Mei 2017
In deze maand Mei staan een Belgische motorhelm en een houten reiskoffer in de schijnwerper. De helm en koffer behoorden toe aan Olmenaar Frans Janssen. Frans was Brigadier bij het 1ste Regiment Jagers te Paard en diende als motorrijder in het 2de Eskadron van die eenheid tijdens de Achttiendaagse Veldtocht.
Frans Janssen werd geboren te Olmen op 30 januari 1912. Hij was een zoon van Jan-Victor Janssen en Coleta Josephina Bijlemans uit Olmen. Frans huwde in 1935 met Anna Maria Regina De Groof en samen kregen zij twee kinderen, Victor (°1935) en Maria (°1944). Tijdens de Tweede Wereldoorlog was het gezin Janssen woonachtig in de Vaartstraat te Balen en vanaf 1942 in de Veldstraat te Olmen.
1. De militaire loopbaan van Frans Janssen en zijn motorhelm
In 1932 werd Frans Janssen als milicien opgeroepen bij het Belgische leger. Op 15 juli 1932 ging hij in werkelijke dienst bij het 2de Regiment Lansiers. Zijn stamnummer was 140-26513.
Frans Janssen werd geboren te Olmen op 30 januari 1912. Hij was een zoon van Jan-Victor Janssen en Coleta Josephina Bijlemans uit Olmen. Frans huwde in 1935 met Anna Maria Regina De Groof en samen kregen zij twee kinderen, Victor (°1935) en Maria (°1944). Tijdens de Tweede Wereldoorlog was het gezin Janssen woonachtig in de Vaartstraat te Balen en vanaf 1942 in de Veldstraat te Olmen.
1. De militaire loopbaan van Frans Janssen en zijn motorhelm
In 1932 werd Frans Janssen als milicien opgeroepen bij het Belgische leger. Op 15 juli 1932 ging hij in werkelijke dienst bij het 2de Regiment Lansiers. Zijn stamnummer was 140-26513.
Op 1 september 1937 besloot hij bij het leger te blijven en werd hij dienstnemer voor 3 jaar bij het 1ste Regiment Jagers te Paard. Hij bleef dus bij de cavalerie. Binnen die laatste eenheid werd hij om 11 november 1939 gepromoveerd tot Brigadier.
Toen de modernisering en motorisering van het Belgische Cavaleriekorps (voorheen een ‘Paardenkorps’) vorm kreeg tijdens het Interbellum, moest ook de kledij van de manschappen verder worden aangepast. Een typisch, nieuw verschijnsel op het einde van de jaren 1930 was de motorhelm. Ook Frans Janssen kreeg als ‘motard’ tijdens zijn militaire loopbaan dergelijk hoofddeksel toebedeeld. Het getoonde exemplaar is een motorhelm Model 1938 en werd vervaardigd uit kurk. De buitenzijde werd overschilderd in het groen. Net zoals op de stalen helmen werd ook de Belgische leeuw frontaal aangebracht. De binnenkant werd voorzien van een groene katoenen overtrek en lederen zweetband, sluitflappen en kinriem.
Toen de modernisering en motorisering van het Belgische Cavaleriekorps (voorheen een ‘Paardenkorps’) vorm kreeg tijdens het Interbellum, moest ook de kledij van de manschappen verder worden aangepast. Een typisch, nieuw verschijnsel op het einde van de jaren 1930 was de motorhelm. Ook Frans Janssen kreeg als ‘motard’ tijdens zijn militaire loopbaan dergelijk hoofddeksel toebedeeld. Het getoonde exemplaar is een motorhelm Model 1938 en werd vervaardigd uit kurk. De buitenzijde werd overschilderd in het groen. Net zoals op de stalen helmen werd ook de Belgische leeuw frontaal aangebracht. De binnenkant werd voorzien van een groene katoenen overtrek en lederen zweetband, sluitflappen en kinriem.
De motorhelm was een lichtgewicht helm die werd voorzien voor dagdagelijks gebruik in de kazerne of tijdens rijoefeningen. In oorlogstijd bood deze variant echter geen enkele bescherming en diende motorrijders de standaard stalen helm te dragen. Vele periodieke afbeeldingen en filmfragmenten illustreren echter dat de kurken helm ook tijdens de Veldtocht van Mei 1940 werd doorgedragen.
Dankzij de Familie Janssen kunnen eveneens enkele afbeeldingen worden getoond van de bewuste helm in gebruik. Het betreffen telkens foto’s van Frans Janssen, met de motorhelm, uit het Interbellum en de Mobilisatieperiode.
Dankzij de Familie Janssen kunnen eveneens enkele afbeeldingen worden getoond van de bewuste helm in gebruik. Het betreffen telkens foto’s van Frans Janssen, met de motorhelm, uit het Interbellum en de Mobilisatieperiode.
2. De Campagne van Mei 1940 en het krijgsgevangenschap van Frans Janssen
Tijdens de Campagne van Mei 1940 diende Frans Janssen als ‘motard’ of motorrijder bij het 2de Eskadron van het 1ste Regiment Jagers te Paard. Hij maakte deel uit van de gemotoriseerde cavalerie en was actief tijdens de gehele Veldtocht. Uiteindelijk werd hij op 28 mei 1940 krijgsgevangen genomen nabij Vijfkapelle.
Na de capitulatie van het Belgische Leger werd Frans Janssen samen met tal van andere krijgsgevangenen in open treinwagons naar Duitsland getransporteerd. Tijdens het transport waren de gevangenen grotendeels op zichzelf aangewezen. Veel voedsel was er immers niet voorhanden. Volgens de overlevering van Frans Janssen overleefden zij de rit op basis van ‘groes en water’. Tijdens de zeldzame rustpauzes, probeerden de gevangenen zoveel mogelijk gras te plukken om zo de honger te stillen. Ook water werd op alle mogelijke wijzen gezocht. In beekjes, plassen, ... Van 2 juni 1940 tot en met 11 januari 1942 verbleef Frans Janssen in gevangenschap in Stalag XA bij Schleswig. Hij kreeg gevangenennummer 21.086. Op 1 april 1942 zaten er in Stalag XA zo’n 2.822 Belgische soldaten opgesloten. Frans Janssen was een van hen.
Tijdens zijn gevangenschap werd Frans tewerkgesteld buiten het kamp bij de Firma Max Horst ‘Schlachterei und Wurstfabrik’. Mogelijk werd Frans omwille van het beroep van zijn broer (slachter) geselecteerd voor dat specifieke buitenwerk. Overdag werkte hij bij slachter Max Horst in Ratzeburg, tegen de avond werden Frans en de andere tewerkgestelde Belgische krijgsgevangenen terug naar het Hoofdkamp gebracht. Door die taak kon Frans af en toe een extraatje bekomen en zo het gammele kamprantsoen aanvullen. Op die manier bleef hij in relatief goede gezondheid en kon er in het kamp ook al eens iets geruild worden.
Tijdens de Campagne van Mei 1940 diende Frans Janssen als ‘motard’ of motorrijder bij het 2de Eskadron van het 1ste Regiment Jagers te Paard. Hij maakte deel uit van de gemotoriseerde cavalerie en was actief tijdens de gehele Veldtocht. Uiteindelijk werd hij op 28 mei 1940 krijgsgevangen genomen nabij Vijfkapelle.
Na de capitulatie van het Belgische Leger werd Frans Janssen samen met tal van andere krijgsgevangenen in open treinwagons naar Duitsland getransporteerd. Tijdens het transport waren de gevangenen grotendeels op zichzelf aangewezen. Veel voedsel was er immers niet voorhanden. Volgens de overlevering van Frans Janssen overleefden zij de rit op basis van ‘groes en water’. Tijdens de zeldzame rustpauzes, probeerden de gevangenen zoveel mogelijk gras te plukken om zo de honger te stillen. Ook water werd op alle mogelijke wijzen gezocht. In beekjes, plassen, ... Van 2 juni 1940 tot en met 11 januari 1942 verbleef Frans Janssen in gevangenschap in Stalag XA bij Schleswig. Hij kreeg gevangenennummer 21.086. Op 1 april 1942 zaten er in Stalag XA zo’n 2.822 Belgische soldaten opgesloten. Frans Janssen was een van hen.
Tijdens zijn gevangenschap werd Frans tewerkgesteld buiten het kamp bij de Firma Max Horst ‘Schlachterei und Wurstfabrik’. Mogelijk werd Frans omwille van het beroep van zijn broer (slachter) geselecteerd voor dat specifieke buitenwerk. Overdag werkte hij bij slachter Max Horst in Ratzeburg, tegen de avond werden Frans en de andere tewerkgestelde Belgische krijgsgevangenen terug naar het Hoofdkamp gebracht. Door die taak kon Frans af en toe een extraatje bekomen en zo het gammele kamprantsoen aanvullen. Op die manier bleef hij in relatief goede gezondheid en kon er in het kamp ook al eens iets geruild worden.
Aan het thuisfront werd maandenlang het ergste gevreesd tot op een zekere dag ‘Madam Frainet’ uit Leopoldsburg naar de Vaartstraat in Balen afzakte. De familie Janssen had tijdens het Interbellum in de Statiestraat te Leopoldsburg gewoond, waar Frans als beroepsmilitair verbleef en zijn vrouw een winkel uitbaatte. Mevrouw Frainet was jarenlang de buurvrouw van de familie Janssen. Via Mevrouw Frainet kwam, ongeveer 9 maanden na de Duitse inval, een eerste brief en daarmee ook een geruststellend teken van leven vanuit Duitsland tot bij de familie. De brief van Frans werd clandestien, in de zoom van een kapotjas vernaaid, meegebracht door een vrijgelaten Belgische militair en vervolgens via Mevrouw Frainet aan de familie bezorgd.
Op 10-11 januari 1942 werd Frans Janssen, samen met tal van andere Belgische Krijgsgevangenen, vrijgelaten en met een trein van het ‘Roode Kruis’ naar België gerepatrieerd. Voor de terugreis wist Frans een houten reiskoffer te bemachtigen, waarop zijn naam werd aanbracht. De koffer werd tot op de dag van vandaag bij de familie bewaard en is een uniek aandenken aan het krijgsgevangenschap van Frans Janssen.
Op 10-11 januari 1942 werd Frans Janssen, samen met tal van andere Belgische Krijgsgevangenen, vrijgelaten en met een trein van het ‘Roode Kruis’ naar België gerepatrieerd. Voor de terugreis wist Frans een houten reiskoffer te bemachtigen, waarop zijn naam werd aanbracht. De koffer werd tot op de dag van vandaag bij de familie bewaard en is een uniek aandenken aan het krijgsgevangenschap van Frans Janssen.
Na zijn vrijlating werd Frans, als voormalig beroepsmilitair, onmiddellijk ter beschikking gesteld van het Ministerie van Landbouw en Voedselvoorziening en diende hij als medewerker van Winterhulp in Balen-Neet. Die functie behield hij tot aan de Bevrijding.
Op 1 oktober 1944 werd hij opnieuw opgenomen in de getalsterkte van het Belgische Leger. Hij kreeg stamnummer S-7035. Vanaf 16 augustus 1945 werd hij aangeduid voor dienst in de administratieve compagnie van Limburg en later, vanaf 31 augustus 1945, in de administratieve compagnie van het Kamp van Beverlo (Kazerneringsdienst). Na een korte periode van dienstheropneming deed Frans Janssen een aanvraag om het contact te beëindigen en werd hij op onbepaald verlof gestuurd. Na zijn carrière bij het Belgische Leger werd hij broodafvoerder in Olmen. Zijn schoonzuster was namelijk gehuwd met bakker Jennen uit de Veldstraat in Olmen.
Frans Janssen werd gedecoreerd met de ‘Herinneringsmedaille 1940-1945 met twee gekruiste sabels’; de ‘Medaille van Krijgsgevangene met 2 baretten’; het ‘Militair Kruis 2de Klasse’; de ‘Herinneringsmedaille Albert I’ en de ‘Medaille van Militair Strijder 40-45’. Frans Janssen werd 86 jaar en overleed op 2 april 1998.
Op 1 oktober 1944 werd hij opnieuw opgenomen in de getalsterkte van het Belgische Leger. Hij kreeg stamnummer S-7035. Vanaf 16 augustus 1945 werd hij aangeduid voor dienst in de administratieve compagnie van Limburg en later, vanaf 31 augustus 1945, in de administratieve compagnie van het Kamp van Beverlo (Kazerneringsdienst). Na een korte periode van dienstheropneming deed Frans Janssen een aanvraag om het contact te beëindigen en werd hij op onbepaald verlof gestuurd. Na zijn carrière bij het Belgische Leger werd hij broodafvoerder in Olmen. Zijn schoonzuster was namelijk gehuwd met bakker Jennen uit de Veldstraat in Olmen.
Frans Janssen werd gedecoreerd met de ‘Herinneringsmedaille 1940-1945 met twee gekruiste sabels’; de ‘Medaille van Krijgsgevangene met 2 baretten’; het ‘Militair Kruis 2de Klasse’; de ‘Herinneringsmedaille Albert I’ en de ‘Medaille van Militair Strijder 40-45’. Frans Janssen werd 86 jaar en overleed op 2 april 1998.
3. Het 1ste Regiment Jagers te Paard tijdens de Achttiendaagse Veldtocht
Het 1ste Regiment Jagers te Paard behoorde tot de actieve cavalerieregimenten en was op de vooravond van de oorlog reeds volledig gemotoriseerd. Bij de Inval van 10 mei 1940 was de eenheid gelegen aan de Vooruitgeschoven Stelling bij het Verbindingskanaal Maas-Schelde (Zuid-Willemsvaart) en kreeg het de Ondersector Neeroeteren-Eisden als standplaats. Het hoofdkwartier van de eenheid werd gevestigd in As. Het regiment bestond uit 2 Groepen van elk 3 Eskadrons (2 Eskadrons Fuseliers en 1 Eskadron Klein Geschut), een Eskadron Pantserwagens en een Stafeskadron. Het 2de Eskadron Fuseliers, waar Frans Janssen deel van uitmaakte, stond onder leiding van Commandant L. Rousseaux.
De manschappen van het 1ste Regiment Jagers te Paard hadden als taak de wacht te houden nabij de Belgisch-Nederlandse grens en in dat gebied patrouilles uit te sturen. Daarnaast moesten de Jagers, in geval van oorlog, de bruggen over het Grenskanaal en het Verbindingskanaal vernietigen om daarna terug te trekken naar de Dekkingsstelling achter het Albertkanaal. Omdat de troepen zich vlakbij de Nederlandse grens bevonden, kwamen zij op 10 mei 1940 meteen in contact met de eerste Duitse aanvalsgolven. Nadat de nodige strategische vernielingen werden uitgevoerd, trokken de manschappen zich terug in de richting van het Albertkanaal. Het 1steRegiment Jagers te Paard moest postvatten op de lijn Molenbeek–Kortessem–Kerniel. De cavaleristen moesten een verdedigingslinie opwerpen, dwars op het Albertkanaal, om de andere eenheden nabij het Kanaal in de flank te beveiligen.
Tijdens de gevechten aan de ‘Bretel van Kortessem’, de bijnaam van de opgeworpen dwarsstelling, kwam ook Balenaar Isidoor René Volders om het leven. René was eveneens motorrijder in het 1ste Regiment Jagers te Paard. Hij werd op 11 mei 1940 in de nabijheid van Gors-Opleeuw dodelijk getroffen door vijandelijk vuur tijdens een verkenningstocht met de motorfiets. (Op het graf van Rene Volders staat 12 mei 1940 als overlijdensdatum.)
Het 1ste Regiment Jagers te Paard behoorde tot de actieve cavalerieregimenten en was op de vooravond van de oorlog reeds volledig gemotoriseerd. Bij de Inval van 10 mei 1940 was de eenheid gelegen aan de Vooruitgeschoven Stelling bij het Verbindingskanaal Maas-Schelde (Zuid-Willemsvaart) en kreeg het de Ondersector Neeroeteren-Eisden als standplaats. Het hoofdkwartier van de eenheid werd gevestigd in As. Het regiment bestond uit 2 Groepen van elk 3 Eskadrons (2 Eskadrons Fuseliers en 1 Eskadron Klein Geschut), een Eskadron Pantserwagens en een Stafeskadron. Het 2de Eskadron Fuseliers, waar Frans Janssen deel van uitmaakte, stond onder leiding van Commandant L. Rousseaux.
De manschappen van het 1ste Regiment Jagers te Paard hadden als taak de wacht te houden nabij de Belgisch-Nederlandse grens en in dat gebied patrouilles uit te sturen. Daarnaast moesten de Jagers, in geval van oorlog, de bruggen over het Grenskanaal en het Verbindingskanaal vernietigen om daarna terug te trekken naar de Dekkingsstelling achter het Albertkanaal. Omdat de troepen zich vlakbij de Nederlandse grens bevonden, kwamen zij op 10 mei 1940 meteen in contact met de eerste Duitse aanvalsgolven. Nadat de nodige strategische vernielingen werden uitgevoerd, trokken de manschappen zich terug in de richting van het Albertkanaal. Het 1steRegiment Jagers te Paard moest postvatten op de lijn Molenbeek–Kortessem–Kerniel. De cavaleristen moesten een verdedigingslinie opwerpen, dwars op het Albertkanaal, om de andere eenheden nabij het Kanaal in de flank te beveiligen.
Tijdens de gevechten aan de ‘Bretel van Kortessem’, de bijnaam van de opgeworpen dwarsstelling, kwam ook Balenaar Isidoor René Volders om het leven. René was eveneens motorrijder in het 1ste Regiment Jagers te Paard. Hij werd op 11 mei 1940 in de nabijheid van Gors-Opleeuw dodelijk getroffen door vijandelijk vuur tijdens een verkenningstocht met de motorfiets. (Op het graf van Rene Volders staat 12 mei 1940 als overlijdensdatum.)
Op 12 mei verplaatste het regiment zich in de richting van de Demer-Gete-Stelling. Een dag later kreeg de eenheid daar de Ondersector Halen-Aarschot toegewezen. Tijdens de avond van 13 mei 1940 werd echter reeds de terugtocht bevolen en verlieten de manschappen langzaam de stellingen om te hergroeperen nabij Brussel. Van 14 tot 15 mei werd de eenheid op rust gesteld en in reserve gehouden. Daarna werd ook de terugtrekking van de K.W.-Linie naar de lijn Terneuzen-Gent-Oudenaarde bevolen. Tussen 16 en 19 mei bevonden de manschappen zich in het gebied nabij Dendermonde (Boven Zeeschelde).
Op 19 mei 1940 trokken de Duitsers nabij Antwerpen over de Schelde en rukten zij op in het Waasland. Het 1ste Regiment Jagers te Paard werd vervolgens, op 20 mei 1940, verplaatst naar het Sas van Gent (Beneden Zeeschelde) met als opdracht contact te maken met de vijand en de verdere Duitse opmars doorheen het Waasland te vertragen. In dat gebied bleven de manschappen actief tot en met 26 mei 1940.
In de nacht van 26 op 27 mei 1940 trokken de eenheden van het regiment zich terug achter het Afleidingskanaal van de Leie en verzamelden de Jagers zich ten zuidoosten van Zeebrugge. Een dag later, in de nacht van 27 op 28 mei, werden de troepen wederom teruggetrokken uit de strijd en begaf het regiment zich naar de regio Oostkamp. Daar legde het 1ste Regiment Jagers te Paard uiteindelijk de wapens neer in de ochtend van 28 mei 1940.
Tijdens de Achttiendaagse Veldtocht kwamen 3 officieren, 4 onderofficieren, 6 brigadiers en 35 soldaten van het regiment om het leven. Onder de doden viel ook één Balenaar te betreuren, René Isidoor Volders. (Zie ook Oorlogsslachtoffers.)
Dankwoord
Met expliciete dank aan de familie Janssen, in het bijzonder Maria en Victor, voor de schenking van de reiskoffer en overdracht van de motorhelm (April 2017). Eveneens bedankt voor de uitgebreide duiding bij het oorlogsverhaal van Frans Janssen en het ter beschikking stellen van de talrijke foto’s. Op deze manier kon opnieuw een prachtig stukje oorlogsgeschiedenis worden geborgen voor de toekomst.
Daarnaast ook een uitdrukkelijk woord van dank aan de familie Volders en Mevr. Rykers voor het bezorgen van de foto van René Volders.
Bronnen
Balen Bevrijd, Archief- en Documentatie.
Balen Bevrijd, Collectie bidprentjes.
Balen Bevrijd, Kopij van het Archief en de Fotocollectie van de Familie Janssen.
De Achttiendaagse Veldtocht, (http://18daagseveldtocht.be).
De Belgische soldaat in de meidagen van 1940, (www. ABBL1940.be)
DE FABRIBECKERS, De veldtocht van het Belgische leger in 1940, Lummen, 1966.
EVERE, DGHR – HRA, Militair Personeelsdossier Frans Janssen en Isidoor Volders.
Interviews Bram Dierckx – Familie Janssen, april 2017.
TAGHON, P., Mei 1940, De 18-daagse veldtocht in woord en beeld, Tielt, 2010.
Op 19 mei 1940 trokken de Duitsers nabij Antwerpen over de Schelde en rukten zij op in het Waasland. Het 1ste Regiment Jagers te Paard werd vervolgens, op 20 mei 1940, verplaatst naar het Sas van Gent (Beneden Zeeschelde) met als opdracht contact te maken met de vijand en de verdere Duitse opmars doorheen het Waasland te vertragen. In dat gebied bleven de manschappen actief tot en met 26 mei 1940.
In de nacht van 26 op 27 mei 1940 trokken de eenheden van het regiment zich terug achter het Afleidingskanaal van de Leie en verzamelden de Jagers zich ten zuidoosten van Zeebrugge. Een dag later, in de nacht van 27 op 28 mei, werden de troepen wederom teruggetrokken uit de strijd en begaf het regiment zich naar de regio Oostkamp. Daar legde het 1ste Regiment Jagers te Paard uiteindelijk de wapens neer in de ochtend van 28 mei 1940.
Tijdens de Achttiendaagse Veldtocht kwamen 3 officieren, 4 onderofficieren, 6 brigadiers en 35 soldaten van het regiment om het leven. Onder de doden viel ook één Balenaar te betreuren, René Isidoor Volders. (Zie ook Oorlogsslachtoffers.)
Dankwoord
Met expliciete dank aan de familie Janssen, in het bijzonder Maria en Victor, voor de schenking van de reiskoffer en overdracht van de motorhelm (April 2017). Eveneens bedankt voor de uitgebreide duiding bij het oorlogsverhaal van Frans Janssen en het ter beschikking stellen van de talrijke foto’s. Op deze manier kon opnieuw een prachtig stukje oorlogsgeschiedenis worden geborgen voor de toekomst.
Daarnaast ook een uitdrukkelijk woord van dank aan de familie Volders en Mevr. Rykers voor het bezorgen van de foto van René Volders.
Bronnen
Balen Bevrijd, Archief- en Documentatie.
Balen Bevrijd, Collectie bidprentjes.
Balen Bevrijd, Kopij van het Archief en de Fotocollectie van de Familie Janssen.
De Achttiendaagse Veldtocht, (http://18daagseveldtocht.be).
De Belgische soldaat in de meidagen van 1940, (www. ABBL1940.be)
DE FABRIBECKERS, De veldtocht van het Belgische leger in 1940, Lummen, 1966.
EVERE, DGHR – HRA, Militair Personeelsdossier Frans Janssen en Isidoor Volders.
Interviews Bram Dierckx – Familie Janssen, april 2017.
TAGHON, P., Mei 1940, De 18-daagse veldtocht in woord en beeld, Tielt, 2010.