Mei 2020
Op de vooravond van de Tweede Wereldoorlog installeerden enkele bijzondere Belgische legereenheden hun troepen aan de oevers van ‘de vaart’ in Balen en Olmen. Het waren soldaten met rijwielen van het 'Eskadron Wielrijders' van zowel de 9de als de 6de Infanteriedivisie.
Die zogenaamde ‘Wielrijders’ of ‘Cyclisten’ stonden in voor de bewaking van onze streek en bemanden de versterkte posities nabij de kanaalbruggen van het ‘Verbindingskanaal’ ofwel Kanaal Dessel-Kwaadmechelen. De Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie stonden in voor de defensie van de 'Ondersector Balen-Kwaadmechelen'. De Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie verdedigden dan weer de 'Ondersector Balen-Dessel'.
In de vroege ochtend van 10 mei 1940, slechts enkele weken na hun installatie, werden de Wielrijders voor een zoveelste maal ‘s nachts gealarmeerd… Al snel bleek de situatie ernstig en verspreidde zich het nieuws: Het was oorlog!
Exact tachtig jaar na de feiten zetten we graag enkele uniform- en uitrustingsstukken in de kijker van de Belgische troepen die toen in onze regio aanwezig waren. Bovendien maakten ook enkele Balenaren deel uit van die genoemde eenheden.
Die zogenaamde ‘Wielrijders’ of ‘Cyclisten’ stonden in voor de bewaking van onze streek en bemanden de versterkte posities nabij de kanaalbruggen van het ‘Verbindingskanaal’ ofwel Kanaal Dessel-Kwaadmechelen. De Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie stonden in voor de defensie van de 'Ondersector Balen-Kwaadmechelen'. De Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie verdedigden dan weer de 'Ondersector Balen-Dessel'.
In de vroege ochtend van 10 mei 1940, slechts enkele weken na hun installatie, werden de Wielrijders voor een zoveelste maal ‘s nachts gealarmeerd… Al snel bleek de situatie ernstig en verspreidde zich het nieuws: Het was oorlog!
Exact tachtig jaar na de feiten zetten we graag enkele uniform- en uitrustingsstukken in de kijker van de Belgische troepen die toen in onze regio aanwezig waren. Bovendien maakten ook enkele Balenaren deel uit van die genoemde eenheden.
De mobilisatie van het Belgische Leger en het ontstaan van de Eskadrons Wielrijders
Enkele decennia na de Grooten Oorlog ontstonden alweer nieuwe spanningen tussen verschillende Europese landen. Wanneer Nazi-Duitsland in september 1938 aanstalten maakte om het Tsjechoslovaakse Sudetenland te annexeren, werd stilaan duidelijk dat er een nieuw wereldconflict in de maak was. De grote mogendheden bereidden hun krijgsmachten voor op een nieuwe oorlog… Ook het Belgische Leger werd op het einde van de maand september 1938 op ‘verstrekte vredesvoet’ gebracht.
Nadat de gemoederen aanvankelijk bedaarden, bleven er toch internationale spanningen bestaan. Om die reden trof het Belgische Leger de nodige maatregelen om de krijgsmacht op grote schaal te mobiliseren. Die mobilisatie verliep in vijf verschillende fases en vatte reeds aan in augustus 1939. Op die manier werden stelselmatig meer dan 600.000 burgers onder de wapens geroepen. (Voor een cijferoverzicht van gemobiliseerde Balenaren per fase: zie ook Object van de Maand Maart 2020.) Een klein jaar na de dreiging in het Sudentenland viel Duitsland Polen binnen op 1 september 1939 en enkele dagen later verklaarden Frankrijk en Groot-Brittannië de oorlog aan Nazi-Duitsland. Vanaf dan ging het snel…
Het Belgische Leger was globaal ingedeeld in drie types van eenheden:
Door de massale aanwerving van manschappen, werden vele reeds bestaande en actieve eenheden opgesplitst. De moederregimenten werden ontdubbeld in nieuwe eenheden. Ook bij de klassieke cavalerie-eenheden zoals de Lansiers, Jagers te Paard en Gidsen ontstonden op die manier zogenaamde ‘ontdubbelingsregimenten’.
Tijdens Fase C van de mobilisatie (1 september 1939) kwamen zo enkele bijzondere verkenningseenheden tot stand. De actieve infanteriedivisies, alsook de infanteriedivisies uit 1ste Reserve werden aangevuld met een ‘Eskadron Wielrijders’. De infanteriedivisies uit de 2de Reserve kregen een ‘Wielrijdersgroep’ toebedeeld. De Wielrijders verplaatsten zich uiteraard per fiets en kregen zo de bijnaam ‘Cyclisten’.
Enkele decennia na de Grooten Oorlog ontstonden alweer nieuwe spanningen tussen verschillende Europese landen. Wanneer Nazi-Duitsland in september 1938 aanstalten maakte om het Tsjechoslovaakse Sudetenland te annexeren, werd stilaan duidelijk dat er een nieuw wereldconflict in de maak was. De grote mogendheden bereidden hun krijgsmachten voor op een nieuwe oorlog… Ook het Belgische Leger werd op het einde van de maand september 1938 op ‘verstrekte vredesvoet’ gebracht.
Nadat de gemoederen aanvankelijk bedaarden, bleven er toch internationale spanningen bestaan. Om die reden trof het Belgische Leger de nodige maatregelen om de krijgsmacht op grote schaal te mobiliseren. Die mobilisatie verliep in vijf verschillende fases en vatte reeds aan in augustus 1939. Op die manier werden stelselmatig meer dan 600.000 burgers onder de wapens geroepen. (Voor een cijferoverzicht van gemobiliseerde Balenaren per fase: zie ook Object van de Maand Maart 2020.) Een klein jaar na de dreiging in het Sudentenland viel Duitsland Polen binnen op 1 september 1939 en enkele dagen later verklaarden Frankrijk en Groot-Brittannië de oorlog aan Nazi-Duitsland. Vanaf dan ging het snel…
Het Belgische Leger was globaal ingedeeld in drie types van eenheden:
- Actieve eenheden;
- Eenheden van de 1ste Reserve;
- Eenheden van de 2de Reserve.
Door de massale aanwerving van manschappen, werden vele reeds bestaande en actieve eenheden opgesplitst. De moederregimenten werden ontdubbeld in nieuwe eenheden. Ook bij de klassieke cavalerie-eenheden zoals de Lansiers, Jagers te Paard en Gidsen ontstonden op die manier zogenaamde ‘ontdubbelingsregimenten’.
- De gevechtseenheden van het Cavalerie-korps werden samengesteld uit gemotoriseerde eenheden en actieve formaties van de Lansiers, Jagers te Paard en Gidsen. Bij de mobilisatie werden die eenheden versterkt door jonge reservisten.
- De oudere reservisten werden ofwel ingedeeld bij de divisietroepen van de 2 cavaleriedivisies ofwel gebruikt voor de samenstelling van verkenningseenheden ten bate van de infanteriedivisies.
Tijdens Fase C van de mobilisatie (1 september 1939) kwamen zo enkele bijzondere verkenningseenheden tot stand. De actieve infanteriedivisies, alsook de infanteriedivisies uit 1ste Reserve werden aangevuld met een ‘Eskadron Wielrijders’. De infanteriedivisies uit de 2de Reserve kregen een ‘Wielrijdersgroep’ toebedeeld. De Wielrijders verplaatsten zich uiteraard per fiets en kregen zo de bijnaam ‘Cyclisten’.
Wielrijders in de regio Balen en Olmen
Vlak voor de Duitse inval in mei 1940 waren hoofdzakelijk 2 Eskadrons Wielrijders actief op het grondgebied van Balen en Olmen, die van de 9de en van de 6de Infanteriedivisie. Hieronder wordt dieper ingegaan op het ontstaan van die eenheden en hun aanwezigheid in onze regio.
Het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie
Het Eskadron Wielrijders (ofwel Eskadron Cyclisten) van de 9de Infanteriedivisie werd gemobiliseerd op 1 september 1939 en werd gevormd uit actieve officieren, reservisten en terug opgeroepenen van het 3de Regiment Lansiers. Door de reële oorlogsdreiging werd er speciaal een eenheid Cyclisten ontdubbeld van dat regiment en onder leiding van Kapitein-Commandant G.L.C. Dumont de Chassart geplaatst. De formatie van het nieuwe eskadron gebeurde in Hove nabij Antwerpen.
Het Eskadron bestond uit 3 pelotons van 4 gevechtseenheden en 1 peloton met 4 secties mitrailleurs. Het kader bestond uit 5 officieren. Daarnaast waren er 18 onderofficieren en 214 manschappen. Het materiaal dat aanvankelijk in Hove ter beschikking werd gesteld, bestond uit 179 karabijnen, 41 G.P.-pistolen en allerhande munitie voor die vuurwapens. Op het vlak van vervoermiddelen beschikte het eskadron over 5 automobielen, 1 aanhangwagen, 227 fietsen en 5 motorfietsen, waarvan 4 solovoertuigen en 1 motorfiets met ‘sidecar’.
Al op 10 september 1939, vlak nadat de eenheid was gevormd en uitgerust, kwamen de Cyclisten aan in Arendonk. Daar werden de troepen gekantonneerd, samen met infanteristen van het IIIde Bataljon van het 16de Linieregiment. Het Eskadron Wielrijders installeerde zich nabij het Verbindingskanaal.
In de daarop volgende maanden werden de verschillende pelotons van het eskadron uitgezonden naar o.a. Turnhout, Oostmalle en Oosthoven. Het 4de peloton (Mitrailleurs) kwam op 10 januari 1940 in Dessel terecht. Vanaf 17 januari 1940 werd het eskadron eveneens onder bevel van het 8ste Linieregiment geplaatst.
Op 27 februari 1940 werden alle eenheden van het Eskadron verenigd in het Kamp van Beverlo. Daar ondergingen de manschappen gedurende één maand een instructie- en manoeuvreperiode.
Vanaf 29 maart 1940 nam het Eskadron opnieuw stellingen in nabij Hulshout, uitgezonderd het 3de peloton dat zich in Tongerlo vestigde. Enkele dagen later, op 1 april, werden de Cyclisten ter beschikking gesteld van de 6de Infanteriedivisie. Het hoofdkwartier van die laatste divisie was gevestigd in Meerhout-Centrum. Van daaruit werd het commando gevoerd over een sector waar ook Balen en Olmen in lagen. Het kantonnement voor de troepen van het Eskadron Wielrijders lag eveneens in Meerhout. Hoewel het eskadron nog steeds tot de 9de Infanteriedivisie behoorde, kreeg de eenheid wel alle operationele instructies vanuit het Hoofdkwartier te Meerhout en eveneens via het Vooruitgeschoven Inlichtingencentrum te Herentals.
De Wielrijders namen vanaf die datum definitief stelling aan de kanaaloevers van het Verbindingskanaal Dessel-Kwaadmechelen. Op de vooravond van de Duitse inval kregen de Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie hun standplaats toegewezen in de Ondersector Balen-Kwaadmechelen en was de eenheid verantwoordelijk voor de verdediging van het zuidelijke deel van het Verbindingskanaal. Zij hadden als taak de kanaaloevers te bewaken alsook de steunpunten aan de vijf kanaalbruggen in de sector te verdedigen.
De verschillende bruggen in de sector van het Eskadron Wielrijders waren die van Balen-Hoolst (Brug N°6), Olmen-Dorp (Brug N°7), Olmen-Gervoort (Brug N°8) Kwaadmechelen-Gerhoeven (Brug N°9) en Kwaadmechelen-Veldhoven (Brug N°10).
Vlak voor de Duitse inval in mei 1940 waren hoofdzakelijk 2 Eskadrons Wielrijders actief op het grondgebied van Balen en Olmen, die van de 9de en van de 6de Infanteriedivisie. Hieronder wordt dieper ingegaan op het ontstaan van die eenheden en hun aanwezigheid in onze regio.
Het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie
Het Eskadron Wielrijders (ofwel Eskadron Cyclisten) van de 9de Infanteriedivisie werd gemobiliseerd op 1 september 1939 en werd gevormd uit actieve officieren, reservisten en terug opgeroepenen van het 3de Regiment Lansiers. Door de reële oorlogsdreiging werd er speciaal een eenheid Cyclisten ontdubbeld van dat regiment en onder leiding van Kapitein-Commandant G.L.C. Dumont de Chassart geplaatst. De formatie van het nieuwe eskadron gebeurde in Hove nabij Antwerpen.
Het Eskadron bestond uit 3 pelotons van 4 gevechtseenheden en 1 peloton met 4 secties mitrailleurs. Het kader bestond uit 5 officieren. Daarnaast waren er 18 onderofficieren en 214 manschappen. Het materiaal dat aanvankelijk in Hove ter beschikking werd gesteld, bestond uit 179 karabijnen, 41 G.P.-pistolen en allerhande munitie voor die vuurwapens. Op het vlak van vervoermiddelen beschikte het eskadron over 5 automobielen, 1 aanhangwagen, 227 fietsen en 5 motorfietsen, waarvan 4 solovoertuigen en 1 motorfiets met ‘sidecar’.
Al op 10 september 1939, vlak nadat de eenheid was gevormd en uitgerust, kwamen de Cyclisten aan in Arendonk. Daar werden de troepen gekantonneerd, samen met infanteristen van het IIIde Bataljon van het 16de Linieregiment. Het Eskadron Wielrijders installeerde zich nabij het Verbindingskanaal.
In de daarop volgende maanden werden de verschillende pelotons van het eskadron uitgezonden naar o.a. Turnhout, Oostmalle en Oosthoven. Het 4de peloton (Mitrailleurs) kwam op 10 januari 1940 in Dessel terecht. Vanaf 17 januari 1940 werd het eskadron eveneens onder bevel van het 8ste Linieregiment geplaatst.
Op 27 februari 1940 werden alle eenheden van het Eskadron verenigd in het Kamp van Beverlo. Daar ondergingen de manschappen gedurende één maand een instructie- en manoeuvreperiode.
Vanaf 29 maart 1940 nam het Eskadron opnieuw stellingen in nabij Hulshout, uitgezonderd het 3de peloton dat zich in Tongerlo vestigde. Enkele dagen later, op 1 april, werden de Cyclisten ter beschikking gesteld van de 6de Infanteriedivisie. Het hoofdkwartier van die laatste divisie was gevestigd in Meerhout-Centrum. Van daaruit werd het commando gevoerd over een sector waar ook Balen en Olmen in lagen. Het kantonnement voor de troepen van het Eskadron Wielrijders lag eveneens in Meerhout. Hoewel het eskadron nog steeds tot de 9de Infanteriedivisie behoorde, kreeg de eenheid wel alle operationele instructies vanuit het Hoofdkwartier te Meerhout en eveneens via het Vooruitgeschoven Inlichtingencentrum te Herentals.
De Wielrijders namen vanaf die datum definitief stelling aan de kanaaloevers van het Verbindingskanaal Dessel-Kwaadmechelen. Op de vooravond van de Duitse inval kregen de Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie hun standplaats toegewezen in de Ondersector Balen-Kwaadmechelen en was de eenheid verantwoordelijk voor de verdediging van het zuidelijke deel van het Verbindingskanaal. Zij hadden als taak de kanaaloevers te bewaken alsook de steunpunten aan de vijf kanaalbruggen in de sector te verdedigen.
De verschillende bruggen in de sector van het Eskadron Wielrijders waren die van Balen-Hoolst (Brug N°6), Olmen-Dorp (Brug N°7), Olmen-Gervoort (Brug N°8) Kwaadmechelen-Gerhoeven (Brug N°9) en Kwaadmechelen-Veldhoven (Brug N°10).
Oorlogsdagboek van het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie
10 mei 1940
Omstreeks 01.30u werd het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie per telefoon gealarmeerd en ingelicht over de vijandelijke inval. Maar ook vanuit het Kamp van Beverlo werd bevelhebber Kapitein-Commandant Dumont de Chassart verwittigd dat de 11de Infanteriedivisie, die zich op dat moment nagenoeg volledig in het oefenkamp bevond voor een oefenperiode, door de sector van de wielrijders moest evacueren naar de K.W.-Stellingen daarvoor de Brug van Kwaadmechelen-Veldhoven (Brug N°10) wilde gebruiken. Die brug was een noodzaak voor de terugtocht van de hele 11de Infanteriedivisie en moest bijgevolg zeker gevrijwaard blijven van inname of vernietiging.
Onmiddellijk na het alarm werden alle troepen van het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie naar hun posities gestuurd. Langsheen de kanaaloevers van de gevechtssector werden diverse steunpunten ontplooid van het 1ste, 2de en 3de peloton. De mitrailleurs van het 4de peloton, onder leiding van Onderluitenant Eraly, versterkten de posities van de drie andere pelotons aan de bruggen.
Nabij het steunpunt van Brug N°6 (Balen-Hoolst) nam een gevechtsgroep van het 3de peloton de posities in. Ook een eenheid mitrailleurs werd daaraan toegevoegd en in luchtafweerstelling geplaatst. Aan Brug N°7 (Olmen-Dorp) en Brug N°8 (Olmen-Gervoort) bezetten de troepen het 2de peloton, onder leiding van Luitenant Snollaert, de gevechtsposten en aan Brug N°9 (Kwaadmechelen-Gerhoeven) de troepen van het 3de peloton onder leiding van Luitenant Van Steenkiste. Het 3de peloton werd eveneens bijgestaan door een sectie mitrailleurs. Nabij Brug N°10 (Kwaadmechelen-Veldhoven) werden ten slotte de troepen van het 1ste peloton, onder leiding van Luitenant Verbeet, geïnstalleerd. Een sectie mitrailleurs, onder leiding van Adjudant Papeians de Morckhoven, versterkte die laatste positie om de instandhouding van het evacuatiepunt te garanderen.
Tussen 04.00u en 04.30u meldden alle pelotons aan het hoofdkwartier dat zij klaar waren en alle posities hadden ingenomen. Omstreeks 04.35u werden nabij Brug N°6 in Balen-Hoolst de eerste geluiden van vliegtuigen waargenomen en gemeld door Luitenant Eraly, bevelhebber van het peloton mitrailleurs. Tot dan toe konden echter geen vliegtuigen worden gezien in het luchtruim.
Rond 04.50u werden effectief 12 Focke Wulf toestellen van de Duitse Luftwaffe gespot vlak bij het hoofdkwartier in Meerhout. Slechts 10 minuten later overvlogen ook verschillende toestellen, telkens in formaties van 25 vliegtuigen, de stellingen van het Eskadron Wielrijders nabij Brug N°10. Door die luchtdreigingen installeerden de mitrailleurssecties, die de steunpunten bij de bruggen versterkten, minimum één FM-machinegeweer op een luchtafweeraffuit om zo de vliegtuigen onder vuur te kunnen nemen.
Tegen 07.05u kreeg Luitenant Verbeet, vergezeld door 3 personen, de opdracht om verkenningen uit te voeren. Het bevel over het 1ste peloton werd overgedragen aan Adjudant Papeians de Morckhoven. De missie werd uitgevoerd per motorfiets en had tot doel het gebied tussen het Albertkanaal en de Nederlandse grens te verkennen. Nabij Sittart werd de sectie onderschept door Duitse parachutisten. Eén van de manschappen raakte daarbij ernstig gewond en moest om die reden worden achtergelaten. Luitenant Verbeet en de twee anderen wisten echter wel te ontkomen en keerden later die dag terug tot in het Kamp van Beverlo.
Al voor 08.00u arriveerden de eerste terugtrekkende troepen vanuit het Kamp van Beverlo bij Brug N°10. Het betrof manschappen van het 29ste Linieregiment, snel gevolgd door andere elementen van de 11de Infanteriedivisie.
Tegen 09.00u had ook het bagage-echelon van Kapitein-Commandant Dumont het bevel gekregen om het Albertkanaal over te steken en zich te vestigen in Veerle. De pelotonscommandanten van het Eskadron Wielrijders kregen vervolgens ook de toestemming om alle noodzakelijke middelen op te eisen voor het middagmaal. Daarnaast werd de opdracht gegeven om zoveel mogelijk achtergebleven levensmiddelen in het Kamp van Beverlo te recupereren en op te halen.
De volledige evacuatie van het Kamp van Beverlo en de toestroom van troepen duurde ongeveer tot 11.00u. Omstreeks 11.05u signaleerde Soldaat Denies, trompetter van het 1ste peloton, dat geen enkele persoon de brug nog mocht passeren.
Tussen 16.00u en 16.45u kregen de manschappen van het Eskadron Wielrijders uiteindelijk het bevel om de Brug van Kwaadmechelen-Veldhoven (de bewuste Brug N°10) te laten springen, alsook alle overgebleven binnenvaartschepen in de sector te vernietigen. De Belgische troepen wilden verhinderen dat de schepen door de Duitsers konden worden gebruikt als noodbruggen of pontons. Tussen 18.00u en 19.00 werden ook de andere kanaalbruggen in de Ondersector Balen-Kwaadmechelen opgeblazen. Daarnaast gingen de Belgische soldaten over tot de vernietiging van enkele bruggen over de rivieren.
Op het grondgebied van de gemeente Balen werden uiteindelijk de volgende bruggen opgeblazen:
“Aan de bres van den Scheiloop kregen een paar huizen der gemeente Kwaadmechelen het erg te verduren. Hier bleef haast geen dakpan meer over, deuren en vensters werden uit hun hengsels gerukt, terwijl betonbrokken meer dan tweehonderd meter ver in de velden en weiden verspreid werden.” (Uit: Oorlogsverwoestingen in de Oost-Zuiderkempen ‘40, 27-29.)
De lokale bevolking die rond de vernielingspunten woonden, werden volgens een evacuatieplan op de hoogte gesteld en indien nodig geëvacueerd. Daarvoor waren eerder al de nodige maatregelen genomen. De burgemeester van Balen zond op 29 augustus 1939 reeds een brief aan alle inwoners van Balen die in een straal van 200 tot 500 meter van de bruggen over de Vertakkingsvaart naar Hasselt woonden. Om alles in goede banen te leiden, in geval van nood, stelde het gemeentebestuur van Balen eveneens lijsten op van alle burgers die binnen de evacuatiegebieden woonden.
Maar ook in Olmen werden tijdens de mobilisatieperiode al enkele voorbereidingen getroffen. Op 18 maart 1940 werd de burgemeester van Olmen in naam van de bevelhebber van de Genie van het Cavalerie Korps, Majoor Lempereur, op de hoogte gesteld van de geplande vernielingen aan de bruggen nabij Hoolstmolen in geval van oorlog.
“Ik heb de eer U hierbij een toelichting toe te sturen, betreffende de veiligheidsmaatregelen door uw gemeentebestuur te treffen met het oog de veiligheid der burgerbevolking te verzekeren, bij het laten springen der vernielingen. Er worden schetsen der vernielingen liggende op het gebied van uw Gemeente, hierbij gevoegd.”
Voor de vernieling van de twee bruggen over de Grote Nete en de Asbeek werden twee bijhorende plannen opgesteld en toegestuurd aan het gemeentebestuur van Olmen op 18 maart 1940 en 3 mei 1940.
De onmiddellijke zone rondom de bruggen bestond uit een ontruimingsgebied (zone d’évacuation) en een veiligheidsgebied (zone de sécurité). Bij de Grote Nete was een ontruimingsgebied voorzien dat tot op 80 meter rondom de brug liep en een veiligheidszone tot 100 meter. Bij de Asbeek betrof het een ontruimingscirkel van 70 meter en veiligheidszone tot 140 meter van de brug. De burgers die in de eerste zone woonden, dienden hun huizen te verlaten.
Enkele vermeldingen van strategische barricades en vernielingen door het Belgische Leger
Tijdens de mobilisatie werden in Balen en Olmen een reeks versperringen aangelegd en strategische vernielingen voorbereid. Hieronder worden een aantal markante vermeldingen opgelijst van maatregelen die door het Belgische Leger werden uitgevoerd.
De genisten die in Balen en Olmen voorbereidingen troffen behoorden tot het 20ste Geniebataljon en werden aangevoerd door Kapitein-Commandant M. Siplet. Die eenheid was actief op de vooruitgeschoven positie tussen het Albertkanaal en het Verbindingskanaal Maas-Schelde. Het 20ste Geniebataljon bestond uit twee compagnieën en had als standplaats Hasselt. De 1ste Compagnie, onder bevel van Luitenant M. Roeland, had als hoofdkwartier Leopoldsburg en de 2de Compagnie, onder leiding van kapitein A. Bureau, had als hoofdkwartier Hasselt. Het waren vooral de troepen van de 1ste Compagnie die in Balen en Olmen actief waren.
Op 11 november 1939 bracht Kapitein-Commandant Siplet, de bevelhebber van het 20ste Geniebataljon, de Balense burgemeester op de hoogte over het feit ‘dat kortelings de Troepen der Genie afsluitingen in prikkeldraad zullen maken rond sommige stukken land en gedeelte bosch gelegen in […] Balen’. Hij vervolledigde het bericht met de volgende informatie. ‘Dezer afsluitingen zijn opmerkbaar door het feit dat den bovensten draad omringd is van een witten band’. En vroeg aan de burgemeester ‘de inwoners […] te verwittigen dat het betreden dezer afgesloten gronden doodsgevaarlijk is’.
Op het einde van diezelfde maand november 1939 meldde de bevelhebber van het 20ste Geniebataljon dat zijn troepen van de 1ste Compagnie in de gemeente Balen bezig waren ‘met overstromingen te bewerken, langs de hieronder genoemde waterlopen Moll-Nethe en Nethe’. Kapitein-Commandant Siplet vroeg de burgemeester van Balen om alle ‘inwoners te willen verwittigen opdat zij de groenten en gewassen die langs dezen waterloop groeien op tijd zouden kunnen wegnemen, ware het noodig. Tot verder bericht diende geen enkel woonhuis of ander gebouw verlaten te worden’.
Daarnaast maakte ook de Duitse bezetter een maand na de inval al een uitgebreide oplijsting van de toestand binnen de gemeente Balen. De Feldgendarmerie van Turnhout vaardigde op zaterdag 8 juni 1940 een bevel uit om enkele vernielingen te herstellen en de restanten van versperringen te verwijderen.
Ooggetuige Josephine Hinsch over de Belgische versperringen in Balen-Centrum
“Een beetje voorbij de kerk, daar aan ‘Mil Zweijets’ (Emiel Swerts) aan de huidige apotheker, daar hadden ze de weg gebarricadeerd. Bomen op de weg gezet, zodat er niemand meer door kon en daar zat dynamiet onder. Want ze zijn komen zien of onze va thuis was, maar ja die was niet thuis. Hij was al gaan vluchten. Dus hebben ze Jan Geenen van de Poeier naar Balen gestuurd om de dynamiet er uit te halen. Het zweet liep van zijne kop tegen dat hij klaar was!
De barricade lag op de rechte weg van Holland naar het kanaal. Want de grenswachters (grenswielrijders), die lagen aan de grens met Holland, zijn nog moeten terugkomen naar Leopoldsburg voor de barricade helemaal werd dichtgezet. Ik zie ze nog altijd rijden met hunne velo, met hun blauwe ‘pots’ op. Die hadden wel een kaki kostuum, maar een blauwe ‘pots’. Een barretje zoals ze zeggen. Dat zijn de laatste die we daar gezien hebben. De barricade hebben ze afgebroken als den Duits is aangekomen, om de militairen door te laten.”
Het dagboek van het Eskadron Cyclisten van de 9de Infanteriedivisie ging als volgt verder.
Tegen de avond van 10 mei 1940 heerste er enige paniek onder de Belgische soldaten. Er werden namelijk op verschillende plaatsen ‘Duitse parachutisten’ gesignaleerd. Om 17.25u werd een eerste patrouille uitgezonden naar het kruispunt te Meerhout-Zittaart om de parachutisten op te sporen. De effectieve aanwezigheid van die 'verbeelde en fictieve' vijandelijke troepen werd zelfs gerapporteerd. De aankomende gevechten brachten echter heel wat nervositeit teweeg.
Het Eskadron Wielrijders ging vervolgens de nacht in. De helft van de manschappen moest beurtelings de wacht houden, uitgezonderd bij het komen en gaan van de duisternis. Zowel bij zonsondergang als bij zonsopgang moesten alle manschappen, het hele effectief dus, voor korte tijd paraat blijven.
In Olmen, zo'n 200 meter ten oosten van de kerk, werd een wachtpost geïnstalleerd. Die vooruitgeschoven post stond onder leiding van Onderluitenant Bertrand. De wachttroepen patrouilleerden aan de vijandelijke zijde van het kanaal. De patrouille werd die nacht ook gezien op zo'n 100 meter van Brug N°8 (Olmen-Gervoort) en gerapporteerd door de troepen van het steunpunt aan de brug.
11 mei 1940
De nacht van 10 op 11 mei 1940 verliep zeer rustig in de sector van het Eskadron Wielrijders. Vanuit Balen meldde Luitenant Vansteenkiste omstreeks 09.00u dat alles er zeer rustig bij lag:
"Pas d'ennemis à Baelen. Rien à signaler à Bourg-Léopold depuisle bombardement d'hier. Les Allemands passés à Maastricht seraient à Tongres. Les cholands des pont 5 et 6 sont été coulés. Beaucoup de circulation sur les rives du canal; surtout des jeunes gens de 16 ans appelés à former les CRAB (Centre de Recrutement de l'Armée Belge). Les vivres sont arrivés."
“Geen vijand te bespeuren in Balen. Niets te melden vanuit Leopoldsburg sinds het bombardement van gisteren. De Duitsers die vanuit Maastricht optrekken, waren in Tongeren gearriveerd. De binnenschepen bij brug 5 en brug 6 werden tot zinken gebracht. Veel verplaatsingen aan de oevers van het kanaal; vooral jongemannen van 16 jaar die werden opgeroepen om de CRAB te vormen. De eerste levensmiddelen zijn gearriveerd.”
De toestroom van vluchtelingen kwam echter snel op gang. Via een vlot trachtten burgers en opgeroepenen voor de werfreserves van het Belgische Leger (de zogenaamde CRAB’ers) toch het kanaal over te steken. Tussen Brug N°5 (Balen-Vaartstraat) en Brug N°6 (Balen-Hoolst) werden die dag de laatste resterende binnenschepen tot zinken gebracht. In totaal werden er in Balen 7 schepen, geladen met steenkool, vernield.
Rond 10.20u stuurde Commandant Dumont een voertuig naar Leopoldsburg. Chauffeur Sergeant Cornelis kreeg als taak te gaan zoeken naar Luitenant Verbeet, die tot dan nog niet was teruggekeerd van zijn verkenningstocht naar Nederland. In het Kamp van Beverlo werd Luitenant Verbeet aangetroffen, die wist te vertellen dat de Duitsers reeds in Bocholt, Bree en Lommel waren gesignaleerd. Na verkenning in de richting van die Limburgse dorpen, keerde Sergeant Cornelis terug naar het eskadron. Omstreeks 15.20u signaleerde Luitenant Verbeet, die tot dan nog steeds in Leopoldsburg was, dat er ook al Duitse troepen in Hechtel waren aangekomen. Tegen 18.30u werd Sergeant Cornelis opnieuw naar Leopoldsburg gezonden om een stand van zaken op te maken van de Duitse opmars. De Sergeant keerde later die avond terug naar het eskadron om verslag uit brengen, samen met Luitenant Verbeet.
Tot 19.00u bleef de situatie erg rustig. Omdat er toch een bombardement op Meerhout werd gevreesd, liet Commandant Dumont het hoofdkwartier verhuizen naar Veerle. Ook de heilige relikwieën uit de kerk van Meerhout en alle noodzakelijke levensmiddelen uit de kruidenierszaken van Meerhout werden in die richting getransporteerd.
Rond 20.30u passeerden ook al de eerste wagens van de 18de Infanteriedivisie door Meerhout. De troepen van die vervoerscolonne bevestigden dat de troepen van de 18de Infanteriedivisie langsheen het Verbindingskanaal Maas-Schelde (Sector Sint-Lenaerts - De Maat Mol) contact hadden gemaakt met Duitse troepen en samen met eenheden van het Franse 7de Leger de oevers van het kanaal verdedigden. In de vooravond van 11 mei 1940 ontstonden in de meest noordelijke sector van het Verbindingskanaal al zeer ernstige gevechten.
12 mei 1940
Tijdens de eerste uren van 12 mei 1940 bereikten de eerste verkenningstroepen van het 1ste Regiment Karabiniers het hoofdkwartier van het Eskadron Wielrijders in Meerhout. Kapitein-Commandant Dumont vatte vervolgens de verbranding van alle geheime documenten aan en maakte zich in allerijl klaar voor evacuatie.
Omdat de oorlogsdreiging zeer dichtbij kwam, besloot Kapitein-Commandant Dumont, in samenspraak met Commandant De Page van het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie (gelegen in de Sector Eindhout - Beringen), om in de ochtend van 12 mei 1940 alle troepen te laten klaar maken voor de terugtocht. Omstreeks 01.00u werden alle manschappen reeds in staat van alarm gebracht.
Rond 02.35u kreeg de Kapitein-Commandant het bevel om de telefooncentrale van Meerhout te vernielen. De telefooninstallaties werden voorzien van springladingen en tegen 02.50u vakkundig buiten werking gesteld.
Alle pelotons van het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie ontvingen tegen 02.40u het bevel om zich te verzamelen en zich klaar te maken voor de aftocht. Tegen 03.25u lieten de Rijkswachters van Meerhout weten dat het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie zich terugtrok.
Omstreeks 03.30u trok de tactische wachtpost in Genendijk zich terug en een klein half uur later, rond 03.55u, werd de kerktoren van Meerhout in brand gestoken door Wachtmeester Gaillard. De Belgische troepen wilden via die brandstichting beletten dat de toren als observatiepost zou worden gebruikt door de Duitsers. Ook andere tactische vernielingen, die reeds waren voorbereid, werden uitgevoerd. Tegen 04.08u arriveerde een ploeg van het 2de peloton van de wielrijders nabij de Molen van Meerhout. Ook dat bouwwerk werd om strategische redenen tot ontploffing gebracht.
Om 04.30u trokken twee gevechtseenheden van het 3de peloton zich terug onder leiding van Adjudant Vandenbogaerde. Het duurde uiteindelijk tot 06.45u vooraleer de laatste elementen van het Eskadron Wielrijders over de Brug van Eindhout passeerden. De troepen kregen als marsrichting Klein-Vorst toegewezen.
Rond 10.40u installeerde Kapitein-Commandant Dumont zich aanvankelijk in het voormalige hoofdkwartier van het 9de Linieregiment te Klein-Vorst. Omdat de telefoonlijnen reeds werden doorgesneden bij de terugtocht van het 9de Linieregiment, verkoos de Commandant een woning gelegen op tweehonderd meter ten zuiden van de kerk. Bij gebrek aan telefoon, gebruikte Commandant Dumont een reisduif om de divisiestaf te bereiken en zo verslag uit te brengen van de terugtocht. De manschappen van het Eskadron Wielrijders werden vervolgens opgesteld aan de kanaaloevers tussen Bunker HK23 en de brug op de Gestelsesteenweg, ten noorden van Genendijk.
Tegen het middaguur werd snel duidelijk dat het menens was en brak er hevige ontroering uit onder de manschappen, in het bijzonder bij het 3de peloton. De manschappen van de nabijgelegen 6de Infanteriedivisie hadden immers vroegtijdig alle posten aan het kanaal verlaten en de troepen van het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie vreesden een plotse overrompeling. Ook enkele manschappen van het 3de peloton vluchtten naar Klein-Vorst, waar de Commandant hen kon tegenhouden.
Om 14.45u kwam Luitenant Van Steenkiste het hoofdkwartier binnengelopen en meldde dat de Duitsers daar waren. Hij werd onmiddellijk terug naar zijn post gezonden door Commandant Dumont. Onderluitenant Eraly bevestigde die informatie aan de Commandant.
Omstreeks 15.30u arriveerde in het hoofdkwartier van Dumont een officier van het Groot Hoofdkwartier, Majoor Defraiteur. Die laatste was uitgezonden om de situatie in de sector van de 6de Infanteriedivisie onder controle te krijgen en aldaar orde op zaken te stellen, nadat de divisie voortijdig was teruggetrokken.
Kapitein-Commandant Dumont kreeg het bevel de kanaaloevers te blijven verdedigen en met een detachement het sluizencomplex van Kwaadmechelen in te nemen. Om 15.50u verzamelde de Commandant alle manschappen, die in Klein-Vorst aanwezig waren. Vervolgens reed het detachement omstreeks 16.15u, per fiets en onder leiding van Dumont zelf naar de stellingen aan het Albertkanaal. De groep passeerde langs de posities van het 1ste peloton, dat nog steeds in linie lag, en vervolgens langs de stellingen van het 2de peloton en dan via de dienstweg naar de sluis.
Om 17.45 werden de manschappen geïnstalleerd nabij het sluizencomplex van Kwaadmechelen. Langsheen het hele traject over de oevers van het kanaal, viel niets te signaleren. Wel werden er opvallend veel uitrustingsstukken van de militairen van het 1ste Regiment Karabiniers aangetroffen. Kapitein-Commandant Dumont vond o.a. gasmaskers en ook 3 karabijnen. Hij noteerde de serienummers en wilde de eigenaars van de wapens rapporteren. Als voorzorgsmaatregel liet hij eveneens, rond 18.10u, 2 mitrailleurs van het peloton van Onderluitenant Eraly installeren nabij het sluizencomplex.
Tegen 19.00u leidde Commandant Dumont zelf een verkenningseenheid in de richting van de kanaalbrug bij Kwaadmechelen. Tijdens die opdracht stootte zij op een dertigtal Duitse soldaten en er ontstond onmiddellijk een hevig vuurgevecht. De Duitsers bezetten de brug en boden felle weerstand.
Een half uur later werden 5 of 6 Duitse soldaten gesignaleerd op de ruïnes van de brug over het Albertkanaal, ten zuiden van Brug N°10 over het Verbindingskanaal. Eén van de Duitsers, mogelijk een Feldgendarm, wenkte naar de Belgische soldaten om dichter bij te komen. De Kapitein-Commandant en de vier manschappen van de verkenningseenheid beantwoordden de oproep met geweervuur en dreven de Duitse sectie terug tot aan de brug.
Rond 20.00u arriveerden de eerste versterkingen van het 2de Regiment Gidsen, die de opdracht kregen om de oude posities van de 6de Infanteriedivisie aan het Albertkanaal te bezetten en ook de Brug van Kwaadmechelen te heroveren. De Gidsen ontplooiden zich op de rechterflank van het Eskadron Wielrijders.
Voor de nacht installeerde Kapitein-Commandant Dumont een commandopost nabij de stellingen van het 2de peloton, vlakbij het kanaal.
13 mei 1940
Wanneer Kapitein-Commandant Dumont in de vroege ochtend van 13 mei 1940 de posten inspecteerde, merkte hij dat de bevelhebber van het 3de peloton, Luitenant Van Steenkiste, de nacht niet had doorgebracht aan het sluizencomplex te Kwaadmechelen zoals hem was opgedragen en samen met zijn manschappen was verdwenen. De wacht werd echter wel gegarandeerd door Brigadier De Rop en vijf manschappen van het stafpeloton. Verder bleek er geen nieuws te melden.
De Commandant van het Eskadron Wielrijders rondde zijn inspectietocht af tegen 09.15u en ontmoette vervolgens Commandant Losseau, de aanvoerder van de 2de Compagnie Fuseliers van het 1ste Regiment Karabiniers. In de nacht van 12 op 13 mei 1940 waren de troepen van het 1ste Regiment Karabiniers namelijk naar de stellingen bij het Albertkanaal gestuurd. Het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie kwam vanaf 13 mei 1940 onder tactisch bevel van die eenheid en haar aanvoerder, kolonel SBH Oor, te staan. Omstreeks 15.00u begaf Kapitein-Commandant Dumont zich een eerste maal naar het hoofdkwartier van Kolonel Oor in Vorst, waarna er regelmatig overleg plaatsvond tussen de officieren.
Omstreeks 15.10 raakte Onderluitenant Eraly ernstig gewond aan het hoofd door een schrapnel. Hij werd afgevoerd voor verdere verzorging.
Tussen 16.30u en 17.00u brak er enorme paniek uit onder de gelederen van de Karabiniers in de eerste linies. Zij verlieten massaal hun posten en vluchtten weg naar Vorst. Kapitein-Commandant Dumont merkte de vlucht op en meldde dat onmiddellijk op het hoofdkwartier van Kolonel Oor. Tegen 17.00u keerde Dumont terug naar Klein-Vorst, waar hij een kort overleg had met Kolonel De Boeck, de Commandant van het 2de Regiment Gidsen. Die laatste vroeg om de stellingen van de Gidsen mee te versterken en alle pelotons van het Eskadron Wielrijders op te stellen rondom Klein-Vorst. Het 1ste peloton (Adjudant Papeians) ontplooide zich op 400 meter ten noordoosten van de kerk van Klein-Vorst op de baan naar Leopoldsburg. Het 2de peloton (Luitenant Snollaerts) werd gevraagd zich op te stellen ten zuidoosten van de kerk op de baan naar Tessenderlo. Het 3de peloton (Luitenant Van Steenkiste) installeerde zich samen met de restanten van het stafpeloton in de velden nabij de commandopost in het dorpscentrum en bewaakte het wagenpark.
Rond 18.00u werden de toegangswegen naar de commandopost versperd. De Gidsen verdedigden de regio rondom en ook het peloton mitrailleurs van de wielrijders bleef op post nabij het kanaal. De Gidsen kregen het zeer zwaar te verduren, maar slaagden er toch in om een groep van 11 Duitse militairen gevangen te nemen.
Die dag werd eveneens het bevel gegeven om terug te trekken in de richting van de K.W.-Linie. Het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie werd verantwoordelijk gesteld om de terugtocht van de Karabiniers en Gidsen te dekken en samen met het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie en het Eskadron Motorwielrijders van het 2de Regiment Gidsen de achterhoede te vormen van de terugtrekkende troepen.
14-28 mei 1940
In de nacht van 13 op 14 mei werd onze regio verlaten en trokken de Cyclisten door naar de K.W.-Stelling. Op 16 mei trokken ze verder naar de Bovenschelde en vervolgens, op 25 mei, werden ze verder gestuurd naar het Kanaal Roeselare-Leie. Op 27 mei lagen de troepen gekantonneerd bij Ruddervoorde en Oostkamp. Een dag later legden zij daar de wapens neer.
10 mei 1940
Omstreeks 01.30u werd het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie per telefoon gealarmeerd en ingelicht over de vijandelijke inval. Maar ook vanuit het Kamp van Beverlo werd bevelhebber Kapitein-Commandant Dumont de Chassart verwittigd dat de 11de Infanteriedivisie, die zich op dat moment nagenoeg volledig in het oefenkamp bevond voor een oefenperiode, door de sector van de wielrijders moest evacueren naar de K.W.-Stellingen daarvoor de Brug van Kwaadmechelen-Veldhoven (Brug N°10) wilde gebruiken. Die brug was een noodzaak voor de terugtocht van de hele 11de Infanteriedivisie en moest bijgevolg zeker gevrijwaard blijven van inname of vernietiging.
Onmiddellijk na het alarm werden alle troepen van het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie naar hun posities gestuurd. Langsheen de kanaaloevers van de gevechtssector werden diverse steunpunten ontplooid van het 1ste, 2de en 3de peloton. De mitrailleurs van het 4de peloton, onder leiding van Onderluitenant Eraly, versterkten de posities van de drie andere pelotons aan de bruggen.
Nabij het steunpunt van Brug N°6 (Balen-Hoolst) nam een gevechtsgroep van het 3de peloton de posities in. Ook een eenheid mitrailleurs werd daaraan toegevoegd en in luchtafweerstelling geplaatst. Aan Brug N°7 (Olmen-Dorp) en Brug N°8 (Olmen-Gervoort) bezetten de troepen het 2de peloton, onder leiding van Luitenant Snollaert, de gevechtsposten en aan Brug N°9 (Kwaadmechelen-Gerhoeven) de troepen van het 3de peloton onder leiding van Luitenant Van Steenkiste. Het 3de peloton werd eveneens bijgestaan door een sectie mitrailleurs. Nabij Brug N°10 (Kwaadmechelen-Veldhoven) werden ten slotte de troepen van het 1ste peloton, onder leiding van Luitenant Verbeet, geïnstalleerd. Een sectie mitrailleurs, onder leiding van Adjudant Papeians de Morckhoven, versterkte die laatste positie om de instandhouding van het evacuatiepunt te garanderen.
Tussen 04.00u en 04.30u meldden alle pelotons aan het hoofdkwartier dat zij klaar waren en alle posities hadden ingenomen. Omstreeks 04.35u werden nabij Brug N°6 in Balen-Hoolst de eerste geluiden van vliegtuigen waargenomen en gemeld door Luitenant Eraly, bevelhebber van het peloton mitrailleurs. Tot dan toe konden echter geen vliegtuigen worden gezien in het luchtruim.
Rond 04.50u werden effectief 12 Focke Wulf toestellen van de Duitse Luftwaffe gespot vlak bij het hoofdkwartier in Meerhout. Slechts 10 minuten later overvlogen ook verschillende toestellen, telkens in formaties van 25 vliegtuigen, de stellingen van het Eskadron Wielrijders nabij Brug N°10. Door die luchtdreigingen installeerden de mitrailleurssecties, die de steunpunten bij de bruggen versterkten, minimum één FM-machinegeweer op een luchtafweeraffuit om zo de vliegtuigen onder vuur te kunnen nemen.
Tegen 07.05u kreeg Luitenant Verbeet, vergezeld door 3 personen, de opdracht om verkenningen uit te voeren. Het bevel over het 1ste peloton werd overgedragen aan Adjudant Papeians de Morckhoven. De missie werd uitgevoerd per motorfiets en had tot doel het gebied tussen het Albertkanaal en de Nederlandse grens te verkennen. Nabij Sittart werd de sectie onderschept door Duitse parachutisten. Eén van de manschappen raakte daarbij ernstig gewond en moest om die reden worden achtergelaten. Luitenant Verbeet en de twee anderen wisten echter wel te ontkomen en keerden later die dag terug tot in het Kamp van Beverlo.
Al voor 08.00u arriveerden de eerste terugtrekkende troepen vanuit het Kamp van Beverlo bij Brug N°10. Het betrof manschappen van het 29ste Linieregiment, snel gevolgd door andere elementen van de 11de Infanteriedivisie.
Tegen 09.00u had ook het bagage-echelon van Kapitein-Commandant Dumont het bevel gekregen om het Albertkanaal over te steken en zich te vestigen in Veerle. De pelotonscommandanten van het Eskadron Wielrijders kregen vervolgens ook de toestemming om alle noodzakelijke middelen op te eisen voor het middagmaal. Daarnaast werd de opdracht gegeven om zoveel mogelijk achtergebleven levensmiddelen in het Kamp van Beverlo te recupereren en op te halen.
De volledige evacuatie van het Kamp van Beverlo en de toestroom van troepen duurde ongeveer tot 11.00u. Omstreeks 11.05u signaleerde Soldaat Denies, trompetter van het 1ste peloton, dat geen enkele persoon de brug nog mocht passeren.
Tussen 16.00u en 16.45u kregen de manschappen van het Eskadron Wielrijders uiteindelijk het bevel om de Brug van Kwaadmechelen-Veldhoven (de bewuste Brug N°10) te laten springen, alsook alle overgebleven binnenvaartschepen in de sector te vernietigen. De Belgische troepen wilden verhinderen dat de schepen door de Duitsers konden worden gebruikt als noodbruggen of pontons. Tussen 18.00u en 19.00 werden ook de andere kanaalbruggen in de Ondersector Balen-Kwaadmechelen opgeblazen. Daarnaast gingen de Belgische soldaten over tot de vernietiging van enkele bruggen over de rivieren.
Op het grondgebied van de gemeente Balen werden uiteindelijk de volgende bruggen opgeblazen:
- De kanaalbrug van de spoorlijn Mol-Balen-Leopoldsburg (Mol-Hasselt);
- De kanaalbrug van de Steenweg Mol-Balen (Brug N°5);
- De brug over de Molse Nete in Rijsberg op de Steenweg Balen-Postel;
- De brug over de Hoofdgracht in Schoor op de Steenweg Balen-Leopoldsburg;
- De kanaalbrug over de Vertakkingsvaart in Hoolst (Brug N°6).
“Aan de bres van den Scheiloop kregen een paar huizen der gemeente Kwaadmechelen het erg te verduren. Hier bleef haast geen dakpan meer over, deuren en vensters werden uit hun hengsels gerukt, terwijl betonbrokken meer dan tweehonderd meter ver in de velden en weiden verspreid werden.” (Uit: Oorlogsverwoestingen in de Oost-Zuiderkempen ‘40, 27-29.)
De lokale bevolking die rond de vernielingspunten woonden, werden volgens een evacuatieplan op de hoogte gesteld en indien nodig geëvacueerd. Daarvoor waren eerder al de nodige maatregelen genomen. De burgemeester van Balen zond op 29 augustus 1939 reeds een brief aan alle inwoners van Balen die in een straal van 200 tot 500 meter van de bruggen over de Vertakkingsvaart naar Hasselt woonden. Om alles in goede banen te leiden, in geval van nood, stelde het gemeentebestuur van Balen eveneens lijsten op van alle burgers die binnen de evacuatiegebieden woonden.
Maar ook in Olmen werden tijdens de mobilisatieperiode al enkele voorbereidingen getroffen. Op 18 maart 1940 werd de burgemeester van Olmen in naam van de bevelhebber van de Genie van het Cavalerie Korps, Majoor Lempereur, op de hoogte gesteld van de geplande vernielingen aan de bruggen nabij Hoolstmolen in geval van oorlog.
“Ik heb de eer U hierbij een toelichting toe te sturen, betreffende de veiligheidsmaatregelen door uw gemeentebestuur te treffen met het oog de veiligheid der burgerbevolking te verzekeren, bij het laten springen der vernielingen. Er worden schetsen der vernielingen liggende op het gebied van uw Gemeente, hierbij gevoegd.”
Voor de vernieling van de twee bruggen over de Grote Nete en de Asbeek werden twee bijhorende plannen opgesteld en toegestuurd aan het gemeentebestuur van Olmen op 18 maart 1940 en 3 mei 1940.
De onmiddellijke zone rondom de bruggen bestond uit een ontruimingsgebied (zone d’évacuation) en een veiligheidsgebied (zone de sécurité). Bij de Grote Nete was een ontruimingsgebied voorzien dat tot op 80 meter rondom de brug liep en een veiligheidszone tot 100 meter. Bij de Asbeek betrof het een ontruimingscirkel van 70 meter en veiligheidszone tot 140 meter van de brug. De burgers die in de eerste zone woonden, dienden hun huizen te verlaten.
Enkele vermeldingen van strategische barricades en vernielingen door het Belgische Leger
Tijdens de mobilisatie werden in Balen en Olmen een reeks versperringen aangelegd en strategische vernielingen voorbereid. Hieronder worden een aantal markante vermeldingen opgelijst van maatregelen die door het Belgische Leger werden uitgevoerd.
De genisten die in Balen en Olmen voorbereidingen troffen behoorden tot het 20ste Geniebataljon en werden aangevoerd door Kapitein-Commandant M. Siplet. Die eenheid was actief op de vooruitgeschoven positie tussen het Albertkanaal en het Verbindingskanaal Maas-Schelde. Het 20ste Geniebataljon bestond uit twee compagnieën en had als standplaats Hasselt. De 1ste Compagnie, onder bevel van Luitenant M. Roeland, had als hoofdkwartier Leopoldsburg en de 2de Compagnie, onder leiding van kapitein A. Bureau, had als hoofdkwartier Hasselt. Het waren vooral de troepen van de 1ste Compagnie die in Balen en Olmen actief waren.
Op 11 november 1939 bracht Kapitein-Commandant Siplet, de bevelhebber van het 20ste Geniebataljon, de Balense burgemeester op de hoogte over het feit ‘dat kortelings de Troepen der Genie afsluitingen in prikkeldraad zullen maken rond sommige stukken land en gedeelte bosch gelegen in […] Balen’. Hij vervolledigde het bericht met de volgende informatie. ‘Dezer afsluitingen zijn opmerkbaar door het feit dat den bovensten draad omringd is van een witten band’. En vroeg aan de burgemeester ‘de inwoners […] te verwittigen dat het betreden dezer afgesloten gronden doodsgevaarlijk is’.
Op het einde van diezelfde maand november 1939 meldde de bevelhebber van het 20ste Geniebataljon dat zijn troepen van de 1ste Compagnie in de gemeente Balen bezig waren ‘met overstromingen te bewerken, langs de hieronder genoemde waterlopen Moll-Nethe en Nethe’. Kapitein-Commandant Siplet vroeg de burgemeester van Balen om alle ‘inwoners te willen verwittigen opdat zij de groenten en gewassen die langs dezen waterloop groeien op tijd zouden kunnen wegnemen, ware het noodig. Tot verder bericht diende geen enkel woonhuis of ander gebouw verlaten te worden’.
Daarnaast maakte ook de Duitse bezetter een maand na de inval al een uitgebreide oplijsting van de toestand binnen de gemeente Balen. De Feldgendarmerie van Turnhout vaardigde op zaterdag 8 juni 1940 een bevel uit om enkele vernielingen te herstellen en de restanten van versperringen te verwijderen.
Ooggetuige Josephine Hinsch over de Belgische versperringen in Balen-Centrum
“Een beetje voorbij de kerk, daar aan ‘Mil Zweijets’ (Emiel Swerts) aan de huidige apotheker, daar hadden ze de weg gebarricadeerd. Bomen op de weg gezet, zodat er niemand meer door kon en daar zat dynamiet onder. Want ze zijn komen zien of onze va thuis was, maar ja die was niet thuis. Hij was al gaan vluchten. Dus hebben ze Jan Geenen van de Poeier naar Balen gestuurd om de dynamiet er uit te halen. Het zweet liep van zijne kop tegen dat hij klaar was!
De barricade lag op de rechte weg van Holland naar het kanaal. Want de grenswachters (grenswielrijders), die lagen aan de grens met Holland, zijn nog moeten terugkomen naar Leopoldsburg voor de barricade helemaal werd dichtgezet. Ik zie ze nog altijd rijden met hunne velo, met hun blauwe ‘pots’ op. Die hadden wel een kaki kostuum, maar een blauwe ‘pots’. Een barretje zoals ze zeggen. Dat zijn de laatste die we daar gezien hebben. De barricade hebben ze afgebroken als den Duits is aangekomen, om de militairen door te laten.”
Het dagboek van het Eskadron Cyclisten van de 9de Infanteriedivisie ging als volgt verder.
Tegen de avond van 10 mei 1940 heerste er enige paniek onder de Belgische soldaten. Er werden namelijk op verschillende plaatsen ‘Duitse parachutisten’ gesignaleerd. Om 17.25u werd een eerste patrouille uitgezonden naar het kruispunt te Meerhout-Zittaart om de parachutisten op te sporen. De effectieve aanwezigheid van die 'verbeelde en fictieve' vijandelijke troepen werd zelfs gerapporteerd. De aankomende gevechten brachten echter heel wat nervositeit teweeg.
Het Eskadron Wielrijders ging vervolgens de nacht in. De helft van de manschappen moest beurtelings de wacht houden, uitgezonderd bij het komen en gaan van de duisternis. Zowel bij zonsondergang als bij zonsopgang moesten alle manschappen, het hele effectief dus, voor korte tijd paraat blijven.
In Olmen, zo'n 200 meter ten oosten van de kerk, werd een wachtpost geïnstalleerd. Die vooruitgeschoven post stond onder leiding van Onderluitenant Bertrand. De wachttroepen patrouilleerden aan de vijandelijke zijde van het kanaal. De patrouille werd die nacht ook gezien op zo'n 100 meter van Brug N°8 (Olmen-Gervoort) en gerapporteerd door de troepen van het steunpunt aan de brug.
11 mei 1940
De nacht van 10 op 11 mei 1940 verliep zeer rustig in de sector van het Eskadron Wielrijders. Vanuit Balen meldde Luitenant Vansteenkiste omstreeks 09.00u dat alles er zeer rustig bij lag:
"Pas d'ennemis à Baelen. Rien à signaler à Bourg-Léopold depuisle bombardement d'hier. Les Allemands passés à Maastricht seraient à Tongres. Les cholands des pont 5 et 6 sont été coulés. Beaucoup de circulation sur les rives du canal; surtout des jeunes gens de 16 ans appelés à former les CRAB (Centre de Recrutement de l'Armée Belge). Les vivres sont arrivés."
“Geen vijand te bespeuren in Balen. Niets te melden vanuit Leopoldsburg sinds het bombardement van gisteren. De Duitsers die vanuit Maastricht optrekken, waren in Tongeren gearriveerd. De binnenschepen bij brug 5 en brug 6 werden tot zinken gebracht. Veel verplaatsingen aan de oevers van het kanaal; vooral jongemannen van 16 jaar die werden opgeroepen om de CRAB te vormen. De eerste levensmiddelen zijn gearriveerd.”
De toestroom van vluchtelingen kwam echter snel op gang. Via een vlot trachtten burgers en opgeroepenen voor de werfreserves van het Belgische Leger (de zogenaamde CRAB’ers) toch het kanaal over te steken. Tussen Brug N°5 (Balen-Vaartstraat) en Brug N°6 (Balen-Hoolst) werden die dag de laatste resterende binnenschepen tot zinken gebracht. In totaal werden er in Balen 7 schepen, geladen met steenkool, vernield.
Rond 10.20u stuurde Commandant Dumont een voertuig naar Leopoldsburg. Chauffeur Sergeant Cornelis kreeg als taak te gaan zoeken naar Luitenant Verbeet, die tot dan nog niet was teruggekeerd van zijn verkenningstocht naar Nederland. In het Kamp van Beverlo werd Luitenant Verbeet aangetroffen, die wist te vertellen dat de Duitsers reeds in Bocholt, Bree en Lommel waren gesignaleerd. Na verkenning in de richting van die Limburgse dorpen, keerde Sergeant Cornelis terug naar het eskadron. Omstreeks 15.20u signaleerde Luitenant Verbeet, die tot dan nog steeds in Leopoldsburg was, dat er ook al Duitse troepen in Hechtel waren aangekomen. Tegen 18.30u werd Sergeant Cornelis opnieuw naar Leopoldsburg gezonden om een stand van zaken op te maken van de Duitse opmars. De Sergeant keerde later die avond terug naar het eskadron om verslag uit brengen, samen met Luitenant Verbeet.
Tot 19.00u bleef de situatie erg rustig. Omdat er toch een bombardement op Meerhout werd gevreesd, liet Commandant Dumont het hoofdkwartier verhuizen naar Veerle. Ook de heilige relikwieën uit de kerk van Meerhout en alle noodzakelijke levensmiddelen uit de kruidenierszaken van Meerhout werden in die richting getransporteerd.
Rond 20.30u passeerden ook al de eerste wagens van de 18de Infanteriedivisie door Meerhout. De troepen van die vervoerscolonne bevestigden dat de troepen van de 18de Infanteriedivisie langsheen het Verbindingskanaal Maas-Schelde (Sector Sint-Lenaerts - De Maat Mol) contact hadden gemaakt met Duitse troepen en samen met eenheden van het Franse 7de Leger de oevers van het kanaal verdedigden. In de vooravond van 11 mei 1940 ontstonden in de meest noordelijke sector van het Verbindingskanaal al zeer ernstige gevechten.
12 mei 1940
Tijdens de eerste uren van 12 mei 1940 bereikten de eerste verkenningstroepen van het 1ste Regiment Karabiniers het hoofdkwartier van het Eskadron Wielrijders in Meerhout. Kapitein-Commandant Dumont vatte vervolgens de verbranding van alle geheime documenten aan en maakte zich in allerijl klaar voor evacuatie.
Omdat de oorlogsdreiging zeer dichtbij kwam, besloot Kapitein-Commandant Dumont, in samenspraak met Commandant De Page van het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie (gelegen in de Sector Eindhout - Beringen), om in de ochtend van 12 mei 1940 alle troepen te laten klaar maken voor de terugtocht. Omstreeks 01.00u werden alle manschappen reeds in staat van alarm gebracht.
Rond 02.35u kreeg de Kapitein-Commandant het bevel om de telefooncentrale van Meerhout te vernielen. De telefooninstallaties werden voorzien van springladingen en tegen 02.50u vakkundig buiten werking gesteld.
Alle pelotons van het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie ontvingen tegen 02.40u het bevel om zich te verzamelen en zich klaar te maken voor de aftocht. Tegen 03.25u lieten de Rijkswachters van Meerhout weten dat het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie zich terugtrok.
Omstreeks 03.30u trok de tactische wachtpost in Genendijk zich terug en een klein half uur later, rond 03.55u, werd de kerktoren van Meerhout in brand gestoken door Wachtmeester Gaillard. De Belgische troepen wilden via die brandstichting beletten dat de toren als observatiepost zou worden gebruikt door de Duitsers. Ook andere tactische vernielingen, die reeds waren voorbereid, werden uitgevoerd. Tegen 04.08u arriveerde een ploeg van het 2de peloton van de wielrijders nabij de Molen van Meerhout. Ook dat bouwwerk werd om strategische redenen tot ontploffing gebracht.
Om 04.30u trokken twee gevechtseenheden van het 3de peloton zich terug onder leiding van Adjudant Vandenbogaerde. Het duurde uiteindelijk tot 06.45u vooraleer de laatste elementen van het Eskadron Wielrijders over de Brug van Eindhout passeerden. De troepen kregen als marsrichting Klein-Vorst toegewezen.
Rond 10.40u installeerde Kapitein-Commandant Dumont zich aanvankelijk in het voormalige hoofdkwartier van het 9de Linieregiment te Klein-Vorst. Omdat de telefoonlijnen reeds werden doorgesneden bij de terugtocht van het 9de Linieregiment, verkoos de Commandant een woning gelegen op tweehonderd meter ten zuiden van de kerk. Bij gebrek aan telefoon, gebruikte Commandant Dumont een reisduif om de divisiestaf te bereiken en zo verslag uit te brengen van de terugtocht. De manschappen van het Eskadron Wielrijders werden vervolgens opgesteld aan de kanaaloevers tussen Bunker HK23 en de brug op de Gestelsesteenweg, ten noorden van Genendijk.
Tegen het middaguur werd snel duidelijk dat het menens was en brak er hevige ontroering uit onder de manschappen, in het bijzonder bij het 3de peloton. De manschappen van de nabijgelegen 6de Infanteriedivisie hadden immers vroegtijdig alle posten aan het kanaal verlaten en de troepen van het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie vreesden een plotse overrompeling. Ook enkele manschappen van het 3de peloton vluchtten naar Klein-Vorst, waar de Commandant hen kon tegenhouden.
Om 14.45u kwam Luitenant Van Steenkiste het hoofdkwartier binnengelopen en meldde dat de Duitsers daar waren. Hij werd onmiddellijk terug naar zijn post gezonden door Commandant Dumont. Onderluitenant Eraly bevestigde die informatie aan de Commandant.
Omstreeks 15.30u arriveerde in het hoofdkwartier van Dumont een officier van het Groot Hoofdkwartier, Majoor Defraiteur. Die laatste was uitgezonden om de situatie in de sector van de 6de Infanteriedivisie onder controle te krijgen en aldaar orde op zaken te stellen, nadat de divisie voortijdig was teruggetrokken.
Kapitein-Commandant Dumont kreeg het bevel de kanaaloevers te blijven verdedigen en met een detachement het sluizencomplex van Kwaadmechelen in te nemen. Om 15.50u verzamelde de Commandant alle manschappen, die in Klein-Vorst aanwezig waren. Vervolgens reed het detachement omstreeks 16.15u, per fiets en onder leiding van Dumont zelf naar de stellingen aan het Albertkanaal. De groep passeerde langs de posities van het 1ste peloton, dat nog steeds in linie lag, en vervolgens langs de stellingen van het 2de peloton en dan via de dienstweg naar de sluis.
Om 17.45 werden de manschappen geïnstalleerd nabij het sluizencomplex van Kwaadmechelen. Langsheen het hele traject over de oevers van het kanaal, viel niets te signaleren. Wel werden er opvallend veel uitrustingsstukken van de militairen van het 1ste Regiment Karabiniers aangetroffen. Kapitein-Commandant Dumont vond o.a. gasmaskers en ook 3 karabijnen. Hij noteerde de serienummers en wilde de eigenaars van de wapens rapporteren. Als voorzorgsmaatregel liet hij eveneens, rond 18.10u, 2 mitrailleurs van het peloton van Onderluitenant Eraly installeren nabij het sluizencomplex.
Tegen 19.00u leidde Commandant Dumont zelf een verkenningseenheid in de richting van de kanaalbrug bij Kwaadmechelen. Tijdens die opdracht stootte zij op een dertigtal Duitse soldaten en er ontstond onmiddellijk een hevig vuurgevecht. De Duitsers bezetten de brug en boden felle weerstand.
Een half uur later werden 5 of 6 Duitse soldaten gesignaleerd op de ruïnes van de brug over het Albertkanaal, ten zuiden van Brug N°10 over het Verbindingskanaal. Eén van de Duitsers, mogelijk een Feldgendarm, wenkte naar de Belgische soldaten om dichter bij te komen. De Kapitein-Commandant en de vier manschappen van de verkenningseenheid beantwoordden de oproep met geweervuur en dreven de Duitse sectie terug tot aan de brug.
Rond 20.00u arriveerden de eerste versterkingen van het 2de Regiment Gidsen, die de opdracht kregen om de oude posities van de 6de Infanteriedivisie aan het Albertkanaal te bezetten en ook de Brug van Kwaadmechelen te heroveren. De Gidsen ontplooiden zich op de rechterflank van het Eskadron Wielrijders.
Voor de nacht installeerde Kapitein-Commandant Dumont een commandopost nabij de stellingen van het 2de peloton, vlakbij het kanaal.
13 mei 1940
Wanneer Kapitein-Commandant Dumont in de vroege ochtend van 13 mei 1940 de posten inspecteerde, merkte hij dat de bevelhebber van het 3de peloton, Luitenant Van Steenkiste, de nacht niet had doorgebracht aan het sluizencomplex te Kwaadmechelen zoals hem was opgedragen en samen met zijn manschappen was verdwenen. De wacht werd echter wel gegarandeerd door Brigadier De Rop en vijf manschappen van het stafpeloton. Verder bleek er geen nieuws te melden.
De Commandant van het Eskadron Wielrijders rondde zijn inspectietocht af tegen 09.15u en ontmoette vervolgens Commandant Losseau, de aanvoerder van de 2de Compagnie Fuseliers van het 1ste Regiment Karabiniers. In de nacht van 12 op 13 mei 1940 waren de troepen van het 1ste Regiment Karabiniers namelijk naar de stellingen bij het Albertkanaal gestuurd. Het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie kwam vanaf 13 mei 1940 onder tactisch bevel van die eenheid en haar aanvoerder, kolonel SBH Oor, te staan. Omstreeks 15.00u begaf Kapitein-Commandant Dumont zich een eerste maal naar het hoofdkwartier van Kolonel Oor in Vorst, waarna er regelmatig overleg plaatsvond tussen de officieren.
Omstreeks 15.10 raakte Onderluitenant Eraly ernstig gewond aan het hoofd door een schrapnel. Hij werd afgevoerd voor verdere verzorging.
Tussen 16.30u en 17.00u brak er enorme paniek uit onder de gelederen van de Karabiniers in de eerste linies. Zij verlieten massaal hun posten en vluchtten weg naar Vorst. Kapitein-Commandant Dumont merkte de vlucht op en meldde dat onmiddellijk op het hoofdkwartier van Kolonel Oor. Tegen 17.00u keerde Dumont terug naar Klein-Vorst, waar hij een kort overleg had met Kolonel De Boeck, de Commandant van het 2de Regiment Gidsen. Die laatste vroeg om de stellingen van de Gidsen mee te versterken en alle pelotons van het Eskadron Wielrijders op te stellen rondom Klein-Vorst. Het 1ste peloton (Adjudant Papeians) ontplooide zich op 400 meter ten noordoosten van de kerk van Klein-Vorst op de baan naar Leopoldsburg. Het 2de peloton (Luitenant Snollaerts) werd gevraagd zich op te stellen ten zuidoosten van de kerk op de baan naar Tessenderlo. Het 3de peloton (Luitenant Van Steenkiste) installeerde zich samen met de restanten van het stafpeloton in de velden nabij de commandopost in het dorpscentrum en bewaakte het wagenpark.
Rond 18.00u werden de toegangswegen naar de commandopost versperd. De Gidsen verdedigden de regio rondom en ook het peloton mitrailleurs van de wielrijders bleef op post nabij het kanaal. De Gidsen kregen het zeer zwaar te verduren, maar slaagden er toch in om een groep van 11 Duitse militairen gevangen te nemen.
Die dag werd eveneens het bevel gegeven om terug te trekken in de richting van de K.W.-Linie. Het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie werd verantwoordelijk gesteld om de terugtocht van de Karabiniers en Gidsen te dekken en samen met het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie en het Eskadron Motorwielrijders van het 2de Regiment Gidsen de achterhoede te vormen van de terugtrekkende troepen.
14-28 mei 1940
In de nacht van 13 op 14 mei werd onze regio verlaten en trokken de Cyclisten door naar de K.W.-Stelling. Op 16 mei trokken ze verder naar de Bovenschelde en vervolgens, op 25 mei, werden ze verder gestuurd naar het Kanaal Roeselare-Leie. Op 27 mei lagen de troepen gekantonneerd bij Ruddervoorde en Oostkamp. Een dag later legden zij daar de wapens neer.
Het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie
Ten noorden van de posities aan de vijf bovenstaande bruggen stond ook een Eskadron Cyclisten in voor de bewaking van de kanaaloevers. Het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie kreeg de aansluitende Ondersector Dessel-Balen toegewezen en vestigde een hoofdkwartier in Mol-Centrum. De Cyclisten van de 6de Infanteriedivisie namen stellingen in tussen de Brug van Balen-Centrum (Brug N°5) en Sas 4 in Dessel. Zij werden verantwoordelijk gesteld voor de bewaking van de aanwezige kanaalbruggen en -sluizen.
Het Eskadron werd gemobiliseerd te Drogenbos op 1 september 1939 en stond onder leiding van Kapitein-Commandant Henry Depage. De eenheid werd ontdubbeld van het 1ste Regiment Gidsen.
Het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie had dezelfde structuur als het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie en bestond uit 3 pelotons van 4 gevechtseenheden en 1 peloton met 4 secties mitrailleurs. Ook de uitrusting kwam overeen.
De Cyclisten van de 6de Infanteriedivisie werden eveneens begin april 1940 naar het Verbindingskanaal Dessel-Kwaadmechelen gestuurd. De commandopost van het Eskadron werd gevestigd in Mol. De Ondersector Balen-Dessel stond in het noorden in verbinding met troepen van de 18de Infanteriedivisie, in het zuiden sloot het gebied aan op de ondersector van de Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie.
Het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie kon daarnaast rekenen op de steun van enkele verkenningspelotons van het 9de Infanterieregiment en het 1ste Regiment Karabiniers (beiden ook onderdeel van de 6de Infanteriedivisie). Daarnaast werden de Wielrijders ook bijgestaan door vier T13 tankjagers (C.47/T13).
Op Balens grondgebied was slechts één peloton van het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie actief. Brug N°5 op de verbindingsweg Balen-Mol werd bewaakt door het 3de peloton van de wielrijders, versterkt door één mitrailleursectie van het eskadron en twee T13 tankjagers (C.47/T13). Het betreffende peloton stond onder leiding van Onderluitenant Léon Louis Servaes.
Ten noorden van de posities aan de vijf bovenstaande bruggen stond ook een Eskadron Cyclisten in voor de bewaking van de kanaaloevers. Het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie kreeg de aansluitende Ondersector Dessel-Balen toegewezen en vestigde een hoofdkwartier in Mol-Centrum. De Cyclisten van de 6de Infanteriedivisie namen stellingen in tussen de Brug van Balen-Centrum (Brug N°5) en Sas 4 in Dessel. Zij werden verantwoordelijk gesteld voor de bewaking van de aanwezige kanaalbruggen en -sluizen.
Het Eskadron werd gemobiliseerd te Drogenbos op 1 september 1939 en stond onder leiding van Kapitein-Commandant Henry Depage. De eenheid werd ontdubbeld van het 1ste Regiment Gidsen.
Het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie had dezelfde structuur als het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie en bestond uit 3 pelotons van 4 gevechtseenheden en 1 peloton met 4 secties mitrailleurs. Ook de uitrusting kwam overeen.
De Cyclisten van de 6de Infanteriedivisie werden eveneens begin april 1940 naar het Verbindingskanaal Dessel-Kwaadmechelen gestuurd. De commandopost van het Eskadron werd gevestigd in Mol. De Ondersector Balen-Dessel stond in het noorden in verbinding met troepen van de 18de Infanteriedivisie, in het zuiden sloot het gebied aan op de ondersector van de Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie.
Het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie kon daarnaast rekenen op de steun van enkele verkenningspelotons van het 9de Infanterieregiment en het 1ste Regiment Karabiniers (beiden ook onderdeel van de 6de Infanteriedivisie). Daarnaast werden de Wielrijders ook bijgestaan door vier T13 tankjagers (C.47/T13).
Op Balens grondgebied was slechts één peloton van het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie actief. Brug N°5 op de verbindingsweg Balen-Mol werd bewaakt door het 3de peloton van de wielrijders, versterkt door één mitrailleursectie van het eskadron en twee T13 tankjagers (C.47/T13). Het betreffende peloton stond onder leiding van Onderluitenant Léon Louis Servaes.
Oorlogsdagboek van het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie
10 mei 1940
Omstreeks 01.25u werd het hoofdkwartier van het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie in Mol gealarmeerd. Kapitein-Commandant Henry Depage kreeg het bevel om alle troepen onmiddellijk in paraatheid te brengen. Tegen 04.00u waren alle manschappen op post.
De situatie bleek ernstig en Kapitein-Commandant Depage trof meteen maatregelen. Rond 06.00u stuurde hij het echelon met de bagage van zijn eenheid, maar ook de veldkeuken naar Tessenderlo. In de loop van de voormiddag voerden kleinere eenheden van de Cyclisten verkenningen uit tot in Bocholt. Commandant Depage zelf inspecteerde rond 10.00u de versterkte posities aan het Verbindingskanaal. Tijdens zijn ronde bracht Commandant Depage de troepen aan de bewakingsposten op de hoogte van de ernst van de situatie, de missie van het eskadron en het order om, na bevel, in alle rust en orde te verzamelen aan de linkeroever van het Albertkanaal.
Die voormiddag werden ook alle strategische vernielingen uitgevoerd. Alle kanaalbruggen vlogen de lucht in met uitzondering van de bruggen van Mol-Donk en de Spoorwegbrug van Mol-Gompel om toch nog enig verkeer mogelijk te maken. Aan de wegen in de nabijheid van het Verbindingskanaal werden hindernissen opgeworpen. Ook de baan tussen Brug N°4 en Mol-Centrum werd gesaboteerd. De vernielingen rondom Brug N°2 en het opblazen van Brug N°2, 4 en 5 verliepen echter niet zonder moeilijkheden.
De vier C.47/T13 tankjagers die stonden opgesteld aan de Bruggen N°4 en N°5 kregen omstreeks 16.00u eveneens het bevel om zich terug te plooien naar Tessenderlo-Diest. In de loop van de namiddag werden er eveneens verdere verkenningen uitgevoerd aan de noordelijke zijde van het kanaal door een patrouille onder leiding van Luitenant Ridder C. de Selliers de Moranville, die rond 19.00u terugkeerde en verslag uitbracht op de commandopost van Meerhout.
Tijdens de avond van 10 mei 1940 passeerde een laatste trein met explosieven via de spoorwegbrug van Gompel en werd ook dat objectief, omstreeks 22.30u, tot springen gebracht.
In de loop van de nacht werden de vernielingen aan Brug N°2 (aan beide zijden van het kanaal), N°4 en N°5 nogmaals overgedaan. De kanaalbruggen raakten op die manier toch nog volledig vernield.
11 mei 1940
In de voormiddag inspecteerde Commandant Depage opnieuw alle posities aan de kanalen. De binnenschepen die zich op het Verbindingskanaal bevonden, waren aan de kanaalzijdes tot zinken gebracht. De boten belemmerden echter het schootsveld van de Belgische stellingen en vormden ook een potentiële oversteekplaats voor de Duitse aanvallers.
Rond 13.00u verliet Luitenant de Selliers de Moranville de commandopost te Mol om nieuwe verkenningen uit te voeren. Rond 16.00u beëindigde hij en zijn verkenningseenheid hun missie en keerde de Luitenant terug naar Mol. Hij signaleerde een grote troepenbeweging van de vijand en zond zijn bevindingen naar de Hoofdpost in Meerhout.
Tussen 19.00u en 20.00u meldden alle bewakingsposten aan de bruggen van het Verbindingskanaal vijandelijke activiteit in de nabijheid van de kanaaloevers.
Rond 22.00u ontving de Commandant van het Eskadron Wielrijders het uiteindelijke bevel van de commandopost van de 6de Infanteriedivisie in Meerhout om de volgende acties te ondernemen. De twee verkenningseenheden van de 6de Infanteriedivisie moesten zich onmiddellijk terugtrekken en zich voegen bij hun moederregiment. De twee Eskadrons Wielrijders, van de 6de en de 9de Infanteriedivisies, moesten hun posten blijven bemannen tot er nieuwe orders volgden. Indien er een kleinschalige Duitse aanval plaatsvond, moesten de Cyclisten stand houden. Bij een grootschalige aanval moesten zij zich terugtrekken. Daarnaast moesten zij de vernielingen aan de rijwegen verder zetten. In uiterste nood was het toegestaan om de telefoonlijnen intact te laten.
Ten gevolge van het order, ondernam Commandant Depage onmiddellijk actie. De laatste, resterende brug bij Mol-Donk werd vernield, de telefoonlijnen werden vernietigd en het verkenningspeloton van het 1ste Regiment Karabiniers kreeg het bevel om terug te trekken.
Al snel bleek dat de vijandelijke troepen die in contact kwamen met de wielrijders in grote getallen naar de kanaalbruggen oprukten. De Duitse troepenmacht werd aanzien als een zwaar legeronderdeel omdat verkenningen melding maakten van talrijke autolichten aan de oostelijke zijde van het kanaal. Daarnaast kwamen ook de eerste elementen van het Eskadron Wielrijders onder vijandelijk vuur te liggen en braken de eerste schermutselingen uit.
Na overleg met de Commandant van het 9de Eskadron Wielrijders in Meerhout omstreeks 22.30u, constateerde Commandant Depage dat het onmogelijk werd om de vernielingen tussen Mol en Meerhout deftig uit te voeren en dat het terugtrekken van de manschappen tijdens de volgende dag, onbeschermd en in vol daglicht, zeer moeilijk zou worden. Om die reden werd besloten om de troepen reeds terug te trekken voor het uitbreken van de dag. Commandant Depage hield eveneens het peloton verkenners van het 9de Infanterieregiment ter beschikking om het terugtrekken van de wielrijders te ondersteunen.
12 mei 1940
Omstreeks 01.00u werd het bevel tot terugtrekken gegeven. Vanaf 02.00u moesten de verschillende bewakingsposten zich stelselmatig in de richting van Meerhout begeven. Eerst werden de posities van het verkenningspeloton van het 9de Infanterieregiment, ten noorden van Brug N°1, verlaten en vervolgens, in volgorde van voorkomen, de posten aan Bruggen N°1, N°2, N°3, N°4 en Brug N°5 in Balen. Het gemotoriseerde peloton van het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie ondersteunde de aftocht en vormde de achtergarde.
Het 3de peloton van het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie verdedigde de brug van Balen-Centrum (Brug N°5), wat het laatste element was dat de posten aan de kanaaloevers verlieten. Die eenheid verzekerde de passage van het volledige eskadron langs het zuiden van Mol naar Meerhout. Omstreeks 03.30u werden alle gevechten gestaakt en ook de laatste troepen definitief teruggetrokken. Het 3de peloton voerde vervolgens de laatste vernielingen uit aan de wegen. De springladingen van de talrijke voorbereide wegvernielingen werden tot ontploffing gebracht.In Meerhout werden uiteindelijk alle elementen van de wielrijders opgevangen door Luitenant Mondron, de aanvoerder van het 1ste peloton.
Commandant Depage voegde zich bij de achtergarde en arriveerde uiteindelijk omstreeks 05.00u in Meerhout. De eerste twee pelotons van het eskadron waren toen reeds vertrokken naar Tessenderlo onder leiding van Luitenant Mondron. De overige pelotons volgden spoedig.
Rond 5.50u passeerden de laatste elementen van de colonne de brug van Eindhout en trokken zij zich terug achter het Albertkanaal. Ook de posten aan het Albertkanaal waren toen reeds verlaten door de infanterie en artillerie, met uitzondering van een ploeg genisten die instond voor de vernietiging van de kanaalbrug. Die vernietigingsploeg wachtte ongeduldig op de komst van het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie om daarna snel de brug te laten springen. Nog geen twee uur later werd de brug door de Belgische genisten vernietigd.
Commandant Depage hergroepeerde zijn troepen in Tessenderlo. Omstreeks 07.45u trof hij daar ook de vrachtwagens met bagage van zijn eenheid aan. Tessenderlo was toen ook reeds verlaten door de andere Belgische troepen. Door inlichtingen van burgers kwam Commandant Depage te weten dat het dorp al in de vroege ochtend werd ontruimd en dat de Duitsers waren opgerukt tot in Diest. Nieuwe orders van de divisiestaf bleven echter uit, waardoor Depage zijn troepen het bevel gaf om verder te trekken naar Veerle. De colonne van vrachtwagens en motoren moest vervolgens op hem wachten tussen Veerle en Westerlo.
Tegen 08.30u arriveerde Kapitein-Commandant Depage in Veerle, waar ook het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie werd aangetroffen. Die laatste eenheid had daar reeds nieuwe orders gekregen van het IIde Legerkorps om de oude posities aan het Albertkanaal opnieuw te gaan bemannen en de posten aan de oevers tussen Meerhout en Kwaadmechelen terug in te nemen. Ook de manschappen van Commandant Depage kregen het bevel om terug te keren naar het Albertkanaal. Het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie positioneerde zich in het westen, het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie in het oosten. De eenheden onder bevel van Commandant Depage kregen de sector toebedeeld tussen de bruggen van Meerhout en Tessenderlo. De verkenners moesten zich dan weer naar het sluizencomplex van Kwaadmechelen begeven.
Na telefonisch contact met de staf van het IIde Legerkorps rond 09.00u kreeg de Commandant verdere instructies. De limiet van het te bewaken gebied was de Winterbeek in het westen. Meermaals werd Commandant Depage duidelijk gemaakt dat hij alle troepen moest klaarmaken voor de strijd: “Vous battre d’abord!” (“Eerst strijd leveren!”). Het belang van de te verdedigen regio was dan ook niet klein: de bruggen bij het Albertkanaal en de aansluiting met het Verbindingskanaal waren van strategisch belang voor een snelle Duitse opmars.
De manschappen moesten zich onmiddellijk naar het Albertkanaal begeven, zonder bagage en zonder eerst een maaltijd te nuttigen. Het hoofdkwartier van Depage kwam in Hulst te liggen, waar het 1ste Regiment Grenadiers voorheen post vatte. Hij arriveerde ter plaatse omstreeks 10.15u. Daar trof Commandant Depage ook Majoor Defize aan, de Commandant van de achterwacht van de 6de Infanteriedivisie.
Tegen de middag arriveerden 5 soldaten en 1 sergeant van het 1ste Regiment Grenadiers bij de commandopost in Hulst. Zij wisten te vertellen dat de Duitsers erin geslaagd waren om de Brug van Kwaadmechelen in te nemen en het kanaal te overschrijden. Gezien die omstandigheden besloot Kapitein-Commandant Depage om zijn eenheid nieuwe orders te geven en een aanval te lanceren op de Brug van Kwaadmechelen. Hij wilde daarmee een brede en in de praktijk oncontroleerbare Belgische verdedigingslijn vermijden.
Het 1ste peloton moest, onder leiding van Luitenant Ridder C. de Selliers de Moranville, naar de brug oprukken via de weg Tessenderlo-Kwaadmechelen. Het 2de peloton, onder leiding van Luitenant de Menten, verplaatste zich naast de spoorlijn. Het derde en reservepeloton, onder leiding van Onderluitenant L. Servaes, rukte mee op via de spoorlijn achter het 2de peloton en moest ter hoogte van de 'ijzeren weg' een verdedigingslinie opwerpen. Het peloton mitrailleurs onder leiding van Luitenant Everaerts stelde zich strategisch op en moest de eerste twee pelotons, en hun posities, beschermen. Om de opmars van de troepen te bevorderen, kregen de manschappen het bevel om alle bagage van hun fietsen te verwijderen, maar ook hun gasmaskers ter plaatse te laten. Luitenant P. Mondron van het 1ste peloton moest de achtergelaten spullen verzamelen en stond in voor de bewaring ervan. Die laatste bleef ter plaatse op de commandopost te Hulst en moest aansluiting zoeken met andere eenheden van de 6de Infanteriedivisie. Kapitein-Commandant Depage voegde zich bij de troepen van het 3de peloton om zo de aanval van dichtbij te kunnen volgen en leiden.
Omstreeks 14.00u arriveerde Commandant Depage samen met het 3de peloton bij de fabrieken aan de spoorwegbrug van Kwaadmechelen (ten oosten van de bruggen over het Albertkanaal en het Verbindingskanaal). Op die positie waren toen nog geen Duitse troepen doorgestoten. Wel konden er vijandelijke activiteiten worden waargenomen aan beide zijden van het Albertkanaal nabij de baanbrug van Kwaadmechelen. Het 1ste peloton was intussen ook gearriveerd bij die baanbrug en lanceerde een aanval. Onmiddellijk repliceerden de Duitsers met intensief geweervuur. De Duitsers beschikten namelijk over een tweetal zware machinegeweerposten aan de zuidelijke zijde van het kanaal. Commandant Depage beval ook het 3de peloton de baanbrug vanuit de flank aan te vallen. De troepen maakten daarbij gebruik van de oude loopgraven in de nabijheid van de bruggen.
De Duitsers verweerden zich fel en zetten eveneens een tegenaanval in. Intussen arriveerden steeds meer Duitsers aan de zuidelijke oever van het Albertkanaal en kwamen de Cyclisten zwaar onder vuur te liggen. De Duitsers bouwden snel een bruggenhoofd uit en de troepenmacht werd, door de Belgen, geschat op 500 man.
Rond 15.30u viel het geweervuur stil. De Belgische troepen hadden zich stelselmatig teruggetrokken naar de fabrieksgebouwen. Omstreeks 16.00u rukten de Duitsers steeds verder op en overrompelden zij de voorposten van de Cyclisten nabij de fabrieksgebouwen. Het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie verloor die dag 7 manschappen en telde 8 gewonden. 28 soldaten, waaronder ook Kapitein-Commandant Depage, werden gevangen genomen.
De restanten van het Eskadron Wielrijders ontsnapten en trokken zich terug in de richting van Veerle. Daar werden de Cyclisten aangehecht bij de manschappen van de IIde Groep van het 2de Regiment Gidsen. De Gidsen hadden eerder reeds hun stellingen aan de Winterbeek moeten prijsgeven en waren teruggetrokken tot in Veerle. De Cyclisten werden voorlopig op rust gesteld en de eenheid kreeg eveneens een nieuwe bevelhebber, Luitenant Paul Mondron.
13 mei 1940
Rond 08.00u kreeg het Eskadron Wielrijders het bevel om Genendijk te bezetten en de vooruitgeschoven eenheden aan het Albertkanaal te ondersteunen. De Cyclisten moesten stand houden in afwachting van de komst van het 1ste Regiment Karabiniers, dat eveneens naar het Albertkanaal was gezonden. De eerste Karabiniers arriveerden rond 09.30u.
Om 11.00u kreeg het Eskadron Wielrijders alweer nieuwe orders. De Cyclisten kregen het bevel om vooruit te schuiven naar de Brug van Kwaadmechelen en moesten daar een steunpunt van het 2de Regiment Gidsen versterken. Zowel in het oosten, als in het westen van de Brug werden 2 gevechtsgroepen van het Eskadron geïnstalleerd. Tegen 12.30u werd gemeld dat de Duitsers mortieren en artilleriestukken in positie brachten. Om 14.00u werd ook effectief het vuur geopend en werd het Belgische steunpunt onder vuur genomen door de Duitse artillerie. De Cyclisten konden niet anders dan de versterkingen af te wachten en zich goed schuil houden.
De terugkeer van het 1ste Regiment Karabiniers naar het Albertkanaal werd uiteindelijk geannuleerd. Het opperbevel van het Belgische Leger besloot immers om alle troepen terug te trekken achter de K.W.-Stellingen. Rond 17.00u kregen de Cyclisten dan ook het bevel om de stellingen aan het Albertkanaal te verlaten en zich bij de terugtrekkende troepen te voegen. Omstreeks 18.00u liet Luitenant Mondron zijn troepen halt houden in Genendijk, waar de fietsen van het Eskadron werden teruggevonden langs de kant van de baan. Van daaruit trokken de Cyclisten verder naar Klein-Vorst. De Wielrijders van de 6de en de 9de Infanteriedivisies vormden samen met het eskadron motorrijders van het 2de Regiment Gidsen de achterhoede van de terugtrekkende eenheden in de regio. Rond 19.30u sloeg de eerste duisternis in en ook de Duitsers staakten voorlopig hun opmars. Tijdens de strijd aan het steunpunt vielen er opnieuw 2 doden en werden 2 Cyclisten gewond.
14-28 mei 1940
Vanaf 14 mei trokken de Cyclisten weg uit onze regio en zetten ze de tocht richting de K.W.-Stelling in. Op 16 mei werd ook die stelling opgegeven en verder doorgetrokken naar de lijn Terneuzen-Gent-Oudenaarde. Op 28 mei 1940 bevonden de resterende manschappen van de eenheid zich in de omgeving van Oostkamp, waar zij op de hoogte werden gebracht van de capitulatie.
Tijdens de ganse campagne van Mei 1940 verloor de eenheid meer dan de helft van de effectieven. Een twintigtal mannen liet daarbij het leven.
10 mei 1940
Omstreeks 01.25u werd het hoofdkwartier van het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie in Mol gealarmeerd. Kapitein-Commandant Henry Depage kreeg het bevel om alle troepen onmiddellijk in paraatheid te brengen. Tegen 04.00u waren alle manschappen op post.
De situatie bleek ernstig en Kapitein-Commandant Depage trof meteen maatregelen. Rond 06.00u stuurde hij het echelon met de bagage van zijn eenheid, maar ook de veldkeuken naar Tessenderlo. In de loop van de voormiddag voerden kleinere eenheden van de Cyclisten verkenningen uit tot in Bocholt. Commandant Depage zelf inspecteerde rond 10.00u de versterkte posities aan het Verbindingskanaal. Tijdens zijn ronde bracht Commandant Depage de troepen aan de bewakingsposten op de hoogte van de ernst van de situatie, de missie van het eskadron en het order om, na bevel, in alle rust en orde te verzamelen aan de linkeroever van het Albertkanaal.
Die voormiddag werden ook alle strategische vernielingen uitgevoerd. Alle kanaalbruggen vlogen de lucht in met uitzondering van de bruggen van Mol-Donk en de Spoorwegbrug van Mol-Gompel om toch nog enig verkeer mogelijk te maken. Aan de wegen in de nabijheid van het Verbindingskanaal werden hindernissen opgeworpen. Ook de baan tussen Brug N°4 en Mol-Centrum werd gesaboteerd. De vernielingen rondom Brug N°2 en het opblazen van Brug N°2, 4 en 5 verliepen echter niet zonder moeilijkheden.
De vier C.47/T13 tankjagers die stonden opgesteld aan de Bruggen N°4 en N°5 kregen omstreeks 16.00u eveneens het bevel om zich terug te plooien naar Tessenderlo-Diest. In de loop van de namiddag werden er eveneens verdere verkenningen uitgevoerd aan de noordelijke zijde van het kanaal door een patrouille onder leiding van Luitenant Ridder C. de Selliers de Moranville, die rond 19.00u terugkeerde en verslag uitbracht op de commandopost van Meerhout.
Tijdens de avond van 10 mei 1940 passeerde een laatste trein met explosieven via de spoorwegbrug van Gompel en werd ook dat objectief, omstreeks 22.30u, tot springen gebracht.
In de loop van de nacht werden de vernielingen aan Brug N°2 (aan beide zijden van het kanaal), N°4 en N°5 nogmaals overgedaan. De kanaalbruggen raakten op die manier toch nog volledig vernield.
11 mei 1940
In de voormiddag inspecteerde Commandant Depage opnieuw alle posities aan de kanalen. De binnenschepen die zich op het Verbindingskanaal bevonden, waren aan de kanaalzijdes tot zinken gebracht. De boten belemmerden echter het schootsveld van de Belgische stellingen en vormden ook een potentiële oversteekplaats voor de Duitse aanvallers.
Rond 13.00u verliet Luitenant de Selliers de Moranville de commandopost te Mol om nieuwe verkenningen uit te voeren. Rond 16.00u beëindigde hij en zijn verkenningseenheid hun missie en keerde de Luitenant terug naar Mol. Hij signaleerde een grote troepenbeweging van de vijand en zond zijn bevindingen naar de Hoofdpost in Meerhout.
Tussen 19.00u en 20.00u meldden alle bewakingsposten aan de bruggen van het Verbindingskanaal vijandelijke activiteit in de nabijheid van de kanaaloevers.
Rond 22.00u ontving de Commandant van het Eskadron Wielrijders het uiteindelijke bevel van de commandopost van de 6de Infanteriedivisie in Meerhout om de volgende acties te ondernemen. De twee verkenningseenheden van de 6de Infanteriedivisie moesten zich onmiddellijk terugtrekken en zich voegen bij hun moederregiment. De twee Eskadrons Wielrijders, van de 6de en de 9de Infanteriedivisies, moesten hun posten blijven bemannen tot er nieuwe orders volgden. Indien er een kleinschalige Duitse aanval plaatsvond, moesten de Cyclisten stand houden. Bij een grootschalige aanval moesten zij zich terugtrekken. Daarnaast moesten zij de vernielingen aan de rijwegen verder zetten. In uiterste nood was het toegestaan om de telefoonlijnen intact te laten.
Ten gevolge van het order, ondernam Commandant Depage onmiddellijk actie. De laatste, resterende brug bij Mol-Donk werd vernield, de telefoonlijnen werden vernietigd en het verkenningspeloton van het 1ste Regiment Karabiniers kreeg het bevel om terug te trekken.
Al snel bleek dat de vijandelijke troepen die in contact kwamen met de wielrijders in grote getallen naar de kanaalbruggen oprukten. De Duitse troepenmacht werd aanzien als een zwaar legeronderdeel omdat verkenningen melding maakten van talrijke autolichten aan de oostelijke zijde van het kanaal. Daarnaast kwamen ook de eerste elementen van het Eskadron Wielrijders onder vijandelijk vuur te liggen en braken de eerste schermutselingen uit.
Na overleg met de Commandant van het 9de Eskadron Wielrijders in Meerhout omstreeks 22.30u, constateerde Commandant Depage dat het onmogelijk werd om de vernielingen tussen Mol en Meerhout deftig uit te voeren en dat het terugtrekken van de manschappen tijdens de volgende dag, onbeschermd en in vol daglicht, zeer moeilijk zou worden. Om die reden werd besloten om de troepen reeds terug te trekken voor het uitbreken van de dag. Commandant Depage hield eveneens het peloton verkenners van het 9de Infanterieregiment ter beschikking om het terugtrekken van de wielrijders te ondersteunen.
12 mei 1940
Omstreeks 01.00u werd het bevel tot terugtrekken gegeven. Vanaf 02.00u moesten de verschillende bewakingsposten zich stelselmatig in de richting van Meerhout begeven. Eerst werden de posities van het verkenningspeloton van het 9de Infanterieregiment, ten noorden van Brug N°1, verlaten en vervolgens, in volgorde van voorkomen, de posten aan Bruggen N°1, N°2, N°3, N°4 en Brug N°5 in Balen. Het gemotoriseerde peloton van het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie ondersteunde de aftocht en vormde de achtergarde.
Het 3de peloton van het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie verdedigde de brug van Balen-Centrum (Brug N°5), wat het laatste element was dat de posten aan de kanaaloevers verlieten. Die eenheid verzekerde de passage van het volledige eskadron langs het zuiden van Mol naar Meerhout. Omstreeks 03.30u werden alle gevechten gestaakt en ook de laatste troepen definitief teruggetrokken. Het 3de peloton voerde vervolgens de laatste vernielingen uit aan de wegen. De springladingen van de talrijke voorbereide wegvernielingen werden tot ontploffing gebracht.In Meerhout werden uiteindelijk alle elementen van de wielrijders opgevangen door Luitenant Mondron, de aanvoerder van het 1ste peloton.
Commandant Depage voegde zich bij de achtergarde en arriveerde uiteindelijk omstreeks 05.00u in Meerhout. De eerste twee pelotons van het eskadron waren toen reeds vertrokken naar Tessenderlo onder leiding van Luitenant Mondron. De overige pelotons volgden spoedig.
Rond 5.50u passeerden de laatste elementen van de colonne de brug van Eindhout en trokken zij zich terug achter het Albertkanaal. Ook de posten aan het Albertkanaal waren toen reeds verlaten door de infanterie en artillerie, met uitzondering van een ploeg genisten die instond voor de vernietiging van de kanaalbrug. Die vernietigingsploeg wachtte ongeduldig op de komst van het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie om daarna snel de brug te laten springen. Nog geen twee uur later werd de brug door de Belgische genisten vernietigd.
Commandant Depage hergroepeerde zijn troepen in Tessenderlo. Omstreeks 07.45u trof hij daar ook de vrachtwagens met bagage van zijn eenheid aan. Tessenderlo was toen ook reeds verlaten door de andere Belgische troepen. Door inlichtingen van burgers kwam Commandant Depage te weten dat het dorp al in de vroege ochtend werd ontruimd en dat de Duitsers waren opgerukt tot in Diest. Nieuwe orders van de divisiestaf bleven echter uit, waardoor Depage zijn troepen het bevel gaf om verder te trekken naar Veerle. De colonne van vrachtwagens en motoren moest vervolgens op hem wachten tussen Veerle en Westerlo.
Tegen 08.30u arriveerde Kapitein-Commandant Depage in Veerle, waar ook het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie werd aangetroffen. Die laatste eenheid had daar reeds nieuwe orders gekregen van het IIde Legerkorps om de oude posities aan het Albertkanaal opnieuw te gaan bemannen en de posten aan de oevers tussen Meerhout en Kwaadmechelen terug in te nemen. Ook de manschappen van Commandant Depage kregen het bevel om terug te keren naar het Albertkanaal. Het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie positioneerde zich in het westen, het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie in het oosten. De eenheden onder bevel van Commandant Depage kregen de sector toebedeeld tussen de bruggen van Meerhout en Tessenderlo. De verkenners moesten zich dan weer naar het sluizencomplex van Kwaadmechelen begeven.
Na telefonisch contact met de staf van het IIde Legerkorps rond 09.00u kreeg de Commandant verdere instructies. De limiet van het te bewaken gebied was de Winterbeek in het westen. Meermaals werd Commandant Depage duidelijk gemaakt dat hij alle troepen moest klaarmaken voor de strijd: “Vous battre d’abord!” (“Eerst strijd leveren!”). Het belang van de te verdedigen regio was dan ook niet klein: de bruggen bij het Albertkanaal en de aansluiting met het Verbindingskanaal waren van strategisch belang voor een snelle Duitse opmars.
De manschappen moesten zich onmiddellijk naar het Albertkanaal begeven, zonder bagage en zonder eerst een maaltijd te nuttigen. Het hoofdkwartier van Depage kwam in Hulst te liggen, waar het 1ste Regiment Grenadiers voorheen post vatte. Hij arriveerde ter plaatse omstreeks 10.15u. Daar trof Commandant Depage ook Majoor Defize aan, de Commandant van de achterwacht van de 6de Infanteriedivisie.
Tegen de middag arriveerden 5 soldaten en 1 sergeant van het 1ste Regiment Grenadiers bij de commandopost in Hulst. Zij wisten te vertellen dat de Duitsers erin geslaagd waren om de Brug van Kwaadmechelen in te nemen en het kanaal te overschrijden. Gezien die omstandigheden besloot Kapitein-Commandant Depage om zijn eenheid nieuwe orders te geven en een aanval te lanceren op de Brug van Kwaadmechelen. Hij wilde daarmee een brede en in de praktijk oncontroleerbare Belgische verdedigingslijn vermijden.
Het 1ste peloton moest, onder leiding van Luitenant Ridder C. de Selliers de Moranville, naar de brug oprukken via de weg Tessenderlo-Kwaadmechelen. Het 2de peloton, onder leiding van Luitenant de Menten, verplaatste zich naast de spoorlijn. Het derde en reservepeloton, onder leiding van Onderluitenant L. Servaes, rukte mee op via de spoorlijn achter het 2de peloton en moest ter hoogte van de 'ijzeren weg' een verdedigingslinie opwerpen. Het peloton mitrailleurs onder leiding van Luitenant Everaerts stelde zich strategisch op en moest de eerste twee pelotons, en hun posities, beschermen. Om de opmars van de troepen te bevorderen, kregen de manschappen het bevel om alle bagage van hun fietsen te verwijderen, maar ook hun gasmaskers ter plaatse te laten. Luitenant P. Mondron van het 1ste peloton moest de achtergelaten spullen verzamelen en stond in voor de bewaring ervan. Die laatste bleef ter plaatse op de commandopost te Hulst en moest aansluiting zoeken met andere eenheden van de 6de Infanteriedivisie. Kapitein-Commandant Depage voegde zich bij de troepen van het 3de peloton om zo de aanval van dichtbij te kunnen volgen en leiden.
Omstreeks 14.00u arriveerde Commandant Depage samen met het 3de peloton bij de fabrieken aan de spoorwegbrug van Kwaadmechelen (ten oosten van de bruggen over het Albertkanaal en het Verbindingskanaal). Op die positie waren toen nog geen Duitse troepen doorgestoten. Wel konden er vijandelijke activiteiten worden waargenomen aan beide zijden van het Albertkanaal nabij de baanbrug van Kwaadmechelen. Het 1ste peloton was intussen ook gearriveerd bij die baanbrug en lanceerde een aanval. Onmiddellijk repliceerden de Duitsers met intensief geweervuur. De Duitsers beschikten namelijk over een tweetal zware machinegeweerposten aan de zuidelijke zijde van het kanaal. Commandant Depage beval ook het 3de peloton de baanbrug vanuit de flank aan te vallen. De troepen maakten daarbij gebruik van de oude loopgraven in de nabijheid van de bruggen.
De Duitsers verweerden zich fel en zetten eveneens een tegenaanval in. Intussen arriveerden steeds meer Duitsers aan de zuidelijke oever van het Albertkanaal en kwamen de Cyclisten zwaar onder vuur te liggen. De Duitsers bouwden snel een bruggenhoofd uit en de troepenmacht werd, door de Belgen, geschat op 500 man.
Rond 15.30u viel het geweervuur stil. De Belgische troepen hadden zich stelselmatig teruggetrokken naar de fabrieksgebouwen. Omstreeks 16.00u rukten de Duitsers steeds verder op en overrompelden zij de voorposten van de Cyclisten nabij de fabrieksgebouwen. Het Eskadron Wielrijders van de 6de Infanteriedivisie verloor die dag 7 manschappen en telde 8 gewonden. 28 soldaten, waaronder ook Kapitein-Commandant Depage, werden gevangen genomen.
De restanten van het Eskadron Wielrijders ontsnapten en trokken zich terug in de richting van Veerle. Daar werden de Cyclisten aangehecht bij de manschappen van de IIde Groep van het 2de Regiment Gidsen. De Gidsen hadden eerder reeds hun stellingen aan de Winterbeek moeten prijsgeven en waren teruggetrokken tot in Veerle. De Cyclisten werden voorlopig op rust gesteld en de eenheid kreeg eveneens een nieuwe bevelhebber, Luitenant Paul Mondron.
13 mei 1940
Rond 08.00u kreeg het Eskadron Wielrijders het bevel om Genendijk te bezetten en de vooruitgeschoven eenheden aan het Albertkanaal te ondersteunen. De Cyclisten moesten stand houden in afwachting van de komst van het 1ste Regiment Karabiniers, dat eveneens naar het Albertkanaal was gezonden. De eerste Karabiniers arriveerden rond 09.30u.
Om 11.00u kreeg het Eskadron Wielrijders alweer nieuwe orders. De Cyclisten kregen het bevel om vooruit te schuiven naar de Brug van Kwaadmechelen en moesten daar een steunpunt van het 2de Regiment Gidsen versterken. Zowel in het oosten, als in het westen van de Brug werden 2 gevechtsgroepen van het Eskadron geïnstalleerd. Tegen 12.30u werd gemeld dat de Duitsers mortieren en artilleriestukken in positie brachten. Om 14.00u werd ook effectief het vuur geopend en werd het Belgische steunpunt onder vuur genomen door de Duitse artillerie. De Cyclisten konden niet anders dan de versterkingen af te wachten en zich goed schuil houden.
De terugkeer van het 1ste Regiment Karabiniers naar het Albertkanaal werd uiteindelijk geannuleerd. Het opperbevel van het Belgische Leger besloot immers om alle troepen terug te trekken achter de K.W.-Stellingen. Rond 17.00u kregen de Cyclisten dan ook het bevel om de stellingen aan het Albertkanaal te verlaten en zich bij de terugtrekkende troepen te voegen. Omstreeks 18.00u liet Luitenant Mondron zijn troepen halt houden in Genendijk, waar de fietsen van het Eskadron werden teruggevonden langs de kant van de baan. Van daaruit trokken de Cyclisten verder naar Klein-Vorst. De Wielrijders van de 6de en de 9de Infanteriedivisies vormden samen met het eskadron motorrijders van het 2de Regiment Gidsen de achterhoede van de terugtrekkende eenheden in de regio. Rond 19.30u sloeg de eerste duisternis in en ook de Duitsers staakten voorlopig hun opmars. Tijdens de strijd aan het steunpunt vielen er opnieuw 2 doden en werden 2 Cyclisten gewond.
14-28 mei 1940
Vanaf 14 mei trokken de Cyclisten weg uit onze regio en zetten ze de tocht richting de K.W.-Stelling in. Op 16 mei werd ook die stelling opgegeven en verder doorgetrokken naar de lijn Terneuzen-Gent-Oudenaarde. Op 28 mei 1940 bevonden de resterende manschappen van de eenheid zich in de omgeving van Oostkamp, waar zij op de hoogte werden gebracht van de capitulatie.
Tijdens de ganse campagne van Mei 1940 verloor de eenheid meer dan de helft van de effectieven. Een twintigtal mannen liet daarbij het leven.
Balenaren in de Wielrijderseenheden
Heel wat Balenaren voltrokken hun dienstplicht bij één van de twee moederregimenten van de bovenvermelde Wielrijderseenheden: het 3de Regiment Lansiers. Binnen de rangen van het 1ste Regiment Gidsen konden echter geen dorpsgenoten worden teruggevonden.
Op basis van verscheidene militaire en burgerlijke bronnen staat vast dat er ook enkele Balense jongens, na hun dienstplicht bij het 3de Regiment Lansiers, waren ingedeeld bij het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie en bijgevolg in mei 1940 aan de vaart in Balen en Olmen gelegen waren.
Binnen het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie waren minstens drie Balenaren actief, die in het 1ste, 2de en 3de peloton van de eenheid dienden tijdens de Achttiendaagse Veldtocht.
Heel wat Balenaren voltrokken hun dienstplicht bij één van de twee moederregimenten van de bovenvermelde Wielrijderseenheden: het 3de Regiment Lansiers. Binnen de rangen van het 1ste Regiment Gidsen konden echter geen dorpsgenoten worden teruggevonden.
Op basis van verscheidene militaire en burgerlijke bronnen staat vast dat er ook enkele Balense jongens, na hun dienstplicht bij het 3de Regiment Lansiers, waren ingedeeld bij het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie en bijgevolg in mei 1940 aan de vaart in Balen en Olmen gelegen waren.
Binnen het Eskadron Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie waren minstens drie Balenaren actief, die in het 1ste, 2de en 3de peloton van de eenheid dienden tijdens de Achttiendaagse Veldtocht.
Wielrijder Peeters Alfons Albert
Wielrijder Stessens Louis Joseph Maria (Frans)
Wielrijder Weckx Jan Louis
- Persoonlijke gegevens
- Beroep: Fabriekswerker Vieille Montagne - Balen-Wezel
- Geboorteplaats- en datum: Geboren in Mol op 3 mei 1915
- Burgerlijke stand: Gehuwd met Heylen Maria Constancia op 27 augustus 1938
- Militaire loopbaan
- Stamnummer: 141 – 26289
- Militieklasse: Klasse 1935
- Eenheid: Deelgenomen aan Veldtocht 1940 bij het Eskadrons Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie
- Soldaat FM-Schutter – 1ste Peloton – 2de en 3deGevechtsgroep
- Toegewezen fiets: Fiets 147
- Gemobiliseerd en in dienst van 1 september 1939 tot aan de capitulatie
- Gekwetst bij Dentergem op 26 mei 1940
- Verzorgd in het Militair Hospitaal van Gent van 29 mei tot 23 juli 1940
- Eretekens en onderscheidingen
- 1 kwetsuurstreep
- Kruis van Ridder in de Orde van Leopold II met palm
- Oorlogskruis 1940 met palm
- Herinneringsmedaille van den Oorlog 1940-1945 met 2 gekruiste sabels en een kruis in rood email
Wielrijder Stessens Louis Joseph Maria (Frans)
- Persoonlijke gegevens
- Beroep: Stoker
- Geboorteplaats- en datum: Geboren in Mol (Wezel) op 3 augustus 1915
- Burgerlijke stand: Ongehuwd
- Militaire loopbaan
- Stamnummer: 141 – 26290
- Militieklasse: Klasse 1935
- Eenheid: Deelgenomen aan Veldtocht 1940 bij het Eskadrons Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie
- Soldaat FM-Schutter – 2de Peloton – 2de en 3de Gevechtsgroep
- Toegewezen fiets: Fiets 212
- Gemobiliseerd en in dienst van 1 september 1939 tot aan de capitulatie
- Krijgsgevangene van 28 mei 1940 tot 20 februari 1941 – Stalag XIA
- Krijgsgevangene Nr. 55090
- Eretekens
- Medaille van Krijgsgevangene 1940-1945 met 1 baret
- Herinneringsmedaille van den Oorlog 1940-1945 met 2 gekruiste sabels
- Medaille Militair strijder 40-45
Wielrijder Weckx Jan Louis
- Persoonlijke gegevens
- Beroep: Fabriekswerker
- Geboorteplaats- en datum: Geboren in Balen op 1 november 1913
- Burgerlijke stand: Gehuwd met Daems Maria Rosalia Margaretha op 28 november 1936
- Militaire loopbaan
- Stamnummer: 141 – 25230
- Militieklasse: Klasse 1933
- Eenheid: Deelgenomen aan Veldtocht 1940 bij het Eskadrons Wielrijders van de 9de Infanteriedivisie
- Soldaat FM-Bevoorrader (N°3) – 3de Peloton – 3deGevechtsgroep
- Toegewezen fiets: Fiets 82
- Gemobiliseerd en in dienst van 1 september 1939 tot aan de capitulatie
- Krijgsgevangene van 29 mei 1940 tot 23 februari 1941 –Stalag IA
- Krijgsgevangene Nr. 17433 B
- Militaire uitrusting (vest en broek) neergelegd ten gemeentehuize van Balen op 25 februari 1941
- Eretekens
- Herinneringsmedaille van den Oorlog 1940-1945 met 2 gekruiste sabels
- Medaille Militair strijder 40-45
Bronnen
Het bovenstaande artikel is gebaseerd op een artikel dat eerder verscheen in het Jaarboek van Erfgoed Balen. De volledige referentie is B. DIERCKX, 'Cyclisten paraat! Het verhaal van twee eenheden Wielrijders aan de Balense kanaaloevers in mei 1940', Jaarboek Erfgoed Balen, 17 (2018), 81-139.
Balen Bevrijd, (www.BalenBevrijd.com).
BALEN, Collectie Postkaarten Erfgoed Balen.
BALEN, Documentatie Tweede Wereldoorlog Erfgoed Balen.
BALEN, Gemeentearchief Balen en Olmen.
BUSSELS, J., ‘De luchtbombardementen van Leopoldsburg’, Tijdschrift van het Museum van het Kamp van Beverlo, September 1980.
De Achttiendaagse Veldtocht, 10 mei 1940 – 28 mei 1940, (https://18daagseveldtocht.be).
DE FABRIBECKERS, De Veldtocht van het Belgische Leger in 1940, Lummen, 1966.
De Volksgazet, Dagblad der Belgische Werkliedenpartij, (13 mei 1940).
DIERCKX, B., 'Cyclisten paraat! Het verhaal van twee eenheden Wielrijders aan de Balense kanaaloevers in mei 1940', Jaarboek Erfgoed Balen, 17 (2018), 81-139.
Evere, DGHR-Notariaat, Militaire personeelsdossiers.
Evere, Historisch Centrum Defensie, Campagnedagboeken Mei 1940, Wielrijders 6de Infanteriedivisie.
Evere, Historisch Centrum Defensie, Campagnedagboeken Mei 1940, Wielrijders 9de Infanteriedivisie.
Evere, Historisch Centrum Defensie, Archief Wielrijders 6de en 9de Infanteriedivisie.
Evere, Historisch Centrum Defensie, Steekkaarten Belgische Krijgsgevangenen.
HELSEN, L. Vierenvijftig maanden oorlog, Bouwstoffen tot de studie van de Tweede Wereldoorlog in de Kempen, 1994.
Kempense Krantenbank, (www.kempensekranten.be).
Le Patriote Illustré, Jaargangen 1939 en 1940.
MAJEWSKI, D. Vergeten monolieten, Mei 1940, De strijd aan de Vooruitgeschoven stelling of Grensstelling, Mol, 2015.
Oorlogsverwoestingen in de Oost-Zuiderkempen ‘40, 27-29.
STASSIN, G, Cavalerie Motorisée, Brussel, s.d.
STRAUVEN, P., Tessenderlo in Oorlog, Tessenderlo, 1984.
TAGHON, P. Mei 1940, De 10-daagse veldtocht in woord en beeld, Tielt, 2010.
VAN GEHUCHTEN, F. Veerle, arm en trots, Tielt, 1997.
VAN GEHUCHTEN, F., Vorst, Groot en Klein, Tongerlo-Westerlo, 1995.
VAN OPSTAL, W. ‘De Duitse luchtaanval op het Kamp van Beverlo op 10 mei 1940’, Tijdschrift van het Museum van het Kamp van Beverlo, Juni 2012.
Dankwoord
Met expliciete dank aan Dhr. R. Vandenweyer voor de hulp bij het opzoeken van de Militaire personeelsdossiers en krijgsgevangenendossiers. Maar ook een hartelijk woord van dank aan de familie Weckx voor het bezorgen van een afbeelding van Cyclist Jan Weckx.
Tot slot een enorm woord van dank aan alle vrijwilligers van Erfgoed Balen die een helpende hand boden bij de opzoekingen en de scanning van de talrijke documenten die aan de basis lagen voor dit artikel.
Het bovenstaande artikel is gebaseerd op een artikel dat eerder verscheen in het Jaarboek van Erfgoed Balen. De volledige referentie is B. DIERCKX, 'Cyclisten paraat! Het verhaal van twee eenheden Wielrijders aan de Balense kanaaloevers in mei 1940', Jaarboek Erfgoed Balen, 17 (2018), 81-139.
Balen Bevrijd, (www.BalenBevrijd.com).
BALEN, Collectie Postkaarten Erfgoed Balen.
BALEN, Documentatie Tweede Wereldoorlog Erfgoed Balen.
BALEN, Gemeentearchief Balen en Olmen.
BUSSELS, J., ‘De luchtbombardementen van Leopoldsburg’, Tijdschrift van het Museum van het Kamp van Beverlo, September 1980.
De Achttiendaagse Veldtocht, 10 mei 1940 – 28 mei 1940, (https://18daagseveldtocht.be).
DE FABRIBECKERS, De Veldtocht van het Belgische Leger in 1940, Lummen, 1966.
De Volksgazet, Dagblad der Belgische Werkliedenpartij, (13 mei 1940).
DIERCKX, B., 'Cyclisten paraat! Het verhaal van twee eenheden Wielrijders aan de Balense kanaaloevers in mei 1940', Jaarboek Erfgoed Balen, 17 (2018), 81-139.
Evere, DGHR-Notariaat, Militaire personeelsdossiers.
Evere, Historisch Centrum Defensie, Campagnedagboeken Mei 1940, Wielrijders 6de Infanteriedivisie.
Evere, Historisch Centrum Defensie, Campagnedagboeken Mei 1940, Wielrijders 9de Infanteriedivisie.
Evere, Historisch Centrum Defensie, Archief Wielrijders 6de en 9de Infanteriedivisie.
Evere, Historisch Centrum Defensie, Steekkaarten Belgische Krijgsgevangenen.
HELSEN, L. Vierenvijftig maanden oorlog, Bouwstoffen tot de studie van de Tweede Wereldoorlog in de Kempen, 1994.
Kempense Krantenbank, (www.kempensekranten.be).
Le Patriote Illustré, Jaargangen 1939 en 1940.
MAJEWSKI, D. Vergeten monolieten, Mei 1940, De strijd aan de Vooruitgeschoven stelling of Grensstelling, Mol, 2015.
Oorlogsverwoestingen in de Oost-Zuiderkempen ‘40, 27-29.
STASSIN, G, Cavalerie Motorisée, Brussel, s.d.
STRAUVEN, P., Tessenderlo in Oorlog, Tessenderlo, 1984.
TAGHON, P. Mei 1940, De 10-daagse veldtocht in woord en beeld, Tielt, 2010.
VAN GEHUCHTEN, F. Veerle, arm en trots, Tielt, 1997.
VAN GEHUCHTEN, F., Vorst, Groot en Klein, Tongerlo-Westerlo, 1995.
VAN OPSTAL, W. ‘De Duitse luchtaanval op het Kamp van Beverlo op 10 mei 1940’, Tijdschrift van het Museum van het Kamp van Beverlo, Juni 2012.
Dankwoord
Met expliciete dank aan Dhr. R. Vandenweyer voor de hulp bij het opzoeken van de Militaire personeelsdossiers en krijgsgevangenendossiers. Maar ook een hartelijk woord van dank aan de familie Weckx voor het bezorgen van een afbeelding van Cyclist Jan Weckx.
Tot slot een enorm woord van dank aan alle vrijwilligers van Erfgoed Balen die een helpende hand boden bij de opzoekingen en de scanning van de talrijke documenten die aan de basis lagen voor dit artikel.
In mei 1940 kwamen heel wat streekgenoten terecht in de Achttiendaagse Veldtocht.
'Jong en schoon, gij Kempenzoon.. De gesneuvelden van mei 1940' is een boek over de jongens uit Balen, Olmen, Dessel en Mol die nooit meer terugkeerden... Meer info? Klik hiernaast op de afbeelding! |