Juli 2021
Deze maand zetten we nogmaals een speciaal soldatenmeubel in de kijker, dat volop in gebruik was vóór het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog: een persoonlijke troepenkastje voor de Belgische soldaat uit 1939. Het is een item waarmee duizenden dienstplichtigen en beroepsmilitairen te maken kregen in de kazernes en forten. Net zoals toen, werd het kastje voor dit artikel ingericht conform de voorschriften.
De Belgische dienstplicht en militaire infrastructuur
Tijdens het interbellum werd het Belgische Leger hoofdzakelijk gevormd door dienstplichtigen en reservisten, wat overeenstemde met de andere Europese landen. Naast deze groep 'miliciens' ofwel dienstplichtigen was er een actief kader van beroepsofficieren, maar eveneens een groep beroepsonderofficieren en beroepsvrijwilligers. Op het einde van de jaren 1930 omvatte het Belgische Leger op die manier zo'n 4.800 beroepsofficieren, ongeveer 12.000 beroepsonderofficieren en zo'n 10.000 vrijwillige manschappen. Die kleine groep werd aangevuld met 45.000 dienstplichtigen en een reserve van zo'n 20.000 reserveofficieren en 550.000 onderofficieren en manschappen.
Per geboortejaar werden militieklassen opgesteld, vernoemd naar het jaar waarin zij hun dienstplicht aanvatten. Mits uitzonderingen, werd elke jonge man geacht om zijn dienstplicht te vervullen in het jaar dat hij 20 jaar werd. Elke klasse werd per jaar in twee grote groepen opgeroepen en de nieuwelingen werden vervolgens in de lente en zomer klaargestoomd voor de traditionele grote manoeuvres in de vroege herfst.
Door de potentiële oorlogsdreiging werd de duur van de dienstplicht in 1936 vastgelegd op 12 maanden voor de infanterie, met een voorziene verlenging van 17 maanden voor de militieklassen van 1937 tot 1941. De cavaleristen werden 18 maanden onder de wapens geroepen, de artilleristen 12 maanden, de genisten 14 maanden en de ondersteunende diensten 7 maanden. Na de afronding van de actieve dienst mocht een milicien naar huis en maakte hij deel uit van de reserve. Tijdens die periode van 'onbepaald verlof' werden de reservisten wel regelmatig wederopgeroepen om deel te nemen aan oefeningen met als doel de opgedane kennis op peil te houden. Een wederoproeping duurde meestal een tiental dagen en vond elke twee tot drie jaar plaats in de grote oefenkampen van het Belgische Leger zoals Brasschaat, Elsenborn en het Kamp van Beverlo. Tijdens het interbellum en de mobilisatie kreeg menig soldaat steevast te maken met de militaire infrastructuur die het Belgische Leger te bieden had. De troepenkamers vormden tijdelijk een tweede thuis voor al wie aan de dienstplicht onderworpen werd of beroepshalve gekozen had voor het militaire leven. (Bron: 18daagseveldtocht.be.)
Van bij het ontstaan in 1835 vormde het Kamp van Beverlo een belangrijke verzamel- en oefenplaats voor verschillende legeronderdelen en eenheden. Vandaag de dag vormt 'het Kamp' trouwens nog steeds het grootste militaire oefenterrein in België en staat deze plaats symbool voor manoeuvres en terreinoefeningen. In de loop der jaren passeerden duizenden soldaten de revue in het nabijgelegen Leopoldsburg. Om het verblijf van alle troepen in goede banen te leiden, kwam ter plaatse de nodige infrastructuur tot stand en werden talrijke gebouwen opgetrokken. Per eenheid werden de soldaten onderverdeeld over de verschillende sites van het Kamp en vervolgens verdeeld over de verschillende blokken en kamers.
In de kamer beschikte elke soldaat over een eigen bed, een persoonlijke 'cassette' of kastje en kreeg hij eveneens één plaats voor zijn geweer op een gemeenschappelijk wapenrek. Hieronder wordt alvast een blik geworpen op de persoonlijke troepenkastjes. Deze 'cassettes' zijn zeker geen uniek fenomeen voor het Belgische Leger vóór 1940. Ook in de omliggende landen werden de soldatenkamers uitgerust met specifieke meubelstukken. Over de Duitse varianten van de troepenkasten weken we reeds uit in het Object van de Maand Januari.
Tijdens het interbellum werd het Belgische Leger hoofdzakelijk gevormd door dienstplichtigen en reservisten, wat overeenstemde met de andere Europese landen. Naast deze groep 'miliciens' ofwel dienstplichtigen was er een actief kader van beroepsofficieren, maar eveneens een groep beroepsonderofficieren en beroepsvrijwilligers. Op het einde van de jaren 1930 omvatte het Belgische Leger op die manier zo'n 4.800 beroepsofficieren, ongeveer 12.000 beroepsonderofficieren en zo'n 10.000 vrijwillige manschappen. Die kleine groep werd aangevuld met 45.000 dienstplichtigen en een reserve van zo'n 20.000 reserveofficieren en 550.000 onderofficieren en manschappen.
Per geboortejaar werden militieklassen opgesteld, vernoemd naar het jaar waarin zij hun dienstplicht aanvatten. Mits uitzonderingen, werd elke jonge man geacht om zijn dienstplicht te vervullen in het jaar dat hij 20 jaar werd. Elke klasse werd per jaar in twee grote groepen opgeroepen en de nieuwelingen werden vervolgens in de lente en zomer klaargestoomd voor de traditionele grote manoeuvres in de vroege herfst.
Door de potentiële oorlogsdreiging werd de duur van de dienstplicht in 1936 vastgelegd op 12 maanden voor de infanterie, met een voorziene verlenging van 17 maanden voor de militieklassen van 1937 tot 1941. De cavaleristen werden 18 maanden onder de wapens geroepen, de artilleristen 12 maanden, de genisten 14 maanden en de ondersteunende diensten 7 maanden. Na de afronding van de actieve dienst mocht een milicien naar huis en maakte hij deel uit van de reserve. Tijdens die periode van 'onbepaald verlof' werden de reservisten wel regelmatig wederopgeroepen om deel te nemen aan oefeningen met als doel de opgedane kennis op peil te houden. Een wederoproeping duurde meestal een tiental dagen en vond elke twee tot drie jaar plaats in de grote oefenkampen van het Belgische Leger zoals Brasschaat, Elsenborn en het Kamp van Beverlo. Tijdens het interbellum en de mobilisatie kreeg menig soldaat steevast te maken met de militaire infrastructuur die het Belgische Leger te bieden had. De troepenkamers vormden tijdelijk een tweede thuis voor al wie aan de dienstplicht onderworpen werd of beroepshalve gekozen had voor het militaire leven. (Bron: 18daagseveldtocht.be.)
Van bij het ontstaan in 1835 vormde het Kamp van Beverlo een belangrijke verzamel- en oefenplaats voor verschillende legeronderdelen en eenheden. Vandaag de dag vormt 'het Kamp' trouwens nog steeds het grootste militaire oefenterrein in België en staat deze plaats symbool voor manoeuvres en terreinoefeningen. In de loop der jaren passeerden duizenden soldaten de revue in het nabijgelegen Leopoldsburg. Om het verblijf van alle troepen in goede banen te leiden, kwam ter plaatse de nodige infrastructuur tot stand en werden talrijke gebouwen opgetrokken. Per eenheid werden de soldaten onderverdeeld over de verschillende sites van het Kamp en vervolgens verdeeld over de verschillende blokken en kamers.
In de kamer beschikte elke soldaat over een eigen bed, een persoonlijke 'cassette' of kastje en kreeg hij eveneens één plaats voor zijn geweer op een gemeenschappelijk wapenrek. Hieronder wordt alvast een blik geworpen op de persoonlijke troepenkastjes. Deze 'cassettes' zijn zeker geen uniek fenomeen voor het Belgische Leger vóór 1940. Ook in de omliggende landen werden de soldatenkamers uitgerust met specifieke meubelstukken. Over de Duitse varianten van de troepenkasten weken we reeds uit in het Object van de Maand Januari.
Eén doel, verschillende types
Een eigen kastje bood de mogelijkheid om alle persoonlijke uitrustingsstukken ordelijk op te bergen en dat kwam uiteraard de kamerorde ten goede. Bovendien was de Belgische soldaat ook aangewezen op heel wat persoonlijke aankopen, die best veilig werden opgeborgen.
Het gebruik en de functie van de kastjes werd tijdens de jaren 1920 en 1930 opgenomen in verschillende soldatenhandleidingen, die de nieuwe rekruten wegwijs moesten maken in het soldatenleven. Via die publicaties werden ook tekeningen gemaakt voor het reglementaire gebruik. Eén van die handleidingen was 'Memento Leruitte pour le Soldat d'Infanterie' van J. Jacques en D. De Roo uit 1925 en daarin werd de volgende info meegegeven (vrij vertaald uit het Frans):
Een eigen kastje bood de mogelijkheid om alle persoonlijke uitrustingsstukken ordelijk op te bergen en dat kwam uiteraard de kamerorde ten goede. Bovendien was de Belgische soldaat ook aangewezen op heel wat persoonlijke aankopen, die best veilig werden opgeborgen.
Het gebruik en de functie van de kastjes werd tijdens de jaren 1920 en 1930 opgenomen in verschillende soldatenhandleidingen, die de nieuwe rekruten wegwijs moesten maken in het soldatenleven. Via die publicaties werden ook tekeningen gemaakt voor het reglementaire gebruik. Eén van die handleidingen was 'Memento Leruitte pour le Soldat d'Infanterie' van J. Jacques en D. De Roo uit 1925 en daarin werd de volgende info meegegeven (vrij vertaald uit het Frans):
- "Iedere soldaat is verantwoordelijk voor de objecten die hem worden toevertrouwd. Hij ziet toe op het goede onderhoud en plaatst zijn persoonlijke spullen in het kastje."
- "Hij herkent zijn cassette aan een etiket dat zijn naam draagt, zijn eenheid en immatriculatienummer. Het etiket wordt op een zichtbare plaats gehangen."
- "Hij plaatst zijn uitrustingsstukken volgens het bijgevoegde schema in het kastje."
- "Het geweer wordt op het wapenrek geplaatst." (Memento Leruitte, pagina 19.)
- "Een etiket met naam, stand en stamnummer van den man, hangt aan een vaste kram, in 't bovenste dwarsstuk der deur van 't kastje gevestigd. Een etiket met naam en wapennummer van den man is op het geweerrek geplakt." (Handboek van den infanterist, 1932, pagina 39.)
Het ontstaan van persoonlijke rekjes en kastjes liep samen met het optrekken van nieuwe gebouwen en de inrichting van de daarbij horende kamers. Talrijke prentkaarten tonen aan dat de kastjes reeds voor de Eerste Wereldoorlog werden geïntroduceerd en nadien verder werden gebruikt binnen het Belgische Leger. Daarnaast ontstonden er tijdens het interbellum ook gelijkaardige, nieuwe cassettes.
De kastjes die tijdens het interbellum voorkwamen in de troepenkamers, gaan steeds uit van een aantal gemeenschappelijke basiskenmerken:
Het hieronder getoonde kastje is een laag model dat groen werd geverfd en is één van de modellen die in het Kamp van Beverlo werden gebruikt. Zoals voorgeschreven bestaat ook dit exemplaar uit een open en gesloten onderdeel. Onderaan werden 6 houten kapstokken voorzien, die achteraan werden vastgeschroefd in de cassette.
Aan de achterzijde werd het houtwerk voorzien van een brandmerk met letters 'BM', wat een goedkeuringsstempel was voor meubels binnen de 'Militaire Gebouwen' ofwel 'Bâtiments Militaire'. Daarnaast is er ook een stempel van de maker terug te vinden met cijfer '39', wat zeer waarschijnlijk verwijst naar de datum van aanmaak 1939. Het gaat hier dus om een exemplaar dat op de vooravond van de Duitse inval in gebruik werd genomen en evenzeer na de oorlog dienst heeft gedaan.
De kastjes die tijdens het interbellum voorkwamen in de troepenkamers, gaan steeds uit van een aantal gemeenschappelijke basiskenmerken:
- Het kastje bestaat doorgaans uit 2 onderdelen: een open rek in combinatie met een afgesloten onderdeel;
- Het open rek is ook achteraan open en geeft zicht op de muur;
- Het gesloten onderdeel scharniert, is achteraan eveneens dicht en kan worden afgesloten met een hangslot;
- Onderaan zijn de kastjes voorzien van kapstokken;
- Aan de zijkant werden de meeste kastjes voorzien van een haak om de koppel op te hangen.
- Er waren 'hoge' modellen (deurtje hoger dan breedte) en 'lage' modellen (deurtje breder dan hoogte);
- Soms scharniert het deurtje links en soms rechts (afhankelijk van de positie van het bed);
- De kapstokken onderaan het kastje werden vervaardigd in metaal ofwel in hout en het aantal varieerde (meestal 4 tot 6 haken);
- Er zijn 'losse' modellen ten behoeve van één soldaat, maar er bestaan ook 'dubbele' modellen voor twee soldaten;
- Er kwamen blanke of naakte houten kastjes voor, maar ook grijs, groen of kaki (over)geverfde kastjes;
- Sommige modellen hebben metalen onderdelen met verluchtingsgaten in het deurtje, anderen dan weer niet en zijn volledig in hout afgewerkt.
Het hieronder getoonde kastje is een laag model dat groen werd geverfd en is één van de modellen die in het Kamp van Beverlo werden gebruikt. Zoals voorgeschreven bestaat ook dit exemplaar uit een open en gesloten onderdeel. Onderaan werden 6 houten kapstokken voorzien, die achteraan werden vastgeschroefd in de cassette.
Aan de achterzijde werd het houtwerk voorzien van een brandmerk met letters 'BM', wat een goedkeuringsstempel was voor meubels binnen de 'Militaire Gebouwen' ofwel 'Bâtiments Militaire'. Daarnaast is er ook een stempel van de maker terug te vinden met cijfer '39', wat zeer waarschijnlijk verwijst naar de datum van aanmaak 1939. Het gaat hier dus om een exemplaar dat op de vooravond van de Duitse inval in gebruik werd genomen en evenzeer na de oorlog dienst heeft gedaan.
Een blik in de kast
Zoals boven reeds aan bod kwam, werd het persoonlijke troepenkastje uitvoerig beschreven en geïllustreerd in verschillende soldatenhandleidingen. De tekeningen gingen uit van een vaste indeling en ook uniform gebruik van de kastjes. Foto's van soldatenkamers tonen echter aan dat niet alleen de kastjes zelf verscheidene varianten en vormen kenden. Afhankelijk van de persoonlijke uitrusting, kon ook de inhoud van de kastjes sterk verschillen.
Zoals boven reeds aan bod kwam, werd het persoonlijke troepenkastje uitvoerig beschreven en geïllustreerd in verschillende soldatenhandleidingen. De tekeningen gingen uit van een vaste indeling en ook uniform gebruik van de kastjes. Foto's van soldatenkamers tonen echter aan dat niet alleen de kastjes zelf verscheidene varianten en vormen kenden. Afhankelijk van de persoonlijke uitrusting, kon ook de inhoud van de kastjes sterk verschillen.
Standaard werden de volgende zaken opgeborgen in of aan het troepenkastje:
Zoals eerder aangegeven, was de Belgische soldaat ook sterk afhankelijk van persoonlijke aankopen. Naast de uitrustingsstukken die werden voorzien vanuit het leger zelf, vulden soldaten zeer vaak hun uitrusting aan met civiele materialen, die ze zelf bekostigden. Toiletartikelen en andere materialen voor persoonlijke hygiëne, kledingstukken, bretellen, handdoeken, kleinere uitrustingsstukken en voorwerpen ter ontspanning werden meestal zelf voorzien. Die zaken doken ongetwijfeld ook veelvuldig op in de troepenkastjes.
- Politiemuts
- Kapootjas
- Werkuniform in linnen
- Uniformvest
- Broek
- Broodzak
- Waskom
- Bottines en getten
- Veldfles
- Zak met schoenborstels
- Koppelriem met bajonet en patroontassen
- Helm
- Rugzak
- Gammel
- Handdoek
- Drinkbeker en brood
Zoals eerder aangegeven, was de Belgische soldaat ook sterk afhankelijk van persoonlijke aankopen. Naast de uitrustingsstukken die werden voorzien vanuit het leger zelf, vulden soldaten zeer vaak hun uitrusting aan met civiele materialen, die ze zelf bekostigden. Toiletartikelen en andere materialen voor persoonlijke hygiëne, kledingstukken, bretellen, handdoeken, kleinere uitrustingsstukken en voorwerpen ter ontspanning werden meestal zelf voorzien. Die zaken doken ongetwijfeld ook veelvuldig op in de troepenkastjes.
Bronnen
BALEN, Collectie Werkgroep Balen Bevrijd, prentkaarten en foto's.
De Achttiendaagse Veldtocht, (http://18daagseveldtocht.be).
DE FABRIBECKERS, De veldtocht van het Belgisch Leger in 1940, Lummen, 1966.
Handboek voor de opleiding van den infanterist, Brussel, 1932.
JACQUES, J. en DE ROO, D., Memento Leruitte pour le Soldat d'Infanterie, Namen, 1925.
Kwatta, Ce que tout soldat doit connaître, Brussel, 1924.
TAGHON, P., Mei 1940, De 18-daagse veldtocht in woord en beeld, Tielt, 2010.
BALEN, Collectie Werkgroep Balen Bevrijd, prentkaarten en foto's.
De Achttiendaagse Veldtocht, (http://18daagseveldtocht.be).
DE FABRIBECKERS, De veldtocht van het Belgisch Leger in 1940, Lummen, 1966.
Handboek voor de opleiding van den infanterist, Brussel, 1932.
JACQUES, J. en DE ROO, D., Memento Leruitte pour le Soldat d'Infanterie, Namen, 1925.
Kwatta, Ce que tout soldat doit connaître, Brussel, 1924.
TAGHON, P., Mei 1940, De 18-daagse veldtocht in woord en beeld, Tielt, 2010.