Januari 2016
Het object van de maand januari 2016 betreft een ensemble van Adjudant Lodewijk Philips en bestaat uit zijn uniformvest, kepie, immatriculatieplaatje en enkele bijhorende militaire kentekens.
Lodewijk (Louis) Philips werd geboren in Hasselt op 16 november 1904. Hij was een zoon van Hippolyte Guilielmus Philips en Sybilla Josepha Vleminckx. Hij was zelf woonachtig te Hasselt en huwde met Jeanne Hubertine Ponet. Samen hadden zij 3 kinderen: Yvan, Raymond en Armand. Lodewijk Philips was beroepsmilitair en vertoefde in mei 1940 in onze streek.
Lodewijk (Louis) Philips werd geboren in Hasselt op 16 november 1904. Hij was een zoon van Hippolyte Guilielmus Philips en Sybilla Josepha Vleminckx. Hij was zelf woonachtig te Hasselt en huwde met Jeanne Hubertine Ponet. Samen hadden zij 3 kinderen: Yvan, Raymond en Armand. Lodewijk Philips was beroepsmilitair en vertoefde in mei 1940 in onze streek.
1. De uniformstukken van Lodewijk Philips
Het ensemble van Lodewijk Philips bestaat uit een Uniformvest Model 1935, een bijhorende kepie, een immatriculatieplaatje en enkele losse kentekens.
Het ensemble van Lodewijk Philips bestaat uit een Uniformvest Model 1935, een bijhorende kepie, een immatriculatieplaatje en enkele losse kentekens.
2. De militaire loopbaan van Lodewijk Philips
Lodewijk Philips werd te Hasselt ingeschreven voor de militie en was aanvankelijk aangeduid als dienstplichtige van de klasse 1924. Hij nam uiteindelijk dienst bij het 11e Linieregiment op 31 maart 1925 als beroepsmilitair en kreeg als stamnummer 111/71566 (later gewijzigd naar S/3111). Leopold sprak zowel Nederlands, Frans als Duits. Die twee eerste talen kon hij ook schrijven en lezen. Op 1 oktober 1937 werd hij opgenomen in het korps der beroeps-onderofficieren en op 28 april 1938 legde hij daartoe zijn eed af. Als onderofficier verwierf hij 2 getuigschriften. Op 8 juli 1933 verkreeg hij een brevet van 'Vuurwerker-pionier bij de Infanterie' in de Compagnieschool van het 2e Regiment Genie te Antwerpen. Op 16 augustus 1937 behaalde hij eveneens het brevet van 'Onderrichter bij de Infanterie' in de Infanterieschool te Beverlo.
In de periode voor de Tweede Wereldoorlog (15 augustus 1937 - 25 augustus 1939) was hij onderrichter in het 11e Linieregiment. Het regiment was een actief infanterieregiment van de 4de Infanteriedivisie. In vredestijd vormde de Hasseltse Dusartkazerne een vast kwartier voor de eenheid. Tijdens het interbellum was het 11e Linieregiment ook verantwoordelijk voor de wacht in het Kamp van Beverlo. De eenheid werd gemobiliseerd op 25 augustus 1939 in de Dusartkazerne te Hasselt bij afkondiging van Fase A van het mobilisatieplan. Tijdens die fase werden de militieklassen 1934-1938 opgeroepen en werd het regiment op oorlogsvoet gebracht.
Tijdens de mobilisatie werd Lodewijk Philips overgeheveld naar het 20e Linieregiment, een eenheid die werd ontdubbeld uit het 11e Linieregiment. Ook daar was hij onderrichter (26 augustus 1939 - 28 mei 1940).
Als onderofficier nam hij deel aan de veldtocht van Mei 1940. Op 10 mei was hij tegenwoordig bij de 'Compagnie C.47 op T.13' van de 11e Infanteriedivisie in het Kamp van Beverlo te Leopoldsburg en op 19 mei bij de 6e Compagnie, 2e Bataljon (II / 6) van het 20e Linieregiment.
Bij de capitulatie van het Belgische Leger op 28 mei 1940 werd hij samen met zijn eenheid gevangengenomen nabij Hertzberge. Hij zat 3 jaar lang opgesloten in Stalag X.B en kreeg krijgsgevangennummer N°25.930. Op 30 april 1943 werd hij vrijgelaten en gerepatrieerd naar België. Tussen 1 mei 1943 en 31 januari 1944 was hij in herstelverlof.
Van 11 april 1944 tot 27 maart 1945 was hij actief bij Winterhulp in zijn woonplaats Hasselt. Hij was er actief als bureelbediende en boekhouder. Hij verving de Heer Molemans Achiel (eveneens beroepsmilitair) die in 1944 werd aangehouden door de Duitsers en als krijgsgevangene werd overgebracht naar Duitsland.
Op 1 oktober 1944 werd hij opnieuw opgenomen in de getalsterkte bij het Ministerie van Landsverdediging en van 28 maart 1945 tot 8 mei 1945 was hij in actieve dienst bij het 29e Bataljon Fuseliers. Nadien ging hij terug naar het 11e Linieregiment, waar hij op 1 januari 1961 op anciënniteitspensioen werd gesteld. In het jaar 1973 is Lodewijk Philips overleden.
Tijdens zijn gehele militaire carrière werd Lodewijk Philips ingedeeld bij de volgende eenheden:
- 11e Linieregiment;
- 20e Linie;
- 29e Bataljon Fuseliers (Provincie Limburg);
- Sedichar;
- 1e Bataljon MI MO.
Leopold Philips kreeg de volgende eervolle onderscheidingen:
- Eerste dienststreep;
- Tweede dienststreep;
- Militair ereteken 2e klasse;
- Militair ereteken 1e klasse;
- Herinneringsmedaille van de Oorlog 1940-1945 met 2 gekruiste bronzen sabels;
- Medaille van de Krijgsgevangene 1940-1945 met 3 baretten;
- Gouden medaille in de Kroonorde van Leopold II;
- Gouden palmen in de Kroonorde van Leopold II;
- Ridder in de Kroonorde van Leopold II.
Lodewijk Philips werd te Hasselt ingeschreven voor de militie en was aanvankelijk aangeduid als dienstplichtige van de klasse 1924. Hij nam uiteindelijk dienst bij het 11e Linieregiment op 31 maart 1925 als beroepsmilitair en kreeg als stamnummer 111/71566 (later gewijzigd naar S/3111). Leopold sprak zowel Nederlands, Frans als Duits. Die twee eerste talen kon hij ook schrijven en lezen. Op 1 oktober 1937 werd hij opgenomen in het korps der beroeps-onderofficieren en op 28 april 1938 legde hij daartoe zijn eed af. Als onderofficier verwierf hij 2 getuigschriften. Op 8 juli 1933 verkreeg hij een brevet van 'Vuurwerker-pionier bij de Infanterie' in de Compagnieschool van het 2e Regiment Genie te Antwerpen. Op 16 augustus 1937 behaalde hij eveneens het brevet van 'Onderrichter bij de Infanterie' in de Infanterieschool te Beverlo.
In de periode voor de Tweede Wereldoorlog (15 augustus 1937 - 25 augustus 1939) was hij onderrichter in het 11e Linieregiment. Het regiment was een actief infanterieregiment van de 4de Infanteriedivisie. In vredestijd vormde de Hasseltse Dusartkazerne een vast kwartier voor de eenheid. Tijdens het interbellum was het 11e Linieregiment ook verantwoordelijk voor de wacht in het Kamp van Beverlo. De eenheid werd gemobiliseerd op 25 augustus 1939 in de Dusartkazerne te Hasselt bij afkondiging van Fase A van het mobilisatieplan. Tijdens die fase werden de militieklassen 1934-1938 opgeroepen en werd het regiment op oorlogsvoet gebracht.
Tijdens de mobilisatie werd Lodewijk Philips overgeheveld naar het 20e Linieregiment, een eenheid die werd ontdubbeld uit het 11e Linieregiment. Ook daar was hij onderrichter (26 augustus 1939 - 28 mei 1940).
Als onderofficier nam hij deel aan de veldtocht van Mei 1940. Op 10 mei was hij tegenwoordig bij de 'Compagnie C.47 op T.13' van de 11e Infanteriedivisie in het Kamp van Beverlo te Leopoldsburg en op 19 mei bij de 6e Compagnie, 2e Bataljon (II / 6) van het 20e Linieregiment.
Bij de capitulatie van het Belgische Leger op 28 mei 1940 werd hij samen met zijn eenheid gevangengenomen nabij Hertzberge. Hij zat 3 jaar lang opgesloten in Stalag X.B en kreeg krijgsgevangennummer N°25.930. Op 30 april 1943 werd hij vrijgelaten en gerepatrieerd naar België. Tussen 1 mei 1943 en 31 januari 1944 was hij in herstelverlof.
Van 11 april 1944 tot 27 maart 1945 was hij actief bij Winterhulp in zijn woonplaats Hasselt. Hij was er actief als bureelbediende en boekhouder. Hij verving de Heer Molemans Achiel (eveneens beroepsmilitair) die in 1944 werd aangehouden door de Duitsers en als krijgsgevangene werd overgebracht naar Duitsland.
Op 1 oktober 1944 werd hij opnieuw opgenomen in de getalsterkte bij het Ministerie van Landsverdediging en van 28 maart 1945 tot 8 mei 1945 was hij in actieve dienst bij het 29e Bataljon Fuseliers. Nadien ging hij terug naar het 11e Linieregiment, waar hij op 1 januari 1961 op anciënniteitspensioen werd gesteld. In het jaar 1973 is Lodewijk Philips overleden.
Tijdens zijn gehele militaire carrière werd Lodewijk Philips ingedeeld bij de volgende eenheden:
- 11e Linieregiment;
- 20e Linie;
- 29e Bataljon Fuseliers (Provincie Limburg);
- Sedichar;
- 1e Bataljon MI MO.
Leopold Philips kreeg de volgende eervolle onderscheidingen:
- Eerste dienststreep;
- Tweede dienststreep;
- Militair ereteken 2e klasse;
- Militair ereteken 1e klasse;
- Herinneringsmedaille van de Oorlog 1940-1945 met 2 gekruiste bronzen sabels;
- Medaille van de Krijgsgevangene 1940-1945 met 3 baretten;
- Gouden medaille in de Kroonorde van Leopold II;
- Gouden palmen in de Kroonorde van Leopold II;
- Ridder in de Kroonorde van Leopold II.
3. De Mobilisatie
Het 20e Linieregiment was een infanterieregiment van Eerste Reserve en werd mobiliseerd op 29 augustus 1939 te Cointe nabij Luik. Het regiment werd ontdubbeld van het actieve 11e Linieregiment. Het 20e Linieregiment werd toegevoegd aan pas opgerichte de 11e Infanteriedivisie.
De 11e Infanteriedivisie kwam tot stand op 28 augustus 1939 bij de afkondiging van Fase B in de mobilisatie. Voor de totstandkoming werd het 14e Linieregiment (een actief infanterieregiment van de 4e Infanteriedivisie) overgeheveld naar de nieuwe 11e Infanteriedivisie. Daarnaast werden ook twee regimenten van Eerste Resreve, het 20e en het 29e Linieregiment, aan die laatste divisie toegevoegd. Vanaf september 1939 stond de 11e Infanteriedivisie onder bevel van het IIIe Legerkorps en bezette de eenheid een divisiesector te Luik. Het 20e Linieregiment vormde een onderdeel van de intervaltroepen die de Versterke Positie Luik verdedigden en lag nabij het dorp Angleur, ten oosten van de Maas.
Op 24 april 1940 werd de 11e Infanteriedivisie afgelost door de 2e Infanteriedivisie. Het 20e Linieregiment verplaatste zich ten gevolge daarvan naar het noord-oosten van het land en kwam op 27 april 1940, na twee stevige dagmarsen, aan in het Kamp van Beverlo. Voor de eenheid startte dan een oefenperiode op de manoeuvrevelden van Leopoldsburg. De oefening zou normaal worden afgesloten met meerdaagse syntheseoefeningen die op 10 mei 1940 moesten aanvangen. Tijdens de Duitse inval bevond het regiment zich dus, net zoals de rest van de 11e Infanteriedivisie, in het Kamp van Beverlo.
Lodewijk Philips maakte op dat moment deel uit van de 'Compagnie C47 op T13' van de 11e Infanteriedivisie. Die eenheid was uitgerust met mobiel anti-tankgeschut (C47 kanonnen gemonteerd op T13-onderstellen) en stond onder leiding van Luitenant M. Cormeau. Ook Balenaar Petrus Wilborgs was soldaat bij die specifieke eenheid. Hij kwam om het leven bij de gevechten rond Ursel op 27 mei 1940.
Petrus Alfons Wilbors was 1e Sergeant (Militielichting 1932). Zijn stamnummer was 111/80346. Hij was een zoon van Jan Frans Wilbors en Julia Maria Pauwels. Petrus was gehuwd met Augusta Germana Houtput. In het dagelijkse leven was hij onderwijzer.
Tijdens de gevechten rond Ursel werd hij door een stuk schrapnel dodelijk getroffen in het hoofd. Zijn stoffelijk overschot werd aanvankelijk begraven te Ursel, maar in juli 1940 overgebracht naar de begraafplaats van Balen Werkplaatsen (Wezel). Postuum kreeg hij een Ridderkruis in de Orde van Leopold II met palm en het Oorlogskruis 1940-1945 met palm.
Het 20e Linieregiment was een infanterieregiment van Eerste Reserve en werd mobiliseerd op 29 augustus 1939 te Cointe nabij Luik. Het regiment werd ontdubbeld van het actieve 11e Linieregiment. Het 20e Linieregiment werd toegevoegd aan pas opgerichte de 11e Infanteriedivisie.
De 11e Infanteriedivisie kwam tot stand op 28 augustus 1939 bij de afkondiging van Fase B in de mobilisatie. Voor de totstandkoming werd het 14e Linieregiment (een actief infanterieregiment van de 4e Infanteriedivisie) overgeheveld naar de nieuwe 11e Infanteriedivisie. Daarnaast werden ook twee regimenten van Eerste Resreve, het 20e en het 29e Linieregiment, aan die laatste divisie toegevoegd. Vanaf september 1939 stond de 11e Infanteriedivisie onder bevel van het IIIe Legerkorps en bezette de eenheid een divisiesector te Luik. Het 20e Linieregiment vormde een onderdeel van de intervaltroepen die de Versterke Positie Luik verdedigden en lag nabij het dorp Angleur, ten oosten van de Maas.
Op 24 april 1940 werd de 11e Infanteriedivisie afgelost door de 2e Infanteriedivisie. Het 20e Linieregiment verplaatste zich ten gevolge daarvan naar het noord-oosten van het land en kwam op 27 april 1940, na twee stevige dagmarsen, aan in het Kamp van Beverlo. Voor de eenheid startte dan een oefenperiode op de manoeuvrevelden van Leopoldsburg. De oefening zou normaal worden afgesloten met meerdaagse syntheseoefeningen die op 10 mei 1940 moesten aanvangen. Tijdens de Duitse inval bevond het regiment zich dus, net zoals de rest van de 11e Infanteriedivisie, in het Kamp van Beverlo.
Lodewijk Philips maakte op dat moment deel uit van de 'Compagnie C47 op T13' van de 11e Infanteriedivisie. Die eenheid was uitgerust met mobiel anti-tankgeschut (C47 kanonnen gemonteerd op T13-onderstellen) en stond onder leiding van Luitenant M. Cormeau. Ook Balenaar Petrus Wilborgs was soldaat bij die specifieke eenheid. Hij kwam om het leven bij de gevechten rond Ursel op 27 mei 1940.
Petrus Alfons Wilbors was 1e Sergeant (Militielichting 1932). Zijn stamnummer was 111/80346. Hij was een zoon van Jan Frans Wilbors en Julia Maria Pauwels. Petrus was gehuwd met Augusta Germana Houtput. In het dagelijkse leven was hij onderwijzer.
Tijdens de gevechten rond Ursel werd hij door een stuk schrapnel dodelijk getroffen in het hoofd. Zijn stoffelijk overschot werd aanvankelijk begraven te Ursel, maar in juli 1940 overgebracht naar de begraafplaats van Balen Werkplaatsen (Wezel). Postuum kreeg hij een Ridderkruis in de Orde van Leopold II met palm en het Oorlogskruis 1940-1945 met palm.
4. De veldtocht van mei 1940
4.1 Periode 10-19 mei 1940
Op 10 mei 1940 werd rond 00.30u algemeen alarm geslagen en de Algemene Mobilisatie (Fase E) afgekondigd. Omdat het Kamp van Beverlo aan de noordelijke zijde van het Albertkanaal (en daarmee aan de minst beveiligde kant van de Dekkingstelling) lag, moest die plaats volgens het oorlogsplan onmiddellijk worden ontruimd bij alarm. De troepen van het kamp moesten zich na de ontruiming hergroeperen in de regio van Diest en hadden als objectief zich terug te trekken achter de K.W.-Stelling.
Het Kamp van Beverlo werd in de ochtend van 10 mei 1940, tussen 7.30u en 8.00u, reeds aangevallen door Duitse bommenwerpers. Ten gevolge van het bombardement werd heel wat materiële schade aangericht en kwamen ook tientallen personen, zowel militairen als burgers, om het leven.
De laatste eenheden van de 11e Infanteriedivisie staken in de late namiddag van 10 mei het Albertkanaal over en vervolgens gingen de troepen op zoek naar geschikte kantonnementen. Het 14e Linieregiment vestigde zich in Webbekom, het 20e in Zichem en Molenstede en het 29e nam zijn intrek in Averbode en Testelt. Diezelfde avond volgden nog nieuwe orders om de hergroeperingszone nabij Diest bij nacht te verlaten en verder te trekken naar de K.W.-Stelling. Om de troepen zo min mogelijk bloot te stellen aan vijandelijke luchtaanvallen werd geopteerd voor nachtelijke verplaatsingen. Ook in de nacht van 11 op 12 mei werd opnieuw doorgemarcheerd.
In de vroege ochtend van 12 mei 1940 bereikte de 11e Infanteriedivisie de K.W.-Stelling. Het 20e Linieregiment hergroepeerde zich in Peulis nabij Sint-Katelijne-Waver en vatte vervolgens de stellingname aan op de K.W.-Stelling ofwel 'Weerstandstelling'. Twee dagen daarna werden de laatste werken aan de stelling voltooid. Pas op 15 mei 1940 bereikten de eerste Duitse troepen de verdedigingsstelling en vonden enkele kleine schermutselingen plaats.
Op 16 mei beval het geallieerde opperbevel om de stelling te verlaten en verder westwaarts te trekken. De 11e Infanteriedivisie ontruimde vervolgens de verdedigingstelling en trok zich in drie nachtelijke etappes terug naar de lijn Terneuzen-Gent-Oudenaarde.
4.1 Periode 10-19 mei 1940
Op 10 mei 1940 werd rond 00.30u algemeen alarm geslagen en de Algemene Mobilisatie (Fase E) afgekondigd. Omdat het Kamp van Beverlo aan de noordelijke zijde van het Albertkanaal (en daarmee aan de minst beveiligde kant van de Dekkingstelling) lag, moest die plaats volgens het oorlogsplan onmiddellijk worden ontruimd bij alarm. De troepen van het kamp moesten zich na de ontruiming hergroeperen in de regio van Diest en hadden als objectief zich terug te trekken achter de K.W.-Stelling.
Het Kamp van Beverlo werd in de ochtend van 10 mei 1940, tussen 7.30u en 8.00u, reeds aangevallen door Duitse bommenwerpers. Ten gevolge van het bombardement werd heel wat materiële schade aangericht en kwamen ook tientallen personen, zowel militairen als burgers, om het leven.
De laatste eenheden van de 11e Infanteriedivisie staken in de late namiddag van 10 mei het Albertkanaal over en vervolgens gingen de troepen op zoek naar geschikte kantonnementen. Het 14e Linieregiment vestigde zich in Webbekom, het 20e in Zichem en Molenstede en het 29e nam zijn intrek in Averbode en Testelt. Diezelfde avond volgden nog nieuwe orders om de hergroeperingszone nabij Diest bij nacht te verlaten en verder te trekken naar de K.W.-Stelling. Om de troepen zo min mogelijk bloot te stellen aan vijandelijke luchtaanvallen werd geopteerd voor nachtelijke verplaatsingen. Ook in de nacht van 11 op 12 mei werd opnieuw doorgemarcheerd.
In de vroege ochtend van 12 mei 1940 bereikte de 11e Infanteriedivisie de K.W.-Stelling. Het 20e Linieregiment hergroepeerde zich in Peulis nabij Sint-Katelijne-Waver en vatte vervolgens de stellingname aan op de K.W.-Stelling ofwel 'Weerstandstelling'. Twee dagen daarna werden de laatste werken aan de stelling voltooid. Pas op 15 mei 1940 bereikten de eerste Duitse troepen de verdedigingsstelling en vonden enkele kleine schermutselingen plaats.
Op 16 mei beval het geallieerde opperbevel om de stelling te verlaten en verder westwaarts te trekken. De 11e Infanteriedivisie ontruimde vervolgens de verdedigingstelling en trok zich in drie nachtelijke etappes terug naar de lijn Terneuzen-Gent-Oudenaarde.
4.2 Periode 19-28 mei 1940
Op 19 mei 1940 nam de Belgische verdedigingslinie aan het Kanaal Gent-Terneuzen een definitieve vorm aan. De 11e Infanteriedivisie werd opgesteld in de regio tussen Terdonk en de Ringvaart van Gent. De 3 Linieregimenten van de Divisie werden in de eerst lijn geplaatst. Het 20e Linieregiment kreeg de meest zuidelijke flank toebedeeld tussen Langerbrugge en de Gentse Ringvaart. De eenheid werd daarbij ondersteund door de 2e Batterij van het 9e Artillerieregiment, die nabij Kruisken post vatte. Die dag werd ook Lodewijk Philips overgeplaatst naar de 6e Compagnie Fuseliers, 2e Bataljon (II / 6) van het 20e Linieregiment. Die Compagnie stond onder leiding van Luitenant H. Fabry.
Tot 21 mei 1940 blijft het in de ondersector van het 20e Linieregiment relatief rustig. Door het aankomende krijgsgeweld, werd het bevel gegeven om zo lang mogelijk stand te houden en daarna terug te trekken naar het Afwateringskanaal van de Leie. Het 20e Linieregiment bleef op post aan het Kanaal Gent-Terneuzen en verplaatste zich in de nacht van 23 op 24 mei 1940 naar de regio tussen Zomergem en het Kanaal Gent-Brugge. De eenheden van de 11e Infanteriedivisie namen daarbij stelling in op de oever van het Afleidingskanaal van de Leie, in de zuidelijke sector. De eenheden van de 12e Infanteriedivisie werden in de noordelijke sector gepositioneerd.
In de dagen die daarop volgden, ondernam de Duitse Wehrmacht meerdere pogingen om het kanaal Gent-Brugge over te steken in de noordelijke sector. Tegen de avond van 26 mei 1940 slaagden zij erin om in de buurt van Ronsele en Oostwinkel een bruggenhoofd uit te bouwen.
Op 27 mei 1940 verlieten de eenheden de 11e Infanteriedivisie geleidelijk aan de oever van het Afleidingskanaal en verplaatste de divisie zich gestaag in de richting van Ursel. Het is op die plaats en dag dat Balenaar Petrus Wilbors om het leven kwam. De troepen van het 20e Linieregiment hielden post tot de avond, toen zij het bevel kregen om zich terug te trekken. Tijdens de nacht staken de troepen van het 20e inieregiment het Kanaal Gent-Brugge over en hergroepeerden ze zich nabij Beernem.
Op 28 mei 1940 capituleerde het Belgische leger uiteindelijk en gaven ook de manschappen van de 11e Infanteriedivisie zich over. Het 20e Linieregiment bevond zich toen in de regio tussen Beernem en Oostkamp. Ook Lodewijk Philips werd die dag samen met zijn eenheid krijgsgevangen genomen nabij Hertsberge, een deelgemeente van Oostkamp.
Dankwoord
Met oprechte dank aan G. Broos voor zijn hulp bij de opzoekingen naar Leopold Philips.
Bronnen
DGHR-Notariaat Evere, Militair personeelsdossier Leopold Philips.
De Achttiendaagse Veldtocht, (http://18daagseveldtocht.be).
DE FABRIBECKERS, De veldtocht van het Belgisch Leger in 1940, Lummen, 1966.
TAGHON, P., Mei 1940, De 18-daagse veldtocht in woord en beeld, Tielt, 2010.
VAN OPSTAL, W., De Duitse Luchtaanval op het Kamp van Beverlo op 10 mei 1940, Tijdschrift van het museum van het Kamp van Beverlo, juni 2012.
Le Patriote Illustré, jaargangen 1939 en 1940.
Postkaarten Kamp van Beverlo, Collectie Bram Dierckx.
Op 19 mei 1940 nam de Belgische verdedigingslinie aan het Kanaal Gent-Terneuzen een definitieve vorm aan. De 11e Infanteriedivisie werd opgesteld in de regio tussen Terdonk en de Ringvaart van Gent. De 3 Linieregimenten van de Divisie werden in de eerst lijn geplaatst. Het 20e Linieregiment kreeg de meest zuidelijke flank toebedeeld tussen Langerbrugge en de Gentse Ringvaart. De eenheid werd daarbij ondersteund door de 2e Batterij van het 9e Artillerieregiment, die nabij Kruisken post vatte. Die dag werd ook Lodewijk Philips overgeplaatst naar de 6e Compagnie Fuseliers, 2e Bataljon (II / 6) van het 20e Linieregiment. Die Compagnie stond onder leiding van Luitenant H. Fabry.
Tot 21 mei 1940 blijft het in de ondersector van het 20e Linieregiment relatief rustig. Door het aankomende krijgsgeweld, werd het bevel gegeven om zo lang mogelijk stand te houden en daarna terug te trekken naar het Afwateringskanaal van de Leie. Het 20e Linieregiment bleef op post aan het Kanaal Gent-Terneuzen en verplaatste zich in de nacht van 23 op 24 mei 1940 naar de regio tussen Zomergem en het Kanaal Gent-Brugge. De eenheden van de 11e Infanteriedivisie namen daarbij stelling in op de oever van het Afleidingskanaal van de Leie, in de zuidelijke sector. De eenheden van de 12e Infanteriedivisie werden in de noordelijke sector gepositioneerd.
In de dagen die daarop volgden, ondernam de Duitse Wehrmacht meerdere pogingen om het kanaal Gent-Brugge over te steken in de noordelijke sector. Tegen de avond van 26 mei 1940 slaagden zij erin om in de buurt van Ronsele en Oostwinkel een bruggenhoofd uit te bouwen.
Op 27 mei 1940 verlieten de eenheden de 11e Infanteriedivisie geleidelijk aan de oever van het Afleidingskanaal en verplaatste de divisie zich gestaag in de richting van Ursel. Het is op die plaats en dag dat Balenaar Petrus Wilbors om het leven kwam. De troepen van het 20e Linieregiment hielden post tot de avond, toen zij het bevel kregen om zich terug te trekken. Tijdens de nacht staken de troepen van het 20e inieregiment het Kanaal Gent-Brugge over en hergroepeerden ze zich nabij Beernem.
Op 28 mei 1940 capituleerde het Belgische leger uiteindelijk en gaven ook de manschappen van de 11e Infanteriedivisie zich over. Het 20e Linieregiment bevond zich toen in de regio tussen Beernem en Oostkamp. Ook Lodewijk Philips werd die dag samen met zijn eenheid krijgsgevangen genomen nabij Hertsberge, een deelgemeente van Oostkamp.
Dankwoord
Met oprechte dank aan G. Broos voor zijn hulp bij de opzoekingen naar Leopold Philips.
Bronnen
DGHR-Notariaat Evere, Militair personeelsdossier Leopold Philips.
De Achttiendaagse Veldtocht, (http://18daagseveldtocht.be).
DE FABRIBECKERS, De veldtocht van het Belgisch Leger in 1940, Lummen, 1966.
TAGHON, P., Mei 1940, De 18-daagse veldtocht in woord en beeld, Tielt, 2010.
VAN OPSTAL, W., De Duitse Luchtaanval op het Kamp van Beverlo op 10 mei 1940, Tijdschrift van het museum van het Kamp van Beverlo, juni 2012.
Le Patriote Illustré, jaargangen 1939 en 1940.
Postkaarten Kamp van Beverlo, Collectie Bram Dierckx.