Objecten van de maand - 2020
Januari 2020
Duitse luchtafweer te Balen...
Het object van de maand voor januari is dit keer een FLAK-fliegerbluse in de rang van Hauptmann.
Het object van de maand voor januari is dit keer een FLAK-fliegerbluse in de rang van Hauptmann.
De 'Fliegerbluse'
De fliegerbluse was met zijn korte snit en blauw-grijze kleur het typerende jasje voor de Duitse Luftwaffe. De bluse werd reeds in 1935 ontworpen aan de hand van een eerder bestaand model gebruikt door de 'DLV' (Deutscher Luftsportverein), welke een burgerlijke functie binnen het vliegwezen had.
Het model zoals hier te zien zou vanaf 6 mei 1940 de standaard worden voor elk toetredend lid binnen de Luftwaffe en zou gedurende de oorlog slechts kleine aanpassingen kennen.
De fliegerbluse was met zijn korte snit en blauw-grijze kleur het typerende jasje voor de Duitse Luftwaffe. De bluse werd reeds in 1935 ontworpen aan de hand van een eerder bestaand model gebruikt door de 'DLV' (Deutscher Luftsportverein), welke een burgerlijke functie binnen het vliegwezen had.
Het model zoals hier te zien zou vanaf 6 mei 1940 de standaard worden voor elk toetredend lid binnen de Luftwaffe en zou gedurende de oorlog slechts kleine aanpassingen kennen.
Dat deze jas toebehoorde aan een Duitse flak eenheid is zeer eenvoudig te herkennen. Iedere branche binnen de Luftwaffe had immers zijn eigen kleur. Zoals we hier duidelijk zien, is de kleur voor Flak dus rood. Zo waren de soldaten ook voor anderen makkelijker te herkennen en wisten de meeste soldaten in één oogopslag waartoe iemand net behoorde. Natuurlijk werd dit geleerd tijdens de opleiding, maar voor de onoplettenden en vergeetachtigen onder hen werd er voor de zekerheid toch nog eens nadruk gelegd op kleuren en rangen in de zakagenda's die de soldaten kregen toebedeeld.
FLAK - aka - Fliegerabwehrkanone
FLAK was uiteindelijk een verzamelnaam voor alle manschappen van de Luftwaffe die werden ingedeeld bij eenheden met het hoofddoel het luchtruim veilig te stellen van op de grond.
Kort gezegd was FLAK (kort voor Flug- of Fliegerabwehrkanone) dus een luchtafweer-eenheid. In realiteit was het echter anders en werden FLAK-eenheden, zeker in de latere oorlogsjaren, vaak ingezet als volwaardige grondtroepen.
FLAK was uiteindelijk een verzamelnaam voor alle manschappen van de Luftwaffe die werden ingedeeld bij eenheden met het hoofddoel het luchtruim veilig te stellen van op de grond.
Kort gezegd was FLAK (kort voor Flug- of Fliegerabwehrkanone) dus een luchtafweer-eenheid. In realiteit was het echter anders en werden FLAK-eenheden, zeker in de latere oorlogsjaren, vaak ingezet als volwaardige grondtroepen.
De getoonde fliegerbluse heeft de rang van Hauptmann. Op zich is het uitzonderlijk een fliegerbluse te vinden in deze eerder hoge rang. We kunnen waarschijnlijk stellen dat de heer die deze jas droeg goed carrière wist te maken binnen de rangen van de Luftwaffe en een voorkeur had voor zijn oorspronkelijke fliegerbluse.
Hogeren in rang stonden ook zelf in voor de aanschaf van nieuwe kledij, dus werd in afwachting van de kleermaker vaak de oudere kledij verder gedragen. Ook kochten soldaten in het veld natuurlijk niet elke keer een nieuwe uniformjas wanneer zij een promotie maakten, maar vervingen simpelweg de insignes van de lagere rang door deze van de hogere.
Hogeren in rang stonden ook zelf in voor de aanschaf van nieuwe kledij, dus werd in afwachting van de kleermaker vaak de oudere kledij verder gedragen. Ook kochten soldaten in het veld natuurlijk niet elke keer een nieuwe uniformjas wanneer zij een promotie maakten, maar vervingen simpelweg de insignes van de lagere rang door deze van de hogere.
Ook bij ons!
Ook in Balen waren gedurende de Tweede Wereldoorlog vele manschappen uit Flak-eenheden actief.
Op 9 september 1944 waren volgende Flak-troepen bij ons in het dorp aanwezig:
Ook in Balen waren gedurende de Tweede Wereldoorlog vele manschappen uit Flak-eenheden actief.
Op 9 september 1944 waren volgende Flak-troepen bij ons in het dorp aanwezig:
- De 6. Kompanie van Schwere Flak-Abteilung 602 was aanwezig op de Malou en in Olmen Lichtenbos met enkele zware luchtafweerkanonnen (88mm FLAK).
- De 4. Kompanie van Flakabteilung 925 had 4 artilleriestukken (88mm FLAK) opgesteld in Balen- Schoorheide.
Afsluiten doen we nog graag met een dankwoord aan iedereen die voor ons als 'Balen Bevrijd' 2019 tot een topjaar heeft mogen maken!
Bedankt aan alle trouwe lezers, voor alle prachtige schenkingen die mochten ontvangen, de spannende verhalen, de feedback, ...
Bedankt aan alle trouwe lezers, voor alle prachtige schenkingen die mochten ontvangen, de spannende verhalen, de feedback, ...
Afsluiten doen we nog graag met een dankwoord aan iedereen die voor ons als 'Balen Bevrijd' 2019 tot een topjaar heeft mogen maken!
Bedankt aan alle trouwe lezers, voor alle prachtige schenkingen die mochten ontvangen, de spannende verhalen, de feedback, ...
Bedankt aan alle trouwe lezers, voor alle prachtige schenkingen die mochten ontvangen, de spannende verhalen, de feedback, ...
MERCI!
En onze beste wensen voor het nieuwe jaar!
Februari 2020
Het Object van de Maand Februari gaat rechtstreeks terug naar het dagelijkse leven tijdens de Duitse bezetting. Heel wat kinderen die de oorlogstijd meemaakten en werden geconfronteerd met de getoonde objecten, hebben wellicht talrijke – goede en minder goede – herinneringen aan de ‘schoolsoep’ of ‘levertraan van Winterhulp’…
Winterhulp – Secours d’Hiver
Op 29 oktober 1940 kwam er in België een hulpverlenende organisatie tot stand onder de naam Winterhulp – Secours d’Hiver. Op aandringen van de Duitse Militärverwaltung werd door het college van secretarissen-generaal een koepelorganisatie opgericht die een aantal andere liefdadigheidsorganisaties moest hergroeperen en de wildgroei van de vele caritatieve initiatieven moest tegengaan. Onder het mom van ‘nationale solidariteit’ werden de werkzaamheden van het Roode Kruis van België, het Vlaamsche Kruis en het Nationaal Werk voor Oudstrijders en Oorlogsinvaliden gebundeld.
De naam van de koepelorganisatie was rechtstreeks afgeleid van de Duitse tegenhanger Winterhilfswerk des Deutsches Volkes of kortweg Winterhilfswerk (WHW), die al in 1933 was ontstaan. Door de naam stootte de organisatie meteen op argwaan en al spottend werd ze ook wel eens ‘Secours d’Hitler’ genoemd. Hoewel de goedkeuring van de Duitse bezetter noodzakelijk was voor de werking van Winterhulp België, werd al snel duidelijk dat de initiatieven vooral blijk gaven van toewijding en burgerzin ten behoeve van hulpzoekenden en noodlijdenden. Het Uitvoerend Comité van de nationale organisatie bestond hoofdzakelijk uit vooraanstaande Belgicisten, maar ook de provinciale en lokale comités waren vaak allesbehalve Duitsgezind.
In Balen kwam tegen het einde van 1940 ook een Plaatselijk Comité van Winterhulp tot stand. Het waren vooral vooraanstaande burgers, die een duidelijke link hadden met de lokale hulpverlening en steun aan armen, die deel uitmaakten van het comité. In december 1940 werden de volgende personen aangesteld:
Op 29 oktober 1940 kwam er in België een hulpverlenende organisatie tot stand onder de naam Winterhulp – Secours d’Hiver. Op aandringen van de Duitse Militärverwaltung werd door het college van secretarissen-generaal een koepelorganisatie opgericht die een aantal andere liefdadigheidsorganisaties moest hergroeperen en de wildgroei van de vele caritatieve initiatieven moest tegengaan. Onder het mom van ‘nationale solidariteit’ werden de werkzaamheden van het Roode Kruis van België, het Vlaamsche Kruis en het Nationaal Werk voor Oudstrijders en Oorlogsinvaliden gebundeld.
De naam van de koepelorganisatie was rechtstreeks afgeleid van de Duitse tegenhanger Winterhilfswerk des Deutsches Volkes of kortweg Winterhilfswerk (WHW), die al in 1933 was ontstaan. Door de naam stootte de organisatie meteen op argwaan en al spottend werd ze ook wel eens ‘Secours d’Hitler’ genoemd. Hoewel de goedkeuring van de Duitse bezetter noodzakelijk was voor de werking van Winterhulp België, werd al snel duidelijk dat de initiatieven vooral blijk gaven van toewijding en burgerzin ten behoeve van hulpzoekenden en noodlijdenden. Het Uitvoerend Comité van de nationale organisatie bestond hoofdzakelijk uit vooraanstaande Belgicisten, maar ook de provinciale en lokale comités waren vaak allesbehalve Duitsgezind.
In Balen kwam tegen het einde van 1940 ook een Plaatselijk Comité van Winterhulp tot stand. Het waren vooral vooraanstaande burgers, die een duidelijke link hadden met de lokale hulpverlening en steun aan armen, die deel uitmaakten van het comité. In december 1940 werden de volgende personen aangesteld:
- Voorzitter: Stuyck Eugeen – geneesheer.
- Secretaris: Peeters Felix - rustend onderwijzer.
- Leden:
- Kemps Louis – geneesheer.
- Baeten Jan Baptist – timmerman.
- Bierkens Louis – handelaar.
- Jansen Madelaine – zonder beroep.
- Thys Louis – Bediende.
- Van Hoorick Irma Julia - Overste Gasthuis.
- Vermeulen August – landbouwer en Lid COO.
- Wouters Egied - Notaris.
Solidariteits- en liefdadigheidsacties
Het takenpakket van Winterhulp bestond uit het verzamelen van giften en bijdragen om vervolgens materiële en morele hulpverlening op gang te brengen ten aanzien van de minder gegoeden en zwakkeren in de samenleving.
De werkingsmiddelen bestonden uit schenkingen, vrijwillige bijdragen en gelden van de staat. Via talrijke tombola’s, loterijen, collectes, feesten en culturele activiteiten zoals toneelspelen en filmvertoningen, haalden de vrijwilligers en medewerkers van Winterhulp geld op voor liefdadigheid. Maar ook aangeslagen en verbeurd verklaarde goederen werden ter beschikking gesteld aan de organisatie.
De lokale kranten berichtten regelmatig over de acties en activiteiten van de lokale Winterhulp-afdelingen. Menig maal werden burgers aangespoord om een bijdrage te leveren of deel te nemen aan de loterijen.
Het takenpakket van Winterhulp bestond uit het verzamelen van giften en bijdragen om vervolgens materiële en morele hulpverlening op gang te brengen ten aanzien van de minder gegoeden en zwakkeren in de samenleving.
De werkingsmiddelen bestonden uit schenkingen, vrijwillige bijdragen en gelden van de staat. Via talrijke tombola’s, loterijen, collectes, feesten en culturele activiteiten zoals toneelspelen en filmvertoningen, haalden de vrijwilligers en medewerkers van Winterhulp geld op voor liefdadigheid. Maar ook aangeslagen en verbeurd verklaarde goederen werden ter beschikking gesteld aan de organisatie.
De lokale kranten berichtten regelmatig over de acties en activiteiten van de lokale Winterhulp-afdelingen. Menig maal werden burgers aangespoord om een bijdrage te leveren of deel te nemen aan de loterijen.
Aanvankelijk richtte de organisatie zich vooral op het verdelen van voedsel, kledij en steenkool onder de meest noodlijdende burgers. Door de oorlog werd de voedselvoorziening voor de hele bevolking ontwricht en richtte Winterhulp zich meer en meer op kwetsbare bevolkingsgroepen zoals kinderen, scholieren, zwangere en zogende vrouwen, opgeëiste werknemers, krijgsgevangenen, oud-strijders en kunstenaar.
Een aanzienlijk en belangrijk luik van de werking omhelsde de schoolbedelingen en schoolhulp, waardoor heel wat schoolgaande kinderen - ondanks de grote voedseltekorten - regelmatig werden voorzien van voedingsrijke levensmiddelen zoals soep, sinaasappelen, chocolade, vijgen, melk, vitamines en levertraan...
Een fles met levertraan
Voor de oorlog was levertraan reeds een 'wondermiddel' voor zwakkeren en kinderen. Het was een dierlijke olie afkomstig uit de lever van verscheidene vissoorten. Zij die ooit levertraan met de lepel innamen, herinneren zich wellicht nog steeds de specifieke smaak...
Levertraan was rijk aan vitaminen en werd daarom door organisaties als Winterhulp uitgedeeld aan kinderen. Het werd omschreven als een middel tegen een ' zwak gestel' en 'slapheid'. Ook de lokale schoolkinderen kregen regelmatig een lepel toebedeeld tijdens de bezetting.
De getoonde fles is een authentiek exemplaar en werd als gift uitgedeeld door Winterhulp. Het etiket schreef 1 koffielepel per dag voor. De betreffende levertraan werd samengesteld door Apotheker L. Cocle uit Brussel.
Het etiket vermeldde eveneens de volgende tekst:
Flesch gewaarborgd 4 fr. franco
Terug te zenden aan depot Winterhulp
Fabrieken Nouvelles Huileries Anversoises
Merxem-Antwerpen voor den 31 juli 1944.
Een aanzienlijk en belangrijk luik van de werking omhelsde de schoolbedelingen en schoolhulp, waardoor heel wat schoolgaande kinderen - ondanks de grote voedseltekorten - regelmatig werden voorzien van voedingsrijke levensmiddelen zoals soep, sinaasappelen, chocolade, vijgen, melk, vitamines en levertraan...
Een fles met levertraan
Voor de oorlog was levertraan reeds een 'wondermiddel' voor zwakkeren en kinderen. Het was een dierlijke olie afkomstig uit de lever van verscheidene vissoorten. Zij die ooit levertraan met de lepel innamen, herinneren zich wellicht nog steeds de specifieke smaak...
Levertraan was rijk aan vitaminen en werd daarom door organisaties als Winterhulp uitgedeeld aan kinderen. Het werd omschreven als een middel tegen een ' zwak gestel' en 'slapheid'. Ook de lokale schoolkinderen kregen regelmatig een lepel toebedeeld tijdens de bezetting.
De getoonde fles is een authentiek exemplaar en werd als gift uitgedeeld door Winterhulp. Het etiket schreef 1 koffielepel per dag voor. De betreffende levertraan werd samengesteld door Apotheker L. Cocle uit Brussel.
Het etiket vermeldde eveneens de volgende tekst:
Flesch gewaarborgd 4 fr. franco
Terug te zenden aan depot Winterhulp
Fabrieken Nouvelles Huileries Anversoises
Merxem-Antwerpen voor den 31 juli 1944.
Bronnen
BEVEREN, RAA, Archief van Winterhulp Plaatselijke Comités uit de provincie Antwerpen.
JACQUEMYNS, H., België in de Tweede Wereldoorlog, Deel 2, Een bezet land, Antwerpen, 1984.
‘Winterhulp’, 2020 (www.belgiumwwii.be).
WILLEMS, B., Inventaris van het archief van Winterhulp Plaatselijke Comités uit de provincie Antwerpen en rechtsopvolgers 1940-1948, Inventaris Rijksarchief Nr. 76, Brussel, 2013.
BEVEREN, RAA, Archief van Winterhulp Plaatselijke Comités uit de provincie Antwerpen.
JACQUEMYNS, H., België in de Tweede Wereldoorlog, Deel 2, Een bezet land, Antwerpen, 1984.
‘Winterhulp’, 2020 (www.belgiumwwii.be).
WILLEMS, B., Inventaris van het archief van Winterhulp Plaatselijke Comités uit de provincie Antwerpen en rechtsopvolgers 1940-1948, Inventaris Rijksarchief Nr. 76, Brussel, 2013.
Maart 2020
Op het einde van 1939 en in het vroege voorjaar van 1940 stonden heel wat streekgenoten paraat in de rangen van het Belgisch Leger. Het Object van de Maand Maart belicht enkele persoonlijke uitrustingsstukken van de talrijke soldaten die in 1939 en 1940 werden gemobiliseerd en ergens te velde op post waren.
Het Belgisch Leger waakt!
In september 1938 viel Nazi-Duitsland het Tsjechoslovaakse Sudetenland binnen. De Belgische overheid vreesde toen eveneens een inval in België. In allerijl werden soldaten van het Belgische Leger gemobiliseerd tussen 28 september en 2 oktober 1938.
Een grote en meer gestructureerde mobilisatie volgde in augustus 1939. Die tweede mobilisatie gebeurde in vijf opeenvolgende fasen: A, B, C, D en E. Tijdens de eerste Fase A werden alle actieve eenheden op oorlogsvoet gebracht. Fase E betekende een algemene mobilisatie van alle reserve-eenheden. Die fase werd afgekondigd na de start van vijandelijkheden.
Ook in Balen werden verschillende jongemannen onder de wapens geroepen tijdens de verschillende mobilisatiefasen. In het totaal werden tijdens de eerste vier fasen (A, B, C en D) een kleine 550 Balenaren opgeroepen.
In september 1938 viel Nazi-Duitsland het Tsjechoslovaakse Sudetenland binnen. De Belgische overheid vreesde toen eveneens een inval in België. In allerijl werden soldaten van het Belgische Leger gemobiliseerd tussen 28 september en 2 oktober 1938.
Een grote en meer gestructureerde mobilisatie volgde in augustus 1939. Die tweede mobilisatie gebeurde in vijf opeenvolgende fasen: A, B, C, D en E. Tijdens de eerste Fase A werden alle actieve eenheden op oorlogsvoet gebracht. Fase E betekende een algemene mobilisatie van alle reserve-eenheden. Die fase werd afgekondigd na de start van vijandelijkheden.
Ook in Balen werden verschillende jongemannen onder de wapens geroepen tijdens de verschillende mobilisatiefasen. In het totaal werden tijdens de eerste vier fasen (A, B, C en D) een kleine 550 Balenaren opgeroepen.
- Fase A – 26 augustus 1939: 100 personen opgeroepen.
- Fase B – 28 augustus 1939: 33 personen opgeroepen.
- Fase C – 1 en 3 september 1939: 183 personen opgeroepen.
- Fase D – 11 september 1939: 94 personen opgeroepen.
- Fase D – 17 september 1939: 19 personen opgeroepen.
- Fase D – 18 september 1939: 2 personen opgeroepen.
- Fase D – 21 september 1939: 1 persoon opgeroepen.
- Fase D – 22 september 1939: 14 personen opgeroepen.
- Fase D – 1 oktober 1939: 1 persoon opgeroepen.
- Fase D – 20 oktober 1939: 3 personen opgeroepen.
- Fase D – 8 november 1939: 13 personen opgeroepen.
- Fase D – 12 november 1939: 1 persoon opgeroepen.
- Fase D – 13 november 1939: 3 personen opgeroepen.
- Fase D – 1 december 1939: 6 personen opgeroepen.
- Fase D – 8 december 1939: 21 personen opgeroepen.
- Fase D – 14 januari 1940: 27 personen opgeroepen.
- Fase D – 18 januari 1940: 3 personen opgeroepen.
- Fase D – 21 januari 1940: 1 persoon opgeroepen.
- Fase D – 3 februari 1940: 3 personen opgeroepen.
- Fase D – 3 februari 1940: 15 personen opgeroepen.
De uitrusting van de Belgische soldaat
Tijdens de mobilisatie werd een massa volk op de been gebracht en dat had enorme gevolgen voor de bevoorrading en het materieel voor de opgeroepen soldaten.
Tijdens de mobilisatie werd een massa volk op de been gebracht en dat had enorme gevolgen voor de bevoorrading en het materieel voor de opgeroepen soldaten.
In januari 1940 kwam er een nieuw reglement met betrekking tot de uitrusting van de Belgische infanteriesoldaat. De ‘Lijst met de vaste uitrusting van het voetvolk’ omvatte een lange opsomming van uitrustingsstukken en persoonlijke materialen, opgesteld in twee delen.
Het eerste deel omschreef alle 'gedragen' kledij en uitrusting.
Het eerste deel omschreef alle 'gedragen' kledij en uitrusting.
|
|
's Winters omvatte de kleding bovendien:
Het tweede deel bestond uit een lijst van uitrustingsstukken die op de voertuigen van de eenheid werden meegevoerd. Bij de ‘legering’ of inkwartiering van de soldaat werden deze stukken ter beschikking gesteld:
- 1 laken vest met losse halsboord;
- 1 paar handschoenen.
Het tweede deel bestond uit een lijst van uitrustingsstukken die op de voertuigen van de eenheid werden meegevoerd. Bij de ‘legering’ of inkwartiering van de soldaat werden deze stukken ter beschikking gesteld:
- 1 boedelzak;
- 1 politiemuts;
- 1 linnen broek;
- 1 onderbroek (tweede);
- 1 paar schoenen (tweede);
- 1 zakdoek (tweede);
- 1 handdoek (tweede);
- 1 kleerborstel;
- 1 schoenborstel;
- Tentonderdelen: staander, andere paaltjes, houten hamer, koord, zak voor dekzeil.
- 1 deken;
- 1 laken vest met losse halsboord
- 1 paar handschoenen
Naast de materialen die werden voorzien vanuit het leger zelf, tonen periodieke foto’s uit het interbellum en de mobilisatieperiode aan dat de Belgische soldaten zeer vaak hun uitrusting aanvulden met civiele materialen, die ze zelf bekostigden.
Toiletartikelen en andere materialen voor persoonlijke hygiëne, kledingstukken, handdoeken, kleinere uitrustingsstukken en voorwerpen ter ontspanning werden meestal zelf voorzien. De variaties zijn dan ook oneindig.
Toiletartikelen en andere materialen voor persoonlijke hygiëne, kledingstukken, handdoeken, kleinere uitrustingsstukken en voorwerpen ter ontspanning werden meestal zelf voorzien. De variaties zijn dan ook oneindig.
Bronnen
BALEN, Erfgoed Balen, Lijsten gemobiliseerde militairen 1939-1940.
Collectie Bram Dierckx, Reglementen en handboeken Belgisch Leger, 1930-1940.
De Achttiendaagse Veldtocht, (www. 18daagseveldtocht.be).
De Belgische soldaat uit de meidagen van 1940, (www.abbl1940.be).
SMOLDERS, F., Olmen tijdens de Tweede Wereldoorlog, Olmen, 1989.
BALEN, Erfgoed Balen, Lijsten gemobiliseerde militairen 1939-1940.
Collectie Bram Dierckx, Reglementen en handboeken Belgisch Leger, 1930-1940.
De Achttiendaagse Veldtocht, (www. 18daagseveldtocht.be).
De Belgische soldaat uit de meidagen van 1940, (www.abbl1940.be).
SMOLDERS, F., Olmen tijdens de Tweede Wereldoorlog, Olmen, 1989.
April 2020
Duitse paratroepen in Balen!
Het Object van de Maand April konden we verkrijgen dankzij een gulden tip in het 'Pop Up Museum' en neemt ons weer mee naar de woelige periode vlak voor de Bevrijding... September 1944...
Het Object van de Maand April konden we verkrijgen dankzij een gulden tip in het 'Pop Up Museum' en neemt ons weer mee naar de woelige periode vlak voor de Bevrijding... September 1944...
Na de oorlog werd dit prachtige 'fallschirmklappmesser' (of zoals de Geallieerden het noemden: gravity knife, naar aanleiding van de werking) te Balen-Hulsen teruggevonden. Dit type valmes was één van de typerende uitrustingsstukken van de Duitse valschermtroepen.
Valschermtroepen in Balen?
De landing in Normandië op 6 juni 1944 opende een derde front tegen de Duitsers. Aanvankelijk weerden de Duitse troepen zich hardnekkig zodat de geallieerde opmars vertraging opliep. Het duurde nog tot augustus 1944 voor de geallieerde legers een doorbraak konden forceren.
Vanaf september leek de geallieerde opmars echter niet meer te stoppen. Op 2 september werd de Belgische grens bereikt en een dag later rolden de eerste bevrijders de hoofdstad Brussel binnen. Op 4 september werd Antwerpen bevrijd, net zoals de steden Leuven, Mechelen, Lier en Kortrijk. Om de snelle opmars te kunnen stoppen, wierpen de Duitsers een verdedigingslijn op achter het Albertkanaal.
De landing in Normandië op 6 juni 1944 opende een derde front tegen de Duitsers. Aanvankelijk weerden de Duitse troepen zich hardnekkig zodat de geallieerde opmars vertraging opliep. Het duurde nog tot augustus 1944 voor de geallieerde legers een doorbraak konden forceren.
Vanaf september leek de geallieerde opmars echter niet meer te stoppen. Op 2 september werd de Belgische grens bereikt en een dag later rolden de eerste bevrijders de hoofdstad Brussel binnen. Op 4 september werd Antwerpen bevrijd, net zoals de steden Leuven, Mechelen, Lier en Kortrijk. Om de snelle opmars te kunnen stoppen, wierpen de Duitsers een verdedigingslijn op achter het Albertkanaal.
Het Duitse opperbevel nam dadelijk maatregelen en vanaf 3 september 1944 werd een verdedigingslinie uitgebouwd aan het Albertkanaal. Het kanaal verbond de steden Antwerpen en Luik. Infanteriegeneraal Reinhard, bevelhebber van het Duitse 88e Legerkorps, kreeg de taak om een defensieve lijn achter het Albertkanaal uit te bouwen om de geallieerde opmars tot stilstand te kunnen brengen. De sector gaande van Beringen tot Geel werd toevertrouwd aan Luitenant Generaal Kurt Chill.
Generaal Chill werd belast met de praktische zaken en installeerde wachtposten op de bruggen van het kanaal om vluchtende Duitse troepen tegen te houden. Het vluchtende leger werd gereorganiseerd en herbewapend. Na inspectie bleek de linie aan het Albertkanaal echter alles behalve ideaal. Deze was zeer zwak bewapend. Bovendien bleek zelfs op vele plaatsen de zuidelijke oever de noordelijke zelfs te overkijken. Tevens was er ook een zwaar tekort aan manschappen, waardoor nieuwe (vaak jonge of hervormde troepen) het front aan het Albertkanaal moesten komen versterken. De nieuwe troepen werden aangevoerd uit Nederland en het Duitse Rijk. Onder hen ook het net hervormde 6e Fallschirmjäger Regiment onder leiding van Major Friedrich August Von der Heydte. Zij moesten als deel van FJR2 de ruggengraat van de Duitse verdediging vormen.
Generaal Chill werd belast met de praktische zaken en installeerde wachtposten op de bruggen van het kanaal om vluchtende Duitse troepen tegen te houden. Het vluchtende leger werd gereorganiseerd en herbewapend. Na inspectie bleek de linie aan het Albertkanaal echter alles behalve ideaal. Deze was zeer zwak bewapend. Bovendien bleek zelfs op vele plaatsen de zuidelijke oever de noordelijke zelfs te overkijken. Tevens was er ook een zwaar tekort aan manschappen, waardoor nieuwe (vaak jonge of hervormde troepen) het front aan het Albertkanaal moesten komen versterken. De nieuwe troepen werden aangevoerd uit Nederland en het Duitse Rijk. Onder hen ook het net hervormde 6e Fallschirmjäger Regiment onder leiding van Major Friedrich August Von der Heydte. Zij moesten als deel van FJR2 de ruggengraat van de Duitse verdediging vormen.
Het 6e Fallschirmjäger Regiment had ernstige verliezen geleden bij de zware gevechten in Normandië (Caen) en was net te Güstrow (Duitsland), rond de nog bestaande kern aan resterende manschappen, hervormd. Von Der Heydte getuigde na de oorlog dat hij de slagsterkte van zijn 6e Fallschirmjäger Regiment zeer slecht vond na de hervorming. 75% bestond nu uit nieuwe rekruten die amper waren getraind of actie hadden gezien.
Ondanks alles probeerde Von der Heydte het beste te maken van de slechte situatie door de soldaten een zeer sterk groepsgevoel te geven, het idee bij een elite-eenheid te behoren:
'Het afzweren van alle persoonlijke wensen. Wie trouw zweert aan de Pruisische vlag heeft geen recht meer op persoonlijke bezittingen. Vanaf het moment iemand deel uitmaakt van de Fallschirmjäger en bij mijn regiment terecht komt, geeft hij alles af wat hij voorheen bezat. Vanaf nu is er voor hen maar 1 wet - de wet van onze eenheid.'
Von der Heydte hamerde ook op het feit dat de strijd een strijd was voor het verder bestaan van het hele Duitse Rijk.
Ondanks alles probeerde Von der Heydte het beste te maken van de slechte situatie door de soldaten een zeer sterk groepsgevoel te geven, het idee bij een elite-eenheid te behoren:
'Het afzweren van alle persoonlijke wensen. Wie trouw zweert aan de Pruisische vlag heeft geen recht meer op persoonlijke bezittingen. Vanaf het moment iemand deel uitmaakt van de Fallschirmjäger en bij mijn regiment terecht komt, geeft hij alles af wat hij voorheen bezat. Vanaf nu is er voor hen maar 1 wet - de wet van onze eenheid.'
Von der Heydte hamerde ook op het feit dat de strijd een strijd was voor het verder bestaan van het hele Duitse Rijk.
Vanaf 6 september 1944 kwamen vele nieuwe troepen in Balen en Olmen aan. Gedurende de gevechten aan het Albertkanaal was de gemeente Balen bovendien hét commandocentrum van de Duitse verdediging. Von der Heydte had tijdelijk zijn hoofdkwartier op de Markt in Balen bij de gezusters Schroyen.
De eerste helft van september 1944 werden Balen en Olmen bijgevolg overspoeld door Duitse troepen, die zware strijd leverden aan het Albertkanaal en de Britse bruggenhoofden bij Beringen en Geel, waaronder dus ook de Duitse Fallschirmjäger. Zo kwam met alle waarschijnlijkheid ook dit valmes in onze buurt terecht.
De eerste helft van september 1944 werden Balen en Olmen bijgevolg overspoeld door Duitse troepen, die zware strijd leverden aan het Albertkanaal en de Britse bruggenhoofden bij Beringen en Geel, waaronder dus ook de Duitse Fallschirmjäger. Zo kwam met alle waarschijnlijkheid ook dit valmes in onze buurt terecht.
Het Fallschirmjägerklappmesser.
Het Fallschirmjägerklappmesser was 1 van de typerende uitrustingsstukken van de Fallschirmjäger, buiten aan piloten werd dit mes niet toebedeeld. Hoewel het in de eerste plaats dienst moest doen om touwen van het valscherm door te kunnen ontwarren en snijden, bleek het achteraf vooral een leuk hebbeding na de landing. Zo werd het voornamelijk gebruikt als dagdagelijks gebruiksobject: om brood te snijden, boter te smeren...
Het Fallschirmjägerklappmesser was 1 van de typerende uitrustingsstukken van de Fallschirmjäger, buiten aan piloten werd dit mes niet toebedeeld. Hoewel het in de eerste plaats dienst moest doen om touwen van het valscherm door te kunnen ontwarren en snijden, bleek het achteraf vooral een leuk hebbeding na de landing. Zo werd het voornamelijk gebruikt als dagdagelijks gebruiksobject: om brood te snijden, boter te smeren...
Veel leesplezier en vooral: stay safe!
Bronnen
DIDDEN, J. en SWARTS, M., Autumn Gale (Herbst Sturm), 2013.
SMOLDERS, F., Olmen tijdens de Tweede Wereldoorlog, Olmen, 1989.
BALEN BEVRIJD, Brochure 'Pop-Up museum', 2019.
DIDDEN, J. en SWARTS, M., Autumn Gale (Herbst Sturm), 2013.
SMOLDERS, F., Olmen tijdens de Tweede Wereldoorlog, Olmen, 1989.
BALEN BEVRIJD, Brochure 'Pop-Up museum', 2019.
Mei 2020
Op de vooravond van de Tweede Wereldoorlog installeerden enkele bijzondere Belgische legereenheden hun troepen aan de oevers van ‘de vaart’ in Balen en Olmen. Het waren soldaten met rijwielen van het 'Eskadron Wielrijders' van zowel de 9de als de 6de Infanteriedivisie.
Die zogenaamde ‘Wielrijders’ of ‘Cyclisten’ stonden in voor de bewaking van onze streek en bemanden de versterkte posities nabij de kanaalbruggen van het ‘Verbindingskanaal’ ofwel Kanaal Dessel-Kwaadmechelen. De Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie stonden in voor de defensie van de 'Ondersector Balen-Kwaadmechelen'. De Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie verdedigden dan weer de 'Ondersector Balen-Dessel'.
In de vroege ochtend van 10 mei 1940, slechts enkele weken na hun installatie, werden de Wielrijders voor een zoveelste maal ‘s nachts gealarmeerd… Al snel bleek de situatie ernstig en verspreidde zich het nieuws: Het was oorlog!
Exact tachtig jaar na de feiten zetten we graag enkele uniform- en uitrustingsstukken in de kijker van de Belgische troepen die toen in onze regio aanwezig waren. Bovendien maakten ook enkele Balenaren deel uit van die genoemde eenheden.
Die zogenaamde ‘Wielrijders’ of ‘Cyclisten’ stonden in voor de bewaking van onze streek en bemanden de versterkte posities nabij de kanaalbruggen van het ‘Verbindingskanaal’ ofwel Kanaal Dessel-Kwaadmechelen. De Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie stonden in voor de defensie van de 'Ondersector Balen-Kwaadmechelen'. De Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie verdedigden dan weer de 'Ondersector Balen-Dessel'.
In de vroege ochtend van 10 mei 1940, slechts enkele weken na hun installatie, werden de Wielrijders voor een zoveelste maal ‘s nachts gealarmeerd… Al snel bleek de situatie ernstig en verspreidde zich het nieuws: Het was oorlog!
Exact tachtig jaar na de feiten zetten we graag enkele uniform- en uitrustingsstukken in de kijker van de Belgische troepen die toen in onze regio aanwezig waren. Bovendien maakten ook enkele Balenaren deel uit van die genoemde eenheden.
De mobilisatie van het Belgische Leger en het ontstaan van de Eskadrons Wielrijders
Enkele decennia na de Grooten Oorlog ontstonden alweer nieuwe spanningen tussen verschillende Europese landen. Wanneer Nazi-Duitsland in september 1938 aanstalten maakte om het Tsjechoslovaakse Sudetenland te annexeren, werd stilaan duidelijk dat er een nieuw wereldconflict in de maak was. De grote mogendheden bereidden hun krijgsmachten voor op een nieuwe oorlog… Ook het Belgische Leger werd op het einde van de maand september 1938 op ‘verstrekte vredesvoet’ gebracht.
Nadat de gemoederen aanvankelijk bedaarden, bleven er toch internationale spanningen bestaan. Om die reden trof het Belgische Leger de nodige maatregelen om de krijgsmacht op grote schaal te mobiliseren. Die mobilisatie verliep in vijf verschillende fases en vatte reeds aan in augustus 1939. Op die manier werden stelselmatig meer dan 600.000 burgers onder de wapens geroepen. (Voor een cijferoverzicht van gemobiliseerde Balenaren per fase: zie ook Object van de Maand Maart 2020.) Een klein jaar na de dreiging in het Sudentenland viel Duitsland Polen binnen op 1 september 1939 en enkele dagen later verklaarden Frankrijk en Groot-Brittannië de oorlog aan Nazi-Duitsland. Vanaf dan ging het snel…
Het Belgische Leger was globaal ingedeeld in drie types van eenheden:
Door de massale aanwerving van manschappen, werden vele reeds bestaande en actieve eenheden opgesplitst. De moederregimenten werden ontdubbeld in nieuwe eenheden. Ook bij de klassieke cavalerie-eenheden zoals de Lansiers, Jagers te Paard en Gidsen ontstonden op die manier zogenaamde ‘ontdubbelingsregimenten’.
Tijdens Fase C van de mobilisatie (1 september 1939) kwamen zo enkele bijzondere verkenningseenheden tot stand. De actieve infanteriedivisies, alsook de infanteriedivisies uit 1ste Reserve werden aangevuld met een ‘Eskadron Wielrijders’. De infanteriedivisies uit de 2de Reserve kregen een ‘Wielrijdersgroep’ toebedeeld. De Wielrijders verplaatsten zich uiteraard per fiets en kregen zo de bijnaam ‘Cyclisten’.
Enkele decennia na de Grooten Oorlog ontstonden alweer nieuwe spanningen tussen verschillende Europese landen. Wanneer Nazi-Duitsland in september 1938 aanstalten maakte om het Tsjechoslovaakse Sudetenland te annexeren, werd stilaan duidelijk dat er een nieuw wereldconflict in de maak was. De grote mogendheden bereidden hun krijgsmachten voor op een nieuwe oorlog… Ook het Belgische Leger werd op het einde van de maand september 1938 op ‘verstrekte vredesvoet’ gebracht.
Nadat de gemoederen aanvankelijk bedaarden, bleven er toch internationale spanningen bestaan. Om die reden trof het Belgische Leger de nodige maatregelen om de krijgsmacht op grote schaal te mobiliseren. Die mobilisatie verliep in vijf verschillende fases en vatte reeds aan in augustus 1939. Op die manier werden stelselmatig meer dan 600.000 burgers onder de wapens geroepen. (Voor een cijferoverzicht van gemobiliseerde Balenaren per fase: zie ook Object van de Maand Maart 2020.) Een klein jaar na de dreiging in het Sudentenland viel Duitsland Polen binnen op 1 september 1939 en enkele dagen later verklaarden Frankrijk en Groot-Brittannië de oorlog aan Nazi-Duitsland. Vanaf dan ging het snel…
Het Belgische Leger was globaal ingedeeld in drie types van eenheden:
- Actieve eenheden;
- Eenheden van de 1ste Reserve;
- Eenheden van de 2de Reserve.
Door de massale aanwerving van manschappen, werden vele reeds bestaande en actieve eenheden opgesplitst. De moederregimenten werden ontdubbeld in nieuwe eenheden. Ook bij de klassieke cavalerie-eenheden zoals de Lansiers, Jagers te Paard en Gidsen ontstonden op die manier zogenaamde ‘ontdubbelingsregimenten’.
- De gevechtseenheden van het Cavalerie-korps werden samengesteld uit gemotoriseerde eenheden en actieve formaties van de Lansiers, Jagers te Paard en Gidsen. Bij de mobilisatie werden die eenheden versterkt door jonge reservisten.
- De oudere reservisten werden ofwel ingedeeld bij de divisietroepen van de 2 cavaleriedivisies ofwel gebruikt voor de samenstelling van verkenningseenheden ten bate van de infanteriedivisies.
Tijdens Fase C van de mobilisatie (1 september 1939) kwamen zo enkele bijzondere verkenningseenheden tot stand. De actieve infanteriedivisies, alsook de infanteriedivisies uit 1ste Reserve werden aangevuld met een ‘Eskadron Wielrijders’. De infanteriedivisies uit de 2de Reserve kregen een ‘Wielrijdersgroep’ toebedeeld. De Wielrijders verplaatsten zich uiteraard per fiets en kregen zo de bijnaam ‘Cyclisten’.
Wielrijders in de regio Balen en Olmen
Vlak voor de Duitse inval in mei 1940 waren hoofdzakelijk 2 Eskadrons Wielrijders actief op het grondgebied van Balen en Olmen, die van de 9de en van de 6de Infanteriedivisie. Hieronder wordt dieper ingegaan op het ontstaan van die eenheden en hun aanwezigheid in onze regio.
Het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie
Het Eskadron Wielrijders (ofwel Eskadron Cyclisten) van de 9de Infanteriedivisie werd gemobiliseerd op 1 september 1939 en werd gevormd uit actieve officieren, reservisten en terug opgeroepenen van het 3de Regiment Lansiers. Door de reële oorlogsdreiging werd er speciaal een eenheid Cyclisten ontdubbeld van dat regiment en onder leiding van Kapitein-Commandant G.L.C. Dumont de Chassart geplaatst. De formatie van het nieuwe eskadron gebeurde in Hove nabij Antwerpen.
Het Eskadron bestond uit 3 pelotons van 4 gevechtseenheden en 1 peloton met 4 secties mitrailleurs. Het kader bestond uit 5 officieren. Daarnaast waren er 18 onderofficieren en 214 manschappen. Het materiaal dat aanvankelijk in Hove ter beschikking werd gesteld, bestond uit 179 karabijnen, 41 G.P.-pistolen en allerhande munitie voor die vuurwapens. Op het vlak van vervoermiddelen beschikte het eskadron over 5 automobielen, 1 aanhangwagen, 227 fietsen en 5 motorfietsen, waarvan 4 solovoertuigen en 1 motorfiets met ‘sidecar’.
Al op 10 september 1939, vlak nadat de eenheid was gevormd en uitgerust, kwamen de Cyclisten aan in Arendonk. Daar werden de troepen gekantonneerd, samen met infanteristen van het IIIde Bataljon van het 16de Linieregiment. Het Eskadron Wielrijders installeerde zich nabij het Verbindingskanaal.
In de daarop volgende maanden werden de verschillende pelotons van het eskadron uitgezonden naar o.a. Turnhout, Oostmalle en Oosthoven. Het 4de peloton (Mitrailleurs) kwam op 10 januari 1940 in Dessel terecht. Vanaf 17 januari 1940 werd het eskadron eveneens onder bevel van het 8ste Linieregiment geplaatst.
Op 27 februari 1940 werden alle eenheden van het Eskadron verenigd in het Kamp van Beverlo. Daar ondergingen de manschappen gedurende één maand een instructie- en manoeuvreperiode.
Vanaf 29 maart 1940 nam het Eskadron opnieuw stellingen in nabij Hulshout, uitgezonderd het 3de peloton dat zich in Tongerlo vestigde. Enkele dagen later, op 1 april, werden de Cyclisten ter beschikking gesteld van de 6de Infanteriedivisie. Het hoofdkwartier van die laatste divisie was gevestigd in Meerhout-Centrum. Van daaruit werd het commando gevoerd over een sector waar ook Balen en Olmen in lagen. Het kantonnement voor de troepen van het Eskadron Wielrijders lag eveneens in Meerhout. Hoewel het eskadron nog steeds tot de 9de Infanteriedivisie behoorde, kreeg de eenheid wel alle operationele instructies vanuit het Hoofdkwartier te Meerhout en eveneens via het Vooruitgeschoven Inlichtingencentrum te Herentals.
De Wielrijders namen vanaf die datum definitief stelling aan de kanaaloevers van het Verbindingskanaal Dessel-Kwaadmechelen. Op de vooravond van de Duitse inval kregen de Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie hun standplaats toegewezen in de Ondersector Balen-Kwaadmechelen en was de eenheid verantwoordelijk voor de verdediging van het zuidelijke deel van het Verbindingskanaal. Zij hadden als taak de kanaaloevers te bewaken alsook de steunpunten aan de vijf kanaalbruggen in de sector te verdedigen.
De verschillende bruggen in de sector van het Eskadron Wielrijders waren die van Balen-Hoolst (Brug N°6), Olmen-Dorp (Brug N°7), Olmen-Gervoort (Brug N°8) Kwaadmechelen-Gerhoeven (Brug N°9) en Kwaadmechelen-Veldhoven (Brug N°10).
Vlak voor de Duitse inval in mei 1940 waren hoofdzakelijk 2 Eskadrons Wielrijders actief op het grondgebied van Balen en Olmen, die van de 9de en van de 6de Infanteriedivisie. Hieronder wordt dieper ingegaan op het ontstaan van die eenheden en hun aanwezigheid in onze regio.
Het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie
Het Eskadron Wielrijders (ofwel Eskadron Cyclisten) van de 9de Infanteriedivisie werd gemobiliseerd op 1 september 1939 en werd gevormd uit actieve officieren, reservisten en terug opgeroepenen van het 3de Regiment Lansiers. Door de reële oorlogsdreiging werd er speciaal een eenheid Cyclisten ontdubbeld van dat regiment en onder leiding van Kapitein-Commandant G.L.C. Dumont de Chassart geplaatst. De formatie van het nieuwe eskadron gebeurde in Hove nabij Antwerpen.
Het Eskadron bestond uit 3 pelotons van 4 gevechtseenheden en 1 peloton met 4 secties mitrailleurs. Het kader bestond uit 5 officieren. Daarnaast waren er 18 onderofficieren en 214 manschappen. Het materiaal dat aanvankelijk in Hove ter beschikking werd gesteld, bestond uit 179 karabijnen, 41 G.P.-pistolen en allerhande munitie voor die vuurwapens. Op het vlak van vervoermiddelen beschikte het eskadron over 5 automobielen, 1 aanhangwagen, 227 fietsen en 5 motorfietsen, waarvan 4 solovoertuigen en 1 motorfiets met ‘sidecar’.
Al op 10 september 1939, vlak nadat de eenheid was gevormd en uitgerust, kwamen de Cyclisten aan in Arendonk. Daar werden de troepen gekantonneerd, samen met infanteristen van het IIIde Bataljon van het 16de Linieregiment. Het Eskadron Wielrijders installeerde zich nabij het Verbindingskanaal.
In de daarop volgende maanden werden de verschillende pelotons van het eskadron uitgezonden naar o.a. Turnhout, Oostmalle en Oosthoven. Het 4de peloton (Mitrailleurs) kwam op 10 januari 1940 in Dessel terecht. Vanaf 17 januari 1940 werd het eskadron eveneens onder bevel van het 8ste Linieregiment geplaatst.
Op 27 februari 1940 werden alle eenheden van het Eskadron verenigd in het Kamp van Beverlo. Daar ondergingen de manschappen gedurende één maand een instructie- en manoeuvreperiode.
Vanaf 29 maart 1940 nam het Eskadron opnieuw stellingen in nabij Hulshout, uitgezonderd het 3de peloton dat zich in Tongerlo vestigde. Enkele dagen later, op 1 april, werden de Cyclisten ter beschikking gesteld van de 6de Infanteriedivisie. Het hoofdkwartier van die laatste divisie was gevestigd in Meerhout-Centrum. Van daaruit werd het commando gevoerd over een sector waar ook Balen en Olmen in lagen. Het kantonnement voor de troepen van het Eskadron Wielrijders lag eveneens in Meerhout. Hoewel het eskadron nog steeds tot de 9de Infanteriedivisie behoorde, kreeg de eenheid wel alle operationele instructies vanuit het Hoofdkwartier te Meerhout en eveneens via het Vooruitgeschoven Inlichtingencentrum te Herentals.
De Wielrijders namen vanaf die datum definitief stelling aan de kanaaloevers van het Verbindingskanaal Dessel-Kwaadmechelen. Op de vooravond van de Duitse inval kregen de Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie hun standplaats toegewezen in de Ondersector Balen-Kwaadmechelen en was de eenheid verantwoordelijk voor de verdediging van het zuidelijke deel van het Verbindingskanaal. Zij hadden als taak de kanaaloevers te bewaken alsook de steunpunten aan de vijf kanaalbruggen in de sector te verdedigen.
De verschillende bruggen in de sector van het Eskadron Wielrijders waren die van Balen-Hoolst (Brug N°6), Olmen-Dorp (Brug N°7), Olmen-Gervoort (Brug N°8) Kwaadmechelen-Gerhoeven (Brug N°9) en Kwaadmechelen-Veldhoven (Brug N°10).
Oorlogsdagboek van het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie
10 mei 1940
Omstreeks 01.30u werd het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie per telefoon gealarmeerd en ingelicht over de vijandelijke inval. Maar ook vanuit het Kamp van Beverlo werd bevelhebber Kapitein-Commandant Dumont de Chassart verwittigd dat de 11de Infanteriedivisie, die zich op dat moment nagenoeg volledig in het oefenkamp bevond voor een oefenperiode, door de sector van de wielrijders moest evacueren naar de K.W.-Stellingen daarvoor de Brug van Kwaadmechelen-Veldhoven (Brug N°10) wilde gebruiken. Die brug was een noodzaak voor de terugtocht van de hele 11de Infanteriedivisie en moest bijgevolg zeker gevrijwaard blijven van inname of vernietiging.
Onmiddellijk na het alarm werden alle troepen van het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie naar hun posities gestuurd. Langsheen de kanaaloevers van de gevechtssector werden diverse steunpunten ontplooid van het 1ste, 2de en 3de peloton. De mitrailleurs van het 4de peloton, onder leiding van Onderluitenant Eraly, versterkten de posities van de drie andere pelotons aan de bruggen.
Nabij het steunpunt van Brug N°6 (Balen-Hoolst) nam een gevechtsgroep van het 3de peloton de posities in. Ook een eenheid mitrailleurs werd daaraan toegevoegd en in luchtafweerstelling geplaatst. Aan Brug N°7 (Olmen-Dorp) en Brug N°8 (Olmen-Gervoort) bezetten de troepen het 2de peloton, onder leiding van Luitenant Snollaert, de gevechtsposten en aan Brug N°9 (Kwaadmechelen-Gerhoeven) de troepen van het 3de peloton onder leiding van Luitenant Van Steenkiste. Het 3de peloton werd eveneens bijgestaan door een sectie mitrailleurs. Nabij Brug N°10 (Kwaadmechelen-Veldhoven) werden ten slotte de troepen van het 1ste peloton, onder leiding van Luitenant Verbeet, geïnstalleerd. Een sectie mitrailleurs, onder leiding van Adjudant Papeians de Morckhoven, versterkte die laatste positie om de instandhouding van het evacuatiepunt te garanderen.
Tussen 04.00u en 04.30u meldden alle pelotons aan het hoofdkwartier dat zij klaar waren en alle posities hadden ingenomen. Omstreeks 04.35u werden nabij Brug N°6 in Balen-Hoolst de eerste geluiden van vliegtuigen waargenomen en gemeld door Luitenant Eraly, bevelhebber van het peloton mitrailleurs. Tot dan toe konden echter geen vliegtuigen worden gezien in het luchtruim.
Rond 04.50u werden effectief 12 Focke Wulf toestellen van de Duitse Luftwaffe gespot vlak bij het hoofdkwartier in Meerhout. Slechts 10 minuten later overvlogen ook verschillende toestellen, telkens in formaties van 25 vliegtuigen, de stellingen van het Eskadron Wielrijders nabij Brug N°10. Door die luchtdreigingen installeerden de mitrailleurssecties, die de steunpunten bij de bruggen versterkten, minimum één FM-machinegeweer op een luchtafweeraffuit om zo de vliegtuigen onder vuur te kunnen nemen.
Tegen 07.05u kreeg Luitenant Verbeet, vergezeld door 3 personen, de opdracht om verkenningen uit te voeren. Het bevel over het 1ste peloton werd overgedragen aan Adjudant Papeians de Morckhoven. De missie werd uitgevoerd per motorfiets en had tot doel het gebied tussen het Albertkanaal en de Nederlandse grens te verkennen. Nabij Sittart werd de sectie onderschept door Duitse parachutisten. Eén van de manschappen raakte daarbij ernstig gewond en moest om die reden worden achtergelaten. Luitenant Verbeet en de twee anderen wisten echter wel te ontkomen en keerden later die dag terug tot in het Kamp van Beverlo.
Al voor 08.00u arriveerden de eerste terugtrekkende troepen vanuit het Kamp van Beverlo bij Brug N°10. Het betrof manschappen van het 29ste Linieregiment, snel gevolgd door andere elementen van de 11de Infanteriedivisie.
Tegen 09.00u had ook het bagage-echelon van Kapitein-Commandant Dumont het bevel gekregen om het Albertkanaal over te steken en zich te vestigen in Veerle. De pelotonscommandanten van het Eskadron Wielrijders kregen vervolgens ook de toestemming om alle noodzakelijke middelen op te eisen voor het middagmaal. Daarnaast werd de opdracht gegeven om zoveel mogelijk achtergebleven levensmiddelen in het Kamp van Beverlo te recupereren en op te halen.
De volledige evacuatie van het Kamp van Beverlo en de toestroom van troepen duurde ongeveer tot 11.00u. Omstreeks 11.05u signaleerde Soldaat Denies, trompetter van het 1ste peloton, dat geen enkele persoon de brug nog mocht passeren.
Tussen 16.00u en 16.45u kregen de manschappen van het Eskadron Wielrijders uiteindelijk het bevel om de Brug van Kwaadmechelen-Veldhoven (de bewuste Brug N°10) te laten springen, alsook alle overgebleven binnenvaartschepen in de sector te vernietigen. De Belgische troepen wilden verhinderen dat de schepen door de Duitsers konden worden gebruikt als noodbruggen of pontons. Tussen 18.00u en 19.00 werden ook de andere kanaalbruggen in de Ondersector Balen-Kwaadmechelen opgeblazen. Daarnaast gingen de Belgische soldaten over tot de vernietiging van enkele bruggen over de rivieren.
Op het grondgebied van de gemeente Balen werden uiteindelijk de volgende bruggen opgeblazen:
“Aan de bres van den Scheiloop kregen een paar huizen der gemeente Kwaadmechelen het erg te verduren. Hier bleef haast geen dakpan meer over, deuren en vensters werden uit hun hengsels gerukt, terwijl betonbrokken meer dan tweehonderd meter ver in de velden en weiden verspreid werden.” (Uit: Oorlogsverwoestingen in de Oost-Zuiderkempen ‘40, 27-29.)
De lokale bevolking die rond de vernielingspunten woonden, werden volgens een evacuatieplan op de hoogte gesteld en indien nodig geëvacueerd. Daarvoor waren eerder al de nodige maatregelen genomen. De burgemeester van Balen zond op 29 augustus 1939 reeds een brief aan alle inwoners van Balen die in een straal van 200 tot 500 meter van de bruggen over de Vertakkingsvaart naar Hasselt woonden. Om alles in goede banen te leiden, in geval van nood, stelde het gemeentebestuur van Balen eveneens lijsten op van alle burgers die binnen de evacuatiegebieden woonden.
Maar ook in Olmen werden tijdens de mobilisatieperiode al enkele voorbereidingen getroffen. Op 18 maart 1940 werd de burgemeester van Olmen in naam van de bevelhebber van de Genie van het Cavalerie Korps, Majoor Lempereur, op de hoogte gesteld van de geplande vernielingen aan de bruggen nabij Hoolstmolen in geval van oorlog.
“Ik heb de eer U hierbij een toelichting toe te sturen, betreffende de veiligheidsmaatregelen door uw gemeentebestuur te treffen met het oog de veiligheid der burgerbevolking te verzekeren, bij het laten springen der vernielingen. Er worden schetsen der vernielingen liggende op het gebied van uw Gemeente, hierbij gevoegd.”
Voor de vernieling van de twee bruggen over de Grote Nete en de Asbeek werden twee bijhorende plannen opgesteld en toegestuurd aan het gemeentebestuur van Olmen op 18 maart 1940 en 3 mei 1940.
De onmiddellijke zone rondom de bruggen bestond uit een ontruimingsgebied (zone d’évacuation) en een veiligheidsgebied (zone de sécurité). Bij de Grote Nete was een ontruimingsgebied voorzien dat tot op 80 meter rondom de brug liep en een veiligheidszone tot 100 meter. Bij de Asbeek betrof het een ontruimingscirkel van 70 meter en veiligheidszone tot 140 meter van de brug. De burgers die in de eerste zone woonden, dienden hun huizen te verlaten.
Enkele vermeldingen van strategische barricades en vernielingen door het Belgische Leger
Tijdens de mobilisatie werden in Balen en Olmen een reeks versperringen aangelegd en strategische vernielingen voorbereid. Hieronder worden een aantal markante vermeldingen opgelijst van maatregelen die door het Belgische Leger werden uitgevoerd.
De genisten die in Balen en Olmen voorbereidingen troffen behoorden tot het 20ste Geniebataljon en werden aangevoerd door Kapitein-Commandant M. Siplet. Die eenheid was actief op de vooruitgeschoven positie tussen het Albertkanaal en het Verbindingskanaal Maas-Schelde. Het 20ste Geniebataljon bestond uit twee compagnieën en had als standplaats Hasselt. De 1ste Compagnie, onder bevel van Luitenant M. Roeland, had als hoofdkwartier Leopoldsburg en de 2de Compagnie, onder leiding van kapitein A. Bureau, had als hoofdkwartier Hasselt. Het waren vooral de troepen van de 1ste Compagnie die in Balen en Olmen actief waren.
Op 11 november 1939 bracht Kapitein-Commandant Siplet, de bevelhebber van het 20ste Geniebataljon, de Balense burgemeester op de hoogte over het feit ‘dat kortelings de Troepen der Genie afsluitingen in prikkeldraad zullen maken rond sommige stukken land en gedeelte bosch gelegen in […] Balen’. Hij vervolledigde het bericht met de volgende informatie. ‘Dezer afsluitingen zijn opmerkbaar door het feit dat den bovensten draad omringd is van een witten band’. En vroeg aan de burgemeester ‘de inwoners […] te verwittigen dat het betreden dezer afgesloten gronden doodsgevaarlijk is’.
Op het einde van diezelfde maand november 1939 meldde de bevelhebber van het 20ste Geniebataljon dat zijn troepen van de 1ste Compagnie in de gemeente Balen bezig waren ‘met overstromingen te bewerken, langs de hieronder genoemde waterlopen Moll-Nethe en Nethe’. Kapitein-Commandant Siplet vroeg de burgemeester van Balen om alle ‘inwoners te willen verwittigen opdat zij de groenten en gewassen die langs dezen waterloop groeien op tijd zouden kunnen wegnemen, ware het noodig. Tot verder bericht diende geen enkel woonhuis of ander gebouw verlaten te worden’.
Daarnaast maakte ook de Duitse bezetter een maand na de inval al een uitgebreide oplijsting van de toestand binnen de gemeente Balen. De Feldgendarmerie van Turnhout vaardigde op zaterdag 8 juni 1940 een bevel uit om enkele vernielingen te herstellen en de restanten van versperringen te verwijderen.
Ooggetuige Josephine Hinsch over de Belgische versperringen in Balen-Centrum
“Een beetje voorbij de kerk, daar aan ‘Mil Zweijets’ (Emiel Swerts) aan de huidige apotheker, daar hadden ze de weg gebarricadeerd. Bomen op de weg gezet, zodat er niemand meer door kon en daar zat dynamiet onder. Want ze zijn komen zien of onze va thuis was, maar ja die was niet thuis. Hij was al gaan vluchten. Dus hebben ze Jan Geenen van de Poeier naar Balen gestuurd om de dynamiet er uit te halen. Het zweet liep van zijne kop tegen dat hij klaar was!
De barricade lag op de rechte weg van Holland naar het kanaal. Want de grenswachters (grenswielrijders), die lagen aan de grens met Holland, zijn nog moeten terugkomen naar Leopoldsburg voor de barricade helemaal werd dichtgezet. Ik zie ze nog altijd rijden met hunne velo, met hun blauwe ‘pots’ op. Die hadden wel een kaki kostuum, maar een blauwe ‘pots’. Een barretje zoals ze zeggen. Dat zijn de laatste die we daar gezien hebben. De barricade hebben ze afgebroken als den Duits is aangekomen, om de militairen door te laten.”
Het dagboek van het Eskadron Cyclisten van de 9de Infanteriedivisie ging als volgt verder.
Tegen de avond van 10 mei 1940 heerste er enige paniek onder de Belgische soldaten. Er werden namelijk op verschillende plaatsen ‘Duitse parachutisten’ gesignaleerd. Om 17.25u werd een eerste patrouille uitgezonden naar het kruispunt te Meerhout-Zittaart om de parachutisten op te sporen. De effectieve aanwezigheid van die 'verbeelde en fictieve' vijandelijke troepen werd zelfs gerapporteerd. De aankomende gevechten brachten echter heel wat nervositeit teweeg.
Het Eskadron Wielrijders ging vervolgens de nacht in. De helft van de manschappen moest beurtelings de wacht houden, uitgezonderd bij het komen en gaan van de duisternis. Zowel bij zonsondergang als bij zonsopgang moesten alle manschappen, het hele effectief dus, voor korte tijd paraat blijven.
In Olmen, zo'n 200 meter ten oosten van de kerk, werd een wachtpost geïnstalleerd. Die vooruitgeschoven post stond onder leiding van Onderluitenant Bertrand. De wachttroepen patrouilleerden aan de vijandelijke zijde van het kanaal. De patrouille werd die nacht ook gezien op zo'n 100 meter van Brug N°8 (Olmen-Gervoort) en gerapporteerd door de troepen van het steunpunt aan de brug.
11 mei 1940
De nacht van 10 op 11 mei 1940 verliep zeer rustig in de sector van het Eskadron Wielrijders. Vanuit Balen meldde Luitenant Vansteenkiste omstreeks 09.00u dat alles er zeer rustig bij lag:
"Pas d'ennemis à Baelen. Rien à signaler à Bourg-Léopold depuisle bombardement d'hier. Les Allemands passés à Maastricht seraient à Tongres. Les cholands des pont 5 et 6 sont été coulés. Beaucoup de circulation sur les rives du canal; surtout des jeunes gens de 16 ans appelés à former les CRAB (Centre de Recrutement de l'Armée Belge). Les vivres sont arrivés."
“Geen vijand te bespeuren in Balen. Niets te melden vanuit Leopoldsburg sinds het bombardement van gisteren. De Duitsers die vanuit Maastricht optrekken, waren in Tongeren gearriveerd. De binnenschepen bij brug 5 en brug 6 werden tot zinken gebracht. Veel verplaatsingen aan de oevers van het kanaal; vooral jongemannen van 16 jaar die werden opgeroepen om de CRAB te vormen. De eerste levensmiddelen zijn gearriveerd.”
De toestroom van vluchtelingen kwam echter snel op gang. Via een vlot trachtten burgers en opgeroepenen voor de werfreserves van het Belgische Leger (de zogenaamde CRAB’ers) toch het kanaal over te steken. Tussen Brug N°5 (Balen-Vaartstraat) en Brug N°6 (Balen-Hoolst) werden die dag de laatste resterende binnenschepen tot zinken gebracht. In totaal werden er in Balen 7 schepen, geladen met steenkool, vernield.
Rond 10.20u stuurde Commandant Dumont een voertuig naar Leopoldsburg. Chauffeur Sergeant Cornelis kreeg als taak te gaan zoeken naar Luitenant Verbeet, die tot dan nog niet was teruggekeerd van zijn verkenningstocht naar Nederland. In het Kamp van Beverlo werd Luitenant Verbeet aangetroffen, die wist te vertellen dat de Duitsers reeds in Bocholt, Bree en Lommel waren gesignaleerd. Na verkenning in de richting van die Limburgse dorpen, keerde Sergeant Cornelis terug naar het eskadron. Omstreeks 15.20u signaleerde Luitenant Verbeet, die tot dan nog steeds in Leopoldsburg was, dat er ook al Duitse troepen in Hechtel waren aangekomen. Tegen 18.30u werd Sergeant Cornelis opnieuw naar Leopoldsburg gezonden om een stand van zaken op te maken van de Duitse opmars. De Sergeant keerde later die avond terug naar het eskadron om verslag uit brengen, samen met Luitenant Verbeet.
Tot 19.00u bleef de situatie erg rustig. Omdat er toch een bombardement op Meerhout werd gevreesd, liet Commandant Dumont het hoofdkwartier verhuizen naar Veerle. Ook de heilige relikwieën uit de kerk van Meerhout en alle noodzakelijke levensmiddelen uit de kruidenierszaken van Meerhout werden in die richting getransporteerd.
Rond 20.30u passeerden ook al de eerste wagens van de 18de Infanteriedivisie door Meerhout. De troepen van die vervoerscolonne bevestigden dat de troepen van de 18de Infanteriedivisie langsheen het Verbindingskanaal Maas-Schelde (Sector Sint-Lenaerts - De Maat Mol) contact hadden gemaakt met Duitse troepen en samen met eenheden van het Franse 7de Leger de oevers van het kanaal verdedigden. In de vooravond van 11 mei 1940 ontstonden in de meest noordelijke sector van het Verbindingskanaal al zeer ernstige gevechten.
12 mei 1940
Tijdens de eerste uren van 12 mei 1940 bereikten de eerste verkenningstroepen van het 1ste Regiment Karabiniers het hoofdkwartier van het Eskadron Wielrijders in Meerhout. Kapitein-Commandant Dumont vatte vervolgens de verbranding van alle geheime documenten aan en maakte zich in allerijl klaar voor evacuatie.
Omdat de oorlogsdreiging zeer dichtbij kwam, besloot Kapitein-Commandant Dumont, in samenspraak met Commandant De Page van het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie (gelegen in de Sector Eindhout - Beringen), om in de ochtend van 12 mei 1940 alle troepen te laten klaar maken voor de terugtocht. Omstreeks 01.00u werden alle manschappen reeds in staat van alarm gebracht.
Rond 02.35u kreeg de Kapitein-Commandant het bevel om de telefooncentrale van Meerhout te vernielen. De telefooninstallaties werden voorzien van springladingen en tegen 02.50u vakkundig buiten werking gesteld.
Alle pelotons van het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie ontvingen tegen 02.40u het bevel om zich te verzamelen en zich klaar te maken voor de aftocht. Tegen 03.25u lieten de Rijkswachters van Meerhout weten dat het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie zich terugtrok.
Omstreeks 03.30u trok de tactische wachtpost in Genendijk zich terug en een klein half uur later, rond 03.55u, werd de kerktoren van Meerhout in brand gestoken door Wachtmeester Gaillard. De Belgische troepen wilden via die brandstichting beletten dat de toren als observatiepost zou worden gebruikt door de Duitsers. Ook andere tactische vernielingen, die reeds waren voorbereid, werden uitgevoerd. Tegen 04.08u arriveerde een ploeg van het 2de peloton van de wielrijders nabij de Molen van Meerhout. Ook dat bouwwerk werd om strategische redenen tot ontploffing gebracht.
Om 04.30u trokken twee gevechtseenheden van het 3de peloton zich terug onder leiding van Adjudant Vandenbogaerde. Het duurde uiteindelijk tot 06.45u vooraleer de laatste elementen van het Eskadron Wielrijders over de Brug van Eindhout passeerden. De troepen kregen als marsrichting Klein-Vorst toegewezen.
Rond 10.40u installeerde Kapitein-Commandant Dumont zich aanvankelijk in het voormalige hoofdkwartier van het 9de Linieregiment te Klein-Vorst. Omdat de telefoonlijnen reeds werden doorgesneden bij de terugtocht van het 9de Linieregiment, verkoos de Commandant een woning gelegen op tweehonderd meter ten zuiden van de kerk. Bij gebrek aan telefoon, gebruikte Commandant Dumont een reisduif om de divisiestaf te bereiken en zo verslag uit te brengen van de terugtocht. De manschappen van het Eskadron Wielrijders werden vervolgens opgesteld aan de kanaaloevers tussen Bunker HK23 en de brug op de Gestelsesteenweg, ten noorden van Genendijk.
Tegen het middaguur werd snel duidelijk dat het menens was en brak er hevige ontroering uit onder de manschappen, in het bijzonder bij het 3de peloton. De manschappen van de nabijgelegen 6de Infanteriedivisie hadden immers vroegtijdig alle posten aan het kanaal verlaten en de troepen van het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie vreesden een plotse overrompeling. Ook enkele manschappen van het 3de peloton vluchtten naar Klein-Vorst, waar de Commandant hen kon tegenhouden.
Om 14.45u kwam Luitenant Van Steenkiste het hoofdkwartier binnengelopen en meldde dat de Duitsers daar waren. Hij werd onmiddellijk terug naar zijn post gezonden door Commandant Dumont. Onderluitenant Eraly bevestigde die informatie aan de Commandant.
Omstreeks 15.30u arriveerde in het hoofdkwartier van Dumont een officier van het Groot Hoofdkwartier, Majoor Defraiteur. Die laatste was uitgezonden om de situatie in de sector van de 6de Infanteriedivisie onder controle te krijgen en aldaar orde op zaken te stellen, nadat de divisie voortijdig was teruggetrokken.
Kapitein-Commandant Dumont kreeg het bevel de kanaaloevers te blijven verdedigen en met een detachement het sluizencomplex van Kwaadmechelen in te nemen. Om 15.50u verzamelde de Commandant alle manschappen, die in Klein-Vorst aanwezig waren. Vervolgens reed het detachement omstreeks 16.15u, per fiets en onder leiding van Dumont zelf naar de stellingen aan het Albertkanaal. De groep passeerde langs de posities van het 1ste peloton, dat nog steeds in linie lag, en vervolgens langs de stellingen van het 2de peloton en dan via de dienstweg naar de sluis.
Om 17.45 werden de manschappen geïnstalleerd nabij het sluizencomplex van Kwaadmechelen. Langsheen het hele traject over de oevers van het kanaal, viel niets te signaleren. Wel werden er opvallend veel uitrustingsstukken van de militairen van het 1ste Regiment Karabiniers aangetroffen. Kapitein-Commandant Dumont vond o.a. gasmaskers en ook 3 karabijnen. Hij noteerde de serienummers en wilde de eigenaars van de wapens rapporteren. Als voorzorgsmaatregel liet hij eveneens, rond 18.10u, 2 mitrailleurs van het peloton van Onderluitenant Eraly installeren nabij het sluizencomplex.
Tegen 19.00u leidde Commandant Dumont zelf een verkenningseenheid in de richting van de kanaalbrug bij Kwaadmechelen. Tijdens die opdracht stootte zij op een dertigtal Duitse soldaten en er ontstond onmiddellijk een hevig vuurgevecht. De Duitsers bezetten de brug en boden felle weerstand.
Een half uur later werden 5 of 6 Duitse soldaten gesignaleerd op de ruïnes van de brug over het Albertkanaal, ten zuiden van Brug N°10 over het Verbindingskanaal. Eén van de Duitsers, mogelijk een Feldgendarm, wenkte naar de Belgische soldaten om dichter bij te komen. De Kapitein-Commandant en de vier manschappen van de verkenningseenheid beantwoordden de oproep met geweervuur en dreven de Duitse sectie terug tot aan de brug.
Rond 20.00u arriveerden de eerste versterkingen van het 2de Regiment Gidsen, die de opdracht kregen om de oude posities van de 6de Infanteriedivisie aan het Albertkanaal te bezetten en ook de Brug van Kwaadmechelen te heroveren. De Gidsen ontplooiden zich op de rechterflank van het Eskadron Wielrijders.
Voor de nacht installeerde Kapitein-Commandant Dumont een commandopost nabij de stellingen van het 2de peloton, vlakbij het kanaal.
13 mei 1940
Wanneer Kapitein-Commandant Dumont in de vroege ochtend van 13 mei 1940 de posten inspecteerde, merkte hij dat de bevelhebber van het 3de peloton, Luitenant Van Steenkiste, de nacht niet had doorgebracht aan het sluizencomplex te Kwaadmechelen zoals hem was opgedragen en samen met zijn manschappen was verdwenen. De wacht werd echter wel gegarandeerd door Brigadier De Rop en vijf manschappen van het stafpeloton. Verder bleek er geen nieuws te melden.
De Commandant van het Eskadron Wielrijders rondde zijn inspectietocht af tegen 09.15u en ontmoette vervolgens Commandant Losseau, de aanvoerder van de 2de Compagnie Fuseliers van het 1ste Regiment Karabiniers. In de nacht van 12 op 13 mei 1940 waren de troepen van het 1ste Regiment Karabiniers namelijk naar de stellingen bij het Albertkanaal gestuurd. Het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie kwam vanaf 13 mei 1940 onder tactisch bevel van die eenheid en haar aanvoerder, kolonel SBH Oor, te staan. Omstreeks 15.00u begaf Kapitein-Commandant Dumont zich een eerste maal naar het hoofdkwartier van Kolonel Oor in Vorst, waarna er regelmatig overleg plaatsvond tussen de officieren.
Omstreeks 15.10 raakte Onderluitenant Eraly ernstig gewond aan het hoofd door een schrapnel. Hij werd afgevoerd voor verdere verzorging.
Tussen 16.30u en 17.00u brak er enorme paniek uit onder de gelederen van de Karabiniers in de eerste linies. Zij verlieten massaal hun posten en vluchtten weg naar Vorst. Kapitein-Commandant Dumont merkte de vlucht op en meldde dat onmiddellijk op het hoofdkwartier van Kolonel Oor. Tegen 17.00u keerde Dumont terug naar Klein-Vorst, waar hij een kort overleg had met Kolonel De Boeck, de Commandant van het 2de Regiment Gidsen. Die laatste vroeg om de stellingen van de Gidsen mee te versterken en alle pelotons van het Eskadron Wielrijders op te stellen rondom Klein-Vorst. Het 1ste peloton (Adjudant Papeians) ontplooide zich op 400 meter ten noordoosten van de kerk van Klein-Vorst op de baan naar Leopoldsburg. Het 2de peloton (Luitenant Snollaerts) werd gevraagd zich op te stellen ten zuidoosten van de kerk op de baan naar Tessenderlo. Het 3de peloton (Luitenant Van Steenkiste) installeerde zich samen met de restanten van het stafpeloton in de velden nabij de commandopost in het dorpscentrum en bewaakte het wagenpark.
Rond 18.00u werden de toegangswegen naar de commandopost versperd. De Gidsen verdedigden de regio rondom en ook het peloton mitrailleurs van de wielrijders bleef op post nabij het kanaal. De Gidsen kregen het zeer zwaar te verduren, maar slaagden er toch in om een groep van 11 Duitse militairen gevangen te nemen.
Die dag werd eveneens het bevel gegeven om terug te trekken in de richting van de K.W.-Linie. Het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie werd verantwoordelijk gesteld om de terugtocht van de Karabiniers en Gidsen te dekken en samen met het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie en het Eskadron Motorwielrijders van het 2de Regiment Gidsen de achterhoede te vormen van de terugtrekkende troepen.
14-28 mei 1940
In de nacht van 13 op 14 mei werd onze regio verlaten en trokken de Cyclisten door naar de K.W.-Stelling. Op 16 mei trokken ze verder naar de Bovenschelde en vervolgens, op 25 mei, werden ze verder gestuurd naar het Kanaal Roeselare-Leie. Op 27 mei lagen de troepen gekantonneerd bij Ruddervoorde en Oostkamp. Een dag later legden zij daar de wapens neer.
10 mei 1940
Omstreeks 01.30u werd het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie per telefoon gealarmeerd en ingelicht over de vijandelijke inval. Maar ook vanuit het Kamp van Beverlo werd bevelhebber Kapitein-Commandant Dumont de Chassart verwittigd dat de 11de Infanteriedivisie, die zich op dat moment nagenoeg volledig in het oefenkamp bevond voor een oefenperiode, door de sector van de wielrijders moest evacueren naar de K.W.-Stellingen daarvoor de Brug van Kwaadmechelen-Veldhoven (Brug N°10) wilde gebruiken. Die brug was een noodzaak voor de terugtocht van de hele 11de Infanteriedivisie en moest bijgevolg zeker gevrijwaard blijven van inname of vernietiging.
Onmiddellijk na het alarm werden alle troepen van het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie naar hun posities gestuurd. Langsheen de kanaaloevers van de gevechtssector werden diverse steunpunten ontplooid van het 1ste, 2de en 3de peloton. De mitrailleurs van het 4de peloton, onder leiding van Onderluitenant Eraly, versterkten de posities van de drie andere pelotons aan de bruggen.
Nabij het steunpunt van Brug N°6 (Balen-Hoolst) nam een gevechtsgroep van het 3de peloton de posities in. Ook een eenheid mitrailleurs werd daaraan toegevoegd en in luchtafweerstelling geplaatst. Aan Brug N°7 (Olmen-Dorp) en Brug N°8 (Olmen-Gervoort) bezetten de troepen het 2de peloton, onder leiding van Luitenant Snollaert, de gevechtsposten en aan Brug N°9 (Kwaadmechelen-Gerhoeven) de troepen van het 3de peloton onder leiding van Luitenant Van Steenkiste. Het 3de peloton werd eveneens bijgestaan door een sectie mitrailleurs. Nabij Brug N°10 (Kwaadmechelen-Veldhoven) werden ten slotte de troepen van het 1ste peloton, onder leiding van Luitenant Verbeet, geïnstalleerd. Een sectie mitrailleurs, onder leiding van Adjudant Papeians de Morckhoven, versterkte die laatste positie om de instandhouding van het evacuatiepunt te garanderen.
Tussen 04.00u en 04.30u meldden alle pelotons aan het hoofdkwartier dat zij klaar waren en alle posities hadden ingenomen. Omstreeks 04.35u werden nabij Brug N°6 in Balen-Hoolst de eerste geluiden van vliegtuigen waargenomen en gemeld door Luitenant Eraly, bevelhebber van het peloton mitrailleurs. Tot dan toe konden echter geen vliegtuigen worden gezien in het luchtruim.
Rond 04.50u werden effectief 12 Focke Wulf toestellen van de Duitse Luftwaffe gespot vlak bij het hoofdkwartier in Meerhout. Slechts 10 minuten later overvlogen ook verschillende toestellen, telkens in formaties van 25 vliegtuigen, de stellingen van het Eskadron Wielrijders nabij Brug N°10. Door die luchtdreigingen installeerden de mitrailleurssecties, die de steunpunten bij de bruggen versterkten, minimum één FM-machinegeweer op een luchtafweeraffuit om zo de vliegtuigen onder vuur te kunnen nemen.
Tegen 07.05u kreeg Luitenant Verbeet, vergezeld door 3 personen, de opdracht om verkenningen uit te voeren. Het bevel over het 1ste peloton werd overgedragen aan Adjudant Papeians de Morckhoven. De missie werd uitgevoerd per motorfiets en had tot doel het gebied tussen het Albertkanaal en de Nederlandse grens te verkennen. Nabij Sittart werd de sectie onderschept door Duitse parachutisten. Eén van de manschappen raakte daarbij ernstig gewond en moest om die reden worden achtergelaten. Luitenant Verbeet en de twee anderen wisten echter wel te ontkomen en keerden later die dag terug tot in het Kamp van Beverlo.
Al voor 08.00u arriveerden de eerste terugtrekkende troepen vanuit het Kamp van Beverlo bij Brug N°10. Het betrof manschappen van het 29ste Linieregiment, snel gevolgd door andere elementen van de 11de Infanteriedivisie.
Tegen 09.00u had ook het bagage-echelon van Kapitein-Commandant Dumont het bevel gekregen om het Albertkanaal over te steken en zich te vestigen in Veerle. De pelotonscommandanten van het Eskadron Wielrijders kregen vervolgens ook de toestemming om alle noodzakelijke middelen op te eisen voor het middagmaal. Daarnaast werd de opdracht gegeven om zoveel mogelijk achtergebleven levensmiddelen in het Kamp van Beverlo te recupereren en op te halen.
De volledige evacuatie van het Kamp van Beverlo en de toestroom van troepen duurde ongeveer tot 11.00u. Omstreeks 11.05u signaleerde Soldaat Denies, trompetter van het 1ste peloton, dat geen enkele persoon de brug nog mocht passeren.
Tussen 16.00u en 16.45u kregen de manschappen van het Eskadron Wielrijders uiteindelijk het bevel om de Brug van Kwaadmechelen-Veldhoven (de bewuste Brug N°10) te laten springen, alsook alle overgebleven binnenvaartschepen in de sector te vernietigen. De Belgische troepen wilden verhinderen dat de schepen door de Duitsers konden worden gebruikt als noodbruggen of pontons. Tussen 18.00u en 19.00 werden ook de andere kanaalbruggen in de Ondersector Balen-Kwaadmechelen opgeblazen. Daarnaast gingen de Belgische soldaten over tot de vernietiging van enkele bruggen over de rivieren.
Op het grondgebied van de gemeente Balen werden uiteindelijk de volgende bruggen opgeblazen:
- De kanaalbrug van de spoorlijn Mol-Balen-Leopoldsburg (Mol-Hasselt);
- De kanaalbrug van de Steenweg Mol-Balen (Brug N°5);
- De brug over de Molse Nete in Rijsberg op de Steenweg Balen-Postel;
- De brug over de Hoofdgracht in Schoor op de Steenweg Balen-Leopoldsburg;
- De kanaalbrug over de Vertakkingsvaart in Hoolst (Brug N°6).
“Aan de bres van den Scheiloop kregen een paar huizen der gemeente Kwaadmechelen het erg te verduren. Hier bleef haast geen dakpan meer over, deuren en vensters werden uit hun hengsels gerukt, terwijl betonbrokken meer dan tweehonderd meter ver in de velden en weiden verspreid werden.” (Uit: Oorlogsverwoestingen in de Oost-Zuiderkempen ‘40, 27-29.)
De lokale bevolking die rond de vernielingspunten woonden, werden volgens een evacuatieplan op de hoogte gesteld en indien nodig geëvacueerd. Daarvoor waren eerder al de nodige maatregelen genomen. De burgemeester van Balen zond op 29 augustus 1939 reeds een brief aan alle inwoners van Balen die in een straal van 200 tot 500 meter van de bruggen over de Vertakkingsvaart naar Hasselt woonden. Om alles in goede banen te leiden, in geval van nood, stelde het gemeentebestuur van Balen eveneens lijsten op van alle burgers die binnen de evacuatiegebieden woonden.
Maar ook in Olmen werden tijdens de mobilisatieperiode al enkele voorbereidingen getroffen. Op 18 maart 1940 werd de burgemeester van Olmen in naam van de bevelhebber van de Genie van het Cavalerie Korps, Majoor Lempereur, op de hoogte gesteld van de geplande vernielingen aan de bruggen nabij Hoolstmolen in geval van oorlog.
“Ik heb de eer U hierbij een toelichting toe te sturen, betreffende de veiligheidsmaatregelen door uw gemeentebestuur te treffen met het oog de veiligheid der burgerbevolking te verzekeren, bij het laten springen der vernielingen. Er worden schetsen der vernielingen liggende op het gebied van uw Gemeente, hierbij gevoegd.”
Voor de vernieling van de twee bruggen over de Grote Nete en de Asbeek werden twee bijhorende plannen opgesteld en toegestuurd aan het gemeentebestuur van Olmen op 18 maart 1940 en 3 mei 1940.
De onmiddellijke zone rondom de bruggen bestond uit een ontruimingsgebied (zone d’évacuation) en een veiligheidsgebied (zone de sécurité). Bij de Grote Nete was een ontruimingsgebied voorzien dat tot op 80 meter rondom de brug liep en een veiligheidszone tot 100 meter. Bij de Asbeek betrof het een ontruimingscirkel van 70 meter en veiligheidszone tot 140 meter van de brug. De burgers die in de eerste zone woonden, dienden hun huizen te verlaten.
Enkele vermeldingen van strategische barricades en vernielingen door het Belgische Leger
Tijdens de mobilisatie werden in Balen en Olmen een reeks versperringen aangelegd en strategische vernielingen voorbereid. Hieronder worden een aantal markante vermeldingen opgelijst van maatregelen die door het Belgische Leger werden uitgevoerd.
De genisten die in Balen en Olmen voorbereidingen troffen behoorden tot het 20ste Geniebataljon en werden aangevoerd door Kapitein-Commandant M. Siplet. Die eenheid was actief op de vooruitgeschoven positie tussen het Albertkanaal en het Verbindingskanaal Maas-Schelde. Het 20ste Geniebataljon bestond uit twee compagnieën en had als standplaats Hasselt. De 1ste Compagnie, onder bevel van Luitenant M. Roeland, had als hoofdkwartier Leopoldsburg en de 2de Compagnie, onder leiding van kapitein A. Bureau, had als hoofdkwartier Hasselt. Het waren vooral de troepen van de 1ste Compagnie die in Balen en Olmen actief waren.
Op 11 november 1939 bracht Kapitein-Commandant Siplet, de bevelhebber van het 20ste Geniebataljon, de Balense burgemeester op de hoogte over het feit ‘dat kortelings de Troepen der Genie afsluitingen in prikkeldraad zullen maken rond sommige stukken land en gedeelte bosch gelegen in […] Balen’. Hij vervolledigde het bericht met de volgende informatie. ‘Dezer afsluitingen zijn opmerkbaar door het feit dat den bovensten draad omringd is van een witten band’. En vroeg aan de burgemeester ‘de inwoners […] te verwittigen dat het betreden dezer afgesloten gronden doodsgevaarlijk is’.
Op het einde van diezelfde maand november 1939 meldde de bevelhebber van het 20ste Geniebataljon dat zijn troepen van de 1ste Compagnie in de gemeente Balen bezig waren ‘met overstromingen te bewerken, langs de hieronder genoemde waterlopen Moll-Nethe en Nethe’. Kapitein-Commandant Siplet vroeg de burgemeester van Balen om alle ‘inwoners te willen verwittigen opdat zij de groenten en gewassen die langs dezen waterloop groeien op tijd zouden kunnen wegnemen, ware het noodig. Tot verder bericht diende geen enkel woonhuis of ander gebouw verlaten te worden’.
Daarnaast maakte ook de Duitse bezetter een maand na de inval al een uitgebreide oplijsting van de toestand binnen de gemeente Balen. De Feldgendarmerie van Turnhout vaardigde op zaterdag 8 juni 1940 een bevel uit om enkele vernielingen te herstellen en de restanten van versperringen te verwijderen.
Ooggetuige Josephine Hinsch over de Belgische versperringen in Balen-Centrum
“Een beetje voorbij de kerk, daar aan ‘Mil Zweijets’ (Emiel Swerts) aan de huidige apotheker, daar hadden ze de weg gebarricadeerd. Bomen op de weg gezet, zodat er niemand meer door kon en daar zat dynamiet onder. Want ze zijn komen zien of onze va thuis was, maar ja die was niet thuis. Hij was al gaan vluchten. Dus hebben ze Jan Geenen van de Poeier naar Balen gestuurd om de dynamiet er uit te halen. Het zweet liep van zijne kop tegen dat hij klaar was!
De barricade lag op de rechte weg van Holland naar het kanaal. Want de grenswachters (grenswielrijders), die lagen aan de grens met Holland, zijn nog moeten terugkomen naar Leopoldsburg voor de barricade helemaal werd dichtgezet. Ik zie ze nog altijd rijden met hunne velo, met hun blauwe ‘pots’ op. Die hadden wel een kaki kostuum, maar een blauwe ‘pots’. Een barretje zoals ze zeggen. Dat zijn de laatste die we daar gezien hebben. De barricade hebben ze afgebroken als den Duits is aangekomen, om de militairen door te laten.”
Het dagboek van het Eskadron Cyclisten van de 9de Infanteriedivisie ging als volgt verder.
Tegen de avond van 10 mei 1940 heerste er enige paniek onder de Belgische soldaten. Er werden namelijk op verschillende plaatsen ‘Duitse parachutisten’ gesignaleerd. Om 17.25u werd een eerste patrouille uitgezonden naar het kruispunt te Meerhout-Zittaart om de parachutisten op te sporen. De effectieve aanwezigheid van die 'verbeelde en fictieve' vijandelijke troepen werd zelfs gerapporteerd. De aankomende gevechten brachten echter heel wat nervositeit teweeg.
Het Eskadron Wielrijders ging vervolgens de nacht in. De helft van de manschappen moest beurtelings de wacht houden, uitgezonderd bij het komen en gaan van de duisternis. Zowel bij zonsondergang als bij zonsopgang moesten alle manschappen, het hele effectief dus, voor korte tijd paraat blijven.
In Olmen, zo'n 200 meter ten oosten van de kerk, werd een wachtpost geïnstalleerd. Die vooruitgeschoven post stond onder leiding van Onderluitenant Bertrand. De wachttroepen patrouilleerden aan de vijandelijke zijde van het kanaal. De patrouille werd die nacht ook gezien op zo'n 100 meter van Brug N°8 (Olmen-Gervoort) en gerapporteerd door de troepen van het steunpunt aan de brug.
11 mei 1940
De nacht van 10 op 11 mei 1940 verliep zeer rustig in de sector van het Eskadron Wielrijders. Vanuit Balen meldde Luitenant Vansteenkiste omstreeks 09.00u dat alles er zeer rustig bij lag:
"Pas d'ennemis à Baelen. Rien à signaler à Bourg-Léopold depuisle bombardement d'hier. Les Allemands passés à Maastricht seraient à Tongres. Les cholands des pont 5 et 6 sont été coulés. Beaucoup de circulation sur les rives du canal; surtout des jeunes gens de 16 ans appelés à former les CRAB (Centre de Recrutement de l'Armée Belge). Les vivres sont arrivés."
“Geen vijand te bespeuren in Balen. Niets te melden vanuit Leopoldsburg sinds het bombardement van gisteren. De Duitsers die vanuit Maastricht optrekken, waren in Tongeren gearriveerd. De binnenschepen bij brug 5 en brug 6 werden tot zinken gebracht. Veel verplaatsingen aan de oevers van het kanaal; vooral jongemannen van 16 jaar die werden opgeroepen om de CRAB te vormen. De eerste levensmiddelen zijn gearriveerd.”
De toestroom van vluchtelingen kwam echter snel op gang. Via een vlot trachtten burgers en opgeroepenen voor de werfreserves van het Belgische Leger (de zogenaamde CRAB’ers) toch het kanaal over te steken. Tussen Brug N°5 (Balen-Vaartstraat) en Brug N°6 (Balen-Hoolst) werden die dag de laatste resterende binnenschepen tot zinken gebracht. In totaal werden er in Balen 7 schepen, geladen met steenkool, vernield.
Rond 10.20u stuurde Commandant Dumont een voertuig naar Leopoldsburg. Chauffeur Sergeant Cornelis kreeg als taak te gaan zoeken naar Luitenant Verbeet, die tot dan nog niet was teruggekeerd van zijn verkenningstocht naar Nederland. In het Kamp van Beverlo werd Luitenant Verbeet aangetroffen, die wist te vertellen dat de Duitsers reeds in Bocholt, Bree en Lommel waren gesignaleerd. Na verkenning in de richting van die Limburgse dorpen, keerde Sergeant Cornelis terug naar het eskadron. Omstreeks 15.20u signaleerde Luitenant Verbeet, die tot dan nog steeds in Leopoldsburg was, dat er ook al Duitse troepen in Hechtel waren aangekomen. Tegen 18.30u werd Sergeant Cornelis opnieuw naar Leopoldsburg gezonden om een stand van zaken op te maken van de Duitse opmars. De Sergeant keerde later die avond terug naar het eskadron om verslag uit brengen, samen met Luitenant Verbeet.
Tot 19.00u bleef de situatie erg rustig. Omdat er toch een bombardement op Meerhout werd gevreesd, liet Commandant Dumont het hoofdkwartier verhuizen naar Veerle. Ook de heilige relikwieën uit de kerk van Meerhout en alle noodzakelijke levensmiddelen uit de kruidenierszaken van Meerhout werden in die richting getransporteerd.
Rond 20.30u passeerden ook al de eerste wagens van de 18de Infanteriedivisie door Meerhout. De troepen van die vervoerscolonne bevestigden dat de troepen van de 18de Infanteriedivisie langsheen het Verbindingskanaal Maas-Schelde (Sector Sint-Lenaerts - De Maat Mol) contact hadden gemaakt met Duitse troepen en samen met eenheden van het Franse 7de Leger de oevers van het kanaal verdedigden. In de vooravond van 11 mei 1940 ontstonden in de meest noordelijke sector van het Verbindingskanaal al zeer ernstige gevechten.
12 mei 1940
Tijdens de eerste uren van 12 mei 1940 bereikten de eerste verkenningstroepen van het 1ste Regiment Karabiniers het hoofdkwartier van het Eskadron Wielrijders in Meerhout. Kapitein-Commandant Dumont vatte vervolgens de verbranding van alle geheime documenten aan en maakte zich in allerijl klaar voor evacuatie.
Omdat de oorlogsdreiging zeer dichtbij kwam, besloot Kapitein-Commandant Dumont, in samenspraak met Commandant De Page van het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie (gelegen in de Sector Eindhout - Beringen), om in de ochtend van 12 mei 1940 alle troepen te laten klaar maken voor de terugtocht. Omstreeks 01.00u werden alle manschappen reeds in staat van alarm gebracht.
Rond 02.35u kreeg de Kapitein-Commandant het bevel om de telefooncentrale van Meerhout te vernielen. De telefooninstallaties werden voorzien van springladingen en tegen 02.50u vakkundig buiten werking gesteld.
Alle pelotons van het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie ontvingen tegen 02.40u het bevel om zich te verzamelen en zich klaar te maken voor de aftocht. Tegen 03.25u lieten de Rijkswachters van Meerhout weten dat het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie zich terugtrok.
Omstreeks 03.30u trok de tactische wachtpost in Genendijk zich terug en een klein half uur later, rond 03.55u, werd de kerktoren van Meerhout in brand gestoken door Wachtmeester Gaillard. De Belgische troepen wilden via die brandstichting beletten dat de toren als observatiepost zou worden gebruikt door de Duitsers. Ook andere tactische vernielingen, die reeds waren voorbereid, werden uitgevoerd. Tegen 04.08u arriveerde een ploeg van het 2de peloton van de wielrijders nabij de Molen van Meerhout. Ook dat bouwwerk werd om strategische redenen tot ontploffing gebracht.
Om 04.30u trokken twee gevechtseenheden van het 3de peloton zich terug onder leiding van Adjudant Vandenbogaerde. Het duurde uiteindelijk tot 06.45u vooraleer de laatste elementen van het Eskadron Wielrijders over de Brug van Eindhout passeerden. De troepen kregen als marsrichting Klein-Vorst toegewezen.
Rond 10.40u installeerde Kapitein-Commandant Dumont zich aanvankelijk in het voormalige hoofdkwartier van het 9de Linieregiment te Klein-Vorst. Omdat de telefoonlijnen reeds werden doorgesneden bij de terugtocht van het 9de Linieregiment, verkoos de Commandant een woning gelegen op tweehonderd meter ten zuiden van de kerk. Bij gebrek aan telefoon, gebruikte Commandant Dumont een reisduif om de divisiestaf te bereiken en zo verslag uit te brengen van de terugtocht. De manschappen van het Eskadron Wielrijders werden vervolgens opgesteld aan de kanaaloevers tussen Bunker HK23 en de brug op de Gestelsesteenweg, ten noorden van Genendijk.
Tegen het middaguur werd snel duidelijk dat het menens was en brak er hevige ontroering uit onder de manschappen, in het bijzonder bij het 3de peloton. De manschappen van de nabijgelegen 6de Infanteriedivisie hadden immers vroegtijdig alle posten aan het kanaal verlaten en de troepen van het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie vreesden een plotse overrompeling. Ook enkele manschappen van het 3de peloton vluchtten naar Klein-Vorst, waar de Commandant hen kon tegenhouden.
Om 14.45u kwam Luitenant Van Steenkiste het hoofdkwartier binnengelopen en meldde dat de Duitsers daar waren. Hij werd onmiddellijk terug naar zijn post gezonden door Commandant Dumont. Onderluitenant Eraly bevestigde die informatie aan de Commandant.
Omstreeks 15.30u arriveerde in het hoofdkwartier van Dumont een officier van het Groot Hoofdkwartier, Majoor Defraiteur. Die laatste was uitgezonden om de situatie in de sector van de 6de Infanteriedivisie onder controle te krijgen en aldaar orde op zaken te stellen, nadat de divisie voortijdig was teruggetrokken.
Kapitein-Commandant Dumont kreeg het bevel de kanaaloevers te blijven verdedigen en met een detachement het sluizencomplex van Kwaadmechelen in te nemen. Om 15.50u verzamelde de Commandant alle manschappen, die in Klein-Vorst aanwezig waren. Vervolgens reed het detachement omstreeks 16.15u, per fiets en onder leiding van Dumont zelf naar de stellingen aan het Albertkanaal. De groep passeerde langs de posities van het 1ste peloton, dat nog steeds in linie lag, en vervolgens langs de stellingen van het 2de peloton en dan via de dienstweg naar de sluis.
Om 17.45 werden de manschappen geïnstalleerd nabij het sluizencomplex van Kwaadmechelen. Langsheen het hele traject over de oevers van het kanaal, viel niets te signaleren. Wel werden er opvallend veel uitrustingsstukken van de militairen van het 1ste Regiment Karabiniers aangetroffen. Kapitein-Commandant Dumont vond o.a. gasmaskers en ook 3 karabijnen. Hij noteerde de serienummers en wilde de eigenaars van de wapens rapporteren. Als voorzorgsmaatregel liet hij eveneens, rond 18.10u, 2 mitrailleurs van het peloton van Onderluitenant Eraly installeren nabij het sluizencomplex.
Tegen 19.00u leidde Commandant Dumont zelf een verkenningseenheid in de richting van de kanaalbrug bij Kwaadmechelen. Tijdens die opdracht stootte zij op een dertigtal Duitse soldaten en er ontstond onmiddellijk een hevig vuurgevecht. De Duitsers bezetten de brug en boden felle weerstand.
Een half uur later werden 5 of 6 Duitse soldaten gesignaleerd op de ruïnes van de brug over het Albertkanaal, ten zuiden van Brug N°10 over het Verbindingskanaal. Eén van de Duitsers, mogelijk een Feldgendarm, wenkte naar de Belgische soldaten om dichter bij te komen. De Kapitein-Commandant en de vier manschappen van de verkenningseenheid beantwoordden de oproep met geweervuur en dreven de Duitse sectie terug tot aan de brug.
Rond 20.00u arriveerden de eerste versterkingen van het 2de Regiment Gidsen, die de opdracht kregen om de oude posities van de 6de Infanteriedivisie aan het Albertkanaal te bezetten en ook de Brug van Kwaadmechelen te heroveren. De Gidsen ontplooiden zich op de rechterflank van het Eskadron Wielrijders.
Voor de nacht installeerde Kapitein-Commandant Dumont een commandopost nabij de stellingen van het 2de peloton, vlakbij het kanaal.
13 mei 1940
Wanneer Kapitein-Commandant Dumont in de vroege ochtend van 13 mei 1940 de posten inspecteerde, merkte hij dat de bevelhebber van het 3de peloton, Luitenant Van Steenkiste, de nacht niet had doorgebracht aan het sluizencomplex te Kwaadmechelen zoals hem was opgedragen en samen met zijn manschappen was verdwenen. De wacht werd echter wel gegarandeerd door Brigadier De Rop en vijf manschappen van het stafpeloton. Verder bleek er geen nieuws te melden.
De Commandant van het Eskadron Wielrijders rondde zijn inspectietocht af tegen 09.15u en ontmoette vervolgens Commandant Losseau, de aanvoerder van de 2de Compagnie Fuseliers van het 1ste Regiment Karabiniers. In de nacht van 12 op 13 mei 1940 waren de troepen van het 1ste Regiment Karabiniers namelijk naar de stellingen bij het Albertkanaal gestuurd. Het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie kwam vanaf 13 mei 1940 onder tactisch bevel van die eenheid en haar aanvoerder, kolonel SBH Oor, te staan. Omstreeks 15.00u begaf Kapitein-Commandant Dumont zich een eerste maal naar het hoofdkwartier van Kolonel Oor in Vorst, waarna er regelmatig overleg plaatsvond tussen de officieren.
Omstreeks 15.10 raakte Onderluitenant Eraly ernstig gewond aan het hoofd door een schrapnel. Hij werd afgevoerd voor verdere verzorging.
Tussen 16.30u en 17.00u brak er enorme paniek uit onder de gelederen van de Karabiniers in de eerste linies. Zij verlieten massaal hun posten en vluchtten weg naar Vorst. Kapitein-Commandant Dumont merkte de vlucht op en meldde dat onmiddellijk op het hoofdkwartier van Kolonel Oor. Tegen 17.00u keerde Dumont terug naar Klein-Vorst, waar hij een kort overleg had met Kolonel De Boeck, de Commandant van het 2de Regiment Gidsen. Die laatste vroeg om de stellingen van de Gidsen mee te versterken en alle pelotons van het Eskadron Wielrijders op te stellen rondom Klein-Vorst. Het 1ste peloton (Adjudant Papeians) ontplooide zich op 400 meter ten noordoosten van de kerk van Klein-Vorst op de baan naar Leopoldsburg. Het 2de peloton (Luitenant Snollaerts) werd gevraagd zich op te stellen ten zuidoosten van de kerk op de baan naar Tessenderlo. Het 3de peloton (Luitenant Van Steenkiste) installeerde zich samen met de restanten van het stafpeloton in de velden nabij de commandopost in het dorpscentrum en bewaakte het wagenpark.
Rond 18.00u werden de toegangswegen naar de commandopost versperd. De Gidsen verdedigden de regio rondom en ook het peloton mitrailleurs van de wielrijders bleef op post nabij het kanaal. De Gidsen kregen het zeer zwaar te verduren, maar slaagden er toch in om een groep van 11 Duitse militairen gevangen te nemen.
Die dag werd eveneens het bevel gegeven om terug te trekken in de richting van de K.W.-Linie. Het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie werd verantwoordelijk gesteld om de terugtocht van de Karabiniers en Gidsen te dekken en samen met het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie en het Eskadron Motorwielrijders van het 2de Regiment Gidsen de achterhoede te vormen van de terugtrekkende troepen.
14-28 mei 1940
In de nacht van 13 op 14 mei werd onze regio verlaten en trokken de Cyclisten door naar de K.W.-Stelling. Op 16 mei trokken ze verder naar de Bovenschelde en vervolgens, op 25 mei, werden ze verder gestuurd naar het Kanaal Roeselare-Leie. Op 27 mei lagen de troepen gekantonneerd bij Ruddervoorde en Oostkamp. Een dag later legden zij daar de wapens neer.
Het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie
Ten noorden van de posities aan de vijf bovenstaande bruggen stond ook een Eskadron Cyclisten in voor de bewaking van de kanaaloevers. Het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie kreeg de aansluitende Ondersector Dessel-Balen toegewezen en vestigde een hoofdkwartier in Mol-Centrum. De Cyclisten van de 6de Infanteriedivisie namen stellingen in tussen de Brug van Balen-Centrum (Brug N°5) en Sas 4 in Dessel. Zij werden verantwoordelijk gesteld voor de bewaking van de aanwezige kanaalbruggen en -sluizen.
Het Eskadron werd gemobiliseerd te Drogenbos op 1 september 1939 en stond onder leiding van Kapitein-Commandant Henry Depage. De eenheid werd ontdubbeld van het 1ste Regiment Gidsen.
Het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie had dezelfde structuur als het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie en bestond uit 3 pelotons van 4 gevechtseenheden en 1 peloton met 4 secties mitrailleurs. Ook de uitrusting kwam overeen.
De Cyclisten van de 6de Infanteriedivisie werden eveneens begin april 1940 naar het Verbindingskanaal Dessel-Kwaadmechelen gestuurd. De commandopost van het Eskadron werd gevestigd in Mol. De Ondersector Balen-Dessel stond in het noorden in verbinding met troepen van de 18de Infanteriedivisie, in het zuiden sloot het gebied aan op de ondersector van de Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie.
Het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie kon daarnaast rekenen op de steun van enkele verkenningspelotons van het 9de Infanterieregiment en het 1ste Regiment Karabiniers (beiden ook onderdeel van de 6de Infanteriedivisie). Daarnaast werden de Wielrijders ook bijgestaan door vier T13 tankjagers (C.47/T13).
Op Balens grondgebied was slechts één peloton van het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie actief. Brug N°5 op de verbindingsweg Balen-Mol werd bewaakt door het 3de peloton van de wielrijders, versterkt door één mitrailleursectie van het eskadron en twee T13 tankjagers (C.47/T13). Het betreffende peloton stond onder leiding van Onderluitenant Léon Louis Servaes.
Ten noorden van de posities aan de vijf bovenstaande bruggen stond ook een Eskadron Cyclisten in voor de bewaking van de kanaaloevers. Het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie kreeg de aansluitende Ondersector Dessel-Balen toegewezen en vestigde een hoofdkwartier in Mol-Centrum. De Cyclisten van de 6de Infanteriedivisie namen stellingen in tussen de Brug van Balen-Centrum (Brug N°5) en Sas 4 in Dessel. Zij werden verantwoordelijk gesteld voor de bewaking van de aanwezige kanaalbruggen en -sluizen.
Het Eskadron werd gemobiliseerd te Drogenbos op 1 september 1939 en stond onder leiding van Kapitein-Commandant Henry Depage. De eenheid werd ontdubbeld van het 1ste Regiment Gidsen.
Het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie had dezelfde structuur als het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie en bestond uit 3 pelotons van 4 gevechtseenheden en 1 peloton met 4 secties mitrailleurs. Ook de uitrusting kwam overeen.
De Cyclisten van de 6de Infanteriedivisie werden eveneens begin april 1940 naar het Verbindingskanaal Dessel-Kwaadmechelen gestuurd. De commandopost van het Eskadron werd gevestigd in Mol. De Ondersector Balen-Dessel stond in het noorden in verbinding met troepen van de 18de Infanteriedivisie, in het zuiden sloot het gebied aan op de ondersector van de Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie.
Het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie kon daarnaast rekenen op de steun van enkele verkenningspelotons van het 9de Infanterieregiment en het 1ste Regiment Karabiniers (beiden ook onderdeel van de 6de Infanteriedivisie). Daarnaast werden de Wielrijders ook bijgestaan door vier T13 tankjagers (C.47/T13).
Op Balens grondgebied was slechts één peloton van het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie actief. Brug N°5 op de verbindingsweg Balen-Mol werd bewaakt door het 3de peloton van de wielrijders, versterkt door één mitrailleursectie van het eskadron en twee T13 tankjagers (C.47/T13). Het betreffende peloton stond onder leiding van Onderluitenant Léon Louis Servaes.
Oorlogsdagboek van het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie
10 mei 1940
Omstreeks 01.25u werd het hoofdkwartier van het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie in Mol gealarmeerd. Kapitein-Commandant Henry Depage kreeg het bevel om alle troepen onmiddellijk in paraatheid te brengen. Tegen 04.00u waren alle manschappen op post.
De situatie bleek ernstig en Kapitein-Commandant Depage trof meteen maatregelen. Rond 06.00u stuurde hij het echelon met de bagage van zijn eenheid, maar ook de veldkeuken naar Tessenderlo. In de loop van de voormiddag voerden kleinere eenheden van de Cyclisten verkenningen uit tot in Bocholt. Commandant Depage zelf inspecteerde rond 10.00u de versterkte posities aan het Verbindingskanaal. Tijdens zijn ronde bracht Commandant Depage de troepen aan de bewakingsposten op de hoogte van de ernst van de situatie, de missie van het eskadron en het order om, na bevel, in alle rust en orde te verzamelen aan de linkeroever van het Albertkanaal.
Die voormiddag werden ook alle strategische vernielingen uitgevoerd. Alle kanaalbruggen vlogen de lucht in met uitzondering van de bruggen van Mol-Donk en de Spoorwegbrug van Mol-Gompel om toch nog enig verkeer mogelijk te maken. Aan de wegen in de nabijheid van het Verbindingskanaal werden hindernissen opgeworpen. Ook de baan tussen Brug N°4 en Mol-Centrum werd gesaboteerd. De vernielingen rondom Brug N°2 en het opblazen van Brug N°2, 4 en 5 verliepen echter niet zonder moeilijkheden.
De vier C.47/T13 tankjagers die stonden opgesteld aan de Bruggen N°4 en N°5 kregen omstreeks 16.00u eveneens het bevel om zich terug te plooien naar Tessenderlo-Diest. In de loop van de namiddag werden er eveneens verdere verkenningen uitgevoerd aan de noordelijke zijde van het kanaal door een patrouille onder leiding van Luitenant Ridder C. de Selliers de Moranville, die rond 19.00u terugkeerde en verslag uitbracht op de commandopost van Meerhout.
Tijdens de avond van 10 mei 1940 passeerde een laatste trein met explosieven via de spoorwegbrug van Gompel en werd ook dat objectief, omstreeks 22.30u, tot springen gebracht.
In de loop van de nacht werden de vernielingen aan Brug N°2 (aan beide zijden van het kanaal), N°4 en N°5 nogmaals overgedaan. De kanaalbruggen raakten op die manier toch nog volledig vernield.
11 mei 1940
In de voormiddag inspecteerde Commandant Depage opnieuw alle posities aan de kanalen. De binnenschepen die zich op het Verbindingskanaal bevonden, waren aan de kanaalzijdes tot zinken gebracht. De boten belemmerden echter het schootsveld van de Belgische stellingen en vormden ook een potentiële oversteekplaats voor de Duitse aanvallers.
Rond 13.00u verliet Luitenant de Selliers de Moranville de commandopost te Mol om nieuwe verkenningen uit te voeren. Rond 16.00u beëindigde hij en zijn verkenningseenheid hun missie en keerde de Luitenant terug naar Mol. Hij signaleerde een grote troepenbeweging van de vijand en zond zijn bevindingen naar de Hoofdpost in Meerhout.
Tussen 19.00u en 20.00u meldden alle bewakingsposten aan de bruggen van het Verbindingskanaal vijandelijke activiteit in de nabijheid van de kanaaloevers.
Rond 22.00u ontving de Commandant van het Eskadron Wielrijders het uiteindelijke bevel van de commandopost van de 6de Infanteriedivisie in Meerhout om de volgende acties te ondernemen. De twee verkenningseenheden van de 6de Infanteriedivisie moesten zich onmiddellijk terugtrekken en zich voegen bij hun moederregiment. De twee Eskadrons Wielrijders, van de 6de en de 9de Infanteriedivisies, moesten hun posten blijven bemannen tot er nieuwe orders volgden. Indien er een kleinschalige Duitse aanval plaatsvond, moesten de Cyclisten stand houden. Bij een grootschalige aanval moesten zij zich terugtrekken. Daarnaast moesten zij de vernielingen aan de rijwegen verder zetten. In uiterste nood was het toegestaan om de telefoonlijnen intact te laten.
Ten gevolge van het order, ondernam Commandant Depage onmiddellijk actie. De laatste, resterende brug bij Mol-Donk werd vernield, de telefoonlijnen werden vernietigd en het verkenningspeloton van het 1ste Regiment Karabiniers kreeg het bevel om terug te trekken.
Al snel bleek dat de vijandelijke troepen die in contact kwamen met de wielrijders in grote getallen naar de kanaalbruggen oprukten. De Duitse troepenmacht werd aanzien als een zwaar legeronderdeel omdat verkenningen melding maakten van talrijke autolichten aan de oostelijke zijde van het kanaal. Daarnaast kwamen ook de eerste elementen van het Eskadron Wielrijders onder vijandelijk vuur te liggen en braken de eerste schermutselingen uit.
Na overleg met de Commandant van het 9de Eskadron Wielrijders in Meerhout omstreeks 22.30u, constateerde Commandant Depage dat het onmogelijk werd om de vernielingen tussen Mol en Meerhout deftig uit te voeren en dat het terugtrekken van de manschappen tijdens de volgende dag, onbeschermd en in vol daglicht, zeer moeilijk zou worden. Om die reden werd besloten om de troepen reeds terug te trekken voor het uitbreken van de dag. Commandant Depage hield eveneens het peloton verkenners van het 9de Infanterieregiment ter beschikking om het terugtrekken van de wielrijders te ondersteunen.
12 mei 1940
Omstreeks 01.00u werd het bevel tot terugtrekken gegeven. Vanaf 02.00u moesten de verschillende bewakingsposten zich stelselmatig in de richting van Meerhout begeven. Eerst werden de posities van het verkenningspeloton van het 9de Infanterieregiment, ten noorden van Brug N°1, verlaten en vervolgens, in volgorde van voorkomen, de posten aan Bruggen N°1, N°2, N°3, N°4 en Brug N°5 in Balen. Het gemotoriseerde peloton van het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie ondersteunde de aftocht en vormde de achtergarde.
Het 3de peloton van het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie verdedigde de brug van Balen-Centrum (Brug N°5), wat het laatste element was dat de posten aan de kanaaloevers verlieten. Die eenheid verzekerde de passage van het volledige eskadron langs het zuiden van Mol naar Meerhout. Omstreeks 03.30u werden alle gevechten gestaakt en ook de laatste troepen definitief teruggetrokken. Het 3de peloton voerde vervolgens de laatste vernielingen uit aan de wegen. De springladingen van de talrijke voorbereide wegvernielingen werden tot ontploffing gebracht.In Meerhout werden uiteindelijk alle elementen van de wielrijders opgevangen door Luitenant Mondron, de aanvoerder van het 1ste peloton.
Commandant Depage voegde zich bij de achtergarde en arriveerde uiteindelijk omstreeks 05.00u in Meerhout. De eerste twee pelotons van het eskadron waren toen reeds vertrokken naar Tessenderlo onder leiding van Luitenant Mondron. De overige pelotons volgden spoedig.
Rond 5.50u passeerden de laatste elementen van de colonne de brug van Eindhout en trokken zij zich terug achter het Albertkanaal. Ook de posten aan het Albertkanaal waren toen reeds verlaten door de infanterie en artillerie, met uitzondering van een ploeg genisten die instond voor de vernietiging van de kanaalbrug. Die vernietigingsploeg wachtte ongeduldig op de komst van het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie om daarna snel de brug te laten springen. Nog geen twee uur later werd de brug door de Belgische genisten vernietigd.
Commandant Depage hergroepeerde zijn troepen in Tessenderlo. Omstreeks 07.45u trof hij daar ook de vrachtwagens met bagage van zijn eenheid aan. Tessenderlo was toen ook reeds verlaten door de andere Belgische troepen. Door inlichtingen van burgers kwam Commandant Depage te weten dat het dorp al in de vroege ochtend werd ontruimd en dat de Duitsers waren opgerukt tot in Diest. Nieuwe orders van de divisiestaf bleven echter uit, waardoor Depage zijn troepen het bevel gaf om verder te trekken naar Veerle. De colonne van vrachtwagens en motoren moest vervolgens op hem wachten tussen Veerle en Westerlo.
Tegen 08.30u arriveerde Kapitein-Commandant Depage in Veerle, waar ook het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie werd aangetroffen. Die laatste eenheid had daar reeds nieuwe orders gekregen van het IIde Legerkorps om de oude posities aan het Albertkanaal opnieuw te gaan bemannen en de posten aan de oevers tussen Meerhout en Kwaadmechelen terug in te nemen. Ook de manschappen van Commandant Depage kregen het bevel om terug te keren naar het Albertkanaal. Het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie positioneerde zich in het westen, het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie in het oosten. De eenheden onder bevel van Commandant Depage kregen de sector toebedeeld tussen de bruggen van Meerhout en Tessenderlo. De verkenners moesten zich dan weer naar het sluizencomplex van Kwaadmechelen begeven.
Na telefonisch contact met de staf van het IIde Legerkorps rond 09.00u kreeg de Commandant verdere instructies. De limiet van het te bewaken gebied was de Winterbeek in het westen. Meermaals werd Commandant Depage duidelijk gemaakt dat hij alle troepen moest klaarmaken voor de strijd: “Vous battre d’abord!” (“Eerst strijd leveren!”). Het belang van de te verdedigen regio was dan ook niet klein: de bruggen bij het Albertkanaal en de aansluiting met het Verbindingskanaal waren van strategisch belang voor een snelle Duitse opmars.
De manschappen moesten zich onmiddellijk naar het Albertkanaal begeven, zonder bagage en zonder eerst een maaltijd te nuttigen. Het hoofdkwartier van Depage kwam in Hulst te liggen, waar het 1ste Regiment Grenadiers voorheen post vatte. Hij arriveerde ter plaatse omstreeks 10.15u. Daar trof Commandant Depage ook Majoor Defize aan, de Commandant van de achterwacht van de 6de Infanteriedivisie.
Tegen de middag arriveerden 5 soldaten en 1 sergeant van het 1ste Regiment Grenadiers bij de commandopost in Hulst. Zij wisten te vertellen dat de Duitsers erin geslaagd waren om de Brug van Kwaadmechelen in te nemen en het kanaal te overschrijden. Gezien die omstandigheden besloot Kapitein-Commandant Depage om zijn eenheid nieuwe orders te geven en een aanval te lanceren op de Brug van Kwaadmechelen. Hij wilde daarmee een brede en in de praktijk oncontroleerbare Belgische verdedigingslijn vermijden.
Het 1ste peloton moest, onder leiding van Luitenant Ridder C. de Selliers de Moranville, naar de brug oprukken via de weg Tessenderlo-Kwaadmechelen. Het 2de peloton, onder leiding van Luitenant de Menten, verplaatste zich naast de spoorlijn. Het derde en reservepeloton, onder leiding van Onderluitenant L. Servaes, rukte mee op via de spoorlijn achter het 2de peloton en moest ter hoogte van de 'ijzeren weg' een verdedigingslinie opwerpen. Het peloton mitrailleurs onder leiding van Luitenant Everaerts stelde zich strategisch op en moest de eerste twee pelotons, en hun posities, beschermen. Om de opmars van de troepen te bevorderen, kregen de manschappen het bevel om alle bagage van hun fietsen te verwijderen, maar ook hun gasmaskers ter plaatse te laten. Luitenant P. Mondron van het 1ste peloton moest de achtergelaten spullen verzamelen en stond in voor de bewaring ervan. Die laatste bleef ter plaatse op de commandopost te Hulst en moest aansluiting zoeken met andere eenheden van de 6de Infanteriedivisie. Kapitein-Commandant Depage voegde zich bij de troepen van het 3de peloton om zo de aanval van dichtbij te kunnen volgen en leiden.
Omstreeks 14.00u arriveerde Commandant Depage samen met het 3de peloton bij de fabrieken aan de spoorwegbrug van Kwaadmechelen (ten oosten van de bruggen over het Albertkanaal en het Verbindingskanaal). Op die positie waren toen nog geen Duitse troepen doorgestoten. Wel konden er vijandelijke activiteiten worden waargenomen aan beide zijden van het Albertkanaal nabij de baanbrug van Kwaadmechelen. Het 1ste peloton was intussen ook gearriveerd bij die baanbrug en lanceerde een aanval. Onmiddellijk repliceerden de Duitsers met intensief geweervuur. De Duitsers beschikten namelijk over een tweetal zware machinegeweerposten aan de zuidelijke zijde van het kanaal. Commandant Depage beval ook het 3de peloton de baanbrug vanuit de flank aan te vallen. De troepen maakten daarbij gebruik van de oude loopgraven in de nabijheid van de bruggen.
De Duitsers verweerden zich fel en zetten eveneens een tegenaanval in. Intussen arriveerden steeds meer Duitsers aan de zuidelijke oever van het Albertkanaal en kwamen de Cyclisten zwaar onder vuur te liggen. De Duitsers bouwden snel een bruggenhoofd uit en de troepenmacht werd, door de Belgen, geschat op 500 man.
Rond 15.30u viel het geweervuur stil. De Belgische troepen hadden zich stelselmatig teruggetrokken naar de fabrieksgebouwen. Omstreeks 16.00u rukten de Duitsers steeds verder op en overrompelden zij de voorposten van de Cyclisten nabij de fabrieksgebouwen. Het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie verloor die dag 7 manschappen en telde 8 gewonden. 28 soldaten, waaronder ook Kapitein-Commandant Depage, werden gevangen genomen.
De restanten van het Eskadron Wielrijders ontsnapten en trokken zich terug in de richting van Veerle. Daar werden de Cyclisten aangehecht bij de manschappen van de IIde Groep van het 2de Regiment Gidsen. De Gidsen hadden eerder reeds hun stellingen aan de Winterbeek moeten prijsgeven en waren teruggetrokken tot in Veerle. De Cyclisten werden voorlopig op rust gesteld en de eenheid kreeg eveneens een nieuwe bevelhebber, Luitenant Paul Mondron.
13 mei 1940
Rond 08.00u kreeg het Eskadron Wielrijders het bevel om Genendijk te bezetten en de vooruitgeschoven eenheden aan het Albertkanaal te ondersteunen. De Cyclisten moesten stand houden in afwachting van de komst van het 1ste Regiment Karabiniers, dat eveneens naar het Albertkanaal was gezonden. De eerste Karabiniers arriveerden rond 09.30u.
Om 11.00u kreeg het Eskadron Wielrijders alweer nieuwe orders. De Cyclisten kregen het bevel om vooruit te schuiven naar de Brug van Kwaadmechelen en moesten daar een steunpunt van het 2de Regiment Gidsen versterken. Zowel in het oosten, als in het westen van de Brug werden 2 gevechtsgroepen van het Eskadron geïnstalleerd. Tegen 12.30u werd gemeld dat de Duitsers mortieren en artilleriestukken in positie brachten. Om 14.00u werd ook effectief het vuur geopend en werd het Belgische steunpunt onder vuur genomen door de Duitse artillerie. De Cyclisten konden niet anders dan de versterkingen af te wachten en zich goed schuil houden.
De terugkeer van het 1ste Regiment Karabiniers naar het Albertkanaal werd uiteindelijk geannuleerd. Het opperbevel van het Belgische Leger besloot immers om alle troepen terug te trekken achter de K.W.-Stellingen. Rond 17.00u kregen de Cyclisten dan ook het bevel om de stellingen aan het Albertkanaal te verlaten en zich bij de terugtrekkende troepen te voegen. Omstreeks 18.00u liet Luitenant Mondron zijn troepen halt houden in Genendijk, waar de fietsen van het Eskadron werden teruggevonden langs de kant van de baan. Van daaruit trokken de Cyclisten verder naar Klein-Vorst. De Wielrijders van de 6de en de 9de Infanteriedivisies vormden samen met het eskadron motorrijders van het 2de Regiment Gidsen de achterhoede van de terugtrekkende eenheden in de regio. Rond 19.30u sloeg de eerste duisternis in en ook de Duitsers staakten voorlopig hun opmars. Tijdens de strijd aan het steunpunt vielen er opnieuw 2 doden en werden 2 Cyclisten gewond.
14-28 mei 1940
Vanaf 14 mei trokken de Cyclisten weg uit onze regio en zetten ze de tocht richting de K.W.-Stelling in. Op 16 mei werd ook die stelling opgegeven en verder doorgetrokken naar de lijn Terneuzen-Gent-Oudenaarde. Op 28 mei 1940 bevonden de resterende manschappen van de eenheid zich in de omgeving van Oostkamp, waar zij op de hoogte werden gebracht van de capitulatie.
Tijdens de ganse campagne van Mei 1940 verloor de eenheid meer dan de helft van de effectieven. Een twintigtal mannen liet daarbij het leven.
10 mei 1940
Omstreeks 01.25u werd het hoofdkwartier van het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie in Mol gealarmeerd. Kapitein-Commandant Henry Depage kreeg het bevel om alle troepen onmiddellijk in paraatheid te brengen. Tegen 04.00u waren alle manschappen op post.
De situatie bleek ernstig en Kapitein-Commandant Depage trof meteen maatregelen. Rond 06.00u stuurde hij het echelon met de bagage van zijn eenheid, maar ook de veldkeuken naar Tessenderlo. In de loop van de voormiddag voerden kleinere eenheden van de Cyclisten verkenningen uit tot in Bocholt. Commandant Depage zelf inspecteerde rond 10.00u de versterkte posities aan het Verbindingskanaal. Tijdens zijn ronde bracht Commandant Depage de troepen aan de bewakingsposten op de hoogte van de ernst van de situatie, de missie van het eskadron en het order om, na bevel, in alle rust en orde te verzamelen aan de linkeroever van het Albertkanaal.
Die voormiddag werden ook alle strategische vernielingen uitgevoerd. Alle kanaalbruggen vlogen de lucht in met uitzondering van de bruggen van Mol-Donk en de Spoorwegbrug van Mol-Gompel om toch nog enig verkeer mogelijk te maken. Aan de wegen in de nabijheid van het Verbindingskanaal werden hindernissen opgeworpen. Ook de baan tussen Brug N°4 en Mol-Centrum werd gesaboteerd. De vernielingen rondom Brug N°2 en het opblazen van Brug N°2, 4 en 5 verliepen echter niet zonder moeilijkheden.
De vier C.47/T13 tankjagers die stonden opgesteld aan de Bruggen N°4 en N°5 kregen omstreeks 16.00u eveneens het bevel om zich terug te plooien naar Tessenderlo-Diest. In de loop van de namiddag werden er eveneens verdere verkenningen uitgevoerd aan de noordelijke zijde van het kanaal door een patrouille onder leiding van Luitenant Ridder C. de Selliers de Moranville, die rond 19.00u terugkeerde en verslag uitbracht op de commandopost van Meerhout.
Tijdens de avond van 10 mei 1940 passeerde een laatste trein met explosieven via de spoorwegbrug van Gompel en werd ook dat objectief, omstreeks 22.30u, tot springen gebracht.
In de loop van de nacht werden de vernielingen aan Brug N°2 (aan beide zijden van het kanaal), N°4 en N°5 nogmaals overgedaan. De kanaalbruggen raakten op die manier toch nog volledig vernield.
11 mei 1940
In de voormiddag inspecteerde Commandant Depage opnieuw alle posities aan de kanalen. De binnenschepen die zich op het Verbindingskanaal bevonden, waren aan de kanaalzijdes tot zinken gebracht. De boten belemmerden echter het schootsveld van de Belgische stellingen en vormden ook een potentiële oversteekplaats voor de Duitse aanvallers.
Rond 13.00u verliet Luitenant de Selliers de Moranville de commandopost te Mol om nieuwe verkenningen uit te voeren. Rond 16.00u beëindigde hij en zijn verkenningseenheid hun missie en keerde de Luitenant terug naar Mol. Hij signaleerde een grote troepenbeweging van de vijand en zond zijn bevindingen naar de Hoofdpost in Meerhout.
Tussen 19.00u en 20.00u meldden alle bewakingsposten aan de bruggen van het Verbindingskanaal vijandelijke activiteit in de nabijheid van de kanaaloevers.
Rond 22.00u ontving de Commandant van het Eskadron Wielrijders het uiteindelijke bevel van de commandopost van de 6de Infanteriedivisie in Meerhout om de volgende acties te ondernemen. De twee verkenningseenheden van de 6de Infanteriedivisie moesten zich onmiddellijk terugtrekken en zich voegen bij hun moederregiment. De twee Eskadrons Wielrijders, van de 6de en de 9de Infanteriedivisies, moesten hun posten blijven bemannen tot er nieuwe orders volgden. Indien er een kleinschalige Duitse aanval plaatsvond, moesten de Cyclisten stand houden. Bij een grootschalige aanval moesten zij zich terugtrekken. Daarnaast moesten zij de vernielingen aan de rijwegen verder zetten. In uiterste nood was het toegestaan om de telefoonlijnen intact te laten.
Ten gevolge van het order, ondernam Commandant Depage onmiddellijk actie. De laatste, resterende brug bij Mol-Donk werd vernield, de telefoonlijnen werden vernietigd en het verkenningspeloton van het 1ste Regiment Karabiniers kreeg het bevel om terug te trekken.
Al snel bleek dat de vijandelijke troepen die in contact kwamen met de wielrijders in grote getallen naar de kanaalbruggen oprukten. De Duitse troepenmacht werd aanzien als een zwaar legeronderdeel omdat verkenningen melding maakten van talrijke autolichten aan de oostelijke zijde van het kanaal. Daarnaast kwamen ook de eerste elementen van het Eskadron Wielrijders onder vijandelijk vuur te liggen en braken de eerste schermutselingen uit.
Na overleg met de Commandant van het 9de Eskadron Wielrijders in Meerhout omstreeks 22.30u, constateerde Commandant Depage dat het onmogelijk werd om de vernielingen tussen Mol en Meerhout deftig uit te voeren en dat het terugtrekken van de manschappen tijdens de volgende dag, onbeschermd en in vol daglicht, zeer moeilijk zou worden. Om die reden werd besloten om de troepen reeds terug te trekken voor het uitbreken van de dag. Commandant Depage hield eveneens het peloton verkenners van het 9de Infanterieregiment ter beschikking om het terugtrekken van de wielrijders te ondersteunen.
12 mei 1940
Omstreeks 01.00u werd het bevel tot terugtrekken gegeven. Vanaf 02.00u moesten de verschillende bewakingsposten zich stelselmatig in de richting van Meerhout begeven. Eerst werden de posities van het verkenningspeloton van het 9de Infanterieregiment, ten noorden van Brug N°1, verlaten en vervolgens, in volgorde van voorkomen, de posten aan Bruggen N°1, N°2, N°3, N°4 en Brug N°5 in Balen. Het gemotoriseerde peloton van het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie ondersteunde de aftocht en vormde de achtergarde.
Het 3de peloton van het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie verdedigde de brug van Balen-Centrum (Brug N°5), wat het laatste element was dat de posten aan de kanaaloevers verlieten. Die eenheid verzekerde de passage van het volledige eskadron langs het zuiden van Mol naar Meerhout. Omstreeks 03.30u werden alle gevechten gestaakt en ook de laatste troepen definitief teruggetrokken. Het 3de peloton voerde vervolgens de laatste vernielingen uit aan de wegen. De springladingen van de talrijke voorbereide wegvernielingen werden tot ontploffing gebracht.In Meerhout werden uiteindelijk alle elementen van de wielrijders opgevangen door Luitenant Mondron, de aanvoerder van het 1ste peloton.
Commandant Depage voegde zich bij de achtergarde en arriveerde uiteindelijk omstreeks 05.00u in Meerhout. De eerste twee pelotons van het eskadron waren toen reeds vertrokken naar Tessenderlo onder leiding van Luitenant Mondron. De overige pelotons volgden spoedig.
Rond 5.50u passeerden de laatste elementen van de colonne de brug van Eindhout en trokken zij zich terug achter het Albertkanaal. Ook de posten aan het Albertkanaal waren toen reeds verlaten door de infanterie en artillerie, met uitzondering van een ploeg genisten die instond voor de vernietiging van de kanaalbrug. Die vernietigingsploeg wachtte ongeduldig op de komst van het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie om daarna snel de brug te laten springen. Nog geen twee uur later werd de brug door de Belgische genisten vernietigd.
Commandant Depage hergroepeerde zijn troepen in Tessenderlo. Omstreeks 07.45u trof hij daar ook de vrachtwagens met bagage van zijn eenheid aan. Tessenderlo was toen ook reeds verlaten door de andere Belgische troepen. Door inlichtingen van burgers kwam Commandant Depage te weten dat het dorp al in de vroege ochtend werd ontruimd en dat de Duitsers waren opgerukt tot in Diest. Nieuwe orders van de divisiestaf bleven echter uit, waardoor Depage zijn troepen het bevel gaf om verder te trekken naar Veerle. De colonne van vrachtwagens en motoren moest vervolgens op hem wachten tussen Veerle en Westerlo.
Tegen 08.30u arriveerde Kapitein-Commandant Depage in Veerle, waar ook het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie werd aangetroffen. Die laatste eenheid had daar reeds nieuwe orders gekregen van het IIde Legerkorps om de oude posities aan het Albertkanaal opnieuw te gaan bemannen en de posten aan de oevers tussen Meerhout en Kwaadmechelen terug in te nemen. Ook de manschappen van Commandant Depage kregen het bevel om terug te keren naar het Albertkanaal. Het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie positioneerde zich in het westen, het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie in het oosten. De eenheden onder bevel van Commandant Depage kregen de sector toebedeeld tussen de bruggen van Meerhout en Tessenderlo. De verkenners moesten zich dan weer naar het sluizencomplex van Kwaadmechelen begeven.
Na telefonisch contact met de staf van het IIde Legerkorps rond 09.00u kreeg de Commandant verdere instructies. De limiet van het te bewaken gebied was de Winterbeek in het westen. Meermaals werd Commandant Depage duidelijk gemaakt dat hij alle troepen moest klaarmaken voor de strijd: “Vous battre d’abord!” (“Eerst strijd leveren!”). Het belang van de te verdedigen regio was dan ook niet klein: de bruggen bij het Albertkanaal en de aansluiting met het Verbindingskanaal waren van strategisch belang voor een snelle Duitse opmars.
De manschappen moesten zich onmiddellijk naar het Albertkanaal begeven, zonder bagage en zonder eerst een maaltijd te nuttigen. Het hoofdkwartier van Depage kwam in Hulst te liggen, waar het 1ste Regiment Grenadiers voorheen post vatte. Hij arriveerde ter plaatse omstreeks 10.15u. Daar trof Commandant Depage ook Majoor Defize aan, de Commandant van de achterwacht van de 6de Infanteriedivisie.
Tegen de middag arriveerden 5 soldaten en 1 sergeant van het 1ste Regiment Grenadiers bij de commandopost in Hulst. Zij wisten te vertellen dat de Duitsers erin geslaagd waren om de Brug van Kwaadmechelen in te nemen en het kanaal te overschrijden. Gezien die omstandigheden besloot Kapitein-Commandant Depage om zijn eenheid nieuwe orders te geven en een aanval te lanceren op de Brug van Kwaadmechelen. Hij wilde daarmee een brede en in de praktijk oncontroleerbare Belgische verdedigingslijn vermijden.
Het 1ste peloton moest, onder leiding van Luitenant Ridder C. de Selliers de Moranville, naar de brug oprukken via de weg Tessenderlo-Kwaadmechelen. Het 2de peloton, onder leiding van Luitenant de Menten, verplaatste zich naast de spoorlijn. Het derde en reservepeloton, onder leiding van Onderluitenant L. Servaes, rukte mee op via de spoorlijn achter het 2de peloton en moest ter hoogte van de 'ijzeren weg' een verdedigingslinie opwerpen. Het peloton mitrailleurs onder leiding van Luitenant Everaerts stelde zich strategisch op en moest de eerste twee pelotons, en hun posities, beschermen. Om de opmars van de troepen te bevorderen, kregen de manschappen het bevel om alle bagage van hun fietsen te verwijderen, maar ook hun gasmaskers ter plaatse te laten. Luitenant P. Mondron van het 1ste peloton moest de achtergelaten spullen verzamelen en stond in voor de bewaring ervan. Die laatste bleef ter plaatse op de commandopost te Hulst en moest aansluiting zoeken met andere eenheden van de 6de Infanteriedivisie. Kapitein-Commandant Depage voegde zich bij de troepen van het 3de peloton om zo de aanval van dichtbij te kunnen volgen en leiden.
Omstreeks 14.00u arriveerde Commandant Depage samen met het 3de peloton bij de fabrieken aan de spoorwegbrug van Kwaadmechelen (ten oosten van de bruggen over het Albertkanaal en het Verbindingskanaal). Op die positie waren toen nog geen Duitse troepen doorgestoten. Wel konden er vijandelijke activiteiten worden waargenomen aan beide zijden van het Albertkanaal nabij de baanbrug van Kwaadmechelen. Het 1ste peloton was intussen ook gearriveerd bij die baanbrug en lanceerde een aanval. Onmiddellijk repliceerden de Duitsers met intensief geweervuur. De Duitsers beschikten namelijk over een tweetal zware machinegeweerposten aan de zuidelijke zijde van het kanaal. Commandant Depage beval ook het 3de peloton de baanbrug vanuit de flank aan te vallen. De troepen maakten daarbij gebruik van de oude loopgraven in de nabijheid van de bruggen.
De Duitsers verweerden zich fel en zetten eveneens een tegenaanval in. Intussen arriveerden steeds meer Duitsers aan de zuidelijke oever van het Albertkanaal en kwamen de Cyclisten zwaar onder vuur te liggen. De Duitsers bouwden snel een bruggenhoofd uit en de troepenmacht werd, door de Belgen, geschat op 500 man.
Rond 15.30u viel het geweervuur stil. De Belgische troepen hadden zich stelselmatig teruggetrokken naar de fabrieksgebouwen. Omstreeks 16.00u rukten de Duitsers steeds verder op en overrompelden zij de voorposten van de Cyclisten nabij de fabrieksgebouwen. Het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie verloor die dag 7 manschappen en telde 8 gewonden. 28 soldaten, waaronder ook Kapitein-Commandant Depage, werden gevangen genomen.
De restanten van het Eskadron Wielrijders ontsnapten en trokken zich terug in de richting van Veerle. Daar werden de Cyclisten aangehecht bij de manschappen van de IIde Groep van het 2de Regiment Gidsen. De Gidsen hadden eerder reeds hun stellingen aan de Winterbeek moeten prijsgeven en waren teruggetrokken tot in Veerle. De Cyclisten werden voorlopig op rust gesteld en de eenheid kreeg eveneens een nieuwe bevelhebber, Luitenant Paul Mondron.
13 mei 1940
Rond 08.00u kreeg het Eskadron Wielrijders het bevel om Genendijk te bezetten en de vooruitgeschoven eenheden aan het Albertkanaal te ondersteunen. De Cyclisten moesten stand houden in afwachting van de komst van het 1ste Regiment Karabiniers, dat eveneens naar het Albertkanaal was gezonden. De eerste Karabiniers arriveerden rond 09.30u.
Om 11.00u kreeg het Eskadron Wielrijders alweer nieuwe orders. De Cyclisten kregen het bevel om vooruit te schuiven naar de Brug van Kwaadmechelen en moesten daar een steunpunt van het 2de Regiment Gidsen versterken. Zowel in het oosten, als in het westen van de Brug werden 2 gevechtsgroepen van het Eskadron geïnstalleerd. Tegen 12.30u werd gemeld dat de Duitsers mortieren en artilleriestukken in positie brachten. Om 14.00u werd ook effectief het vuur geopend en werd het Belgische steunpunt onder vuur genomen door de Duitse artillerie. De Cyclisten konden niet anders dan de versterkingen af te wachten en zich goed schuil houden.
De terugkeer van het 1ste Regiment Karabiniers naar het Albertkanaal werd uiteindelijk geannuleerd. Het opperbevel van het Belgische Leger besloot immers om alle troepen terug te trekken achter de K.W.-Stellingen. Rond 17.00u kregen de Cyclisten dan ook het bevel om de stellingen aan het Albertkanaal te verlaten en zich bij de terugtrekkende troepen te voegen. Omstreeks 18.00u liet Luitenant Mondron zijn troepen halt houden in Genendijk, waar de fietsen van het Eskadron werden teruggevonden langs de kant van de baan. Van daaruit trokken de Cyclisten verder naar Klein-Vorst. De Wielrijders van de 6de en de 9de Infanteriedivisies vormden samen met het eskadron motorrijders van het 2de Regiment Gidsen de achterhoede van de terugtrekkende eenheden in de regio. Rond 19.30u sloeg de eerste duisternis in en ook de Duitsers staakten voorlopig hun opmars. Tijdens de strijd aan het steunpunt vielen er opnieuw 2 doden en werden 2 Cyclisten gewond.
14-28 mei 1940
Vanaf 14 mei trokken de Cyclisten weg uit onze regio en zetten ze de tocht richting de K.W.-Stelling in. Op 16 mei werd ook die stelling opgegeven en verder doorgetrokken naar de lijn Terneuzen-Gent-Oudenaarde. Op 28 mei 1940 bevonden de resterende manschappen van de eenheid zich in de omgeving van Oostkamp, waar zij op de hoogte werden gebracht van de capitulatie.
Tijdens de ganse campagne van Mei 1940 verloor de eenheid meer dan de helft van de effectieven. Een twintigtal mannen liet daarbij het leven.
Balenaren in de Wielrijderseenheden
Heel wat Balenaren voltrokken hun dienstplicht bij één van de twee moederregimenten van de bovenvermelde Wielrijderseenheden: het 3de Regiment Lansiers. Binnen de rangen van het 1ste Regiment Gidsen konden echter geen dorpsgenoten worden teruggevonden.
Op basis van verscheidene militaire en burgerlijke bronnen staat vast dat er ook enkele Balense jongens, na hun dienstplicht bij het 3de Regiment Lansiers, waren ingedeeld bij het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie en bijgevolg in mei 1940 aan de vaart in Balen en Olmen gelegen waren.
Binnen het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie waren minstens drie Balenaren actief, die in het 1ste, 2de en 3de peloton van de eenheid dienden tijdens de Achttiendaagse Veldtocht.
Heel wat Balenaren voltrokken hun dienstplicht bij één van de twee moederregimenten van de bovenvermelde Wielrijderseenheden: het 3de Regiment Lansiers. Binnen de rangen van het 1ste Regiment Gidsen konden echter geen dorpsgenoten worden teruggevonden.
Op basis van verscheidene militaire en burgerlijke bronnen staat vast dat er ook enkele Balense jongens, na hun dienstplicht bij het 3de Regiment Lansiers, waren ingedeeld bij het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie en bijgevolg in mei 1940 aan de vaart in Balen en Olmen gelegen waren.
Binnen het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie waren minstens drie Balenaren actief, die in het 1ste, 2de en 3de peloton van de eenheid dienden tijdens de Achttiendaagse Veldtocht.
Wielrijder Peeters Alfons Albert
Wielrijder Stessens Louis Joseph Maria (Frans)
Wielrijder Weckx Jan Louis
- Persoonlijke gegevens
- Beroep: Fabriekswerker Vieille Montagne - Balen-Wezel
- Geboorteplaats- en datum: Geboren in Mol op 3 mei 1915
- Burgerlijke stand: Gehuwd met Heylen Maria Constancia op 27 augustus 1938
- Militaire loopbaan
- Stamnummer: 141 – 26289
- Militieklasse: Klasse 1935
- Eenheid: Deelgenomen aan Veldtocht 1940 bij het Eskadrons Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie
- Soldaat FM-Schutter – 1ste Peloton – 2de en 3deGevechtsgroep
- Toegewezen fiets: Fiets 147
- Gemobiliseerd en in dienst van 1 september 1939 tot aan de capitulatie
- Gekwetst bij Dentergem op 26 mei 1940
- Verzorgd in het Militair Hospitaal van Gent van 29 mei tot 23 juli 1940
- Eretekens en onderscheidingen
- 1 kwetsuurstreep
- Kruis van Ridder in de Orde van Leopold II met palm
- Oorlogskruis 1940 met palm
- Herinneringsmedaille van den Oorlog 1940-1945 met 2 gekruiste sabels en een kruis in rood email
Wielrijder Stessens Louis Joseph Maria (Frans)
- Persoonlijke gegevens
- Beroep: Stoker
- Geboorteplaats- en datum: Geboren in Mol (Wezel) op 3 augustus 1915
- Burgerlijke stand: Ongehuwd
- Militaire loopbaan
- Stamnummer: 141 – 26290
- Militieklasse: Klasse 1935
- Eenheid: Deelgenomen aan Veldtocht 1940 bij het Eskadrons Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie
- Soldaat FM-Schutter – 2de Peloton – 2de en 3de Gevechtsgroep
- Toegewezen fiets: Fiets 212
- Gemobiliseerd en in dienst van 1 september 1939 tot aan de capitulatie
- Krijgsgevangene van 28 mei 1940 tot 20 februari 1941 – Stalag XIA
- Krijgsgevangene Nr. 55090
- Eretekens
- Medaille van Krijgsgevangene 1940-1945 met 1 baret
- Herinneringsmedaille van den Oorlog 1940-1945 met 2 gekruiste sabels
- Medaille Militair strijder 40-45
Wielrijder Weckx Jan Louis
- Persoonlijke gegevens
- Beroep: Fabriekswerker
- Geboorteplaats- en datum: Geboren in Balen op 1 november 1913
- Burgerlijke stand: Gehuwd met Daems Maria Rosalia Margaretha op 28 november 1936
- Militaire loopbaan
- Stamnummer: 141 – 25230
- Militieklasse: Klasse 1933
- Eenheid: Deelgenomen aan Veldtocht 1940 bij het Eskadrons Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie
- Soldaat FM-Bevoorrader (N°3) – 3de Peloton – 3deGevechtsgroep
- Toegewezen fiets: Fiets 82
- Gemobiliseerd en in dienst van 1 september 1939 tot aan de capitulatie
- Krijgsgevangene van 29 mei 1940 tot 23 februari 1941 –Stalag IA
- Krijgsgevangene Nr. 17433 B
- Militaire uitrusting (vest en broek) neergelegd ten gemeentehuize van Balen op 25 februari 1941
- Eretekens
- Herinneringsmedaille van den Oorlog 1940-1945 met 2 gekruiste sabels
- Medaille Militair strijder 40-45
Bronnen
Het bovenstaande artikel is gebaseerd op een artikel dat eerder verscheen in het Jaarboek van Erfgoed Balen. De volledige referentie is B. DIERCKX, 'Cyclisten paraat! Het verhaal van twee eenheden Wielrijders aan de Balense kanaaloevers in mei 1940', Jaarboek Erfgoed Balen, 17 (2018), 81-139.
Balen Bevrijd, (www.BalenBevrijd.com).
BALEN, Collectie Postkaarten Erfgoed Balen.
BALEN, Documentatie Tweede Wereldoorlog Erfgoed Balen.
BALEN, Gemeentearchief Balen en Olmen.
BUSSELS, J., ‘De luchtbombardementen van Leopoldsburg’, Tijdschrift van het Museum van het Kamp van Beverlo, September 1980.
De Achttiendaagse Veldtocht, 10 mei 1940 – 28 mei 1940, (https://18daagseveldtocht.be).
DE FABRIBECKERS, De Veldtocht van het Belgische Leger in 1940, Lummen, 1966.
De Volksgazet, Dagblad der Belgische Werkliedenpartij, (13 mei 1940).
DIERCKX, B., 'Cyclisten paraat! Het verhaal van twee eenheden Wielrijders aan de Balense kanaaloevers in mei 1940', Jaarboek Erfgoed Balen, 17 (2018), 81-139.
Evere, DGHR-Notariaat, Militaire personeelsdossiers.
Evere, Historisch Centrum Defensie, Campagnedagboeken Mei 1940, Wielrijders 6de Infanteriedivisie.
Evere, Historisch Centrum Defensie, Campagnedagboeken Mei 1940, Wielrijders 9de Infanteriedivisie.
Evere, Historisch Centrum Defensie, Archief Wielrijders 6de en 9de Infanteriedivisie.
Evere, Historisch Centrum Defensie, Steekkaarten Belgische Krijgsgevangenen.
HELSEN, L. Vierenvijftig maanden oorlog, Bouwstoffen tot de studie van de Tweede Wereldoorlog in de Kempen, 1994.
Kempense Krantenbank, (www.kempensekranten.be).
Le Patriote Illustré, Jaargangen 1939 en 1940.
MAJEWSKI, D. Vergeten monolieten, Mei 1940, De strijd aan de Vooruitgeschoven stelling of Grensstelling, Mol, 2015.
Oorlogsverwoestingen in de Oost-Zuiderkempen ‘40, 27-29.
STASSIN, G, Cavalerie Motorisée, Brussel, s.d.
STRAUVEN, P., Tessenderlo in Oorlog, Tessenderlo, 1984.
TAGHON, P. Mei 1940, De 10-daagse veldtocht in woord en beeld, Tielt, 2010.
VAN GEHUCHTEN, F. Veerle, arm en trots, Tielt, 1997.
VAN GEHUCHTEN, F., Vorst, Groot en Klein, Tongerlo-Westerlo, 1995.
VAN OPSTAL, W. ‘De Duitse luchtaanval op het Kamp van Beverlo op 10 mei 1940’, Tijdschrift van het Museum van het Kamp van Beverlo, Juni 2012.
Dankwoord
Met expliciete dank aan Dhr. R. Vandenweyer voor de hulp bij het opzoeken van de Militaire personeelsdossiers en krijgsgevangenendossiers. Maar ook een hartelijk woord van dank aan de familie Weckx voor het bezorgen van een afbeelding van Cyclist Jan Weckx.
Tot slot een enorm woord van dank aan alle vrijwilligers van Erfgoed Balen die een helpende hand boden bij de opzoekingen en de scanning van de talrijke documenten die aan de basis lagen voor dit artikel.
Het bovenstaande artikel is gebaseerd op een artikel dat eerder verscheen in het Jaarboek van Erfgoed Balen. De volledige referentie is B. DIERCKX, 'Cyclisten paraat! Het verhaal van twee eenheden Wielrijders aan de Balense kanaaloevers in mei 1940', Jaarboek Erfgoed Balen, 17 (2018), 81-139.
Balen Bevrijd, (www.BalenBevrijd.com).
BALEN, Collectie Postkaarten Erfgoed Balen.
BALEN, Documentatie Tweede Wereldoorlog Erfgoed Balen.
BALEN, Gemeentearchief Balen en Olmen.
BUSSELS, J., ‘De luchtbombardementen van Leopoldsburg’, Tijdschrift van het Museum van het Kamp van Beverlo, September 1980.
De Achttiendaagse Veldtocht, 10 mei 1940 – 28 mei 1940, (https://18daagseveldtocht.be).
DE FABRIBECKERS, De Veldtocht van het Belgische Leger in 1940, Lummen, 1966.
De Volksgazet, Dagblad der Belgische Werkliedenpartij, (13 mei 1940).
DIERCKX, B., 'Cyclisten paraat! Het verhaal van twee eenheden Wielrijders aan de Balense kanaaloevers in mei 1940', Jaarboek Erfgoed Balen, 17 (2018), 81-139.
Evere, DGHR-Notariaat, Militaire personeelsdossiers.
Evere, Historisch Centrum Defensie, Campagnedagboeken Mei 1940, Wielrijders 6de Infanteriedivisie.
Evere, Historisch Centrum Defensie, Campagnedagboeken Mei 1940, Wielrijders 9de Infanteriedivisie.
Evere, Historisch Centrum Defensie, Archief Wielrijders 6de en 9de Infanteriedivisie.
Evere, Historisch Centrum Defensie, Steekkaarten Belgische Krijgsgevangenen.
HELSEN, L. Vierenvijftig maanden oorlog, Bouwstoffen tot de studie van de Tweede Wereldoorlog in de Kempen, 1994.
Kempense Krantenbank, (www.kempensekranten.be).
Le Patriote Illustré, Jaargangen 1939 en 1940.
MAJEWSKI, D. Vergeten monolieten, Mei 1940, De strijd aan de Vooruitgeschoven stelling of Grensstelling, Mol, 2015.
Oorlogsverwoestingen in de Oost-Zuiderkempen ‘40, 27-29.
STASSIN, G, Cavalerie Motorisée, Brussel, s.d.
STRAUVEN, P., Tessenderlo in Oorlog, Tessenderlo, 1984.
TAGHON, P. Mei 1940, De 10-daagse veldtocht in woord en beeld, Tielt, 2010.
VAN GEHUCHTEN, F. Veerle, arm en trots, Tielt, 1997.
VAN GEHUCHTEN, F., Vorst, Groot en Klein, Tongerlo-Westerlo, 1995.
VAN OPSTAL, W. ‘De Duitse luchtaanval op het Kamp van Beverlo op 10 mei 1940’, Tijdschrift van het Museum van het Kamp van Beverlo, Juni 2012.
Dankwoord
Met expliciete dank aan Dhr. R. Vandenweyer voor de hulp bij het opzoeken van de Militaire personeelsdossiers en krijgsgevangenendossiers. Maar ook een hartelijk woord van dank aan de familie Weckx voor het bezorgen van een afbeelding van Cyclist Jan Weckx.
Tot slot een enorm woord van dank aan alle vrijwilligers van Erfgoed Balen die een helpende hand boden bij de opzoekingen en de scanning van de talrijke documenten die aan de basis lagen voor dit artikel.
In mei 1940 kwamen heel wat streekgenoten terecht in de Achttiendaagse Veldtocht. 'Jong en schoon, gij Kempenzoon.. De gesneuvelden van mei 1940' is een boek over de jongens uit Balen, Olmen, Dessel en Mol die nooit meer terugkeerden... Meer info? Klik hiernaast op de afbeelding! |
Juni 2020
D-Day
6 Juni 1944 zou de geschiedenisboeken ingaan als de grootste militaire invasie ooit. 156.000 Geallieerde troepen moesten via de lucht en met amfibievoertuigen een bruggenhoofd weten te vestigen, waardoor de geallieerden vaste voet aan wal zouden krijgen op het westelijke front.
Daarnaast waren de geallieerde landingen in Normandië het begin van Operation Overlord. Een belangrijke onderneming met als gevolg de uiteindelijke bevrijding van West-Europa.
6 Juni 1944 zou de geschiedenisboeken ingaan als de grootste militaire invasie ooit. 156.000 Geallieerde troepen moesten via de lucht en met amfibievoertuigen een bruggenhoofd weten te vestigen, waardoor de geallieerden vaste voet aan wal zouden krijgen op het westelijke front.
Daarnaast waren de geallieerde landingen in Normandië het begin van Operation Overlord. Een belangrijke onderneming met als gevolg de uiteindelijke bevrijding van West-Europa.
Ook de Duitsers wisten dat ze zich moesten voorbereiden op een mogelijke geallieerde invasie in West-Europa. Doch waren er veel onzekerheden. Onder meer de onwetendheid van de landingsplaats verontruste vele Duitse bevelhebbers.
Als voorbereiding hierop was men al sinds het begin van de oorlog bezig de Duitse 'Atlantikwall' uit te bouwen, een verdedigingslinie die langs het grootste deel van de Europese westkust werd opgebouwd om een eventuele invasie af te kunnen weren. Volgens Duitse propaganda was de Atlantikwall zo goed als onneembaar, maar in feite was dit slechts één van de overambitieuze plannen van Hitler en zijn generaals.
Toen Erwin Rommel in 1943 de verantwoordelijkheid over de kustverdediging richting het westen kreeg, stond deze verbaasd van de slechte uitwerking hiervan.
Er waren dan wel duizenden bunkers met kanonnen en machinegeweren, maar de verdediging zat vol gaten.
Meteen werd bevel gegeven de verstevigingen beter uit te werken.
Met de hulp van dwangarbeiders, Organisation Todt en eigen soldaten werden miljoenen landmijnen aangebracht, militaire obstakels geplaatst en loopgraven gedolven.
Ook in de maanden voor de invasie werkte men met man en macht aan de versteviging van de Atlantikwall.
In vele streken bleek de kustverdediging eerder beperkt. Daarom gaf Erwin Rommel, na zijn ondervindingen, de opdracht om de verdediging zo goed mogelijk te optimaliseren. Echter was er niet voldoende mankracht en materiaal voorhanden om de Atlantikwall tijdig te voltooien.
Als voorbereiding hierop was men al sinds het begin van de oorlog bezig de Duitse 'Atlantikwall' uit te bouwen, een verdedigingslinie die langs het grootste deel van de Europese westkust werd opgebouwd om een eventuele invasie af te kunnen weren. Volgens Duitse propaganda was de Atlantikwall zo goed als onneembaar, maar in feite was dit slechts één van de overambitieuze plannen van Hitler en zijn generaals.
Toen Erwin Rommel in 1943 de verantwoordelijkheid over de kustverdediging richting het westen kreeg, stond deze verbaasd van de slechte uitwerking hiervan.
Er waren dan wel duizenden bunkers met kanonnen en machinegeweren, maar de verdediging zat vol gaten.
Meteen werd bevel gegeven de verstevigingen beter uit te werken.
Met de hulp van dwangarbeiders, Organisation Todt en eigen soldaten werden miljoenen landmijnen aangebracht, militaire obstakels geplaatst en loopgraven gedolven.
Ook in de maanden voor de invasie werkte men met man en macht aan de versteviging van de Atlantikwall.
In vele streken bleek de kustverdediging eerder beperkt. Daarom gaf Erwin Rommel, na zijn ondervindingen, de opdracht om de verdediging zo goed mogelijk te optimaliseren. Echter was er niet voldoende mankracht en materiaal voorhanden om de Atlantikwall tijdig te voltooien.
In het voorjaar van 1944 schrijft Rommel nog vol goede moed aan zijn vrouw: ‘Ik ben ervan overtuigd dat we de westkust kunnen verdedigen, als we goed voorbereid zijn. Ik denk dat we een aanval kunnen afslaan.’
Helaas (voor de Duitse legerleiding) landden de geallieerden vroeger dan verwacht en konden niet alle verstevigingswerken ten volle worden uitgebouwd.
Bovendien waren de geallieerde troepen reeds maanden aan het trainen voor deze actie, in tegenstelling tot de Duitse bezetter. Het Duitse verdedigingsleger bestond immer voor het grootste deel uit onervaren Landsers (voetsoldaten) of vrijwilligers uit bezette gebieden die zich hadden gemeld om zo gevangenschap te ontlopen.
Helaas (voor de Duitse legerleiding) landden de geallieerden vroeger dan verwacht en konden niet alle verstevigingswerken ten volle worden uitgebouwd.
Bovendien waren de geallieerde troepen reeds maanden aan het trainen voor deze actie, in tegenstelling tot de Duitse bezetter. Het Duitse verdedigingsleger bestond immer voor het grootste deel uit onervaren Landsers (voetsoldaten) of vrijwilligers uit bezette gebieden die zich hadden gemeld om zo gevangenschap te ontlopen.
Rt. Moczinski.
Op de fotos boven zien we een Duitse helm model 42 welke aan de binnenzijde duidelijk is genaamd: Rt. Moczinski. Uitgaande van de vreemde aard van deze naam en de locatie waar deze werd gevonden heeft deze helm met grote waarschijnlijkheid aan één van deze buitenlandse vrijwilligers toebehoord.
De helm zelf werd jaren later gevonden op een zolder ergens bij de slagvelden van Normandië. Heel typisch voor helmen teruggevonden in deze regio is de camouflage die op de helmen werd aangebracht. In vakterminologie onder verzamelaars wordt dan ook verwezen naar 'Normandy Camo', terwijl deze niet enkel hier werd gebruikt, maar wel typerend was voor de streek.
Deze helmen werden vaak gecamoufleerd in 3 typerende kleuren, oorspronkelijk bedoeld voor het camoufleren en schilderen van voertuigen (oker/bruin - einheitsfarbe/zandkleur - veldgroen).
Over het algemeen kunnen we stellen dat het camoufleren van staalhelmen naar het eind van de Tweede Wereldoorlog toe een wijdverspreid Duits gebruik was.
Op de foto bovenaan het artikel kan je duidelijk het verschil zien in camouflagepatronen. Hoewel alle drie de helmen (en gasmaskerbus) worden gecategoriseerd als 'Normandy camo', verschillen deze toch opmerkelijk.
De ene oogt al wat 'esthetischer' als de andere... soldaten lieten zich beïnvloeden door de directe omgeving waarin ze zich bevonden en zich alsdus moesten camoufleren, al zal de kunstzinnigheid van de soldaat in kwestie er natuurlijk ook wel veel met te maken hebben gehad.
Op de fotos boven zien we een Duitse helm model 42 welke aan de binnenzijde duidelijk is genaamd: Rt. Moczinski. Uitgaande van de vreemde aard van deze naam en de locatie waar deze werd gevonden heeft deze helm met grote waarschijnlijkheid aan één van deze buitenlandse vrijwilligers toebehoord.
De helm zelf werd jaren later gevonden op een zolder ergens bij de slagvelden van Normandië. Heel typisch voor helmen teruggevonden in deze regio is de camouflage die op de helmen werd aangebracht. In vakterminologie onder verzamelaars wordt dan ook verwezen naar 'Normandy Camo', terwijl deze niet enkel hier werd gebruikt, maar wel typerend was voor de streek.
Deze helmen werden vaak gecamoufleerd in 3 typerende kleuren, oorspronkelijk bedoeld voor het camoufleren en schilderen van voertuigen (oker/bruin - einheitsfarbe/zandkleur - veldgroen).
Over het algemeen kunnen we stellen dat het camoufleren van staalhelmen naar het eind van de Tweede Wereldoorlog toe een wijdverspreid Duits gebruik was.
Op de foto bovenaan het artikel kan je duidelijk het verschil zien in camouflagepatronen. Hoewel alle drie de helmen (en gasmaskerbus) worden gecategoriseerd als 'Normandy camo', verschillen deze toch opmerkelijk.
De ene oogt al wat 'esthetischer' als de andere... soldaten lieten zich beïnvloeden door de directe omgeving waarin ze zich bevonden en zich alsdus moesten camoufleren, al zal de kunstzinnigheid van de soldaat in kwestie er natuurlijk ook wel veel met te maken hebben gehad.
Bronnen
Suy. F., www.FJM44.com.
BALEN BEVRIJD, Brochure 'Pop-Up museum', 2019.
T. Ussing, D-Day gezien door Duitse ogen, 2017, Historia.
Suy. F., www.FJM44.com.
BALEN BEVRIJD, Brochure 'Pop-Up museum', 2019.
T. Ussing, D-Day gezien door Duitse ogen, 2017, Historia.
Juli 2020
Het Object van de Maand Juli toont enkele documenten uit de nalatenschap van oud-strijder en weerstander Petrus Jan Alfons Peeters - en zijn familie - uit Balen. Tijdens de Achttiendaagse Veldtocht was hij soldaat in het 3de Regiment Legerartillerie. Hij bleef de hele campagne op post bij die eenheid en uiteindelijk - na de capitulatie - krijgsgevangen genomen. Precies 80 jaar geleden kwam hij terug uit krijgsgevangenschap.
Soldaat Peeters uit Balen
Petrus Jan Alfons 'Fons' Peeters werd geboren in Balen op 18 mei 1914 en woonde tijdens de oorlog in de Reyt nummer 6 (later Hoolststraat 10) in Balen. Zijn ouders waren Frans Peeters en Constancia Oeyen. Hij was landbouwer en spoorwegarbeider, meer bepaald ‘gespecialiseerd spoorlegger’ bij de Nationale Spoorwegen.
Petrus Jan Alfons behoorde tot de militieklasse van 1934 en kreeg stamnummer 170 – 11476. Hij ging in dienst als soldaat bij het 1ste Regiment Legerartillerie en zat in de 8ste Batterij van de IIIe Groep. Tijdens de mobilisatie werd hij weer opgeroepen en ingedeeld bij het 3de Regiment Legerartillerie (R.A.A.), IIIe Groep, 7de Batterij.
Een beknopt overzicht van de militaire loopbaan van Petrus Jan Alfons Peeters
De Veldtocht van Mei 1940 en het Krijgsgevangenschap
Het 3de Regiment Legerartillerie was een reserve-eenheid die was uitgerust met zware artilleriestukken. De eenheid werd gemobiliseerd in Ranst op 3 september 1939 en bestond uit negen Batterijen met elk vier stuks C155L M17 Schneider kanonnen en drie Batterijen met elk twaalf stuks MVD58L en MVD70 ‘Van Deuren’ loopgraafmortieren.
Alfons Peeters was actief bij de 7de Batterij (III Groep) onder leiding van Luitenant H. Mathot, die was uitgerust met vier C155L M17 Schneider kanonnen.
De 4 groepen van het Regiment werden vervolgens verdeeld onder de verschillende formaties van het veldleger. Op 10 mei 1940 maakten de Staf, de Ie Groep en IIIe Groep deel uit van de 'Groepering B' van de Belgische Legerartillerie. De Ie Groep ontplooide in Kessel, de IIIe Groep werd ten noordoosten van Deurne, pal achter het Albertkanaal, opgesteld.
Op 14 mei 1940 werden de tactische groeperingen van de legerartillerie nogmaals herschikt en gereorganiseerd aan de K.W. Stelling. De Ie en IIIe Groep van het 3de Regiment Legerartillerie gingen vervolgens deel uitmaken van 'Groepering H' en kwamen in Wilrijk terecht. De stellingen bleven echter niet lang bezet. Twee dagen later, op 16 mei 1940, werd het volledige regiment naar Gent gestuurd.
Aan de lijn Terneuzen-Gent-Oudenaarde werden alle eenheden opnieuw herschikt over drie tactische groeperingen. 'Groepering A', onder bevel van Kolonel Godeaux, omvatte de IIe en IIIe Groep van het 3de Regiment Legerartillerie en werd aangevoerd vanuit een commandopost in Waarschoot.
In de nacht van 23 op 24 mei 1940 gaf het 3de Regiment Legerartillerie nog de nodige vuursteun om de terugtrekkende troepen te ondersteunen bij de evacuatie in de richting van Brugge. Tijdens de laatste dagen van de Veldtocht raakten vele manschappen verwikkeld in de strijd nabij Tielt. De chaos was groot en vele soldaten zwierven rond nadat hun eenheden uiteen waren gedreven door de oprukkende Duitse troepenmacht.
Ook Alfons Peeters werd op 29 mei 1940 in de omgeving van Aalter gevangen genomen. Een dag later werd hij doorgezonden naar de Gefangenensammenstelle Oostburg der 229. Division in Oostburg (Nederland).
Tijdens de verschillende fasen van de veldtocht werden ongeveer 50.000 Belgische soldaten krijgsgevangen genomen. Wie al voor de capitulatie werd gevangengenomen, was doorgaans gedoemd tot het krijgsgevangenschap in Duitsland. Die eerste gevangenen werden vaak onmiddellijk naar Duitsland getransporteerd en opgesloten in één van de vele krijgsgevangenenkampen.
Petrus Jan Alfons Peeters werd pas na de capitulatie gevangen genomen, waardoor hij in een Nederlands kamp terechtkwam en al snel terug naar huis mocht keren. Op 11 juni 1940 werd hij in Oostburg uit het krijgsgevangenschap ontslaan. Hij keerde terug naar Balen op 16 juni 1940 en leverde daar zijn militaire uitrusting binnen in het gemeentehuis, zoals werd verplicht door de bezetter.
Ongeveer 130.000 Belgische gevangenen keerden tussen juni 1940 en februari 1941 terug naar België. Zo’n 70.000 militairen – meestal beroepssoldaten en Waalse dienstplichtigen – werden vijf jaar lang in hechtenis gehouden. Onder de Balenaren waren er ongeveer 125 personen die in Duitsland terecht kwamen en pas op het einde van 1940 en begin 1941 naar huis mochten keren. Petrus Jan Alfons Peeters had meer geluk en kwam een maand na de capitulatie alweer thuis.
Petrus Jan Alfons 'Fons' Peeters werd geboren in Balen op 18 mei 1914 en woonde tijdens de oorlog in de Reyt nummer 6 (later Hoolststraat 10) in Balen. Zijn ouders waren Frans Peeters en Constancia Oeyen. Hij was landbouwer en spoorwegarbeider, meer bepaald ‘gespecialiseerd spoorlegger’ bij de Nationale Spoorwegen.
Petrus Jan Alfons behoorde tot de militieklasse van 1934 en kreeg stamnummer 170 – 11476. Hij ging in dienst als soldaat bij het 1ste Regiment Legerartillerie en zat in de 8ste Batterij van de IIIe Groep. Tijdens de mobilisatie werd hij weer opgeroepen en ingedeeld bij het 3de Regiment Legerartillerie (R.A.A.), IIIe Groep, 7de Batterij.
Een beknopt overzicht van de militaire loopbaan van Petrus Jan Alfons Peeters
- 7 januari 1935: In werkelijke dienst bij het 1ste Regiment Legerartillerie;
- 7 september 1935: Met onbepaald verlof;
- 31 mei 1937: Weder opgeroepen onder de wapens;
- 20 juni 1937: Met verlof zonder soldij;
- 21 juni 1937: Met onbepaald verlof;
- 4 september 1939: Weder opgeroepen onder de wapens en aangehecht bij het 3de Regiment Legerartillerie;
- 10 mei 1940: Aanwezig bij het 3de Regiment Legerartillerie tijdens de Achttiendaagse Veldtocht;
- 29 mei 1940: Gevangen genomen door de Duitsers;
- 11 juni 1940: Ontslagen uit Krijgsgevangenkamp Oostburg;
- 16 juni 1940: Vrijgelaten uit Krijgsgevangenschap;
- 17 juni 1940: Met onbepaald verlof.
De Veldtocht van Mei 1940 en het Krijgsgevangenschap
Het 3de Regiment Legerartillerie was een reserve-eenheid die was uitgerust met zware artilleriestukken. De eenheid werd gemobiliseerd in Ranst op 3 september 1939 en bestond uit negen Batterijen met elk vier stuks C155L M17 Schneider kanonnen en drie Batterijen met elk twaalf stuks MVD58L en MVD70 ‘Van Deuren’ loopgraafmortieren.
Alfons Peeters was actief bij de 7de Batterij (III Groep) onder leiding van Luitenant H. Mathot, die was uitgerust met vier C155L M17 Schneider kanonnen.
De 4 groepen van het Regiment werden vervolgens verdeeld onder de verschillende formaties van het veldleger. Op 10 mei 1940 maakten de Staf, de Ie Groep en IIIe Groep deel uit van de 'Groepering B' van de Belgische Legerartillerie. De Ie Groep ontplooide in Kessel, de IIIe Groep werd ten noordoosten van Deurne, pal achter het Albertkanaal, opgesteld.
Op 14 mei 1940 werden de tactische groeperingen van de legerartillerie nogmaals herschikt en gereorganiseerd aan de K.W. Stelling. De Ie en IIIe Groep van het 3de Regiment Legerartillerie gingen vervolgens deel uitmaken van 'Groepering H' en kwamen in Wilrijk terecht. De stellingen bleven echter niet lang bezet. Twee dagen later, op 16 mei 1940, werd het volledige regiment naar Gent gestuurd.
Aan de lijn Terneuzen-Gent-Oudenaarde werden alle eenheden opnieuw herschikt over drie tactische groeperingen. 'Groepering A', onder bevel van Kolonel Godeaux, omvatte de IIe en IIIe Groep van het 3de Regiment Legerartillerie en werd aangevoerd vanuit een commandopost in Waarschoot.
In de nacht van 23 op 24 mei 1940 gaf het 3de Regiment Legerartillerie nog de nodige vuursteun om de terugtrekkende troepen te ondersteunen bij de evacuatie in de richting van Brugge. Tijdens de laatste dagen van de Veldtocht raakten vele manschappen verwikkeld in de strijd nabij Tielt. De chaos was groot en vele soldaten zwierven rond nadat hun eenheden uiteen waren gedreven door de oprukkende Duitse troepenmacht.
Ook Alfons Peeters werd op 29 mei 1940 in de omgeving van Aalter gevangen genomen. Een dag later werd hij doorgezonden naar de Gefangenensammenstelle Oostburg der 229. Division in Oostburg (Nederland).
Tijdens de verschillende fasen van de veldtocht werden ongeveer 50.000 Belgische soldaten krijgsgevangen genomen. Wie al voor de capitulatie werd gevangengenomen, was doorgaans gedoemd tot het krijgsgevangenschap in Duitsland. Die eerste gevangenen werden vaak onmiddellijk naar Duitsland getransporteerd en opgesloten in één van de vele krijgsgevangenenkampen.
Petrus Jan Alfons Peeters werd pas na de capitulatie gevangen genomen, waardoor hij in een Nederlands kamp terechtkwam en al snel terug naar huis mocht keren. Op 11 juni 1940 werd hij in Oostburg uit het krijgsgevangenschap ontslaan. Hij keerde terug naar Balen op 16 juni 1940 en leverde daar zijn militaire uitrusting binnen in het gemeentehuis, zoals werd verplicht door de bezetter.
Ongeveer 130.000 Belgische gevangenen keerden tussen juni 1940 en februari 1941 terug naar België. Zo’n 70.000 militairen – meestal beroepssoldaten en Waalse dienstplichtigen – werden vijf jaar lang in hechtenis gehouden. Onder de Balenaren waren er ongeveer 125 personen die in Duitsland terecht kwamen en pas op het einde van 1940 en begin 1941 naar huis mochten keren. Petrus Jan Alfons Peeters had meer geluk en kwam een maand na de capitulatie alweer thuis.
Tijdens de Duitse bezetting
Na zijn thuiskomst ging Alfons Peeters werken voor de Spoorwegen, maar hij werd daarnaast ook actief in het 'clandestiene leven'. Van 1941 tot en met september 1944 was hij aangesloten bij de Nationale Koningsgezinde Beweging ofwel N.K.B. – Afdeling Geel. Hij kreeg stamnummer 9.269. Als arbeider bij de Spoorwegen had hij immers toegang tot belangrijke informatie over Duitse troepenbewegingen per spoor, maar wist hij ook perfect op welke plaatsen onopvallend sabotagedaden konden worden gepleegd, ...
Naast de stukken over weerstandsbeweging N.K.B. werden in zijn nalatenschap ook documenten teruggevonden van de Groep Patrice en Groep A.N.A. (Action Nationale, Nationale Actie).
Groep A.N.A. was een plaatselijke, vaderlandslievende verzetsgroepering in de grensstreek van de provincies Limburg, Antwerpen en Brabant. De organisatie werd na de oorlog niet erkend als officiële verzetsorganisatie, maar de leden werden wel bij de 'Groep G' gerekend. Het actiegebied strekte zich hoofdzakelijk uit over de gemeenten Balen, Olmen, Ham, Kwaadmechelen, Eindhout-Laakdal en Meerhout. Vele leden waren verweven in netwerken van andere organisaties zoals de Belgische Nationale Beweging (B.N.B.), Groep G en de Gewapende Partizanen. De leden van Groep A.N.A. hielden zich onder andere bezig met zaken zoals:
Na zijn thuiskomst ging Alfons Peeters werken voor de Spoorwegen, maar hij werd daarnaast ook actief in het 'clandestiene leven'. Van 1941 tot en met september 1944 was hij aangesloten bij de Nationale Koningsgezinde Beweging ofwel N.K.B. – Afdeling Geel. Hij kreeg stamnummer 9.269. Als arbeider bij de Spoorwegen had hij immers toegang tot belangrijke informatie over Duitse troepenbewegingen per spoor, maar wist hij ook perfect op welke plaatsen onopvallend sabotagedaden konden worden gepleegd, ...
Naast de stukken over weerstandsbeweging N.K.B. werden in zijn nalatenschap ook documenten teruggevonden van de Groep Patrice en Groep A.N.A. (Action Nationale, Nationale Actie).
Groep A.N.A. was een plaatselijke, vaderlandslievende verzetsgroepering in de grensstreek van de provincies Limburg, Antwerpen en Brabant. De organisatie werd na de oorlog niet erkend als officiële verzetsorganisatie, maar de leden werden wel bij de 'Groep G' gerekend. Het actiegebied strekte zich hoofdzakelijk uit over de gemeenten Balen, Olmen, Ham, Kwaadmechelen, Eindhout-Laakdal en Meerhout. Vele leden waren verweven in netwerken van andere organisaties zoals de Belgische Nationale Beweging (B.N.B.), Groep G en de Gewapende Partizanen. De leden van Groep A.N.A. hielden zich onder andere bezig met zaken zoals:
- Sabotagedaden, waaronder het buiten werking stellen van spoorlijnen en het verbreken van Duitse telefoonverbindingen;
- Verspreiden van anti-Duitse propaganda;
- Verzamelen van verboden goederen zoals vuurwapens, munitie en springstoffen;
- Inwinnen van inlichtingen en koeriersdiensten;
- Overbrengen van geallieerde luchtmacht bemanning via ontsnappingsroutes.
Eretekens en onderscheidingen
Petrus Jan Alfons Peeters ontving de ‘Herinneringsmedaille van de Oorlog 1940-1945 met twee gekruiste sabels’ voor zijn deelname aan de Achttiendaagse Veldtocht.
Woord van dank
Hartelijk dank aan Dhr. G. Peeters voor de schenking van deze bijzondere familiestukken. Op deze manier blijft een mooi stukje lokale geschiedenis bewaard voor de toekomst.
Petrus Jan Alfons Peeters ontving de ‘Herinneringsmedaille van de Oorlog 1940-1945 met twee gekruiste sabels’ voor zijn deelname aan de Achttiendaagse Veldtocht.
Woord van dank
Hartelijk dank aan Dhr. G. Peeters voor de schenking van deze bijzondere familiestukken. Op deze manier blijft een mooi stukje lokale geschiedenis bewaard voor de toekomst.
Bronnen
BALEN, Erfgoed Balen, Stukken Tweede Wereldoorlog.
BALEN, GABalen, Stukken over de krijgsgevangenen militairen, 1940-1945.
BALEN, Werkgroep Balen Bevrijd, Archief en documentatie Krijgsgevangen militairen Balen.
De Achttiendaagse Veldtocht, (www. 18daagseveldtocht.be).
DIERCKX, B., Terug naar de basis, Vluchtroutes van geallieerde piloten naar Engeland, Eindwerk 2004-2005.
EVERE, Notariaat Defensie, Militaire personeelsdossier, Petrus Jan Alfons Peeters.
RIJMEN, C., De bevrijding van Ham, September 1944, 1995.
SMOLDERS, F., Olmen tijdens de Tweede Wereldoorlog, Olmen, 1989.
STRAUVEN, P., Tessenderlo in Oorlog, 1940-1945, Tessenderlo, 1984.
BALEN, Erfgoed Balen, Stukken Tweede Wereldoorlog.
BALEN, GABalen, Stukken over de krijgsgevangenen militairen, 1940-1945.
BALEN, Werkgroep Balen Bevrijd, Archief en documentatie Krijgsgevangen militairen Balen.
De Achttiendaagse Veldtocht, (www. 18daagseveldtocht.be).
DIERCKX, B., Terug naar de basis, Vluchtroutes van geallieerde piloten naar Engeland, Eindwerk 2004-2005.
EVERE, Notariaat Defensie, Militaire personeelsdossier, Petrus Jan Alfons Peeters.
RIJMEN, C., De bevrijding van Ham, September 1944, 1995.
SMOLDERS, F., Olmen tijdens de Tweede Wereldoorlog, Olmen, 1989.
STRAUVEN, P., Tessenderlo in Oorlog, 1940-1945, Tessenderlo, 1984.
Augustus 2020
Een 'onbewuste' sabotagedaad te Balen-Hoolst.
Tijdens de oorlogsjaren was de Duitse bezetter moeilijk weg te denken uit het dagelijkse straatbeeld te Balen. Net zoals in het overgrote deel van België had de Duitse bezetter zich prominent verspreid over alle bezette gebieden. Balen en Olmen wisten hier evenmin aan te ontsnappen.
Om communicatie tussen verschillende legeronderdelen mogelijk te maken werden ondergrondse telefoonlijnen aangelegd. Op deze manier kon nieuwe informatie zonder veel tijdverlies efficiënt worden doorgegeven.
De aanleg van dit netwerk werd al snel na de inval op punt gezet, zo liep er ook een ondergrondse telefoonlijn tussen Olmen en Balen.
De aanleg van dit netwerk werd al snel na de inval op punt gezet, zo liep er ook een ondergrondse telefoonlijn tussen Olmen en Balen.
In Hoolst (ter hoogte van het huidige nummer 60 - destijds huis nummer 7 op de kaart) was toenmalig bewoner Felix Janssens op een dag het veld aan het bewerken toen hij op 'felle koperdraad' stootte onder de grond. In zijn enthousiasme wist Felix een tiental meter van deze draad uit de grond te halen en voor de Duitsers te verstoppen. Of hij zich al dan niet bewust was waarvoor deze kabel effectief bestemd was, is helaas onbekend.
Natuurlijk duurde het niet lang alvorens de bezetter in de kiezen had dat er met hun telefoondraad was gerommeld en de communicatie tussen Balen en Olmen plat lag. Zo moesten zij inderdaad vaststellen dat er een heel deel van hun telefoonlijn te Hoolst was verdwenen, net tussen de hoeve van Felix Janssens en de achterin gelegen hoeve van de Familie Loos (huis nummer 6 op de kaart). De verwijderde lijn werd aangegeven in rood op de bovenstaande kaart.
Natuurlijk duurde het niet lang alvorens de bezetter in de kiezen had dat er met hun telefoondraad was gerommeld en de communicatie tussen Balen en Olmen plat lag. Zo moesten zij inderdaad vaststellen dat er een heel deel van hun telefoonlijn te Hoolst was verdwenen, net tussen de hoeve van Felix Janssens en de achterin gelegen hoeve van de Familie Loos (huis nummer 6 op de kaart). De verwijderde lijn werd aangegeven in rood op de bovenstaande kaart.
De Duitsers die dit vaststelden, gingen uit van een sabotagedaad en waren in alle staten. De familie Loos werd hierop uit hun hoeve gehaald. Vader Jan Loos was immers al bekend bij de lokaal gelegerde Duitsers. Hij had al vaker overhoop gelegen met manschappen die met regelmaat een pint kwam drinken in het (schuin) tegenover gelegen café De Ster (huis nummer 3 op de kaart) bij August Geenen: 'ahja, want daar zaten alle schone maskes'.
Onder schot van een pistool werden Jan met de 3 kinderen Piejer, Julia en Sofie Loos tegen de gevel van de hoeve ondervraagd. Na een doorzoeking van de hoeve werd echter niets gevonden ten huize Loos.
Jan was wel op de hoogte dat Felix Janssens eerder koperdraad uit de grond had gehaald, maar weigerde zijn buurman te verraden en beweerde niet te weten wie met de kabel aan de haal was gegaan.
Het waren bange momenten voor de families Loos en Janssen, die dit natuurlijk allemaal zagen gebeuren. Hoe lang deze ondervraging in werkelijkheid duurde kan niemand zich herinneren.... Gelukkig besloten de ondervragers op wonderlijke wijze, zonder resultaat en zonder slachtoffers te maken weer terug te keren naar hun posten.
Jan was wel op de hoogte dat Felix Janssens eerder koperdraad uit de grond had gehaald, maar weigerde zijn buurman te verraden en beweerde niet te weten wie met de kabel aan de haal was gegaan.
Het waren bange momenten voor de families Loos en Janssen, die dit natuurlijk allemaal zagen gebeuren. Hoe lang deze ondervraging in werkelijkheid duurde kan niemand zich herinneren.... Gelukkig besloten de ondervragers op wonderlijke wijze, zonder resultaat en zonder slachtoffers te maken weer terug te keren naar hun posten.
De feldfernsprecher 33 (FF33)
De FF33 ofwel Feldfernsprecher 33 was een Duitse, draagbare veldtelefoon voor algemeen gebruik.
Door middel van een hendel kon de telefoon worden geladen, waarna men met behulp van een telefoonlijn andere telefoons kon bereiken. De FF33 bestond uit een kast met batterij en hoorn, welke werden geborgen in een bakelieten kist. Op de kist vinden we twee plaatjes, een met het Duitse militaire afkortings-alfabet en een blanco plaatje om notities op te noteren. Binnenin staan nog twee plaatjes met hierop de informatie die nodig was om de telefoon te koppelen en een schakelhandleiding.
Door middel van een hendel kon de telefoon worden geladen, waarna men met behulp van een telefoonlijn andere telefoons kon bereiken. De FF33 bestond uit een kast met batterij en hoorn, welke werden geborgen in een bakelieten kist. Op de kist vinden we twee plaatjes, een met het Duitse militaire afkortings-alfabet en een blanco plaatje om notities op te noteren. Binnenin staan nog twee plaatjes met hierop de informatie die nodig was om de telefoon te koppelen en een schakelhandleiding.
Bronnen
BALEN BEVRIJD, Persoonlijke archieven.
Fotocollectie Erfgoed Balen, (www.erfgoedplus.be).
SMEYERS, A., 'Hoolsterberg - Hoolst anno 1931-1947', Jaarboek Erfgoed Balen, 11 (2012).
Met dank aan de heer Marcel Janssens (zoon van Felix) voor de medewerking.
BALEN BEVRIJD, Persoonlijke archieven.
Fotocollectie Erfgoed Balen, (www.erfgoedplus.be).
SMEYERS, A., 'Hoolsterberg - Hoolst anno 1931-1947', Jaarboek Erfgoed Balen, 11 (2012).
Met dank aan de heer Marcel Janssens (zoon van Felix) voor de medewerking.
September 2020
Een stille getuige met bewogen geschiedenis...
Deze maand zetten we een bijzonder object in de kijker. Het is geen militair stuk, maar wel een civiele kast met een zeer bewogen geschiedenis. De kast is afkomstig uit de voormalige woning van het gezin Reusen – Dannevoye uit Oostham. Het dorpscentrum van deze buurgemeente werd zowel in 1940 als in 1944 zwaar getroffen door oorlogsgeweld. Ook de woning van de familie Reusen bleef niet gespaard en de sporen daarvan zijn nog steeds zichtbaar in de wanden en deuren van de kast.
Deze maand zetten we een bijzonder object in de kijker. Het is geen militair stuk, maar wel een civiele kast met een zeer bewogen geschiedenis. De kast is afkomstig uit de voormalige woning van het gezin Reusen – Dannevoye uit Oostham. Het dorpscentrum van deze buurgemeente werd zowel in 1940 als in 1944 zwaar getroffen door oorlogsgeweld. Ook de woning van de familie Reusen bleef niet gespaard en de sporen daarvan zijn nog steeds zichtbaar in de wanden en deuren van de kast.
De Familie Reusen – Dannevoye
Het gezin Petrus Josephus ‘Jef’ Reusen – Maria Rosalie ‘Lieke’ Dannevoye had een winkel en herberg op de hoek van de toenmalige Schoolstraat en Stationsstraat te Oostham.
Petrus Josephus Reusen werd geboren in 1892 te Heppen en overleed daar in 1966. Hij was een zoon van Augustinus 'Stienus' Reusen (1864-1923), burgemeester van Oostham tussen 1920 en 1923, en Maria Theresia Josephina Peeters. Tijdens de Eerste Wereldoorlog diende Jef bij het 31ste Linieregiment. Hij werd gemobiliseerd op 1 augustus 1914 en was soldaat tot hij op 7 augustus 1914, vlakbij Luik, werd gevangengenomen. Daarna verbleef hij in diverse Duitse krijgsgevangenenkampen zoals Sennelager, Munster, Soltau, Lichtenforts, Fuhrberg en Muggenberg. Op 10 januari 1919 werd hij terug naar België gerepatrieerd. In 1922 werd Jef Reusen voorzitter van de Kerkfabriek in Oostham. Dat bleef hij tot in 1958. Net zoals zijn vader 'Stienus', ging ook Jef in de politiek en werd hij Schepen van de Burgerlijke Stand onder burgemeester Jozef Mariën.
Op 35-jarige leeftijd huwde Jef Reusen, op 19 april 1927 te Oostham, met Rosalie Dannevoye. Zij werd geboren in 1889 te Oostham en overleed in 1966 te Mol. Rosalie ofwel 'Lieke' was een dochter van herbergier Alphonsus Dannevoye, bijgenaamd 'de Waal', en Anna Catharina Nicasy. Het koppel bleef inwonen bij de ouders van Lieke Dannevoye, want daar waren die extra werkhanden meer dan welkom. Naast een herberg en winkel, was er een kleine boerderij waar koeien en witte geiten werden gehouden.
Het gezin Reusen - Dannevoye telde drie kinderen: Alexander 'Sander' (°1928), Victor 'Fik' (°1929) en Felix Alfons 'Fons' (°1930).
Het gezin Petrus Josephus ‘Jef’ Reusen – Maria Rosalie ‘Lieke’ Dannevoye had een winkel en herberg op de hoek van de toenmalige Schoolstraat en Stationsstraat te Oostham.
Petrus Josephus Reusen werd geboren in 1892 te Heppen en overleed daar in 1966. Hij was een zoon van Augustinus 'Stienus' Reusen (1864-1923), burgemeester van Oostham tussen 1920 en 1923, en Maria Theresia Josephina Peeters. Tijdens de Eerste Wereldoorlog diende Jef bij het 31ste Linieregiment. Hij werd gemobiliseerd op 1 augustus 1914 en was soldaat tot hij op 7 augustus 1914, vlakbij Luik, werd gevangengenomen. Daarna verbleef hij in diverse Duitse krijgsgevangenenkampen zoals Sennelager, Munster, Soltau, Lichtenforts, Fuhrberg en Muggenberg. Op 10 januari 1919 werd hij terug naar België gerepatrieerd. In 1922 werd Jef Reusen voorzitter van de Kerkfabriek in Oostham. Dat bleef hij tot in 1958. Net zoals zijn vader 'Stienus', ging ook Jef in de politiek en werd hij Schepen van de Burgerlijke Stand onder burgemeester Jozef Mariën.
Op 35-jarige leeftijd huwde Jef Reusen, op 19 april 1927 te Oostham, met Rosalie Dannevoye. Zij werd geboren in 1889 te Oostham en overleed in 1966 te Mol. Rosalie ofwel 'Lieke' was een dochter van herbergier Alphonsus Dannevoye, bijgenaamd 'de Waal', en Anna Catharina Nicasy. Het koppel bleef inwonen bij de ouders van Lieke Dannevoye, want daar waren die extra werkhanden meer dan welkom. Naast een herberg en winkel, was er een kleine boerderij waar koeien en witte geiten werden gehouden.
Het gezin Reusen - Dannevoye telde drie kinderen: Alexander 'Sander' (°1928), Victor 'Fik' (°1929) en Felix Alfons 'Fons' (°1930).
De getoonde kast maakte deel uit van de inboedel van het gezin Reusen – Dannevoye en kende een bewogen geschiedenis. De kast stond in de living van het woonhuis. Net zoals de woning, kwam ook deze kast tot tweemaal toe in het oorlogsgebeuren terecht. De dorpskom van Oostham kreeg het immers zwaar te verduren tijdens het begin (1940) en het einde van de oorlog (1944).
De kast vormt alvast een stille getuige van een moeilijke periode waarin ook vele burgers werden getroffen. Tot op de dag van vandaag vertoont het stuk zichtbare sporen van de oorlog en de zware gevechten bij Oostham in september 1944. Tijdens de strijd om het dorpscentrum ontplofte in de keuken van het huis Reusen - Dannevoye een granaat en de scherven sloegen doorheen de kast, die frontaal en aan de zijkanten werd beschadigd door schrapnel. Maar ook aan de voorzijde werd een bajonet doorheen de kastdeur gestoken... De schade aan deze kast is dan ook zeer sprekend voor de bitse strijd en talrijke man-aan-man gevechten in het dorpscentrum van Oostham die vooraf gingen aan de Bevrijding.
De kast vormt alvast een stille getuige van een moeilijke periode waarin ook vele burgers werden getroffen. Tot op de dag van vandaag vertoont het stuk zichtbare sporen van de oorlog en de zware gevechten bij Oostham in september 1944. Tijdens de strijd om het dorpscentrum ontplofte in de keuken van het huis Reusen - Dannevoye een granaat en de scherven sloegen doorheen de kast, die frontaal en aan de zijkanten werd beschadigd door schrapnel. Maar ook aan de voorzijde werd een bajonet doorheen de kastdeur gestoken... De schade aan deze kast is dan ook zeer sprekend voor de bitse strijd en talrijke man-aan-man gevechten in het dorpscentrum van Oostham die vooraf gingen aan de Bevrijding.
Mei 1940 - Oostham in puin
Ondanks de geringe hoogte werd al bij het begin van de mobilisatie in de kerktoren van Oostham een waarnemingspost ingericht. Ook de spitse toren van Kwaadmechelen kreeg dezelfde functie. De twee bouwwerken waren immer interessant door hun strategische ligging in de nabijheid van het Albertkanaal en de kruising met het kanaal Dessel-Kwaadmechelen.
Op 11 mei 1940 staken Belgische troepen de kerktorens van Oostham en Kwaadmechelen in brand. Daarmee wilden zij verhinderen dat de Duitsers die bouwwerken zouden gebruiken als observatieposten om de Belgische stellingen langs de kanaaloevers te observeren. Ook de verschillende kanaalbruggen bij Kwaadmechelen werden tot ontploffing gebracht om een Duitse doorbraak te verhinderen. Een dag later trokken de eerste eenheden van de Duitse 19. Infanteriedivision door Oostham en staken ook de eerste elementen van het 74. Infanterieregiment bij Kwaadmechelen het Albertkanaal over.
De schade aan de kerken van Kwaadmechelen en Oostham was aanzienlijk. In het centrum van Oostham hadden Belgische troepen de torenspits in brand gestoken. Door die brandhaard werd het volledige kerkgebouw in as gelegd en sloegen de vlammen ook over naar verschillende huizen rondom de dorpskom. Drieëntwintig woningen werden volledig vernield, zo’n dertig zwaar beschadigd en nog eens zestig huizen licht beschadigd.
Ook de winkel en het café van de familie Reusen liepen zware schade op. Door de brand was er vrije doorgang naar de kelder, waarin alle voorraden van de winkel werden bewaard. Vele winkelwaren werden dan ook gestolen. De familie zelf werd aanvankelijk enkele dagen opgevangen bij Karlien Vermeulen vlakbij de spoorlijn. Nadien deden ze enkele maanden een winkel open in het huis van 'de mulder' ofwel molenaar Huygens. Daar was echter niet genoeg plaats voor iedereen, waardoor zoon Fons Reusen elke nacht bij de Familie Ooms ging slapen.
Het huis en de winkel werden zo snel mogelijk terug opgebouwd op de plaats waar de vroegere herberg stond. Jef Reusen sliep in de tussentijd in het onafgewerkte huis om de goederen te beschermen tegen mogelijke dieven. Omstreeks november 1940 was het huis opnieuw bewoonbaar en nam de familie haar intrek in de nieuwe stek. De kruidenierswinkel werd snel heropend, maar ditmaal zonder herberg. Tijdens de oorlog zorgde Jef Reusen voor de melkbedeling in Oostham.
September 1944 – Hevige Bevrijdingsgevechten in en rondom Oostham
Op 1 september 1944 stonden de geallieerde troepen bij de Frans-Belgische grens en al snel trokken zij verder richting Brussel en Antwerpen. Het Duitse opperbevel nam dadelijk maatregelen en vanaf 3 september 1944 werd een verdedigingslinie uitgebouwd aan het Albertkanaal. Generaal Hans Wolfgang Reinhard, bevelhebber van het Duitse 88. Armee Korps, kreeg de taak om achter dat kanaal een defensieve lijn op te trekken om de geallieerde opmars tot stilstand te kunnen brengen. De sector tussen Beringen en Geel werd toevertrouwd aan Luitenant Generaal Kurt Chill. Op de bruggen van het kanaal werden wachtposten geïnstalleerd om alle vluchtende Duitse troepen tegen te houden, het terugtrekkende leger werd vervolgens gereorganiseerd en herbewapend. Het hoofdkwartier van Generaal Chill werd ingericht in de woning van Rikus Janssen te Balen.
Op 6 september 1944 bereikten de geallieerde troepen het Albertkanaal te Beringen en konden ze daar een bruggenhoofd slaan. Vanaf dan lag de Kempen in hun vizier en startte een bittere strijd om het gebied tussen de Kempense kanalen. Aanvankelijk richtten de geallieerden hun aandacht op Helchteren en Hechtel. Onder zware Duitse tegendruk, werd een dag later het bruggenhoofd geconsolideerd en verder uitgebreid.
Vanaf 8 september 1944 werd een nieuwe eenheid in de strijd geworpen en uitgezonden in de richting van Oostham, de 8th Armoured Brigade. Twee van haar bataljons kregen als opdracht om via Oostham door te trekken naar Olmen en zo de Duitsers af te snijden. A-Company en B-Company van het 12th Battalion The Kings Royal Rifle Corps (KRRC) en B-Squadron van het 4th/7th Battalion Royal Dragoon Guards (RDG) trokken omstreeks 13.45u over het Albertkanaal nabij Beringen. Door felle weerstand nabij Beverlo konden de troepen van de 8th Armoured Brigade pas in de late namiddag aan hun taak beginnen en trokken de troepen zowel frontaal als langs de flanken naar Oostham. Al snel kwam het tot hevige confrontaties tussen de Britse Shermans en een Duitse Sturmgeschütz en Jagdpanther. Langzaam maar zeker bereikten de Britten het centrum van Oostham. Nabij de Heppense Steenweg werd ook het Sturmgeschütz van Oberleutnant Franz Kopka (commandant van de 3. Kompanie Sturmgeschütze, Panzerjägerabteilung 559) uitgeschakeld. Tegen de avond konden de Britten het centrum innemen en namen zij posities in rondom de kerk van Oostham. De Duitsers concentreerden hun stellingen langsheen de Hoenderbeek en kregen versterking vanuit Olmen van het I. en III. Batallion van Fallschirmjägerregiment 6 (FJR 6), troepen van het 17./18. SS Ausbildungs- und Ersatz Artillerie Regiment en nog enkele Sturmgeschütze. Die avond ontstonden hevige vuurgevechten en werd de dorpskom van Oostham andermaal zwaar beschadigd.
Ondanks de geringe hoogte werd al bij het begin van de mobilisatie in de kerktoren van Oostham een waarnemingspost ingericht. Ook de spitse toren van Kwaadmechelen kreeg dezelfde functie. De twee bouwwerken waren immer interessant door hun strategische ligging in de nabijheid van het Albertkanaal en de kruising met het kanaal Dessel-Kwaadmechelen.
Op 11 mei 1940 staken Belgische troepen de kerktorens van Oostham en Kwaadmechelen in brand. Daarmee wilden zij verhinderen dat de Duitsers die bouwwerken zouden gebruiken als observatieposten om de Belgische stellingen langs de kanaaloevers te observeren. Ook de verschillende kanaalbruggen bij Kwaadmechelen werden tot ontploffing gebracht om een Duitse doorbraak te verhinderen. Een dag later trokken de eerste eenheden van de Duitse 19. Infanteriedivision door Oostham en staken ook de eerste elementen van het 74. Infanterieregiment bij Kwaadmechelen het Albertkanaal over.
De schade aan de kerken van Kwaadmechelen en Oostham was aanzienlijk. In het centrum van Oostham hadden Belgische troepen de torenspits in brand gestoken. Door die brandhaard werd het volledige kerkgebouw in as gelegd en sloegen de vlammen ook over naar verschillende huizen rondom de dorpskom. Drieëntwintig woningen werden volledig vernield, zo’n dertig zwaar beschadigd en nog eens zestig huizen licht beschadigd.
Ook de winkel en het café van de familie Reusen liepen zware schade op. Door de brand was er vrije doorgang naar de kelder, waarin alle voorraden van de winkel werden bewaard. Vele winkelwaren werden dan ook gestolen. De familie zelf werd aanvankelijk enkele dagen opgevangen bij Karlien Vermeulen vlakbij de spoorlijn. Nadien deden ze enkele maanden een winkel open in het huis van 'de mulder' ofwel molenaar Huygens. Daar was echter niet genoeg plaats voor iedereen, waardoor zoon Fons Reusen elke nacht bij de Familie Ooms ging slapen.
Het huis en de winkel werden zo snel mogelijk terug opgebouwd op de plaats waar de vroegere herberg stond. Jef Reusen sliep in de tussentijd in het onafgewerkte huis om de goederen te beschermen tegen mogelijke dieven. Omstreeks november 1940 was het huis opnieuw bewoonbaar en nam de familie haar intrek in de nieuwe stek. De kruidenierswinkel werd snel heropend, maar ditmaal zonder herberg. Tijdens de oorlog zorgde Jef Reusen voor de melkbedeling in Oostham.
September 1944 – Hevige Bevrijdingsgevechten in en rondom Oostham
Op 1 september 1944 stonden de geallieerde troepen bij de Frans-Belgische grens en al snel trokken zij verder richting Brussel en Antwerpen. Het Duitse opperbevel nam dadelijk maatregelen en vanaf 3 september 1944 werd een verdedigingslinie uitgebouwd aan het Albertkanaal. Generaal Hans Wolfgang Reinhard, bevelhebber van het Duitse 88. Armee Korps, kreeg de taak om achter dat kanaal een defensieve lijn op te trekken om de geallieerde opmars tot stilstand te kunnen brengen. De sector tussen Beringen en Geel werd toevertrouwd aan Luitenant Generaal Kurt Chill. Op de bruggen van het kanaal werden wachtposten geïnstalleerd om alle vluchtende Duitse troepen tegen te houden, het terugtrekkende leger werd vervolgens gereorganiseerd en herbewapend. Het hoofdkwartier van Generaal Chill werd ingericht in de woning van Rikus Janssen te Balen.
Op 6 september 1944 bereikten de geallieerde troepen het Albertkanaal te Beringen en konden ze daar een bruggenhoofd slaan. Vanaf dan lag de Kempen in hun vizier en startte een bittere strijd om het gebied tussen de Kempense kanalen. Aanvankelijk richtten de geallieerden hun aandacht op Helchteren en Hechtel. Onder zware Duitse tegendruk, werd een dag later het bruggenhoofd geconsolideerd en verder uitgebreid.
Vanaf 8 september 1944 werd een nieuwe eenheid in de strijd geworpen en uitgezonden in de richting van Oostham, de 8th Armoured Brigade. Twee van haar bataljons kregen als opdracht om via Oostham door te trekken naar Olmen en zo de Duitsers af te snijden. A-Company en B-Company van het 12th Battalion The Kings Royal Rifle Corps (KRRC) en B-Squadron van het 4th/7th Battalion Royal Dragoon Guards (RDG) trokken omstreeks 13.45u over het Albertkanaal nabij Beringen. Door felle weerstand nabij Beverlo konden de troepen van de 8th Armoured Brigade pas in de late namiddag aan hun taak beginnen en trokken de troepen zowel frontaal als langs de flanken naar Oostham. Al snel kwam het tot hevige confrontaties tussen de Britse Shermans en een Duitse Sturmgeschütz en Jagdpanther. Langzaam maar zeker bereikten de Britten het centrum van Oostham. Nabij de Heppense Steenweg werd ook het Sturmgeschütz van Oberleutnant Franz Kopka (commandant van de 3. Kompanie Sturmgeschütze, Panzerjägerabteilung 559) uitgeschakeld. Tegen de avond konden de Britten het centrum innemen en namen zij posities in rondom de kerk van Oostham. De Duitsers concentreerden hun stellingen langsheen de Hoenderbeek en kregen versterking vanuit Olmen van het I. en III. Batallion van Fallschirmjägerregiment 6 (FJR 6), troepen van het 17./18. SS Ausbildungs- und Ersatz Artillerie Regiment en nog enkele Sturmgeschütze. Die avond ontstonden hevige vuurgevechten en werd de dorpskom van Oostham andermaal zwaar beschadigd.
Een dag later, op 9 september 1944, gingen de beschietingen verder tussen de Duitsers aan de Hoenderbeek en hun artillerie te Olmen enerzijds en de Britten anderzijds. Opnieuw kregen ook enkele burgers van Oostham, die het dorp nog steeds niet waren ontvlucht, het zwaar te verduren en vielen er dodelijke slachtoffers. Vanuit Olmen en Oostham was een kleine Duitse gevechtsgroep tot de aanval overgegaan in de richting van Beringen. Na de uitval vielen de Duitsers terug op Tervant. Als tegenreactie stuurden de Britten extra manschappen naar Oostham en versterkte de C-Company van het 12th Bn. KRRC de reeds aanwezige troepen van de A-Company en B-Company. In de avond trokken de Britten, onder zware artilleriesteun, zich volledig terug uit Oostham. Die terugtocht was nodig om de troepen van het 12th Bn. KRRC vrij te maken voor een nieuwe opdracht op 10 september 1944, waarbij de troepen van de 8th Armoured Brigade de aanval op Leopoldsburg door de Guards Armoured Division moesten ondersteunen.
Na de terugtocht van de Britten uit Oostham beval luitenant-kolonel Von der Heydte, de bevelhebber van FJR 6 met hoofdkwartier op de Markt in Balen, het centrum opnieuw in te nemen met de sterkte van een bataljon. De troepen van Von der Heydte verloren echter de steun van Panzerjäger Abteilung 559. De drie resterende Jagdpanther werden terug naar Mol gezonden om in de gevechten bij het Bruggenhoofd Geel te worden ingezet. De Duitsers doorzochten die dag eveneens de huizen in het centrum van Oostham en stuurden alle burgers in de richting van Mol. Vele burgers bleven echter achter in het frontgebied of vluchtten niet verder dan de grens met Olmen om daar de strijd af te wachten.
Na de terugtocht van de Britten uit Oostham beval luitenant-kolonel Von der Heydte, de bevelhebber van FJR 6 met hoofdkwartier op de Markt in Balen, het centrum opnieuw in te nemen met de sterkte van een bataljon. De troepen van Von der Heydte verloren echter de steun van Panzerjäger Abteilung 559. De drie resterende Jagdpanther werden terug naar Mol gezonden om in de gevechten bij het Bruggenhoofd Geel te worden ingezet. De Duitsers doorzochten die dag eveneens de huizen in het centrum van Oostham en stuurden alle burgers in de richting van Mol. Vele burgers bleven echter achter in het frontgebied of vluchtten niet verder dan de grens met Olmen om daar de strijd af te wachten.
Op 12 september 1944 werden de posities ten zuiden van Heppen en Leopoldsburg overgenomen door eenheden van de Britse 231st Brigade. Sporadisch beschoot de Duitse artillerie vanuit Olmen de posities van de 231st Brigade en ondernamen de Britten pogingen, zonder grote successen, om het Duitse geschut te lokaliseren. Intussen bleef Oostham in Duitse handen tot de nacht van 12 op 13 september 1944.
Diezelfde nacht kregen de Duitsers het bevel om tot achter het Kempisch Kanaal terug te trekken. In de loop van de ochtend en middag trokken de laatste eenheden zich verder terug. De eerste Bevrijdingstroepen in Oostham bestonden uit kleine patrouilles van de 231st Brigade, namelijk manschappen van de 2nd Bn. Devonshire Regiment en 1st Bn. Dorsetshire Regiment. Rond 13.00u trokken de eerste patrouilles van die twee bataljons doorheen de regio Oostham en Kwaadmechelen. Het gebied ten westen van de weg Oostham-Heppen tot aan het Albertkanaal werd bevrijd door het 2nd Bn. Devonshire Regiment. De regio ten noorden van de weg werd verder verkend door het 1st Bn. Dorsetshire Regiment. Die laatste eenheid zond tegen de avond ‘carriers’ (universal carriers, beter gekend als 'bren carriers') uit om de weg naar Olmen te verkennen en stootte diezelfde dag nog door tot in Olmen centrum. In de dagboeken van de 'Dorsets' en 'Devons' werd genoteerd: ‘no ennemy seen’... De Duitsers trokken zich definitief terug achter het Kempisch Kanaal, waardoor de deuren voor de bevrijdingstroepen wijd open stonden. Op 14 september 1944 trokken de geallieerden eveneens door Balen en arriveerden diverse eenheden vanuit verschillende windrichtingen in het dorp.
Het oorlogsgebeuren mocht dan wel tot een einde zijn gekomen voor Oostham, Olmen en Balen, toch werd er een zeer hoge tol betaald. Tijdens de septemberdagen van 1944 werden in Oostham tien woningen volledig verwoest, raakten negentien huizen zwaar beschadigd en maar liefst honderdnegenendertig woningen licht beschadigd. Naast de materiële schade, vielen ook in tientallen families dodelijke slachtoffers te betreuren in de gemeenten Oostham en Olmen ten gevolge van de bitse strijd.
We will remember them...
Burgers uit Oostham en Olmen omgekomen tijdens de Bevrijdingsdagen van 1944
Britse militairen omgekomen tijdens de strijd bij Oostham
Duitse militairen omgekomen tijdens de strijd bij Oostham en Olmen
Diezelfde nacht kregen de Duitsers het bevel om tot achter het Kempisch Kanaal terug te trekken. In de loop van de ochtend en middag trokken de laatste eenheden zich verder terug. De eerste Bevrijdingstroepen in Oostham bestonden uit kleine patrouilles van de 231st Brigade, namelijk manschappen van de 2nd Bn. Devonshire Regiment en 1st Bn. Dorsetshire Regiment. Rond 13.00u trokken de eerste patrouilles van die twee bataljons doorheen de regio Oostham en Kwaadmechelen. Het gebied ten westen van de weg Oostham-Heppen tot aan het Albertkanaal werd bevrijd door het 2nd Bn. Devonshire Regiment. De regio ten noorden van de weg werd verder verkend door het 1st Bn. Dorsetshire Regiment. Die laatste eenheid zond tegen de avond ‘carriers’ (universal carriers, beter gekend als 'bren carriers') uit om de weg naar Olmen te verkennen en stootte diezelfde dag nog door tot in Olmen centrum. In de dagboeken van de 'Dorsets' en 'Devons' werd genoteerd: ‘no ennemy seen’... De Duitsers trokken zich definitief terug achter het Kempisch Kanaal, waardoor de deuren voor de bevrijdingstroepen wijd open stonden. Op 14 september 1944 trokken de geallieerden eveneens door Balen en arriveerden diverse eenheden vanuit verschillende windrichtingen in het dorp.
Het oorlogsgebeuren mocht dan wel tot een einde zijn gekomen voor Oostham, Olmen en Balen, toch werd er een zeer hoge tol betaald. Tijdens de septemberdagen van 1944 werden in Oostham tien woningen volledig verwoest, raakten negentien huizen zwaar beschadigd en maar liefst honderdnegenendertig woningen licht beschadigd. Naast de materiële schade, vielen ook in tientallen families dodelijke slachtoffers te betreuren in de gemeenten Oostham en Olmen ten gevolge van de bitse strijd.
We will remember them...
Burgers uit Oostham en Olmen omgekomen tijdens de Bevrijdingsdagen van 1944
- Thys Leon - 4/09/1944 - overleden ten gevolge van schotwonde te Mol.
- Beckers Charel - 7/09/1944 - doodgeschoten te Kwaadmechelen.
- Joris Jozef - 7/09/1944 - doodgeschoten te Heppen.
- Winderickx Louis - 7/09/1944 - doodgeschoten te Heppen.
- Dierckx Anna Maria - 9/09/1944 - dodelijk getroffen bij een granaatinslag te Langven.
- Dierckx José Augusta - 9/09/1944 - dodelijk getroffen bij een granaatinslag te Langven.
- Huysmans Elisabeth Coleta - 9/09/1944 - dodelijk getroffen bij een granaatinslag te Langven.
- Marien Julius - 10/09/1944 - overleden ten gevolge van verwondingen opgelopen te Oostham op 9/09/1944.
- Mangelschots Maria - 10/09/1944 - verwond tijdens de bevrijdingsgevechten te Oostham en overleden te Diest.
- Aizizeinov Alexander - 10/09/1944 - ontsnapte Russische krijgsgevangene gefusilleerd te Olmen.
- Luyts Petrus - 11/09/1944 - gefusilleerd te Olmen.
- Caerts Casimir - 13/09/1944 - gefusilleerd te Olmen.
- Schuermans Peter Hendrik - 13/09/1944 - gefusilleerd te Olmen.
- Schoofs Leo - 13/09/1944 - gefusilleerd te Olmen.
- Stessens Gerard - 13/09/1944 - gefusilleerd te Olmen.
- Van Olmen Lodewijk - 13/09/1944 - gefusilleerd te Olmen.
- Van Olmen Remi - 13/09/1944 - gefusilleerd te Olmen.
- Theys Leon - ../09/1944 - doodgeschoten te Oostham.
Britse militairen omgekomen tijdens de strijd bij Oostham
- Frampton K.T. - 8/09/1944 - 4th/7th RDG - Gesneuveld te Oostham.
- Hill John Vernon - 8/09/1944 - 4th/7th RDG - Gesneuveld te Oostham.
- Moffatt Richard Stanley -8/09/1944 - 4th/7th RDG - Gesneuveld te Oostham.
- Ellis Robert James Newmann - 9/09/1944 - 12th Bn. KRRC - Gesneuveld te Oostham.
- Luxmoore Richard C. - 9/09/1944 - 12th Bn. KRRC - Gesneuveld te Oostham.
Duitse militairen omgekomen tijdens de strijd bij Oostham en Olmen
- Onbekende Duitse Soldaat - 7/09/1944 - Gesneuveld te Kwaadmechelen.
- Onbekende Duitse Soldaat - 8/09/1944 - PJA 559 - Gesneuveld te Oostham.
- Dalldorf Richard - 8/9/1944 - 17/18 SS E.A. Art. Reg. - Gesneuveld te Oostham.
- Daniel Martin - 8/09/1944 - Gesneuveld te Oostham.
- Luder Horst - 8/09/1944 - Gesneuveld te Oostham.
- Ochmann Max - 8/09/1944 - Gesneuveld te Oostham.
- Beck Rudolf - 9/9/1944 - 6FJR - Gesneuveld te Oostham.
- Dold Karl - 9/09/1944 - Gesneuveld te Oostham.
- Eckmann Heinz - 9/09/1944 - Gesneuveld te Oostham.
- Gehr Karl - 9/9/1944 - 17/18 SS E.A. Art. Reg. - Gesneuveld te Oostham.
- Kosmowski Kurt - 9/9/1944 - 17/18 SS E.A. Art. Reg. - Gesneuveld te Oostham.
- Schmidt Ferdinand - 9/09/1944 - Gesneuveld te Oostham.
- Zimmerman Michael - 9/09/1944 - Gesneuveld te Oostham.
- Zimmerman Paul - 9/09/1944 - Gesneuveld te Oostham.
- Zes onbekende Duitse Soldaten - 8/09/1944 - 12/09/1944 - Overleden ten gevolge van verwondingen opgelopen nabij Oostham en begraven te Olmen.
Woord van dank
Op de eerste plaats willen we de Familie Reusen bedanken voor de handgift van deze kast en de uitgebreide informatie over het gezin Reusen - Dannevoye. Eveneens een woord van dank aan dhr. Delnooz voor alle hulp. We hopen alvast dat het verhaal van de kast en de felle strijd om de Kempense gemeenten Oostham, Olmen en Balen op deze manier zichtbaar en bewaard blijft voor de komende generaties.
Hartelijk bedankt!
Bronnen
BALEN, Werkgroep Balen Bevrijd, Archief en documentatie Bevrijding Balen en Olmen.
DE L'ARBRE, F., Ham, Hoop angst miserie, Ham, 1990.
DIDDEN, J. en SWARTS, M., Autumn Gale / Herbst Sturm, 2013.
ERFGOED BALEN, Nooit meer oorlog, Balen en Olmen tijdens WOI en WOII, Mol, 2008.
FREIBURG, Bundesarchiv, Kriegstagebücher, Kriegstagbuch LXXXVIII Armee Korps, september 1944.
Geschied- en Oudheidkundigen Kring der Zuiderkempen, Oorlogsverwoestingen in de Oost-Zuiderkempen 1940, Tongerlo, s.d.
Heemkunde Ham, Ham tijdens Wereldoorlog I, Ham, 2014.
LONDEN, National Archives, War Diaries.
LOUCHE M., De bevrijding van Heppen en Leopoldsburg (9-12 september 1944), Leopoldsburg, 2001.
RIJMEN, C., De bevrijding van Ham, September 1944, 1995.
RUBENS, C. en de Werkgroep WO2 van Paalonline, De Tweede Wereldoorlog in Paal, Paal, 2019.
SCHUERMANS, W., Familiegeschiedenis familie Reusen (via Gerda Reusen).
SMOLDERS, F., Olmen tijdens de Tweede Wereldoorlog, Olmen, 1989.
STRAUVEN, P., Tessenderlo in Oorlog, 1940-1945, Tessenderlo, 1984.
VOLKSBUND, Register oorlogsslachtoffers.
Op de eerste plaats willen we de Familie Reusen bedanken voor de handgift van deze kast en de uitgebreide informatie over het gezin Reusen - Dannevoye. Eveneens een woord van dank aan dhr. Delnooz voor alle hulp. We hopen alvast dat het verhaal van de kast en de felle strijd om de Kempense gemeenten Oostham, Olmen en Balen op deze manier zichtbaar en bewaard blijft voor de komende generaties.
Hartelijk bedankt!
Bronnen
BALEN, Werkgroep Balen Bevrijd, Archief en documentatie Bevrijding Balen en Olmen.
DE L'ARBRE, F., Ham, Hoop angst miserie, Ham, 1990.
DIDDEN, J. en SWARTS, M., Autumn Gale / Herbst Sturm, 2013.
ERFGOED BALEN, Nooit meer oorlog, Balen en Olmen tijdens WOI en WOII, Mol, 2008.
FREIBURG, Bundesarchiv, Kriegstagebücher, Kriegstagbuch LXXXVIII Armee Korps, september 1944.
Geschied- en Oudheidkundigen Kring der Zuiderkempen, Oorlogsverwoestingen in de Oost-Zuiderkempen 1940, Tongerlo, s.d.
Heemkunde Ham, Ham tijdens Wereldoorlog I, Ham, 2014.
LONDEN, National Archives, War Diaries.
LOUCHE M., De bevrijding van Heppen en Leopoldsburg (9-12 september 1944), Leopoldsburg, 2001.
RIJMEN, C., De bevrijding van Ham, September 1944, 1995.
RUBENS, C. en de Werkgroep WO2 van Paalonline, De Tweede Wereldoorlog in Paal, Paal, 2019.
SCHUERMANS, W., Familiegeschiedenis familie Reusen (via Gerda Reusen).
SMOLDERS, F., Olmen tijdens de Tweede Wereldoorlog, Olmen, 1989.
STRAUVEN, P., Tessenderlo in Oorlog, 1940-1945, Tessenderlo, 1984.
VOLKSBUND, Register oorlogsslachtoffers.
Oktober 2020
Voor Oktober bespreken we één van de vele stukken uitrusting waarop de Duits genietroepen (Pioniere) tijdens de Tweede Wereldoorlog beroep konden doen.
De Duitse pionieren waren echte 'manusjes-van-alles'. Waar de taak van de gewone soldaat vooral gevestigd was op rechtstreekse oorlogsvoering, stond de pionier onder andere in voor het aanleggen van noodbruggen, dynamiteren van bruggen en obstakels, de aanleg van mijnenvelden, ..... een te lange lijst om op te noemen!
Kort samengevat: zij ondersteunden andere legeronderdelen en maakten het voor hen mogelijk hun doelstellingen te verwezenlijken.
De Duitse pionieren waren echte 'manusjes-van-alles'. Waar de taak van de gewone soldaat vooral gevestigd was op rechtstreekse oorlogsvoering, stond de pionier onder andere in voor het aanleggen van noodbruggen, dynamiteren van bruggen en obstakels, de aanleg van mijnenvelden, ..... een te lange lijst om op te noemen!
Kort samengevat: zij ondersteunden andere legeronderdelen en maakten het voor hen mogelijk hun doelstellingen te verwezenlijken.
Eén van de taken van de pionieren was het opsporen en onschadelijk maken van vijandige mijnen en niet ontploft springtuig. Vaak was er echter geen tijd om het gevonden springtuig ter plaatse onschadelijk te maken. Met de vlaggetjes die we in de foto boven zien, kon het gevonden springtuig zichtbaar worden gemarkeerd en herkend door anderen. Vaak werden deze gevonden explosieven op later tijdstip geruimd of geneutraliseerd door later passerende pionier-troepen.
Gele vlaggetjes (zoals boven) werden algemeen gebruikt voor springtuig met een mogelijk chemisch gevaar, witte vlaggetjes voor explosieven.
Gele vlaggetjes (zoals boven) werden algemeen gebruikt voor springtuig met een mogelijk chemisch gevaar, witte vlaggetjes voor explosieven.
Boven zien we 2 zakjes met 'mijnvlaggetjes' zoals de pionier deze met zich meedroeg om gevonden springtuig zichtbaar te markeren voor anderen. Het linkse zakje is een later-oorlogs exemplaar uit stof (1944), rechts een vroeger exemplaar uit 'presstoff' (1940). Buiten de verandering in materiaal werd doorheen de oorlog weinig tot niets veranderd aan de constructie van deze tassen.
Ook zien we nog 2 ogen die bevestigd waren aan de zijkant van de vlaggenstokjes, deze waren bedoeld om 2 vlagjes op elkaar te kunnen bevestigen om zo de zichtbaarheid te vergroten.
Ook zien we nog 2 ogen die bevestigd waren aan de zijkant van de vlaggenstokjes, deze waren bedoeld om 2 vlagjes op elkaar te kunnen bevestigen om zo de zichtbaarheid te vergroten.
Vooraan op de draagtas zat bovendien een zakje waar oorspronkelijk een gekleurd lint in werd bewaard. Met dit lint konden de vlaggetjes onderling worden verbonden om een groter gebied duidelijk herkenbaar af te bakenen.
In deze tas heeft de pionier dit zakje voor een ander doel aangewend: hij heeft hier namelijk zijn lintmeter van 25 meter in opgeborgen.
In deze tas heeft de pionier dit zakje voor een ander doel aangewend: hij heeft hier namelijk zijn lintmeter van 25 meter in opgeborgen.
Op het stoffen exemplaar herkennen we nog heel vaag een keurstempel, datum (1944) en de code van de producent (epf). Op het vroegere exemplaar vinden we dezelfde informatie terug, hierop werd nog de volledige naam en locatie gestempeld in plaats van een code.
Deze code verving later in de oorlog de naam van de producent zodat het voor de geallieerden moeilijker zou zijn om de locatie van de producent te vinden. Indien de geallieerden een locatie konden plakken op zulke fabrieken of producenten werden deze immers vaak het doelwit voor bombardementen.
Deze code verving later in de oorlog de naam van de producent zodat het voor de geallieerden moeilijker zou zijn om de locatie van de producent te vinden. Indien de geallieerden een locatie konden plakken op zulke fabrieken of producenten werden deze immers vaak het doelwit voor bombardementen.
Bronnen
BALEN BEVRIJD, Persoonlijke archieven.
BALEN BEVRIJD, Persoonlijke archieven.
November 2020
De winter is weer volop in aantocht. De temperaturen zakken en vooral de dagen worden korter. Ook in oorlogstijd betekende dat meer binnenblijven en de vele risico’s die daaraan verbonden waren… Elke lichtbron vormde immers een potentieel gevaar en al snel kwamen er algemene verduisteringsmaatregelen tijdens de Duitse bezetting. Het Object van de Maand November zet alvast enkele stukken in de kijker.
1. De eerste verduisteringsmaatregelen
Hoewel de ‘verduistering’ vooral aan de bezettingsperiode wordt gelinkt, waren er al een reeks maatregelen van kracht tijdens de mobilisatie. Op het einde van de jaren 1930 was de oorlogsdreiging reëel en stond de bescherming van de bevolking tegen mogelijke luchtaanvallen reeds actief op het programma van de nationale, provinciale en lokale overheden.
Tijdens de Duitse bezetting werden de bestaande regels nogmaals verduidelijkt en aangescherpt. Het leven van de burgers werd voortaan bepaald door Duitse verordeningen: er werd al snel een avondklok ingesteld en er kwam een verplichte lichtverduistering.
Hoewel de ‘verduistering’ vooral aan de bezettingsperiode wordt gelinkt, waren er al een reeks maatregelen van kracht tijdens de mobilisatie. Op het einde van de jaren 1930 was de oorlogsdreiging reëel en stond de bescherming van de bevolking tegen mogelijke luchtaanvallen reeds actief op het programma van de nationale, provinciale en lokale overheden.
Tijdens de Duitse bezetting werden de bestaande regels nogmaals verduidelijkt en aangescherpt. Het leven van de burgers werd voortaan bepaald door Duitse verordeningen: er werd al snel een avondklok ingesteld en er kwam een verplichte lichtverduistering.
De lichtdemping had aanvankelijk nog enkele uitzonderingen, zoals het verkeer en de handelaars. Maar al snel werden strengere maatregelen genomen. In december 1940 gaf de lokale Feldkommandantur 520 al nieuwe richtlijnen mee aan de gemeentebesturen van Balen en Olmen waarin alles tot in detail werd toegelicht.
“De voor de handhaving van het economische leven en het verkeer tijdens de lichtdemping noodzakelijke lichtbronnen, veroorzaken hinderlijke lichtschijnsels, die de orientering en de trefkans bij het werpen van bommen door vijandelijke vliegers vergemakkelijken.
De Fuerer heeft bijgevolg beschikt dat, om aan dit euvel te verhelpen onmiddellijk, voor bepaalde gebieden van de lichtdemping, blauw licht aangewend moet worden.
Blauw licht is in de toekomst te gebruiken:
Voor de eerste en laatste (hierboven) aangegeven lichtbronnen is slechts donkerblauw licht te gebruiken.
De vensters van trapzalen zijn lichtdicht af te sluiten.
Lichtgevende aanwijzingsborden tot aanduiding van winkels, hotels, cafés mogen slechts melding maken over den aard en den naam van het bedrijf. Bij theaters en bioscopen mag daarenboven den titel van de opvoering worden opgegeven.
Get. HUMMEL - Kriegsverwaltungsrat.”
2. Een totale verduistering
Toen de Engelse bommenwerpers zich meer en meer op Duitsland richtten, stelde de Duitse bezetter – vanaf november 1941 – een verplichte en totale verduistering in. Op die manier trachtten de Duitsers de oriëntatie van bommenwerpers te bemoeilijken. Omdat de Engelse bommenwerpers hun doelen zochten met behulp van een radar, was die maatregel echter achterhaald. Toch werden burgers zowel voor als tijdens de bezetting met een hele reeks voorschriften om de oren geslagen.
De totale verduistering hield in dat alle mogelijke lichtbronnen in gebouwen en woningen, maar ook in de straten en bij voertuigen werden gedempt of ingeperkt. Burgers werden verplicht om ramen te blinderen en moesten voorkomen dat er helder licht naar buiten scheen. Dat gebeurde vaak met een extra stel donkere gordijnen, speciaal papier of gewoonweg door de ramen te verven. Binnen in huis maakten burgers gebruik van zogenaamde ‘verduisteringslampen’ of het blauw verven van lampen. Maar ook gloeilampen werden vervangen door kleinere fietslampjes.
Ook de straatlampen werden gedoofd en voertuigen zoals treinen, auto’s, vrachtwagens en zelfs fietsen moesten de koplampen gedeeltelijk afdekken of verven. Bovendien mochten lampen nooit naar boven schijnen. Iedere lamp moest eveneens helemaal worden gedoofd bij luchtalarm.
Hieronder kan u alvast een blik werpen op verschillende 'verduisteringslampen' die burgers konden aankopen; enkele tips om de ramen te verduisteren en lichtdempers te maken; een set aangepaste koplampen voor de fiets; en een 'knijpkat', het alternatief voor de zaklamp.
“De voor de handhaving van het economische leven en het verkeer tijdens de lichtdemping noodzakelijke lichtbronnen, veroorzaken hinderlijke lichtschijnsels, die de orientering en de trefkans bij het werpen van bommen door vijandelijke vliegers vergemakkelijken.
De Fuerer heeft bijgevolg beschikt dat, om aan dit euvel te verhelpen onmiddellijk, voor bepaalde gebieden van de lichtdemping, blauw licht aangewend moet worden.
Blauw licht is in de toekomst te gebruiken:
- Voor toegangsplaatsen, waarvan de uitgangen onmiddellijk naar buiten voeren (inganghallen, voorplaatsen, huisingangen, tochtdeuren, gangen, lichtsassen, enz.).
- Voor binnenkamers, waarvan de vensters en buitendeuren, alhoewel lichtdicht afgesloten, bij gelegenheid, onder behouding van een zwakke belichting worden geopend (b.v. plaatsen in ziekenhuizen, slaapkamers). Zulke plaatsen zijn benevens de normale belichting, van blauw licht te voorzien, dat, telkenmale voor het openen der vensters en buitendeuren, in de plaats van de normale belichting in te schakelen is.
- Voor de binnenlichting van trams, autobussen, automobielen en treinrijtuigen. In treinafdeelingen, waarvan de vensters en deuren lichtdicht zijn afgedekt, mag de normale belichting blijven, in zoo ver deze afdeelingen eveneens van blauwe belichting voorzien zijn. Deze blauwe verlichting moet voor het openen van vensters en deuren in de plaats van de normale belichting worden ingeschakeld. Aan de reizigers moet door overeenstemmende aanplakbiljetten in iedere coupé hun aandacht getrokken worden op de strafbepalingen van §9 van de wet op de luchtverdediging om het strikt naleven van deze voorschriften tot plicht te maken.
- Voor verlichte verkeerssignalen en tot de zekerheid van het verkeer dienen lichten (verkeers- en waarschuwingssignalen, schildpadden, lichtzuilen van halten, bouw- en lampen tot kennisgeving van gevaar, enz., met uitzondering van signaal- en verkeershanglampen), alsook voor de belichting van perrons, wachtzalen en telefooncellen.
- Voor de kentekens, richtings- en nummerplaten van trams, stad-, buurt-, hooge- en ondergronsche spoorwegen alsook automobielen van alle soorten en voor vrijlichten van taxi’s.
- Voor hand- en zaklampen die op straat gebruikt worden.
- Voor lichtgevende aanwijzingsplaten tot kennisgeving van winkels, hotels, cafés, theaters en bioscopen.
Voor de eerste en laatste (hierboven) aangegeven lichtbronnen is slechts donkerblauw licht te gebruiken.
De vensters van trapzalen zijn lichtdicht af te sluiten.
Lichtgevende aanwijzingsborden tot aanduiding van winkels, hotels, cafés mogen slechts melding maken over den aard en den naam van het bedrijf. Bij theaters en bioscopen mag daarenboven den titel van de opvoering worden opgegeven.
- Elke lichtreklaam – zelfs bij dag – is verboden.
- Lichtgevende aanwijzingsborden zijn:
- voor alle winkels bij winkelsluiting,
- voor cafés bij het begin van het sluitingsuur,
- voor theaters en bioscopen, een kwart uur na het begin van de laatste voorstelling, uit te schakelen.
- In geval van vliegeralarm zijn bovenvermelde aanwijzingsborden, alsook deze van hotels, aanstonds te dooven.
Get. HUMMEL - Kriegsverwaltungsrat.”
2. Een totale verduistering
Toen de Engelse bommenwerpers zich meer en meer op Duitsland richtten, stelde de Duitse bezetter – vanaf november 1941 – een verplichte en totale verduistering in. Op die manier trachtten de Duitsers de oriëntatie van bommenwerpers te bemoeilijken. Omdat de Engelse bommenwerpers hun doelen zochten met behulp van een radar, was die maatregel echter achterhaald. Toch werden burgers zowel voor als tijdens de bezetting met een hele reeks voorschriften om de oren geslagen.
De totale verduistering hield in dat alle mogelijke lichtbronnen in gebouwen en woningen, maar ook in de straten en bij voertuigen werden gedempt of ingeperkt. Burgers werden verplicht om ramen te blinderen en moesten voorkomen dat er helder licht naar buiten scheen. Dat gebeurde vaak met een extra stel donkere gordijnen, speciaal papier of gewoonweg door de ramen te verven. Binnen in huis maakten burgers gebruik van zogenaamde ‘verduisteringslampen’ of het blauw verven van lampen. Maar ook gloeilampen werden vervangen door kleinere fietslampjes.
Ook de straatlampen werden gedoofd en voertuigen zoals treinen, auto’s, vrachtwagens en zelfs fietsen moesten de koplampen gedeeltelijk afdekken of verven. Bovendien mochten lampen nooit naar boven schijnen. Iedere lamp moest eveneens helemaal worden gedoofd bij luchtalarm.
Hieronder kan u alvast een blik werpen op verschillende 'verduisteringslampen' die burgers konden aankopen; enkele tips om de ramen te verduisteren en lichtdempers te maken; een set aangepaste koplampen voor de fiets; en een 'knijpkat', het alternatief voor de zaklamp.
3. Strenge controle door de bezetter
De Duitse bezetter controleerde regelmatig de naleving van de opgelegde voorschriften. Overtredingen werden op verschillende wijzen bestraft, gaande van berispingen tot in beslagname van voertuigen of fietsen en zelfs gevangenisstraffen. De opvolging van die strenge richtlijnen bleek voor de burgers niet altijd even gemakkelijk. De Feldkommandatur riep in de maanden na de algemene verduistering dan ook meermaals op tot de inzet van politie om de naleving te controleren en burgers die hun medemensen in gevaar brachten te straffen.
Naarmate de geallieerde bombardementen zich ook op de bezette gebieden richtten, werden de controles frequenter en strenger. Onder andere de Feldgendarmerie ging ’s nachts op pad en deelde zware boetes uit aan overtreders. Op 15 november 1943 werd een regionale vergadering ingericht op het kantoor van de Feldgendarmerie in Herentals. Tijdens die bijeenkomst kwamen onder andere de verduistering, het speruur en de luchtaanvallen ter sprake:
“Medegedeeld tijdens de vergadering gehouden op de Feldgendarmerie van Herentals, op 15 november 1943.
Het licht moet zoodanig afgeschermd zijn dat van buiten niet kan gezien worden dat er binnen licht is. De buitendeuren van herbergen moeten van lichtsassen voorzien zijn of zoodanig ingericht dat bij het openen van de deur geen licht kan buitenschijnen.
Fietslampen moeten reglementair afgeschermd zijn. Zaklampen moeten van blauw glas voorzien zijn uitgenomen deze van de politie die echter niet de hoogte mogen in lichten.
Op 16, 20 en 24 november moet er op het politiebureel zich eene ploeg gereed houden, vanaf het vallen der duisternis tot 19 uur, ten einde, gebeurlijk, met de Feldgendarmerie op kontrool te kunnen gaan.
De minste toegepaste straf zal 30 Mk. [Mark] bedragen of 24 uren arbeidsverplichting voor gansch het gezin.
Josephine Hinsch woonde tijdens de oorlog in de Zandstraat te Balen en wist het volgende te vertellen over de verduistering tijdens de bezetting:
“We hadden zwarte drapperies gemaakt, op een rol, zodat je dat makkelijk naar beneden kon doen. En dat deed je naar beneden voor je het licht ging aandoen. En voorts, waar dat je niet kwam, daar plakte je zwart papier op de ramen. Met een soort plakband, voor zover dat dat er toen was. Waar je zat, of waar je het meeste kwam, daar waren drapperies. Allemaal in ’t zwart, in zwarte stof.
De Duitsers controleerden ook of er ’s avonds ergens een lamp te zien was. Zagen ze iets, dan kreeg je een boete. Daarmee dat we alles naar beneden deden vooraleer het licht aan ging.”
4. Het gevaar werd reëel
De verduisteringsmaatregelen bleven voor vele burgers een heikel aandachtspunt gedurende de hele bezettingsperiode. Het risico leek dan ook eerder beperkt… In het laatste oorlogsjaar kwam het luchtgevaar helaas zeer dichtbij voor Balen en Olmen, met enkele drieste gebeurtenissen.
Op vrijdag 4 februari 1944 werd Balen, vlak na het middaguur, opgeschrikt door enkele opeenvolgende ontploffingen. Die dag dropte een Amerikaanse bommenwerper drie brandbommen boven de gemeente. Het toestel was in moeilijkheden gekomen na verschillende FLAK-inslagen en de aanvallen van Duitse jachtvliegtuigen. Een eerste bom kwam neer in de omgeving van de Berg. Daarna kwam er een springtuig terecht op de woning van de familie Frans Peeters – Maria Oeyen, gelegen in de Reit Nr.10, en werd nagenoeg het hele woonhuis vernield. Een laatste bom viel neer in een weiland gelegen op de hoek van de Reit en de Boogstraat en brandde hevig door gedurende de dag.
Naast de enorme materiële schade aan het huis van het gezin Peeters-Oeyen, vielen er ook enkele gekwetsten te betreuren. Drie personen raakten zwaargewond door de bominslag: kleinzonen Gustaaf Swinnen (4 jaar), Renaat Swinnen (10 jaar) en dochter Leonie Peeters (32 jaar). De slachtoffers werden zwaar verbrand door de ontploffing. Daar bleef het echter niet bij. Twee dagen later, op 6 februari 1944 omstreeks 14.00u, overleed de vierjarige Gustaaf Swinnen in het Gasthuis van Balen ten gevolge van de opgelopen verwondingen.
De Duitse bezetter controleerde regelmatig de naleving van de opgelegde voorschriften. Overtredingen werden op verschillende wijzen bestraft, gaande van berispingen tot in beslagname van voertuigen of fietsen en zelfs gevangenisstraffen. De opvolging van die strenge richtlijnen bleek voor de burgers niet altijd even gemakkelijk. De Feldkommandatur riep in de maanden na de algemene verduistering dan ook meermaals op tot de inzet van politie om de naleving te controleren en burgers die hun medemensen in gevaar brachten te straffen.
Naarmate de geallieerde bombardementen zich ook op de bezette gebieden richtten, werden de controles frequenter en strenger. Onder andere de Feldgendarmerie ging ’s nachts op pad en deelde zware boetes uit aan overtreders. Op 15 november 1943 werd een regionale vergadering ingericht op het kantoor van de Feldgendarmerie in Herentals. Tijdens die bijeenkomst kwamen onder andere de verduistering, het speruur en de luchtaanvallen ter sprake:
“Medegedeeld tijdens de vergadering gehouden op de Feldgendarmerie van Herentals, op 15 november 1943.
- VERDUISTERING
Het licht moet zoodanig afgeschermd zijn dat van buiten niet kan gezien worden dat er binnen licht is. De buitendeuren van herbergen moeten van lichtsassen voorzien zijn of zoodanig ingericht dat bij het openen van de deur geen licht kan buitenschijnen.
Fietslampen moeten reglementair afgeschermd zijn. Zaklampen moeten van blauw glas voorzien zijn uitgenomen deze van de politie die echter niet de hoogte mogen in lichten.
Op 16, 20 en 24 november moet er op het politiebureel zich eene ploeg gereed houden, vanaf het vallen der duisternis tot 19 uur, ten einde, gebeurlijk, met de Feldgendarmerie op kontrool te kunnen gaan.
De minste toegepaste straf zal 30 Mk. [Mark] bedragen of 24 uren arbeidsverplichting voor gansch het gezin.
- SPERUUR
- LUCHTAANVALLEN
Josephine Hinsch woonde tijdens de oorlog in de Zandstraat te Balen en wist het volgende te vertellen over de verduistering tijdens de bezetting:
“We hadden zwarte drapperies gemaakt, op een rol, zodat je dat makkelijk naar beneden kon doen. En dat deed je naar beneden voor je het licht ging aandoen. En voorts, waar dat je niet kwam, daar plakte je zwart papier op de ramen. Met een soort plakband, voor zover dat dat er toen was. Waar je zat, of waar je het meeste kwam, daar waren drapperies. Allemaal in ’t zwart, in zwarte stof.
De Duitsers controleerden ook of er ’s avonds ergens een lamp te zien was. Zagen ze iets, dan kreeg je een boete. Daarmee dat we alles naar beneden deden vooraleer het licht aan ging.”
4. Het gevaar werd reëel
De verduisteringsmaatregelen bleven voor vele burgers een heikel aandachtspunt gedurende de hele bezettingsperiode. Het risico leek dan ook eerder beperkt… In het laatste oorlogsjaar kwam het luchtgevaar helaas zeer dichtbij voor Balen en Olmen, met enkele drieste gebeurtenissen.
Op vrijdag 4 februari 1944 werd Balen, vlak na het middaguur, opgeschrikt door enkele opeenvolgende ontploffingen. Die dag dropte een Amerikaanse bommenwerper drie brandbommen boven de gemeente. Het toestel was in moeilijkheden gekomen na verschillende FLAK-inslagen en de aanvallen van Duitse jachtvliegtuigen. Een eerste bom kwam neer in de omgeving van de Berg. Daarna kwam er een springtuig terecht op de woning van de familie Frans Peeters – Maria Oeyen, gelegen in de Reit Nr.10, en werd nagenoeg het hele woonhuis vernield. Een laatste bom viel neer in een weiland gelegen op de hoek van de Reit en de Boogstraat en brandde hevig door gedurende de dag.
Naast de enorme materiële schade aan het huis van het gezin Peeters-Oeyen, vielen er ook enkele gekwetsten te betreuren. Drie personen raakten zwaargewond door de bominslag: kleinzonen Gustaaf Swinnen (4 jaar), Renaat Swinnen (10 jaar) en dochter Leonie Peeters (32 jaar). De slachtoffers werden zwaar verbrand door de ontploffing. Daar bleef het echter niet bij. Twee dagen later, op 6 februari 1944 omstreeks 14.00u, overleed de vierjarige Gustaaf Swinnen in het Gasthuis van Balen ten gevolge van de opgelopen verwondingen.
Niet alleen het jammerlijk voorval in Holven, maar ook de zware bombardementen die volgden in de zomer van 1944 bleven heel wat streekgenoten bij. In het bijzonder de maanden mei en juli van 1944, met zware bombardementen in Beverlo, Leopoldsburg en Lommel, toonden aan dat de regio in het vizier lag van de geallieerde bombardementen. Vele burgers sliepen die maanden systematisch in zelfgemaakte abri’s in de tuin of verstevigde schuilkelders. Het luchtalarm stond die dagen niet stil en vormde een vast onderdeel van het leven tijdens de bezetting.
Bronnen
BALEN, Archief Familie Peeters. Met dank aan Gustaaf Peeters.
BALEN, Werkgroep Balen Bevrijd, Archief en documentatie luchtbescherming en lichtverduistering.
DIERCKX, B. en VANLEEUWEN, T., Plichtsbewust of verplicht?! Bijzondere Wachtkorpsen in Balen tijdens de Tweede Wereldoorlog, Balen, 2018.
GAB, Passieve Luchtbescherming en T.B.W., 1934-1945.
HENDRICKX, R. en JODOGNE, J., Uw bescherming tegen het Luchtgevaar, Brussel, 1939.
JACQUEMYNS, H., Een bezet land, België in de Tweede Wereldoorlog, Deel 2, Antwerpen, 1980.
Kempense Krantenbank, (www.kempensekranten.be).
Kempisch Annoncenblad, 1940.
'Luchtbescherming', Officieel tijdschrift van den B.L.B., 1937-1940.
Verordnungsblatt, Nr. 2, 17 juni 1940.
Bronnen
BALEN, Archief Familie Peeters. Met dank aan Gustaaf Peeters.
BALEN, Werkgroep Balen Bevrijd, Archief en documentatie luchtbescherming en lichtverduistering.
DIERCKX, B. en VANLEEUWEN, T., Plichtsbewust of verplicht?! Bijzondere Wachtkorpsen in Balen tijdens de Tweede Wereldoorlog, Balen, 2018.
GAB, Passieve Luchtbescherming en T.B.W., 1934-1945.
HENDRICKX, R. en JODOGNE, J., Uw bescherming tegen het Luchtgevaar, Brussel, 1939.
JACQUEMYNS, H., Een bezet land, België in de Tweede Wereldoorlog, Deel 2, Antwerpen, 1980.
Kempense Krantenbank, (www.kempensekranten.be).
Kempisch Annoncenblad, 1940.
'Luchtbescherming', Officieel tijdschrift van den B.L.B., 1937-1940.
Verordnungsblatt, Nr. 2, 17 juni 1940.
December 2020
Zoals vorige maand reeds werd besproken, werd door de Duitse bezetter streng toegezien op de opgelegde verduisteringsmaatregelen. (Lees: object van de maand November)
Allerlei maatregelen werden in het leven geroepen om het vijandige vliegtuigen zo moeilijk mogelijk te maken hun uiteindelijke doelwitten te vinden.
Zoals reeds werd besproken waren veel van deze maatregelen volstrekt nutteloos, aangezien de meeste vliegtuigen reeds op radar vlogen. Veel fabrieken en andere strategische posities vielen alsnog ten prooi aan geallieerde bombardementen, ondanks alle genomen voorzorgsmaatregelen.
Nochtans waren niet alle genomen maatregelen tevergeefs: natuurlijk hadden niet alle vliegtuigen het gemunt op fabrieken en strategische posities, veel vluchten werden ook uitgevoerd om militaire colonnes te onderscheppen en als dusdanig een halt toe te roepen.
Zonder verduisterde verlichting zouden deze 's nachts al snel uit de lucht worden opgemerkt. Bijgevolg werd niet enkel het licht in de huiskamer beperkt, maar werd dit ook toegepast op verlichting van (al dan niet militaire) voertuigen. Niemand viel tenslotte graag prooi aan gevaar uit de lucht, noch vriend, noch vijand.
Zoals reeds werd besproken waren veel van deze maatregelen volstrekt nutteloos, aangezien de meeste vliegtuigen reeds op radar vlogen. Veel fabrieken en andere strategische posities vielen alsnog ten prooi aan geallieerde bombardementen, ondanks alle genomen voorzorgsmaatregelen.
Nochtans waren niet alle genomen maatregelen tevergeefs: natuurlijk hadden niet alle vliegtuigen het gemunt op fabrieken en strategische posities, veel vluchten werden ook uitgevoerd om militaire colonnes te onderscheppen en als dusdanig een halt toe te roepen.
Zonder verduisterde verlichting zouden deze 's nachts al snel uit de lucht worden opgemerkt. Bijgevolg werd niet enkel het licht in de huiskamer beperkt, maar werd dit ook toegepast op verlichting van (al dan niet militaire) voertuigen. Niemand viel tenslotte graag prooi aan gevaar uit de lucht, noch vriend, noch vijand.
Speciale nachtlampen werden ontwikkeld en bestaande werden met kappen verduisterd. Op deze manier konden voertuigen zich 's nachts voortbewegen met een minimale zichtbaarheid van uit de lucht, al kan het niet makkelijk geweest zijn om met zulk beperkt licht te navigeren in complete duisternis.
Hoewel er dus wel degelijk maatregelen werden getroffen om de zichtbaarheid 's nachts te beperken, waren de opties om de voertuigen overdag te 'verstoppen' beperkt. Vaak werden zij gecamoufleerd in speciale patronen met verf, of zelfs bekleed met takken en modder. Op die manier probeerde men toch enigszins de kans op een luchtaanval in te perken. Volledig ontsnappen aan het vijandige oog was natuurlijk een utopie, dat wisten ook de voertuigfabrikanten. Een attribuut dat men regelmatig terugvond in militaire voertuigen was dan ook een handbediend en draagbaar luchtalarm. Moest men een dreiging uit de lucht opmerken, kon men zo andere nabije voertuigen en manschappen verwittigen.
Hoewel er dus wel degelijk maatregelen werden getroffen om de zichtbaarheid 's nachts te beperken, waren de opties om de voertuigen overdag te 'verstoppen' beperkt. Vaak werden zij gecamoufleerd in speciale patronen met verf, of zelfs bekleed met takken en modder. Op die manier probeerde men toch enigszins de kans op een luchtaanval in te perken. Volledig ontsnappen aan het vijandige oog was natuurlijk een utopie, dat wisten ook de voertuigfabrikanten. Een attribuut dat men regelmatig terugvond in militaire voertuigen was dan ook een handbediend en draagbaar luchtalarm. Moest men een dreiging uit de lucht opmerken, kon men zo andere nabije voertuigen en manschappen verwittigen.
Boven zien we zulk draagbaar luchtalarm uit 1940. Voor transport kon men de zwengel netjes boven op de sirene opbergen. Om het apparaat te bedienen moest men dus enkel de hendel in positie brengen en een flinke draai geven.
Het alarm was er op voorzien op 2 geluidsniveaus te werken: indien men het kleine hendeltje met veer overhaalt gaan de kleppen van de sirene open, waardoor het geluid nog luider klinkt voor een verder bereik.
Het alarm was er op voorzien op 2 geluidsniveaus te werken: indien men het kleine hendeltje met veer overhaalt gaan de kleppen van de sirene open, waardoor het geluid nog luider klinkt voor een verder bereik.
Vaak wordt echter vergeten dat het meest gebruikte voertuig tijdens de Tweede Wereldoorlog niet gemotoriseerd was, maar de meeste troepen zich gewoon te voet of per fiets voortbewogen.
Ook hiervoor werden tijdens de oorlogsjaren speciale kapjes gemaakt, zodat lichten van (eventueel buitgemaakte) fietsen gedeeltelijk konden worden geblindeerd.
Ook hiervoor werden tijdens de oorlogsjaren speciale kapjes gemaakt, zodat lichten van (eventueel buitgemaakte) fietsen gedeeltelijk konden worden geblindeerd.
Bronnen
BALEN BEVRIJD, Persoonlijke archieven.
BALEN BEVRIJD, Persoonlijke archieven.