersten rang zou groeien.>>
Ondertussen had hij al het IJzeren Kruis 1e Klasse ontvangen, naar eigen zeggen ten gevolge van een stommiteit.
Jules Geurts bewees tijdens zijn opleiding al over een uitzonderlijk uithoudingsvermogen te bezitten. Zo werd hij tijdens zijn eerste jaar inzet getroffen door granaatscherven in de rug en hals, maar weigerde hij afgevoerd te worden naar een Feldlazarett (verbandpost). Zijn wonden bleken achteraf niet heel ernstig te zijn, maar hij verkreeg hiervoor wel een onderscheiding, het Verwundetenabzeichen in zwarte uitvoering. Ook ontving hij de 'Ostmedaille- Winterschlacht im Osten' omdat hij onafgebroken in stelling was gebleven tot 15 juli 1942. Nadat hij driemaal na elkaar aan een aanval had deelgenomen ontving hij daarvoor ook het Infanterie Sturmabzeichen.
In een van zijn laatste brieven naar huis schreef hij in verwachting te zijn van een hogere onderscheiding omdat hij aan meer dan 5 aanvallen had deelgenomen en nog een andere omdat hij 8 onafgebroken maanden aan het front had doorgebracht. Later zou hij ook het IJzeren Kruis 2e Klasse in ontvangst mogen nemen voor uitzonderlijke moed.
Zo schreef hij al lachend naar huis:
<<Met mijn Trouwkenteeken Reimond Tollenaere zal ik niet meer weten waar dat allemaal op me te hangen!>>
In een van zijn laatste brieven naar huis schreef hij in verwachting te zijn van een hogere onderscheiding omdat hij aan meer dan 5 aanvallen had deelgenomen en nog een andere omdat hij 8 onafgebroken maanden aan het front had doorgebracht. Later zou hij ook het IJzeren Kruis 2e Klasse in ontvangst mogen nemen voor uitzonderlijke moed.
Zo schreef hij al lachend naar huis:
<<Met mijn Trouwkenteeken Reimond Tollenaere zal ik niet meer weten waar dat allemaal op me te hangen!>>
Na zijn eerste verblijf aan het front mocht Jules Geurts op verlof, ingaande vanaf 15 juli 1942. Terwijl hij terug in Vlaanderen was, werd hij op zondag 24 juli 1942 uitvoerig gehuldigd door thuisblijvers en frontkameraden.
Op zondag 9 augustus 1942 werd Jules uitgenodigd op een mars van de Dietsche Militie in Hasselt, waar hij van Kommandant-Generaal Joris van Steenlandt het Tollenaere Trouwteken in ontvangst mocht nemen. Daarvoor werd hij uitgenodigd plaats te nemen bij enkele frontkameraden, waarvoor ereplaatsen waren voorzien. Jules vond dat, volgens getuigenissen, maar niets en mengde zich in de menigte. Pas nadat omstaanders hem herkenden werd hij het podium opgeroepen om zijn ereteken in ontvangst te nemen.
Na zijn verlof van 1942 vertrok Jules op 10 augustus 1942 voor een tweede en laatste keer terug naar het front.
Op 9 januari 1943 zou Jules uiteindelijk sneuvelen op het slagveld aan de poorten van Leningrad. Als aanvoerder (hij was ondertussen gepromoveerd tot Gruppenführer) stond Jules Geurts, volgens getuigenissen, die dag vooraan om dekking te geven aan een aantal Pioniermanschappen (genisten) die landmijnen aan het leggen waren. Per ongeluk zou hij daarbij op een Duitse S-Mijn zijn getrapt.
Naast Jules Geurts zelf werd ook Demol (een kameraad van Jules uit Brussel) levensbedreigend verwond. Jules raakte ernstig verwond aan beide benen en kreeg een scherf in de onderbuik. Dat zou hem na een tiental minuten fataal geworden zijn. Jules zou gestorven zijn met de woorden:
<<Dorst, andere zijde.... Vlaanderen... Moeder....>>
Een brief van familievriend en frontkameraad Jaak Klaps getuigt hiervan.
<<Dorst, andere zijde.... Vlaanderen... Moeder....>>
Een brief van familievriend en frontkameraad Jaak Klaps getuigt hiervan.
Jules werd door zijn kameraden begraven op het Soldatenkerkhof te Krasnoje-Selo.
Jules Geurts is tot op de dag van vandaag in veel verzamelingen onbewust aanwezig. Zijn foto werd destijds gebruikt op een propagandakaart voor de Vlaamse D.R.K. (Deutsches Rotes Kreuz) en de werving van Vlamingen bij de Waffen-SS. Jules Geurts paste daarvoor perfect in het plaatje: hij was jong, dapper en kon als eerste Vlaming pronken met het IJzeren Kruis 1e Klasse. Om die reden werd in sommige kringen dan ook enorm naar hem opgekeken.
Bronnen
Archief en documentatie Balen Bevrijd, (www.BalenBevrijd.com).
Lambert Swerts, Naslagwerk 'Julius Geurts'.
Met dank aan LdB voor gebruik van informatie en beeldmateriaal, (www.Military.be).
Archief en documentatie Balen Bevrijd, (www.BalenBevrijd.com).
Lambert Swerts, Naslagwerk 'Julius Geurts'.
Met dank aan LdB voor gebruik van informatie en beeldmateriaal, (www.Military.be).
Juli 2018
Het Object van de Maand Juli is een Duitse M40 helm die in de deelgemeente Olmen werd aangetroffen. Het hoofddeksel werd teruggevonden tijdens grondwerken in Olmen-Centrum tijdens de jaren 1980. Ook al heeft de helm ooit betere tijden gekend, het is een bijzonder interessant spoor uit het lokale oorlogsverleden. Aan de buitenzijde van de helmschaal zijn nog duidelijk restanten zichtbaar van camouflagekleuren. Maar ook de binnenzijde bleef relatief goed bewaard, zo ook de naamsinscriptie van de toenmalige eigenaar Rahneberg FW.
Soldaat FW Rahneberg
De helm werd teruggevonden in Olmen-Centrum op de grens van de Dijk en de Olmense Markt op een diepte van ongeveer 1 tot 1,5 meter. Op basis van de vindplaats, de resterende camouflagekleuren en de oorlogsfeiten kan de hypothese worden opgeworpen dat soldaat F.W. Rahneberg tot de grondtroepen behoorde die in september 1944 in grote getallen actief waren op het grondgebied van Balen en Olmen. Mogelijk verloor de soldaat Rahneberg zijn helm tijdens de chaotische evacuatie van de sector tussen het Albertkanaal en het Kempisch Kanaal in de nacht van 12 op 13 september 1944? Of misschien vergat de soldaat in alle haast zijn helm in een schuttersput of schuilgracht aan de zijkant van de baan? Het zijn slechts hypotheses... Meer informatie over de oorspronkelijke drager kon tot nog toe niet worden achterhaald. Wel staat vast dat soldaat Rahneberg niet om het leven kwam tijdens gevechten in en rondom Balen en zeer waarschijnlijk de oorlog overleefde.
Duitse aanwezigheid in Balen en Olmen - September 1944
Begin september rolden de geallieerden België binnen en al snel kwamen ook de Kempense kanalen in het vizier. De Duitsers hergroepeerden zich echter achter het Albertkanaal en maakten zich klaar voor een bittere strijd. Ondanks het felle verweer, slaagden de geallieerden erin om bressen te slaan in de Duitse verdedigingslinie. Op 6 september 1944 konden de geallieerde troepen een bruggenhoofd uitbouwen aan het Albertkanaal in Beringen en rukten de tanks van de Guards Armoured Division vervolgens op richting Hechtel. Op 8 september 1944 staken de troepen van de 50th Northumbrian Division eveneens het Albertkanaal over bij Geel- Stelen en Het Punt en werd de aanval ingezet naar Geel-Centrum.
Tijdens de gevechten aan het Albertkanaal was het commandocentrum van de Duitse verdediging gelegen in de gemeente Balen. Generaal Kurt Chill, bevelhebber van de 85. Infanterie Division, had zijn hoofdkwartier in het huis van Rikus Janssens aan de Molsebaan in Balen-Rosselaar. Ook de bevelhebber van Fallschirmjager Regiment 6 (FJR6), Majoor Friedrich August Von der Heydte, had in die bewuste septemberdagen zijn hoofdkwartier op de Markt in Balen bij de gezusters Schroyen.
De helm werd teruggevonden in Olmen-Centrum op de grens van de Dijk en de Olmense Markt op een diepte van ongeveer 1 tot 1,5 meter. Op basis van de vindplaats, de resterende camouflagekleuren en de oorlogsfeiten kan de hypothese worden opgeworpen dat soldaat F.W. Rahneberg tot de grondtroepen behoorde die in september 1944 in grote getallen actief waren op het grondgebied van Balen en Olmen. Mogelijk verloor de soldaat Rahneberg zijn helm tijdens de chaotische evacuatie van de sector tussen het Albertkanaal en het Kempisch Kanaal in de nacht van 12 op 13 september 1944? Of misschien vergat de soldaat in alle haast zijn helm in een schuttersput of schuilgracht aan de zijkant van de baan? Het zijn slechts hypotheses... Meer informatie over de oorspronkelijke drager kon tot nog toe niet worden achterhaald. Wel staat vast dat soldaat Rahneberg niet om het leven kwam tijdens gevechten in en rondom Balen en zeer waarschijnlijk de oorlog overleefde.
Duitse aanwezigheid in Balen en Olmen - September 1944
Begin september rolden de geallieerden België binnen en al snel kwamen ook de Kempense kanalen in het vizier. De Duitsers hergroepeerden zich echter achter het Albertkanaal en maakten zich klaar voor een bittere strijd. Ondanks het felle verweer, slaagden de geallieerden erin om bressen te slaan in de Duitse verdedigingslinie. Op 6 september 1944 konden de geallieerde troepen een bruggenhoofd uitbouwen aan het Albertkanaal in Beringen en rukten de tanks van de Guards Armoured Division vervolgens op richting Hechtel. Op 8 september 1944 staken de troepen van de 50th Northumbrian Division eveneens het Albertkanaal over bij Geel- Stelen en Het Punt en werd de aanval ingezet naar Geel-Centrum.
Tijdens de gevechten aan het Albertkanaal was het commandocentrum van de Duitse verdediging gelegen in de gemeente Balen. Generaal Kurt Chill, bevelhebber van de 85. Infanterie Division, had zijn hoofdkwartier in het huis van Rikus Janssens aan de Molsebaan in Balen-Rosselaar. Ook de bevelhebber van Fallschirmjager Regiment 6 (FJR6), Majoor Friedrich August Von der Heydte, had in die bewuste septemberdagen zijn hoofdkwartier op de Markt in Balen bij de gezusters Schroyen.
Op 9 september 1944 waren de volgende Duitse eenheden in Balen en Olmen actief:
In de nacht van 12 op 13 september 1944 begon de evacuatie van de Duitse troepen uit de regio van Oostham, Olmen en Balen. De laatste Duitse troepen verlieten het grondgebied van Balen in de vroege namiddag van 13 september 1944. Mogelijk was soldaat F.W. Rahneberg één van hen... Nadat de verdedigingslinie achter het Albertkanaal werd opgegeven, trokken de Duitse eenheden zich terug achter het Kempisch Kanaal. Ook daar ging de bevrijding gepaard met zeer hevige gevechten en bovenal een zware menselijke tol.
We zijn nog steeds op zoek naar bijkomende informatie over soldaat Rahneberg. Aarzel niet om ons te contacteren indien u ons kan helpen. Dank bij voorbaat!
- De 1. Kompagnie van de Schwere Heeres Panzerjager–Abteilung 559 was aanwezig in Rosselaar-Tenderlo en had daar in de bossen 3 Jagdpanzer opgesteld.
- Het 17/18. SS Ausbildung und Ersatz Artillerie Regiment had 2 batterijen geïnstalleerd. Eén Batterij, bestaande uit 4 artilleriestukken, stond in Balen-Malou en de andere Batterij, ook bestaande uit 4 stukken, stond in Olmen- Bukenberg.
- De 6. Kompanie van Schwere Flak-Abteilung 602 was aanwezig op de Malou en in Olmen Lichtenbos met enkele zware luchtafweerkanonnen (88mm FLAK).
- Een deel van de zogenaamde Kampfgruppe Finzel, namelijk het 1. Bataljon van Fallschirmjager Regiment 2, was met 1 compagnie aanwezig nabij de grens Balen-Leopoldsburg-Malou. De Kampfgruppe bestond uit 8 officieren, 81 onderofficieren en 461 manschappen. De bewapening omvatte 46 lichte machinegeweren, 3 zware machinegeweren, 10 granaatwerpers en 11 luchtafweerkanonnen (88 mm FLAK).
- De 4. Kompagnie van Flakabteilung 925 had 4 artilleriestukken (88mm FLAK) opgesteld in Balen-Schoorheide.
- De Kampfgruppe Von Der Heydte, bestaande uit het voltallige Fallschirmjager Regiment 6, had troepen gelegen in Olmen-Bukenberg. Het 1. Bataljon had een sterkte van 6 officieren, 169 onderofficieren en 557 manschappen; het 2. Bataljon bestond uit 9 officieren, 160 onderofficieren en 650 manschappen; het 3. Bataljon had 5 officieren, 106 onderofficieren en 440 manschappen; het 4. Bataljon had 5 officieren, 109 onderofficieren en 501 manschappen ter beschikking. De bewapening van de Kampfgruppe omvatte onder andere 249 lichte machinegeweren, 52 zware machinegeweren, 46 granaatwerpers, 25 pantserafweerkanonnen (PAK), 8 luchtafweerkanonnen (88mm FLAK) en 9 stuks lichtere luchtafweerkanonnen (2cm FLAK).
In de nacht van 12 op 13 september 1944 begon de evacuatie van de Duitse troepen uit de regio van Oostham, Olmen en Balen. De laatste Duitse troepen verlieten het grondgebied van Balen in de vroege namiddag van 13 september 1944. Mogelijk was soldaat F.W. Rahneberg één van hen... Nadat de verdedigingslinie achter het Albertkanaal werd opgegeven, trokken de Duitse eenheden zich terug achter het Kempisch Kanaal. Ook daar ging de bevrijding gepaard met zeer hevige gevechten en bovenal een zware menselijke tol.
We zijn nog steeds op zoek naar bijkomende informatie over soldaat Rahneberg. Aarzel niet om ons te contacteren indien u ons kan helpen. Dank bij voorbaat!
Dankwoord
Met expliciete dank aan Meneer F. Snijders voor de schenking van de helm. Op deze manier kan een uitzonderlijk stukje lokale geschiedenis worden bewaard voor de toekomstige generaties.
Bronnen
BALEN, Archief- en documentatiemappen Werkgroep Balen Bevrijd.
DIDDEN, J. en SWARTS, M., Autumn Gale / Herbst Sturm, 2013.
ERFGOED BALEN, Nooit meer oorlog, Balen en Olmen tijdens WOI en WOII, Mol, 2008.
FREIBURG, Bundesarchiv, Kriegstagebücher, Kriegstagbuch LXXXVIII Armee Korps, september 1944.
SMOLDERS, F., Olmen tijdens de Tweede Wereldoorlog, 1989.
VOLKSBUND, Register oorlogsslachtoffers.
Met expliciete dank aan Meneer F. Snijders voor de schenking van de helm. Op deze manier kan een uitzonderlijk stukje lokale geschiedenis worden bewaard voor de toekomstige generaties.
Bronnen
BALEN, Archief- en documentatiemappen Werkgroep Balen Bevrijd.
DIDDEN, J. en SWARTS, M., Autumn Gale / Herbst Sturm, 2013.
ERFGOED BALEN, Nooit meer oorlog, Balen en Olmen tijdens WOI en WOII, Mol, 2008.
FREIBURG, Bundesarchiv, Kriegstagebücher, Kriegstagbuch LXXXVIII Armee Korps, september 1944.
SMOLDERS, F., Olmen tijdens de Tweede Wereldoorlog, 1989.
VOLKSBUND, Register oorlogsslachtoffers.
Augustus 2018
De Objecten van de Maand Augustus zijn deze keer een Schirmmütze en helm van de Duitse landmacht, beter bekend als de Wehrmacht.
Beide hoofddeksels hebben tijdens de Duitse bezetting in onze regio deel uitgemaakt van het dagelijkse straatbeeld. De helm behoorde standaard tot de uitrusting van elk Duits soldaat en de kepie mocht door elke soldaat, met uitzondering van de allerlaagste rangen, gedragen worden.
De kepie is een mooi voorbeeld van een laat-oorlogse Schirmmütze, gemaakt door de firma Peküro. Die firma stond bekend voor haar hoge kwaliteit in afwerking, dus deze soldaat had zeker een extra centje over voor zijn pet. Veel mannen waren dan ook erg fier op hun pet. Hoe mooier je pet, hoe harder je opviel.
De petten werden door de soldaten dan ook als een echt statussymbool bekeken. Vele manschappen die niet rechtstreeks in gevecht waren, droegen dan ook liever hun pet in plaats van een zwaren 'metalen pot' op hun hoofd.
De petten werden door de soldaten dan ook als een echt statussymbool bekeken. Vele manschappen die niet rechtstreeks in gevecht waren, droegen dan ook liever hun pet in plaats van een zwaren 'metalen pot' op hun hoofd.
De getoonde pet heeft een witte Waffenfarbe of kleurenbies. Die gekleurde bies had voor elke tak van de Wehrmacht een eigen beduiding. Zo geeft de witte kleur aan dat de soldaat een onderdeel was van de 'Infanterie'. Andere onderdelen zoals Artillerie, Medische Dienst, ... hadden zo elk hun eigen kleur als herkenningspunt.
Het andere object van de maand is de befaamde Duitse 'Stahlhelm'. De getoonde helm is van het type M42, een latere uitvoering van de typische soldatenhelm waarbij de rand van de helm niet langer was omgeplooid. Dit specifieke type is dus herkenbaar aan de scherpe onderrand.
Elke Duitse soldaat had destijds zijn eigen staalhelm. Op de linkerzijde van de helm werd een adelaar aangebracht. Wehrmacht, Luftwaffe, Polizei en SS hadden zo elk hun eigen soort herkenningsteken of decal welke op de helm werd aangebracht. Uitzonderlijk hadden ook andere organisaties hun eigen decal, maar deze waren eerder een uitzondering op de regel.
Aan de hand van de helmdecal werd het voor andere soldaten makkelijker te herkennen tot welk legeronderdeel de soldaat in kwestie toebehoorde.
Bij deze helm is het binnenwerk jammer genoeg aangetast. Normaal zou het lederen binnenwerk mooi rondom zitten, samengehouden door een 'drawstring', een koordje welke de tongen in het midden samenhield zodat het hoofd de metalen schaal niet raakte.
Aan de hand van de helmdecal werd het voor andere soldaten makkelijker te herkennen tot welk legeronderdeel de soldaat in kwestie toebehoorde.
Bij deze helm is het binnenwerk jammer genoeg aangetast. Normaal zou het lederen binnenwerk mooi rondom zitten, samengehouden door een 'drawstring', een koordje welke de tongen in het midden samenhield zodat het hoofd de metalen schaal niet raakte.
Bronnen
BALEN, Archief- en documentatiemappen Werkgroep Balen Bevrijd.
SAIZ, A., Deutsche Soldaten: Uniforms, Equipment and Personal Items of the German Soldier 1939-1945.
BALEN, Archief- en documentatiemappen Werkgroep Balen Bevrijd.
SAIZ, A., Deutsche Soldaten: Uniforms, Equipment and Personal Items of the German Soldier 1939-1945.
September 2018
Het Object van de Maand September is een convoluut met enkele documenten en oorlogsrelicten van Balens weerstander en oorlogsvrijwilliger Peter Alfons Verherstraeten.
Peter Alfons ‘Fons’ Verherstraeten werd geboren in Lommel op 24 mei 1917 en was een zoon van Joseph Servaas Verherstraeten en Helena Hendriks. Hij huwde in Balen met Maria Cornelia De Bruyn op 11 december 1937. Tijdens de Tweede Wereldoorlog woonden zij in de Congostraat in Balen-Wezel. Na de oorlog vestigde het gezin zich eerst in Balen-Rosselaar, vervolgens in Balen-Hulsen en uiteindelijk opnieuw in Balen-Rosselaar. Samen kregen zij zeven kinderen, waarvan een zoontje op 2-jarige leeftijd overleed.
Peter Alfons Verherstraeten was heel zijn leven arbeider op de Zinkfabriek van Balen-Wezel. Daar was hij zinkbewerker eerste klas en had hij de functie van ploegbaas. Tijdens de oorlog was Peter Alfons actief bij de lokale weerstand in Balen-Wezel en na de bevrijding meldde hij zich als oorlogsvrijwilliger bij de geallieerde strijdkrachten.
Peter Alfons Verherstraeten was heel zijn leven arbeider op de Zinkfabriek van Balen-Wezel. Daar was hij zinkbewerker eerste klas en had hij de functie van ploegbaas. Tijdens de oorlog was Peter Alfons actief bij de lokale weerstand in Balen-Wezel en na de bevrijding meldde hij zich als oorlogsvrijwilliger bij de geallieerde strijdkrachten.
Bij de ‘Witte Brigade’
Peter Alfons Verherstraeten werd erkend als weerstander bij de Belgische Nationale Beweging van 1 augustus 1941 tot en met 18 november 1944. In feite werd hij eerst ingelijfd bij de lokale afdeling van de Nationale Koningsgezinde Beweging (N.K.B.) door de lokale Wezelse Chef Jos Van Leemput en ging hij in september 1943, samen met de hele Wezelse afdeling, over naar de Belgisch Nationale Beweging (B.N.B. - M.N.B.). Balen-Wezel viel onder de Sector Turnhout en vormde een eigen Ondersector A.M. B2 Balen-Wezel. Die ondersector B2 werd geleid door Brigade-overste Jan Keunen. Peter Alfons Verherstraeten kreeg binnen de B.N.B. een armband met nummer 2.139 en zijn lidkaart droeg nummer 31.982.
Peter Alfons Verherstraeten werd erkend als weerstander bij de Belgische Nationale Beweging van 1 augustus 1941 tot en met 18 november 1944. In feite werd hij eerst ingelijfd bij de lokale afdeling van de Nationale Koningsgezinde Beweging (N.K.B.) door de lokale Wezelse Chef Jos Van Leemput en ging hij in september 1943, samen met de hele Wezelse afdeling, over naar de Belgisch Nationale Beweging (B.N.B. - M.N.B.). Balen-Wezel viel onder de Sector Turnhout en vormde een eigen Ondersector A.M. B2 Balen-Wezel. Die ondersector B2 werd geleid door Brigade-overste Jan Keunen. Peter Alfons Verherstraeten kreeg binnen de B.N.B. een armband met nummer 2.139 en zijn lidkaart droeg nummer 31.982.
In de staat van dienst bij de weerstand is een vermelding terug te vinden van sabotagedaden in de zinkfabriek en elders. Daarnaast vervulde hij gewapende wachtdienst aan de Wezelse fabrieken tijdens en na de bevrijding. Van 7 tot 15 september 1944 liep hij gewapende wacht bij de fabrieksgebouwen van de Vieille Montagne en van 16 september tot 18 november 1944 liep hij wacht op de terreinen van de P.R.B., beter bekend als ‘de Poederfabriek van Balen-Wezel’.
Vrijwilliger voor den oorlog
Na de bevrijding meldde Peter Alfons Verherstraeten zich als oorlogsvrijwilliger en werd hij ingelijfd bij het 2de Bataljon Ontmijners. Hij kreeg nummer Dem 2/111 van het stamboek en werd onder Belgisch bevel aangewezen voor de opruiming en de vernietiging van ontploffingstuigen op het nationaal grondgebied van 5 maart 1945 tot 24 juli 1946. Op 1 juli 1945 werd hij bevorderd tot korporaal en op 1 oktober 1945 tot sergeant.
In Balen meldden ongeveer 60 jonge mannen zich als oorlogsvrijwilliger voor dienst binnen de geallieerde strijdkrachten. Peter Alfons Verherstraeten was een van hen. Ook Henri Bel uit Balen kwam in dezelfde eenheid terecht.
De Belgische Ontmijnersbataljons
Na de bevrijding werd duidelijk dat er binnen het hele Belgische grondgebied heel wat springtuigen waren achtergelaten door de verschillende oorlogvoerende partijen. De ontmanteling van duizenden landmijnen vormde dan ook een noodzakelijk werk tijdens de heropbouw na de oorlog. Om die reden werd op 15 september 1944 een Ontmijningsdienst (Bomb Disposal Service) in het leven geroepen. Binnen elke Belgische provincie kwam een lokale eenheid tot stand, met uitzondering van de Belgische Kust waar twee extra secties tot stand kwamen om de talrijke restanten van de Duitse mijnenvelden en uitgebreide kustverdediging op te ruimen.
Al snel bleken de diensten en middelen van de provinciale secties ontoereikend voor het werk dat diende te gebeuren. De Minister van Defensie richtte daarom begin 1945 twee Ontmijningsbataljons op. Het 1ste Ontmijningsbataljon kreeg als doel de Ardeense bossen veilig te maken en had als standplaats Alsemberg. Het 2de Ontmijningsbataljon kreeg als taak de Belgische kust onder handen te nemen en werd geleid door Majoor Samijn. Het 2de Bataljon werd aangevoerd vanuit Brugge.
Vrijwilliger voor den oorlog
Na de bevrijding meldde Peter Alfons Verherstraeten zich als oorlogsvrijwilliger en werd hij ingelijfd bij het 2de Bataljon Ontmijners. Hij kreeg nummer Dem 2/111 van het stamboek en werd onder Belgisch bevel aangewezen voor de opruiming en de vernietiging van ontploffingstuigen op het nationaal grondgebied van 5 maart 1945 tot 24 juli 1946. Op 1 juli 1945 werd hij bevorderd tot korporaal en op 1 oktober 1945 tot sergeant.
In Balen meldden ongeveer 60 jonge mannen zich als oorlogsvrijwilliger voor dienst binnen de geallieerde strijdkrachten. Peter Alfons Verherstraeten was een van hen. Ook Henri Bel uit Balen kwam in dezelfde eenheid terecht.
De Belgische Ontmijnersbataljons
Na de bevrijding werd duidelijk dat er binnen het hele Belgische grondgebied heel wat springtuigen waren achtergelaten door de verschillende oorlogvoerende partijen. De ontmanteling van duizenden landmijnen vormde dan ook een noodzakelijk werk tijdens de heropbouw na de oorlog. Om die reden werd op 15 september 1944 een Ontmijningsdienst (Bomb Disposal Service) in het leven geroepen. Binnen elke Belgische provincie kwam een lokale eenheid tot stand, met uitzondering van de Belgische Kust waar twee extra secties tot stand kwamen om de talrijke restanten van de Duitse mijnenvelden en uitgebreide kustverdediging op te ruimen.
Al snel bleken de diensten en middelen van de provinciale secties ontoereikend voor het werk dat diende te gebeuren. De Minister van Defensie richtte daarom begin 1945 twee Ontmijningsbataljons op. Het 1ste Ontmijningsbataljon kreeg als doel de Ardeense bossen veilig te maken en had als standplaats Alsemberg. Het 2de Ontmijningsbataljon kreeg als taak de Belgische kust onder handen te nemen en werd geleid door Majoor Samijn. Het 2de Bataljon werd aangevoerd vanuit Brugge.
Na een korte opleiding startten de twee Bataljons hun werkzaamheden. Samen met de eerder opgerichte secties waren maar liefst 2.300 Belgische ontmijners actief om alle achtergelaten springtuigen op te ruimen.
In de maand augustus 1945 werden de Belgische ontmijners eveneens versterkt met twee Bataljons, die volledig werden bemand door Duitse krijgsgevangenen. Die krijgsgevangenen werden onder rechtstreeks bevel van de Ontmijningsdienst geplaatst en hielpen de Ontmijningsbataljons bij hun uitvoerende taken.
Het 1ste Bataljon beëindigde reeds alle werkzaamheden in de Ardennen in september 1945 en het Bataljon werd vervolgens ontbonden in december 1945. De restanten van de eenheid werden veelal overgeheveld naar het 2de Ontmijningsbataljon. Door de officiële ontbinding van het 1ste Bataljon ontstond het zogenaamde ‘Ontmijningsbataljon’, dat verder actief bleef aan de Belgische kust.
Het Ontmijningsbataljon, de opvolger van het 2de Ontmijningsbataljon, werd uiteindelijk zelf ontbonden op 15 juni 1946.
In de maand augustus 1945 werden de Belgische ontmijners eveneens versterkt met twee Bataljons, die volledig werden bemand door Duitse krijgsgevangenen. Die krijgsgevangenen werden onder rechtstreeks bevel van de Ontmijningsdienst geplaatst en hielpen de Ontmijningsbataljons bij hun uitvoerende taken.
Het 1ste Bataljon beëindigde reeds alle werkzaamheden in de Ardennen in september 1945 en het Bataljon werd vervolgens ontbonden in december 1945. De restanten van de eenheid werden veelal overgeheveld naar het 2de Ontmijningsbataljon. Door de officiële ontbinding van het 1ste Bataljon ontstond het zogenaamde ‘Ontmijningsbataljon’, dat verder actief bleef aan de Belgische kust.
Het Ontmijningsbataljon, de opvolger van het 2de Ontmijningsbataljon, werd uiteindelijk zelf ontbonden op 15 juni 1946.
Een Balenaar bij de ontmijners
Peter Alfons Verherstraeten werd ingelijfd bij het 2de Ontmijningsbataljon. Na een korte opleiding van een maand werd hij samen met zijn eenheid naar de Belgische kust gestuurd. Hij was onder andere actief in de gemeenten Wenduine, Blankenberge, Koksijde, Vlissingen (NL.), …
Peter Alfons Verherstraeten werd ingelijfd bij het 2de Ontmijningsbataljon. Na een korte opleiding van een maand werd hij samen met zijn eenheid naar de Belgische kust gestuurd. Hij was onder andere actief in de gemeenten Wenduine, Blankenberge, Koksijde, Vlissingen (NL.), …
Door de komst van de Duitse krijgsgevangenen in augustus 1945 kregen de Belgische ontmijners meer een toezichthoudende functie. Peter Alfons Verherstraeten liet onder andere een gepersonaliseerd wapenschild van de Ontmijners graveren door één van de Krijgsgevangenen.
Het militaire personeelsdossier van Peter Alfons Verherstraeten geeft aan dat hij de volgende standwijzigingen onderging tijdens zijn militaire loopbaan:
- 5 maart 1945: In werkelijke dienst bij het 2de Ontmijningsbataljon
- 1 juli 1945: Aangesteld met den graad van Korporaal
- 1 oktober 1945: Aangesteld met den graad van Sergeant
- 1 januari 1946: Overgeplaatst naar de 5de Compagnie van het (hervormde) Ontmijningsbataljon
- 10 maart 1946: Overgeplaatst naar de Park Compagnie
- 19 april 1946: Overgegaan naar de Park Compagnie en het Veldatelier der Genie
- 24 juli 1946: Terugkeer naar Balen-Neet en bestuurlijk overgegaan naar Legerdepot N°6
- 21 mei 1950: Bestuurlijk overgegaan naar Legerdepot N°3
- 31 december 1951: Afgedankt voor militaire dienst
Bij de Nationale Strijders Bond
Op 3 juli 1945 trad hij reeds toe tot de Wezelse Afdeling van de Nationale Strijders Bond (N.S.B.). Hij was onder andere ondervoorzitter van de N.S.B. - Afdeling Balen-Wezel (1978) en afgevaardigd bestuurslid voor de Gewestelijke Groepering Mol (1948). Daarnaast verzorgde hij ook enkele jaargangen van ‘Oudstrijderke’, het informatieblad van de Gewestelijke Groepering Mol.
Als oudgediende van het Ontmijningsbataljon ontving hij een nationale Oud-Strijderskaart met nummer 102.795. Peter Alfons Verherstraeten bleef een actief lid van de Wezelse Oud-strijdersvereniging tot aan zijn overlijden op 19 december 1985.
Op 3 juli 1945 trad hij reeds toe tot de Wezelse Afdeling van de Nationale Strijders Bond (N.S.B.). Hij was onder andere ondervoorzitter van de N.S.B. - Afdeling Balen-Wezel (1978) en afgevaardigd bestuurslid voor de Gewestelijke Groepering Mol (1948). Daarnaast verzorgde hij ook enkele jaargangen van ‘Oudstrijderke’, het informatieblad van de Gewestelijke Groepering Mol.
Als oudgediende van het Ontmijningsbataljon ontving hij een nationale Oud-Strijderskaart met nummer 102.795. Peter Alfons Verherstraeten bleef een actief lid van de Wezelse Oud-strijdersvereniging tot aan zijn overlijden op 19 december 1985.
Decoraties en eretekens
Peter Alfons Verherstraeten ontving de volgende eretekens:
Dankwoord
Met expliciete dank aan de kinderen van Peter Alfons Verherstraeten voor de schenking van de getoonde persoonlijke documenten en objecten van hun vader.
Peter Alfons Verherstraeten ontving de volgende eretekens:
- Medaille van de Weerstand 1940-1945
- Medaille van de Oorlogsvrijwilliger 1940-1945 met bronzen staafje
- Medaille van de Militair, Strijder van de Oorlog 1940-1945
- Medaille van Ridder in de Orde van Leopold II
- Herinneringsmedaille van de oorlog 1940-1945 met twee gekruiste sabels
- Medaille van Oorlogsvrijwilliger-Strijder
- Erekruis N.S.B.
- Rozet van het Erekruis van de N.S.B. van België
- Gulden Ereteken van de N.S.B.
Dankwoord
Met expliciete dank aan de kinderen van Peter Alfons Verherstraeten voor de schenking van de getoonde persoonlijke documenten en objecten van hun vader.
Alle hulp is welkom!
Op de foto's van Peter Alfons Verherstraeten staan heel wat 'onbekende' ontmijners, waaronder wellicht ook enkele streekgenoten. Indien u kan helpen bij het identificeren van deze personen, mag u steeds een seintje geven via onze contactpagina.
Bronnen
Archief- en Documentatiemappen Balen Bevrijd.
Convoluut en persoonlijk archief Peter Alfons Verherstraeten, (Collectie Bram Dierckx).
EVERE, Archieven Defensie, Militaire Personeelsdossiers, Peter Alfons Verherstraeten.
EVERE, Archieven Defensie, Dossiers Erkende Weerstanders, Peter Alfons Verherstraeten.
Onze ontmijners, Verbroedering der Ontmijners van België vzw.
De Belgische strijdkrachten, (www. be4046.eu).
Op de foto's van Peter Alfons Verherstraeten staan heel wat 'onbekende' ontmijners, waaronder wellicht ook enkele streekgenoten. Indien u kan helpen bij het identificeren van deze personen, mag u steeds een seintje geven via onze contactpagina.
Bronnen
Archief- en Documentatiemappen Balen Bevrijd.
Convoluut en persoonlijk archief Peter Alfons Verherstraeten, (Collectie Bram Dierckx).
EVERE, Archieven Defensie, Militaire Personeelsdossiers, Peter Alfons Verherstraeten.
EVERE, Archieven Defensie, Dossiers Erkende Weerstanders, Peter Alfons Verherstraeten.
Onze ontmijners, Verbroedering der Ontmijners van België vzw.
De Belgische strijdkrachten, (www. be4046.eu).
Oktober 2018
Omdat we 2 maanden eerder al de Duitse Heer helm besproken, was het tijd om ditmaal zijn tweelingbroer een keer in de spotlights te plaatsen. Het object van de maand is deze maand dan ook een Duitse helm van de Luftwaffe.
Net zoals de helm getoond in het object van de maand augustus heeft ook deze helm deel uitgemaakt van het dagelijkse straatbeeld in onze regio. De Duitse Luftwaffe was dan ook sterk vertegenwoordigd in Balen, Olmen en omstreken.
Luftwaffe laat zich letterlijk vertalen naar 'luchtwapen'. De Duitse Luftwaffe was een verzamelnaam voor alle eenheden die deel uitmaakten van de Duitse luchtmacht. Hieronder vonden we verschillende afdelingen terug: Fallschirmjäger (luchtlandingstroepen), FLAK (Fugzeug Luftabwehr Kanone, luchtafweer), fliegendes personnel (vliegend personeel), ... kortweg alles wat enigszins met 'de lucht' te maken kon hebben.
In tegenstelling tot wat mensen vaak veronderstellen hadden zij dus niet alleen piloten, maar ook een aanzienlijke legermacht met de voeten op de grond!
In tegenstelling tot wat mensen vaak veronderstellen hadden zij dus niet alleen piloten, maar ook een aanzienlijke legermacht met de voeten op de grond!
Bovenaan zien we de Luftwaffe decal, het typische plaatje waaraan Duitse soldaten makkelijk konden herkennen bij welke legertak een andere soldaat behoorde.
Zoals het een goed soldaat beaamt, droeg ook de Luftwaffe hun uniform vol trots en gingen ze er maar al te graag mee op de foto. Deze foto's werden vaak ver van huis genomen en naar familie en geliefden toegestuurd.
In onze hedendaagse maatschappij lijkt het haast ondenkbaar, maar deze mannen waren soms maanden tot jaren van huis zonder Skype, Facebook of gsm. De enige manier om elkaar weer eens te kunnen zien was dus om een foto te nemen en deze per Feldpost naar elkaar toe te sturen.
In onze hedendaagse maatschappij lijkt het haast ondenkbaar, maar deze mannen waren soms maanden tot jaren van huis zonder Skype, Facebook of gsm. De enige manier om elkaar weer eens te kunnen zien was dus om een foto te nemen en deze per Feldpost naar elkaar toe te sturen.
Afsluiten doe ik nog graag met een greep uit een groep foto's van een Luftwaffe soldaat die in onze buurt actief was. Op bovenstaande foto's herkennen we duidelijk het stukgeschoten station te Tongeren, dat zwaar te lijden had onder hevige bombardementen in mei 1940.
Bronnen
BALEN, Archief- en documentatiemappen Werkgroep Balen Bevrijd.
Fotocollectie Tim Theunis.
BALEN, Archief- en documentatiemappen Werkgroep Balen Bevrijd.
Fotocollectie Tim Theunis.
November 2018
Alarm! Alarm! Gas!
Het Object van de Maand November is één van de beschermingsmiddelen waarmee leden van de Passieve Luchtbescherming werden uitgerust tijdens het Interbellum: een zogenaamde AGM anti-gasmasker.
Na de verschrikkelijke ervaringen met gifgas tijdens de Eerste Wereldoorlog zat de schrik er goed. Gedurende de oorlog werden reeds de eerste beschermingsmaskers voor soldaten uitgereikt, om zich beter te kunnen weren tegen de dodelijke gasaanvallen. In de jaren 1920 en 1930 werden alle (Belgische) militairen onverminderd voorzien van een beschermingsmasker en werd het zelfs een standaard uitrustingsstuk.
Niet alleen soldaten, maar ook de Belgische burger bleef in die periode niet geheel uit het vizier van de industrie die anti-gasmaskers fabriceerde. De industrie speelde handig in op de collectieve angst voor nieuwe (gifgas)conflicten en de commercialisering van dergelijke maskers voor de civiele markt bleek dan ook zeer lucratief.
Het Object van de Maand November is één van de beschermingsmiddelen waarmee leden van de Passieve Luchtbescherming werden uitgerust tijdens het Interbellum: een zogenaamde AGM anti-gasmasker.
Na de verschrikkelijke ervaringen met gifgas tijdens de Eerste Wereldoorlog zat de schrik er goed. Gedurende de oorlog werden reeds de eerste beschermingsmaskers voor soldaten uitgereikt, om zich beter te kunnen weren tegen de dodelijke gasaanvallen. In de jaren 1920 en 1930 werden alle (Belgische) militairen onverminderd voorzien van een beschermingsmasker en werd het zelfs een standaard uitrustingsstuk.
Niet alleen soldaten, maar ook de Belgische burger bleef in die periode niet geheel uit het vizier van de industrie die anti-gasmaskers fabriceerde. De industrie speelde handig in op de collectieve angst voor nieuwe (gifgas)conflicten en de commercialisering van dergelijke maskers voor de civiele markt bleek dan ook zeer lucratief.
In oorsprong werd het AGM anti-gasmasker ontwikkeld door de firma L’Anti-Gaz NV, een bedrijf uit Brussel dat zowel passieve als actieve gasmaskers of 'filtermaskers' fabriceerde voor (hoofdzakelijk) de civiele markt. De zogenaamde 'passieve filtermaskers' waren voor de burgerbevolking bestemd. Bij deze laatste maskers was de filter meestal rechtstreeks op het gelaatsstuk gemonteerd. Het geheel zat ook vaak in een metalen koker, waardoor het compact kon worden opgeborgen.
Het AGM gasmasker was een 'actief filtermasker' of een 'masker voor actieve ploegen' en was speciaal bestemd voor vrijwilligers van de Territoriale Burgerlijke Wacht, de Bond voor Luchtbescherming, de Brandweer, het Roode Kruis, enz. Kortom, voor alle hulpverleners. Het masker was bedoeld voor actieve hulpverlening en volledig geschikt om langere tijd in een giftige atmosfeer te vertoeven.
Het grootste verschil tussen de passieve en actieve maskers was de grotere filtreermogelijkheid van het actieve model. De actieve maskers waren om die reden voorzien van een grotere filterdoos, die door de grootte en het gewicht moeilijk rechtstreeks op het gelaatsstuk kon worden gemonteerd. Het type AGM had bijgevolg, zoals de meeste actieve types, een slang tussen de filter en het gelaatsmasker. Omdat die versie minder compact was, kreeg deze eveneens een canvas draagzak.
Het grootste verschil tussen de passieve en actieve maskers was de grotere filtreermogelijkheid van het actieve model. De actieve maskers waren om die reden voorzien van een grotere filterdoos, die door de grootte en het gewicht moeilijk rechtstreeks op het gelaatsstuk kon worden gemonteerd. Het type AGM had bijgevolg, zoals de meeste actieve types, een slang tussen de filter en het gelaatsmasker. Omdat die versie minder compact was, kreeg deze eveneens een canvas draagzak.
Door het potentiële gevaar voor een nieuwe oorlog was de firma L’Anti-Gaz overbevraagd in de jaren 1930. Om die reden sloot L’Anti-Gaz een samenwerkingsovereenkomst met de firma Sacic S.A. Die samenwerking uitte zich ook visueel. Door de nauwe samenwerking tussen verschillende producenten bij de ontwikkeling van het AGM masker, bestaan deze dan ook uit een mix van onderdelen, met bijhorende markeringen, afkomstig uit verschillende fabrieken.
Die laatste firma, Sacic S.A., was de hoofdleverancier van het militaire Model 1934, dat werd gebruikt binnen het Belgische Leger. Het AGM masker had dan ook een gelijkaardig gelaatsstuk, alsook de rubberen slang en de filterbus vertoonden sterke gelijkenissen. Naast het masker zelf had ook de canvas draagzak een militair uiterlijk. De AGM maskers werden echter louter ontwikkeld voor civiel gebruik en voornamelijk bedeeld aan de Luchtbeschermingsdiensten. Het type was dan ook één van de anti-gasmaskers die 'officieel' waren aangenomen door de Bond voor Luchtbescherming nadat het door de bevoegde diensten was getest en goedgekeurd.
Gasmaskers bij de Balense Passieve Luchtbescherming
Ook de Luchtbeschermingsdiensten van de Gemeente Balen hadden 50 actieve en 500 passieve gasmaskers klaarliggen voor noodgevallen. De actieve maskers waren wellicht van het type AG 20 of AGM van de firma L'Anti-Gaz NV uit Brussel. De passieve maskers werden besteld bij en geleverd door de firma Société Belge de l'Azote et des Produits Chimiques du Marly uit Renory-Ougrée.
Tijdens de Duitse bezetting moest de vooroorlogse stock van goederen worden opgegeven aan de Provinciale overheid. In december 1940 meldde de toenmalige burgemeester van Balen, Alois Delsupehe, dat er in Balen de volgende zaken aanwezig waren:
Ook de Luchtbeschermingsdiensten van de Gemeente Balen hadden 50 actieve en 500 passieve gasmaskers klaarliggen voor noodgevallen. De actieve maskers waren wellicht van het type AG 20 of AGM van de firma L'Anti-Gaz NV uit Brussel. De passieve maskers werden besteld bij en geleverd door de firma Société Belge de l'Azote et des Produits Chimiques du Marly uit Renory-Ougrée.
Tijdens de Duitse bezetting moest de vooroorlogse stock van goederen worden opgegeven aan de Provinciale overheid. In december 1940 meldde de toenmalige burgemeester van Balen, Alois Delsupehe, dat er in Balen de volgende zaken aanwezig waren:
- 2 handsirenen
- 1 automatische sireen
- 2 handpompen
- 200 kgr. Chloor
- 2 paar botten
- 8 paar handschoenen
- 2 antiblaartrekkende kleederen
- 50 actieve maskers
- 500 passieve maskers
- Gasmasker droger
- 25 stormlantaarnen
Bronnen
Belgian Gasmasks, 1918-present, (gasmasks.be).
DIERCKX, B. en VANLEEUWEN, T., Plichtsbewust of verplicht?! Bijzondere Wachtkorpsen in Balen tijdens de Tweede Wereldoorlog, Balen, 2018.
GAB, Passieve Luchtbescherming en T.B.W., 1934-1945.
HENDRICKX, R. en JODOGNE, J., Uw bescherming tegen het Luchtgevaar, Brussel, 1939.
'Luchtbescherming', Officieel tijdschrift van den B.L.B., 1937-1940.
Belgian Gasmasks, 1918-present, (gasmasks.be).
DIERCKX, B. en VANLEEUWEN, T., Plichtsbewust of verplicht?! Bijzondere Wachtkorpsen in Balen tijdens de Tweede Wereldoorlog, Balen, 2018.
GAB, Passieve Luchtbescherming en T.B.W., 1934-1945.
HENDRICKX, R. en JODOGNE, J., Uw bescherming tegen het Luchtgevaar, Brussel, 1939.
'Luchtbescherming', Officieel tijdschrift van den B.L.B., 1937-1940.
December 2018
De Wacht marcheert!
Het Object van de Maand December zijn 2 verschillende modellen helmen van de Vlaamsche Wacht.
De Vlaamsche Wacht werd in eerste instantie opgericht met als doel de Duitse bezetter te ontzien van de ordehandhaving op het Belgische grondgebied. Vanaf juni 1941 heerste immers een hevige strijd aan het oostfront en was er nood aan Duitse militairen aan het front.
Voor een verdere inleiding omtrent deze organisatie kan je hieronder klikken op een link waarmee wij u graag doorverwijzen naar het object van de maand Juli 2017! Klik hier voor een uitgebreide geschiedenis van de Vlaamsche Wacht.
Het Object van de Maand December zijn 2 verschillende modellen helmen van de Vlaamsche Wacht.
De Vlaamsche Wacht werd in eerste instantie opgericht met als doel de Duitse bezetter te ontzien van de ordehandhaving op het Belgische grondgebied. Vanaf juni 1941 heerste immers een hevige strijd aan het oostfront en was er nood aan Duitse militairen aan het front.
Voor een verdere inleiding omtrent deze organisatie kan je hieronder klikken op een link waarmee wij u graag doorverwijzen naar het object van de maand Juli 2017! Klik hier voor een uitgebreide geschiedenis van de Vlaamsche Wacht.
De Vlaamsche Wacht werd vooral uitgerust met 'new-old-stock', wat zoveel wil zeggen als uitrusting en kledij die een tweede leven werd gegeven. Zo waren de uniformvesten voornamelijk bestaande Belgische of Duitse vesten die zwart of blauw werden geverfd. Ze werden op hun beurt voorzien van zwarte kraagspiegels met gele rand, zwarte schouderstukken met de gele rand en het eikenblad met nummer op de borst. Het Romeins cijfer II wees op de Tweede Afdeling van de Vlaamsche Wacht. Het was Afdeling II die ook in onze regio actief was.
De Vlaamsche Wacht kreeg standaard ook een helm toegekend. In de meeste gevallen was dat in de Kempen een herverfde Nederlandse helm die werd voorzien van het embleem van het wachtkorps.
Hierboven zien we een origineel exemplaar. De buitenzijde van de oorspronkelijk groene helm werd in dit geval donkergrijs geverfd, passend bij het donkerblauwe tot zwarte uniform dat de Vlaamsche Wacht droeg. Op de voorzijde herkennen we de typische eikenkrans, die ook is terug te vinden op de rechterborst van het uniform.
De originele groene kleur van de helm is nog goed te herkennen aan de binnenzijde. Enkel de buitenzijde van deze helmen werd van een nieuwe kleur voorzien.
Hierboven zien we een origineel exemplaar. De buitenzijde van de oorspronkelijk groene helm werd in dit geval donkergrijs geverfd, passend bij het donkerblauwe tot zwarte uniform dat de Vlaamsche Wacht droeg. Op de voorzijde herkennen we de typische eikenkrans, die ook is terug te vinden op de rechterborst van het uniform.
De originele groene kleur van de helm is nog goed te herkennen aan de binnenzijde. Enkel de buitenzijde van deze helmen werd van een nieuwe kleur voorzien.
Buiten het Nederlandse type helm werd ook aan vele 'Adrian' helmen een tweede leven geschonken. Deze helmen waren afkomstig van het Belgische leger. Het plaatje met de afbeelding van een leeuw, dat normaal vooraan op de helm zou zitten, werd verwijderd en vervangen door de typerende decal met eikenloof. Ook deze helm kreeg een nieuwe verflaag. Binnenin is ook weer de originele kleur van de oorspronkelijke helm zichtbaar.
Hierboven zien we nog enkele afbeeldingen van de Vlaamsche Wacht in uniform. Op de foto's is heel duidelijk het schuitje te herkennen, weer met het typerende eikenloof. Een dergelijk exemplaar kan je herkennen op de eerste foto van dit artikel. Ook dit waren stukken die opnieuw werden hergebruikt. Vaak ging het om Belgische schuitjes die zwart werden geverfd en waar een gele bies op werd genaaid samen met het embleem.
Bronnen
DIERCKX, B. en VANLEEUWEN, T., Plichtsbewust of verplicht?! Bijzondere Wachtkorpsen in Balen tijdens de Tweede Wereldoorlog, Balen, 2018.
VINCKX, J, Vlaanderen in uniform - Deel II (Vlaamse Wacht).
Theunis T., persoonlijke archieven.
Archieven Balen Bevrijd.