December 2014
Het Object van de maand December 2014 is een setje 'achtergebleven' uniformstukken. Het gaat om een uniformvest, broek en riem van de Engelse Royal Air Force die in 1943 werden achtergelaten bij een gezin in Eindhout-Laakdal. De uniformstukken werden gedragen door bemanningsleden van Halifax LW281 NF-W. Ruim 71 jaar na datum koesteren de familieleden nog steeds de artefacten en bovenal het verhaal dat eraan vasthangt.
Het verhaal van Halifax LW281 NF-W
In de nacht van 18 op 19 oktober 1943 crashte in Geel-Larum een Halifax MkII bommenwerper van het 138th (Special) Squadron van de Royal Air Force (RAF). Het toestel met code LW281 NF-W was opgestegen in het Engelse Tempsford omstreeks 23.00 uur voor een nachtelijke missie. De bommenwerper had die vlucht echter geen bommen aan boord, maar wel twee Nederlandse geheimagenten en materiaal bestemd voor het verzet. Tijdens het uitvoeren van die missie vloog het toestel erg laag (ongeveer 400 feet of 120 meter) en werd het geraakt door Duitse FLAK-luchtafweerkanonnen die stonden opgesteld in Olen en Herentals. Beide motoren aan stuurboord werden geraakt en vatten vervolgens vuur. De piloot deed nog een poging om te klimmen, maar het toestel verloor snel hoogte en de brandhaard verspreidde zich verder. De piloot kon echter een grote ramp voorkomen en wist het toestel, samen met de bemanning en de passagiers, veilig aan de grond te zetten. Na een geslaagde buiklanding in een veld net buiten de dorpskern van Geel-Larum brandde het toestel volledig uit. De bemanningsleden splitste zich in groepen op en probeerden op die manier uit handen te blijven van de Duitse bezetter. Slechts één van de vliegeniers werd door de Duitsers gevat. De overige bemanningsleden konden met de hulp van lokale weerstanders uit handen blijven van de Duitsers. Enkelen slaagden erin via zogenaamde 'Escape Lines' terug tot in Engeland te geraken.
De bemanning van Halifax LW281 NF-W
Het toestel bestond uit acht bemanningsleden:
Squadron Leader (S/Ldr) Cyril Wollrick PASSY, D.F.C. - piloot - ontsnapt
Service Number: O-72028
Geboren op 27-02-1917 in Quetta (India)
Flying Officer (F/O) Geoffrey Ernest Albert MADGETT - navigator - ontsnapt
Service Number: 134190
Adres: 64 Sawville Road, Thornton Heith, Surrey, UK
Flying Officer (F/O) George 'Terry' Henry WARD, D.F.M. - bommenrichter - ontsnapt
Service Number:52500 en 622819
Adres: 15 Sandmere Road, Yardley Wood, Birmingham, UK
Geboren op 03-06-1921
Sergeant (Sgt) Ashley Wiliam Alfred 'James' BRUCE - boordwerktuigkundige - krijgsgevangen P.O.W.
Service Number: 1558680
Adres: 161 Farmeloan Road, Rutherglen, Glasgow, Schotland
Krijgsgevangenkampen: Stalag Luft 4b in Mühlberg en vervolgens Stalag Luft 3 in Sagan, KGF-nummer 269751
Flight Sergeant (F/Sgt) John Ernest GROUT - marconist - ontsnapt
Service Number: 1375129
Adres: 157 Elms Crescent, Clapham Park, London SW4, UK
Geboren op 24-01-1920
Pilot Officer (P/O) Reginald 'Reggie' Peter MANTLE - staartschutter - ontsnapt
Service Number: 147695 en 1603110
Adres: 46 Wood End, Sutton, Surrey, UK
Flight Sergeant (F/Sgt) Kenneth Leslie RABSON, D.F.M. - dispatcher - ontsnapt
Service Number: 1286410
Adres: Western Road, Uckfield, Sussex, UK
Sergeant (Sgt) Joseph 'John' Patrick HEALEY, R.C.A.F. - boordschutter - ontsnapt
Service Number: R179472 (In 1942 ingetreden bij de RCAF in Montréal)
Adres: 155 D 11521, Stanislas Street, Cartierville, Montréal, Québec, Canada
Geboren op 21 december 1921 in Middlesborough, Yorkshire, UK
In de nacht van 18 op 19 oktober 1943 crashte in Geel-Larum een Halifax MkII bommenwerper van het 138th (Special) Squadron van de Royal Air Force (RAF). Het toestel met code LW281 NF-W was opgestegen in het Engelse Tempsford omstreeks 23.00 uur voor een nachtelijke missie. De bommenwerper had die vlucht echter geen bommen aan boord, maar wel twee Nederlandse geheimagenten en materiaal bestemd voor het verzet. Tijdens het uitvoeren van die missie vloog het toestel erg laag (ongeveer 400 feet of 120 meter) en werd het geraakt door Duitse FLAK-luchtafweerkanonnen die stonden opgesteld in Olen en Herentals. Beide motoren aan stuurboord werden geraakt en vatten vervolgens vuur. De piloot deed nog een poging om te klimmen, maar het toestel verloor snel hoogte en de brandhaard verspreidde zich verder. De piloot kon echter een grote ramp voorkomen en wist het toestel, samen met de bemanning en de passagiers, veilig aan de grond te zetten. Na een geslaagde buiklanding in een veld net buiten de dorpskern van Geel-Larum brandde het toestel volledig uit. De bemanningsleden splitste zich in groepen op en probeerden op die manier uit handen te blijven van de Duitse bezetter. Slechts één van de vliegeniers werd door de Duitsers gevat. De overige bemanningsleden konden met de hulp van lokale weerstanders uit handen blijven van de Duitsers. Enkelen slaagden erin via zogenaamde 'Escape Lines' terug tot in Engeland te geraken.
De bemanning van Halifax LW281 NF-W
Het toestel bestond uit acht bemanningsleden:
Squadron Leader (S/Ldr) Cyril Wollrick PASSY, D.F.C. - piloot - ontsnapt
Service Number: O-72028
Geboren op 27-02-1917 in Quetta (India)
Flying Officer (F/O) Geoffrey Ernest Albert MADGETT - navigator - ontsnapt
Service Number: 134190
Adres: 64 Sawville Road, Thornton Heith, Surrey, UK
Flying Officer (F/O) George 'Terry' Henry WARD, D.F.M. - bommenrichter - ontsnapt
Service Number:52500 en 622819
Adres: 15 Sandmere Road, Yardley Wood, Birmingham, UK
Geboren op 03-06-1921
Sergeant (Sgt) Ashley Wiliam Alfred 'James' BRUCE - boordwerktuigkundige - krijgsgevangen P.O.W.
Service Number: 1558680
Adres: 161 Farmeloan Road, Rutherglen, Glasgow, Schotland
Krijgsgevangenkampen: Stalag Luft 4b in Mühlberg en vervolgens Stalag Luft 3 in Sagan, KGF-nummer 269751
Flight Sergeant (F/Sgt) John Ernest GROUT - marconist - ontsnapt
Service Number: 1375129
Adres: 157 Elms Crescent, Clapham Park, London SW4, UK
Geboren op 24-01-1920
Pilot Officer (P/O) Reginald 'Reggie' Peter MANTLE - staartschutter - ontsnapt
Service Number: 147695 en 1603110
Adres: 46 Wood End, Sutton, Surrey, UK
Flight Sergeant (F/Sgt) Kenneth Leslie RABSON, D.F.M. - dispatcher - ontsnapt
Service Number: 1286410
Adres: Western Road, Uckfield, Sussex, UK
Sergeant (Sgt) Joseph 'John' Patrick HEALEY, R.C.A.F. - boordschutter - ontsnapt
Service Number: R179472 (In 1942 ingetreden bij de RCAF in Montréal)
Adres: 155 D 11521, Stanislas Street, Cartierville, Montréal, Québec, Canada
Geboren op 21 december 1921 in Middlesborough, Yorkshire, UK
De missie
Het 138th Squadron was een 'speciale' eenheid die hoofdzakelijk geheime missies uitvoerde voor de Special Operations Executive (S.O.E.). De S.O.E. vormde één van de zeven geheime organisaties die werden opgericht door de Britse regering tijdens de Tweede Wereldoorlog en had tot doel weerstanders te ondersteunen in bezet Europa. Vanuit Engeland werden talrijke geheimagenten gedropt, die specifiek waren opgeleid om sabotagedaden te plegen en (gewapende) acties te ondernemen tegen de Duitse bezetter. De agenten werkten om die reden vaak samen met lokale afdelingen van de weerstand.
Het 138th Squadron voerde vanaf 1941 zeer specifieke opdrachten uit voor de S.O.E. De missies bestonden hoofdzakelijk uit het droppen van geheim agenten en spionnen of het afleveren van wapens, radio- en zendapparatuur, explosieven, munitie en allerhande sabotagematerialen aan weerstandgroeperingen in de bezette gebieden. Vanaf 1942 werd het squadron ook ingezet voor het bombarderen van doelwitten.
De opdracht van Halifax LW281 NF-W in de nacht van 18 op 19 oktober 1943 was een geheime S.O.E.-missie en bestond uit twee luiken. De missie kreeg als codenaam 'Badmington/Rugger' en 'Muskrat 3/4'. Enerzijds moesten die nacht twee geheimagenten, met codenaam 'BADMINGTON' en 'RUGGER', gedropt worden boven bezet gebied. De Halifax moest anderzijds ook nog twee wapendroppings (3 en 4) voor het verzet uitvoeren. De dropzone van het materiaal werd vooraf bepaald en via een geheime radioboodschap doorgegeven aan de betrokken weerstanders. Agent 'MUSKRAT' en zijn team wachtte die nacht op een afgesproken plaats om de dropping van wapens, munitie, springstoffen en duiven in ontvangst te nemen. 'MUSKRAT' was de codenaam van onderofficier Jean VAN GYSEGHEM, alias VAN GANSBECE. Hij werd geboren op 08 maart 1916.
De passagiers
Geheimagent Jan David Anton van Schelle
Hij werd geboren op 26 februari 1915 in het Nederlandse Warsen nabij Den Haag. Jan van Schelle werd gerekruteerd door de S.O.E. in Mexico en kreeg een volledige paramilitaire opleiding. Daarnaast leerde hij ook enkele clandestiene vaardigheden aan. Jan van Schelle kreeg tevens een cursus valschermspringen. Hij opereerde onder verschillende schuil- en codenamen: Jan David Anton van SCHELLE (echte naam), alias Jan David Anton STOKKERS, alias Jan SCHOLTEN, alias Jan Anton SLUIS, alias APOLLO, alias BADMINGTON.
Geheimagent Johan Grün of Grue
De geheimagent Grün werd op 21 februari 1919 geboren te Leiden in Nederland. Van opleiding was hij onderwijzer. In 1940 was hij sergeant in het Koninklijk Nederlands Leger. Na de Duitse inval vluchtte hij naar Engeland. Grün kreeg eveneens een zware opleiding tot S.O.E.-agent. Naast clandestiene vaardigheden, kreeg hij eveneens een cursus inzake propagandavoering. Van de S.O.E. kreeg hij de volgende schuilnamen: Johan GRUN (echte naam), alias Johan GOOR, alias Johan VERBRUGGEN, alias BRUTUS, alias RUGGER.
Jan van Schelle en Johan Grün moesten in de nacht van 18 oktober 1943 gedropt worden in de omgeving van Mechelen. Ze hadden de opdracht om geld af te leveren aan personen in Brussel en in Nederland die een ontsnappingsroute of escape line voor geallieerde vliegeniers onderhielden. Daarnaast dienden de twee agenten ook een andere escape line te controleren omdat er geen gebruik van werd gemaakt.
Na de crash in Geel-Larum slaagden de twee agenten er in om te ontsnappen. Van Schelle bleef uit handen van de Duitsers en arriveerde op 20 december 1943 weer in Engeland. Grün werd echter op 3 januari 1944 gearresteerd en opgesloten. Hij werd vijftien maanden later wel terug vrijgelaten.
Het 138th Squadron was een 'speciale' eenheid die hoofdzakelijk geheime missies uitvoerde voor de Special Operations Executive (S.O.E.). De S.O.E. vormde één van de zeven geheime organisaties die werden opgericht door de Britse regering tijdens de Tweede Wereldoorlog en had tot doel weerstanders te ondersteunen in bezet Europa. Vanuit Engeland werden talrijke geheimagenten gedropt, die specifiek waren opgeleid om sabotagedaden te plegen en (gewapende) acties te ondernemen tegen de Duitse bezetter. De agenten werkten om die reden vaak samen met lokale afdelingen van de weerstand.
Het 138th Squadron voerde vanaf 1941 zeer specifieke opdrachten uit voor de S.O.E. De missies bestonden hoofdzakelijk uit het droppen van geheim agenten en spionnen of het afleveren van wapens, radio- en zendapparatuur, explosieven, munitie en allerhande sabotagematerialen aan weerstandgroeperingen in de bezette gebieden. Vanaf 1942 werd het squadron ook ingezet voor het bombarderen van doelwitten.
De opdracht van Halifax LW281 NF-W in de nacht van 18 op 19 oktober 1943 was een geheime S.O.E.-missie en bestond uit twee luiken. De missie kreeg als codenaam 'Badmington/Rugger' en 'Muskrat 3/4'. Enerzijds moesten die nacht twee geheimagenten, met codenaam 'BADMINGTON' en 'RUGGER', gedropt worden boven bezet gebied. De Halifax moest anderzijds ook nog twee wapendroppings (3 en 4) voor het verzet uitvoeren. De dropzone van het materiaal werd vooraf bepaald en via een geheime radioboodschap doorgegeven aan de betrokken weerstanders. Agent 'MUSKRAT' en zijn team wachtte die nacht op een afgesproken plaats om de dropping van wapens, munitie, springstoffen en duiven in ontvangst te nemen. 'MUSKRAT' was de codenaam van onderofficier Jean VAN GYSEGHEM, alias VAN GANSBECE. Hij werd geboren op 08 maart 1916.
De passagiers
Geheimagent Jan David Anton van Schelle
Hij werd geboren op 26 februari 1915 in het Nederlandse Warsen nabij Den Haag. Jan van Schelle werd gerekruteerd door de S.O.E. in Mexico en kreeg een volledige paramilitaire opleiding. Daarnaast leerde hij ook enkele clandestiene vaardigheden aan. Jan van Schelle kreeg tevens een cursus valschermspringen. Hij opereerde onder verschillende schuil- en codenamen: Jan David Anton van SCHELLE (echte naam), alias Jan David Anton STOKKERS, alias Jan SCHOLTEN, alias Jan Anton SLUIS, alias APOLLO, alias BADMINGTON.
Geheimagent Johan Grün of Grue
De geheimagent Grün werd op 21 februari 1919 geboren te Leiden in Nederland. Van opleiding was hij onderwijzer. In 1940 was hij sergeant in het Koninklijk Nederlands Leger. Na de Duitse inval vluchtte hij naar Engeland. Grün kreeg eveneens een zware opleiding tot S.O.E.-agent. Naast clandestiene vaardigheden, kreeg hij eveneens een cursus inzake propagandavoering. Van de S.O.E. kreeg hij de volgende schuilnamen: Johan GRUN (echte naam), alias Johan GOOR, alias Johan VERBRUGGEN, alias BRUTUS, alias RUGGER.
Jan van Schelle en Johan Grün moesten in de nacht van 18 oktober 1943 gedropt worden in de omgeving van Mechelen. Ze hadden de opdracht om geld af te leveren aan personen in Brussel en in Nederland die een ontsnappingsroute of escape line voor geallieerde vliegeniers onderhielden. Daarnaast dienden de twee agenten ook een andere escape line te controleren omdat er geen gebruik van werd gemaakt.
Na de crash in Geel-Larum slaagden de twee agenten er in om te ontsnappen. Van Schelle bleef uit handen van de Duitsers en arriveerde op 20 december 1943 weer in Engeland. Grün werd echter op 3 januari 1944 gearresteerd en opgesloten. Hij werd vijftien maanden later wel terug vrijgelaten.
De vlucht van de bemanningsleden
Nadat het toestel werd getroffen door FLAK-granaten vatte het vuur. Een noodlanding was onvermijdelijk. De piloot Cyril Wollrick Passy slaagde erin om het brandende vliegtuig aan de grond te krijgen in een veld gelegen aan de Sint-Corneliusstraat vlakbij het dorpscentrum van Geel-Larum.
De bemanning kon het toestel tijdig verlaten, waarna het helemaal in brand schoot, en ze ontdeden zich van hun parachutes en zware, lederen vlieguniformen. Vervolgens splitsten zij zich op in verschillende groepen om zo onopvallend mogelijk de crashsite te verlaten.
Het verhaal van Piloot Passy, Bommenrichter Ward, Navigator Madgett en Boodschutter Haeley
De piloot Squadron Leader Passy werd geholpen door leden van de ontsnappingslijn Comète. Via Aarschot kwam hij in Brussel en Parijs terecht. Op 1 december 1943 nam hij de trein naar Bordeaux. Van daaruit ging het richting Bayonne en op 6 december 1943 passeerde hij onder begeleiding van de escape line de Pyreneeën. In Spanje ontmoette Passy de bommenrichter van zijn vliegtuig Terry Ward, eveneens geholpen door de Comète-lijn. Op 10 december 1943 werden zij, samen met nog enkele vliegeniers, naar San Sebastian gebracht en op 13 december 1943 bereiken ze Gibraltar, waarna ze terug naar Engeland werden gebracht.
Bommenrichter 'Terry' Ward en navigator Geoffrey Madgett kwamen na de crash in Tongerlo terecht en verbleven daar enkele dagen bij Mevrouw Clara Draulans. Vervolgens werden de twee overgebracht naar Brussel en Anderlecht. Tot in Parijs bleven de twee samen, waarna hun wegen splitsten.
Geoffrey Madgett werd eind november 1943 per trein naar Bordeaux begeleid. Daar nam hij de trein naar Bayonne en op 27 november 1943 werd hij vanuit Saint-Jean-de-Luz over de bergpas van Endarlaza begeleid tot in Spanje. Madrid en Gibraltar werden de laatste stopplaatsen alvorens terug te keren naar Engeland.
Terry Ward werd pas op 1 december 1943 naar Bordeaux gebracht, vanuit het station van Austerlitz (Parijs). Daarna begeleidde een gids hem naar Dax en Bayonne. Op 4 december 1943 passeerde hij de Pyreneeën. In Spanje ontmoette hij piloot Passy, waarmee hij terug naar Engeland keerde.
De Canadese boordschutter John Haeley, gewond aan schouder en been, vertrok aanvankelijk samen met geheim agent Jan van Schelle in de richting van het Albertkanaal. Van Schelle trok vervolgens alleen verder. Haeley kwam uiteindelijk in Pulle terecht, van waaruit hij werd geholpen door weerstanders. Hij werd geholpen door verscheidene personen die deel uitmaakten van de Comète-Escape line en verbleef achtereenvolgens in Brussel, Fallais, Charleroi en opnieuw Brussel. Door de arrestatie van één van zijn helpers te Brussel kwamen zijn naam en foto in het bezit van de Duitse geheime diensten. Vluchten naar Spanje werd om die reden erg riskant. Haeley werd vervolgens vanuit Charleroi ondergebracht bij een groep Maquis-weerstanders. Tot aan de bevrijding in september 1944 verbleef Haeley in de bossen nabij Cerfontaine ten zuiden van Walcourt in een kamp van de 'Maquis de Falemprise'. Hij hielp de weerstanders onder andere met het bedienen van de radio-post bij wapendroppingen. Op 17 september 1944 werd hij vanuit Frankrijk naar Engeland gerepatrieerd.
Het verhaal van Boordwerktuigkundige Bruce, Marconist Grout, Dispatcher Rabson en Staartschutter Mantle
Boordwerktuigkundige, en enige Schot van de bemanning, James 'Jimmy' Bruce, Marconist John Grout, Dispatcher Kenneth Rabson en Staartschutter Reginald Mantle slaagden er aanvankelijk in om samen te vluchten. Na enkele dagen rondzwerven in de streek, kwam de groep aan het Albertkanaal in Geel. De vijandelijke wachters op de kanaalbrug werden, onder bedreiging van een revolver, overmeesterd. In de nacht van 21 op 22 oktober 1943 arriveerde het viertal in Eindhout en verscholen de vliegeniers zichzelf in de grote graanschuur van Hoeve De Ossenstal, in die periode bewoond door de familie Wijnants - Van Doninck.
Uiteindelijk overwonnen honger en dorst de angst en verlieten ze hun schuilplaats om contact te leggen met de bewoners. Tegen de avond slopen ze van de graanschuur naar de stierenstal. De oudste zoon van het gezin, Victor Wijnants, had het viertal opgemerkt en dacht aanvankelijk dat het Duitse soldaten waren. De vliegeniers droegen immers nog steeds hun blauwe luchtmacht uniformen. Vervolgens klopten ze aan bij het woonhuis en deed vader Jozef Wijnants open. Door verbazing en angst verstomd, maakten ze alsnog in het Frans duidelijk dat ze "English tombé" ofwel "gevallen Engelsen" waren. Na enige bedenking, liet Jozef Wijnants ze uiteindelijk binnen komen.
Het viertal kreeg snel door dat zij de juiste gok hadden gewaagd. Bij de familie Wijnants kregen ze de nodige proviand en een flinke wasbeurt. De vier zagen, volgens mondelinge overlevering, 'zo zwart als duivels'. Ondanks alle communicatieproblemen werd snel duidelijk gemaakt wie ze werkelijk waren. Het gezin stond toen reeds in contact met leden van de lokale weerstand en verwittigde weerstander Alfons Belmans. Belmans kwam samen met Marcel Coenen ter plaatse en ze ondervraagden het viertal grondig om meer details te krijgen over de vlucht en de overige bemanningsleden. John Grout en Jimmy Bruce werden vervolgens door de twee weerstanders meegenomen naar Vorst. Kenneth Rabson en Reginald Mantle bleven op de boerderij. Een dag later kwamen Belmans en Coenen terug en even later arriveerden ook Grout en Bruce weer bij De Ossenstal.
Alfons Belmans was oud-burgemeester van Eindhout (1933-1939) en actief binnen de 'Generale Sabotage Groep van België' ofwel 'Groep G', de belangrijkste lokale verzetsgroepering in de streek rond Eindhout. De Sectie 94 werd geleid door geboren Balenaar Marcel Coenen en Marcel Heselmans, beiden woonachtig in Vorst. Groep G was als weerstandsgroepering voornamelijk actief inzake sabotage. Op het vlak van pilotenhulp stond de Sectie in 1943 nog in de kinderschoenen. De eerste contacten met Brussel namen dan ook enige tijd in beslag.
Nadat het toestel werd getroffen door FLAK-granaten vatte het vuur. Een noodlanding was onvermijdelijk. De piloot Cyril Wollrick Passy slaagde erin om het brandende vliegtuig aan de grond te krijgen in een veld gelegen aan de Sint-Corneliusstraat vlakbij het dorpscentrum van Geel-Larum.
De bemanning kon het toestel tijdig verlaten, waarna het helemaal in brand schoot, en ze ontdeden zich van hun parachutes en zware, lederen vlieguniformen. Vervolgens splitsten zij zich op in verschillende groepen om zo onopvallend mogelijk de crashsite te verlaten.
Het verhaal van Piloot Passy, Bommenrichter Ward, Navigator Madgett en Boodschutter Haeley
De piloot Squadron Leader Passy werd geholpen door leden van de ontsnappingslijn Comète. Via Aarschot kwam hij in Brussel en Parijs terecht. Op 1 december 1943 nam hij de trein naar Bordeaux. Van daaruit ging het richting Bayonne en op 6 december 1943 passeerde hij onder begeleiding van de escape line de Pyreneeën. In Spanje ontmoette Passy de bommenrichter van zijn vliegtuig Terry Ward, eveneens geholpen door de Comète-lijn. Op 10 december 1943 werden zij, samen met nog enkele vliegeniers, naar San Sebastian gebracht en op 13 december 1943 bereiken ze Gibraltar, waarna ze terug naar Engeland werden gebracht.
Bommenrichter 'Terry' Ward en navigator Geoffrey Madgett kwamen na de crash in Tongerlo terecht en verbleven daar enkele dagen bij Mevrouw Clara Draulans. Vervolgens werden de twee overgebracht naar Brussel en Anderlecht. Tot in Parijs bleven de twee samen, waarna hun wegen splitsten.
Geoffrey Madgett werd eind november 1943 per trein naar Bordeaux begeleid. Daar nam hij de trein naar Bayonne en op 27 november 1943 werd hij vanuit Saint-Jean-de-Luz over de bergpas van Endarlaza begeleid tot in Spanje. Madrid en Gibraltar werden de laatste stopplaatsen alvorens terug te keren naar Engeland.
Terry Ward werd pas op 1 december 1943 naar Bordeaux gebracht, vanuit het station van Austerlitz (Parijs). Daarna begeleidde een gids hem naar Dax en Bayonne. Op 4 december 1943 passeerde hij de Pyreneeën. In Spanje ontmoette hij piloot Passy, waarmee hij terug naar Engeland keerde.
De Canadese boordschutter John Haeley, gewond aan schouder en been, vertrok aanvankelijk samen met geheim agent Jan van Schelle in de richting van het Albertkanaal. Van Schelle trok vervolgens alleen verder. Haeley kwam uiteindelijk in Pulle terecht, van waaruit hij werd geholpen door weerstanders. Hij werd geholpen door verscheidene personen die deel uitmaakten van de Comète-Escape line en verbleef achtereenvolgens in Brussel, Fallais, Charleroi en opnieuw Brussel. Door de arrestatie van één van zijn helpers te Brussel kwamen zijn naam en foto in het bezit van de Duitse geheime diensten. Vluchten naar Spanje werd om die reden erg riskant. Haeley werd vervolgens vanuit Charleroi ondergebracht bij een groep Maquis-weerstanders. Tot aan de bevrijding in september 1944 verbleef Haeley in de bossen nabij Cerfontaine ten zuiden van Walcourt in een kamp van de 'Maquis de Falemprise'. Hij hielp de weerstanders onder andere met het bedienen van de radio-post bij wapendroppingen. Op 17 september 1944 werd hij vanuit Frankrijk naar Engeland gerepatrieerd.
Het verhaal van Boordwerktuigkundige Bruce, Marconist Grout, Dispatcher Rabson en Staartschutter Mantle
Boordwerktuigkundige, en enige Schot van de bemanning, James 'Jimmy' Bruce, Marconist John Grout, Dispatcher Kenneth Rabson en Staartschutter Reginald Mantle slaagden er aanvankelijk in om samen te vluchten. Na enkele dagen rondzwerven in de streek, kwam de groep aan het Albertkanaal in Geel. De vijandelijke wachters op de kanaalbrug werden, onder bedreiging van een revolver, overmeesterd. In de nacht van 21 op 22 oktober 1943 arriveerde het viertal in Eindhout en verscholen de vliegeniers zichzelf in de grote graanschuur van Hoeve De Ossenstal, in die periode bewoond door de familie Wijnants - Van Doninck.
Uiteindelijk overwonnen honger en dorst de angst en verlieten ze hun schuilplaats om contact te leggen met de bewoners. Tegen de avond slopen ze van de graanschuur naar de stierenstal. De oudste zoon van het gezin, Victor Wijnants, had het viertal opgemerkt en dacht aanvankelijk dat het Duitse soldaten waren. De vliegeniers droegen immers nog steeds hun blauwe luchtmacht uniformen. Vervolgens klopten ze aan bij het woonhuis en deed vader Jozef Wijnants open. Door verbazing en angst verstomd, maakten ze alsnog in het Frans duidelijk dat ze "English tombé" ofwel "gevallen Engelsen" waren. Na enige bedenking, liet Jozef Wijnants ze uiteindelijk binnen komen.
Het viertal kreeg snel door dat zij de juiste gok hadden gewaagd. Bij de familie Wijnants kregen ze de nodige proviand en een flinke wasbeurt. De vier zagen, volgens mondelinge overlevering, 'zo zwart als duivels'. Ondanks alle communicatieproblemen werd snel duidelijk gemaakt wie ze werkelijk waren. Het gezin stond toen reeds in contact met leden van de lokale weerstand en verwittigde weerstander Alfons Belmans. Belmans kwam samen met Marcel Coenen ter plaatse en ze ondervraagden het viertal grondig om meer details te krijgen over de vlucht en de overige bemanningsleden. John Grout en Jimmy Bruce werden vervolgens door de twee weerstanders meegenomen naar Vorst. Kenneth Rabson en Reginald Mantle bleven op de boerderij. Een dag later kwamen Belmans en Coenen terug en even later arriveerden ook Grout en Bruce weer bij De Ossenstal.
Alfons Belmans was oud-burgemeester van Eindhout (1933-1939) en actief binnen de 'Generale Sabotage Groep van België' ofwel 'Groep G', de belangrijkste lokale verzetsgroepering in de streek rond Eindhout. De Sectie 94 werd geleid door geboren Balenaar Marcel Coenen en Marcel Heselmans, beiden woonachtig in Vorst. Groep G was als weerstandsgroepering voornamelijk actief inzake sabotage. Op het vlak van pilotenhulp stond de Sectie in 1943 nog in de kinderschoenen. De eerste contacten met Brussel namen dan ook enige tijd in beslag.
De drie Britten Grout, Mantle en Rabson en de Schot Bruce verbleven ongeveer twee weken bij de familie Wijnants in De Ossenstal, aanzienlijk langer dan de volgende geallieerde gasten. De vier uniformen werden verstopt in de boerderij en de mannen kregen burgerkleding. De familie Wijnants ving het viertal zorgeloos op en poseerde zelfs voor de camera met de bemanningsleden. De foto's werden meestal genomen door de oudste zoon, Victor. In 1940 waren er heel wat gemobiliseerde soldaten gelegen in en nabij de Hoeve. Na het plotse vertrek van de Belgische troepen in mei 1940 had Victor een de camera gevonden tussen enkele achtergelaten spullen. De camera werd meermaals bovengehaald wanneer er 'buitenlandse' gasten verbleven bij het gezin.
Tijdens het verblijf in De Ossenstal werden de vier regelmatig gescheiden in twee groepen en eveneens in verschillende andere schuiloorden opgevangen. Op 27 oktober 1943 werden Rabson en Mantle twee dagen ondergebracht in een boerderij in Tessenderlo. Vervolgens werden ze meegenomen naar een woning in Vorst, waar zij valse paspoorten en extra burgerkledij ontvingen. Op 29 oktober 1943, tegen de avond, arriveerden de twee opnieuw in De Ossenstal.
Op 4 november 1943 brachten Marcel Coenen en Marcel Heselmans James Bruce en John Grout naar Brusse. Een dag later werden Rabson en Mantle, rond half zeven in de ochtend, met de fiets naar Veerle gebracht. Van daaruit begeleidde Marcel Coenen en Arthur Peeters de twee per tram naar Zichem. In Zichem kregen de vliegeniers twee nieuwe gidsen en werden zij per trein neer Brussel gebracht. Vanaf dan werden de vier, meestal gescheiden, ondergebracht in verschillende schuiloorden in het Brusselse. Ze werden allemaal verder geholpen door de escape line Comète ofwel Komeetlijn.
Op 10 november 1943 werden de vier terug samengebracht en namen ze dezelfde trein naar Bergen, waar zij rond 10.30 uur arriveerden. Daar namen ze de tram tot aan de Franse grens. In een douanekantoor kregen ze alle vier een nieuw vals paspoort. Om 19.30 uur pikte dokter Aimé Colson de vliegeniers op met zijn wagen en nam hij hen mee naar zijn woning in Bavai, Frankrijk. Daar werden de vier opnieuw opgesplitst in twee groepen. Mantle en Rabson werden door een jongedame meegenomen. Bruce en Grout kregen een ander onderduikadres.
Een dag later, op 11 november 1943, werden Rabson en Grout via Valenciennes naar Parijs gebracht. Tijdens de dagen die daarop volgden, werden de twee op verschillende plaatsen in Parijs ondergebracht tot zij op 19 november 1943 rond 20.00 uur met de trein vertrokken naar Bordeaux. Daar arriveerden ze de volgende dag en verkregen ze opnieuw een ander vals paspoort. In het station van Bordeaux ontmoetten ze eveneens drie andere vliegeniers, een Engelsman en twee Amerikanen (waaronder de Amerikaan John Connel - T/Sgt, USAAF, 387 Bomber Group, 559 Bomber Squadron, Marconist-Schutter).
Vanuit Bordeaux gingen zij over Dax naar Bayonne. Op 21 november 1943, rond 16.00 uur, werden ze per fiets naar de omgeving van Laressorre begeleid, waar twee 'passeurs' hen opwachtten. Om 18.15 uur vingen ze hun tocht door de Pyreneeën aan. Tegen 23 november 1943, rond 2.00uur in de nacht, arriveerden ze veilig in Spanje. Voor de ontsnappingslijn Komeet, gestuurd vanuit Brussel, was het de drieënzeventigste passage over de Pyreneeën. Op 1 december verlieten ze Madrid en trokken ze via San Rocque en La Linea naar Gibraltar. Kenneth Rabson kon op 5 december 1943 het vliegtuig nemen en arriveerde een dag later in Whitchurch, Engeland. Reginald Mantle verliet Gibraltar op 9 december 1943 en arriveerde een dag later op de RAF-basis van Saint Mawgan.
John Grout werd pas op 18 november 1943 naar Parijs gebracht. Op 22 november 1943 werd hij samen met James Bruce per trein naar Bordeaux en Dax gebracht. In Dax ontmoetten zij twee Amerikanen, Lloyd Frazer en Alfred Buinicki. Op 24 november 1943 werden de vier door twee gidsen begeleid naar Spanje. Ze reisden per fiets. De eerste gids werd op 100 meter gevolgd door Grout en Frazer. De tweede gids werd op eenzelfde wijze gevolgd door James Bruce en Alfred Buinicki. Tijdens die fietstocht liep het echter mis voor de laatste groep. Een Duitse motor met zijspan passeerde het duo rond 17.00 uur en ze werden gedwongen om af te stappen. De Duitsers wilden hun paspoorten zien en deden navraag wat ze daar deden. James Bruce wist zichzelf in het Frans te behelpen, maar Alfred Buinicki kon geen antwoord bieden. De twee vliegeniers werden vervolgens gearresteerd.
Grout en Frazer daarentegen, passeerden probleemloos de Pyreneeën en arriveerden in Spanje op 25 november 1943. Voor de Komeet-ontsnappingslijn was het de vierenzeventigste passage over de Pyreneeën. John Grout verliet Gibraltar met het vliegtuig op 11 december 1943 en arriveerde een dag later in Whitchurch, Engeland. Ook zijn Amerikaanse kompaan vertrok die dag en arriveerde een dag later in Bristol, Engeland.
Voor de Schot James 'Jimmy' Bruce eindigde de lange tocht over het Europese continent op enkele kilometers voor de Spaanse grens. Hij werd krijgsgevangen genomen en achtereenvolgens opgesloten in Stalag Luft 4B te Mühlberg en daarna in Stalag Luft 3 in Sagan. Daar verbleef hij tot aan het einde van de Tweede Wereldoorlog. Zijn krijgsgevangennummer was N°269751.
Na hun aankomst in Engeland, lieten Rabson, Mantle en Grout via de radio (BBC) de codeboodschap "Marius navige bien" uitzenden. Het bericht werd gehoord op De Ossenstal. De Belgische 'helpers' wisten daarmee dat de vliegeniers behouden waren aangekomen in Engeland.
50 jaar na de Tweede Wereldoorlog, in 1995, ontving de familie Wijnants - Van Doninck een oorkonde, ondertekend door Sir Lewis M. Hodges (vanaf 1971) Air Chief Marshal of bevelhebber binnen de Royal Air Force. Het gezin kreeg daarmee internationale erkentelijkheid en 'eeuwige dankbaarheid' voor de hulp die zij boden aan geallieerd vliegtuigpersoneel tijdens de Duitse bezetting.
Op 4 november 1943 brachten Marcel Coenen en Marcel Heselmans James Bruce en John Grout naar Brusse. Een dag later werden Rabson en Mantle, rond half zeven in de ochtend, met de fiets naar Veerle gebracht. Van daaruit begeleidde Marcel Coenen en Arthur Peeters de twee per tram naar Zichem. In Zichem kregen de vliegeniers twee nieuwe gidsen en werden zij per trein neer Brussel gebracht. Vanaf dan werden de vier, meestal gescheiden, ondergebracht in verschillende schuiloorden in het Brusselse. Ze werden allemaal verder geholpen door de escape line Comète ofwel Komeetlijn.
Op 10 november 1943 werden de vier terug samengebracht en namen ze dezelfde trein naar Bergen, waar zij rond 10.30 uur arriveerden. Daar namen ze de tram tot aan de Franse grens. In een douanekantoor kregen ze alle vier een nieuw vals paspoort. Om 19.30 uur pikte dokter Aimé Colson de vliegeniers op met zijn wagen en nam hij hen mee naar zijn woning in Bavai, Frankrijk. Daar werden de vier opnieuw opgesplitst in twee groepen. Mantle en Rabson werden door een jongedame meegenomen. Bruce en Grout kregen een ander onderduikadres.
Een dag later, op 11 november 1943, werden Rabson en Grout via Valenciennes naar Parijs gebracht. Tijdens de dagen die daarop volgden, werden de twee op verschillende plaatsen in Parijs ondergebracht tot zij op 19 november 1943 rond 20.00 uur met de trein vertrokken naar Bordeaux. Daar arriveerden ze de volgende dag en verkregen ze opnieuw een ander vals paspoort. In het station van Bordeaux ontmoetten ze eveneens drie andere vliegeniers, een Engelsman en twee Amerikanen (waaronder de Amerikaan John Connel - T/Sgt, USAAF, 387 Bomber Group, 559 Bomber Squadron, Marconist-Schutter).
Vanuit Bordeaux gingen zij over Dax naar Bayonne. Op 21 november 1943, rond 16.00 uur, werden ze per fiets naar de omgeving van Laressorre begeleid, waar twee 'passeurs' hen opwachtten. Om 18.15 uur vingen ze hun tocht door de Pyreneeën aan. Tegen 23 november 1943, rond 2.00uur in de nacht, arriveerden ze veilig in Spanje. Voor de ontsnappingslijn Komeet, gestuurd vanuit Brussel, was het de drieënzeventigste passage over de Pyreneeën. Op 1 december verlieten ze Madrid en trokken ze via San Rocque en La Linea naar Gibraltar. Kenneth Rabson kon op 5 december 1943 het vliegtuig nemen en arriveerde een dag later in Whitchurch, Engeland. Reginald Mantle verliet Gibraltar op 9 december 1943 en arriveerde een dag later op de RAF-basis van Saint Mawgan.
John Grout werd pas op 18 november 1943 naar Parijs gebracht. Op 22 november 1943 werd hij samen met James Bruce per trein naar Bordeaux en Dax gebracht. In Dax ontmoetten zij twee Amerikanen, Lloyd Frazer en Alfred Buinicki. Op 24 november 1943 werden de vier door twee gidsen begeleid naar Spanje. Ze reisden per fiets. De eerste gids werd op 100 meter gevolgd door Grout en Frazer. De tweede gids werd op eenzelfde wijze gevolgd door James Bruce en Alfred Buinicki. Tijdens die fietstocht liep het echter mis voor de laatste groep. Een Duitse motor met zijspan passeerde het duo rond 17.00 uur en ze werden gedwongen om af te stappen. De Duitsers wilden hun paspoorten zien en deden navraag wat ze daar deden. James Bruce wist zichzelf in het Frans te behelpen, maar Alfred Buinicki kon geen antwoord bieden. De twee vliegeniers werden vervolgens gearresteerd.
Grout en Frazer daarentegen, passeerden probleemloos de Pyreneeën en arriveerden in Spanje op 25 november 1943. Voor de Komeet-ontsnappingslijn was het de vierenzeventigste passage over de Pyreneeën. John Grout verliet Gibraltar met het vliegtuig op 11 december 1943 en arriveerde een dag later in Whitchurch, Engeland. Ook zijn Amerikaanse kompaan vertrok die dag en arriveerde een dag later in Bristol, Engeland.
Voor de Schot James 'Jimmy' Bruce eindigde de lange tocht over het Europese continent op enkele kilometers voor de Spaanse grens. Hij werd krijgsgevangen genomen en achtereenvolgens opgesloten in Stalag Luft 4B te Mühlberg en daarna in Stalag Luft 3 in Sagan. Daar verbleef hij tot aan het einde van de Tweede Wereldoorlog. Zijn krijgsgevangennummer was N°269751.
Na hun aankomst in Engeland, lieten Rabson, Mantle en Grout via de radio (BBC) de codeboodschap "Marius navige bien" uitzenden. Het bericht werd gehoord op De Ossenstal. De Belgische 'helpers' wisten daarmee dat de vliegeniers behouden waren aangekomen in Engeland.
50 jaar na de Tweede Wereldoorlog, in 1995, ontving de familie Wijnants - Van Doninck een oorkonde, ondertekend door Sir Lewis M. Hodges (vanaf 1971) Air Chief Marshal of bevelhebber binnen de Royal Air Force. Het gezin kreeg daarmee internationale erkentelijkheid en 'eeuwige dankbaarheid' voor de hulp die zij boden aan geallieerd vliegtuigpersoneel tijdens de Duitse bezetting.
Pilotenhulp eiste echter ook zijn tol
Het verschuilen van of helpen van geallieerde vliegeniers was echter een hachelijke onderneming en was niet zonder risico. De Duitse bezetter maakte openlijk jacht op de vliegeniers en de organisaties of personen die hen terug naar Engeland hielpen. Eén van Duitse politiediensten die zich daarmee bezighield was de Abwehr. De Abwehr was de veiligheids- en inlichtingsdienst van het Duitse leger en stond onder het bevel van het Duitse militaire bestuur. De politiedienst bestond uit drie hoofdgroepen, die vervolgens waren onderverdeeld in secties. De Abwehr deed specifiek onderzoek en verzamelde alle gegevens. De Geheime Feldpolizei was het uitvoerend orgaan van de inlichtingsdienst en ging over tot de arrestaties. Eén van de taken van de Abwehr was het opzetten van valse vluchtlijnen voor geallieerde vliegeniers en infiltreren in bestaande escape lines. Zo was Abteilung III C2 gespecialiseerd in de laatste actie.
In de nacht van 14 op 15 juli 1944 vond in Vorst een grote razzia plaats, waarbij de Duitse politiediensten acht inwoners arresteerden en afvoerden naar de Duitse concentratiekampen. Twee van de gearresteerden, Marcel Coenen en Marcel Heselmans, waren actief betrokken bij het ontsnappen van de geallieerde vliegeniers James Bruce, Kenneth Rabson, John Grout en Reginald Mantle. De tol die zij betaalden was echter hoog.
Marcel Coenen en Marcel Heselmans werden tijdens de razzia in juli 1944 samen met Leon Heselmans, Peer Helsen, Karel Daems, Jef Exelmans, Emiel Jacquemyn en Maurits De Bruyn opgepakt en vervolgens afgevoerd naar de Nebenstelle van de Gestapo in Hasselt. Na ondervraging werden de acht, in groepen van twee, vervoerd naar de Hasseltse gevangenis. Peer Helsen en Marcel Heselmans werden samen vervoerd. Toen hun wagen bij de gevangenis aankwam en Marcel mocht uitstappen, sloeg hij op de vlucht. Onmiddellijk werd hij door de Duitse wachters neergeschoten.
De zeven andere politieke gevangenen werden na negen dagen overgebracht naar Breendonk. Ze verbleven er van 24 juli tot 8 augustus 1944, waarna ze in het Duitse doorvoerkamp Buchenwald terecht kwamen. Marcel Coenen werd vervolgens als enige van de zeven naar Berga-aan-de-Elster gevoerd. Daar overleed hij aan ontberingen en uitputting op 18 maart 1945. Marcel Coenen was toen 37 jaar en werd naamloos begraven in een massagraf.
De andere zes kwamen na Buchenwald in Concentratiekamp Blankenburg terecht. In april 1945 werd het kamp ontruimd en moesten alle gevangenen te voet naar het noorden trekken in zogenaamde 'dodenmarsen'. Op het einde van die maand werden de politieke gevangenen bevrijd door de geallieerden en werden ze gerepatrieerd naar België. Leon Heselmans, Peer Helsen, Karel Daems, Jef Exelmans, Emiel Jacquemyn en Maurits De Bruyn overleefden alle zes de gruwel van de kampen.
Het verschuilen van of helpen van geallieerde vliegeniers was echter een hachelijke onderneming en was niet zonder risico. De Duitse bezetter maakte openlijk jacht op de vliegeniers en de organisaties of personen die hen terug naar Engeland hielpen. Eén van Duitse politiediensten die zich daarmee bezighield was de Abwehr. De Abwehr was de veiligheids- en inlichtingsdienst van het Duitse leger en stond onder het bevel van het Duitse militaire bestuur. De politiedienst bestond uit drie hoofdgroepen, die vervolgens waren onderverdeeld in secties. De Abwehr deed specifiek onderzoek en verzamelde alle gegevens. De Geheime Feldpolizei was het uitvoerend orgaan van de inlichtingsdienst en ging over tot de arrestaties. Eén van de taken van de Abwehr was het opzetten van valse vluchtlijnen voor geallieerde vliegeniers en infiltreren in bestaande escape lines. Zo was Abteilung III C2 gespecialiseerd in de laatste actie.
In de nacht van 14 op 15 juli 1944 vond in Vorst een grote razzia plaats, waarbij de Duitse politiediensten acht inwoners arresteerden en afvoerden naar de Duitse concentratiekampen. Twee van de gearresteerden, Marcel Coenen en Marcel Heselmans, waren actief betrokken bij het ontsnappen van de geallieerde vliegeniers James Bruce, Kenneth Rabson, John Grout en Reginald Mantle. De tol die zij betaalden was echter hoog.
Marcel Coenen en Marcel Heselmans werden tijdens de razzia in juli 1944 samen met Leon Heselmans, Peer Helsen, Karel Daems, Jef Exelmans, Emiel Jacquemyn en Maurits De Bruyn opgepakt en vervolgens afgevoerd naar de Nebenstelle van de Gestapo in Hasselt. Na ondervraging werden de acht, in groepen van twee, vervoerd naar de Hasseltse gevangenis. Peer Helsen en Marcel Heselmans werden samen vervoerd. Toen hun wagen bij de gevangenis aankwam en Marcel mocht uitstappen, sloeg hij op de vlucht. Onmiddellijk werd hij door de Duitse wachters neergeschoten.
De zeven andere politieke gevangenen werden na negen dagen overgebracht naar Breendonk. Ze verbleven er van 24 juli tot 8 augustus 1944, waarna ze in het Duitse doorvoerkamp Buchenwald terecht kwamen. Marcel Coenen werd vervolgens als enige van de zeven naar Berga-aan-de-Elster gevoerd. Daar overleed hij aan ontberingen en uitputting op 18 maart 1945. Marcel Coenen was toen 37 jaar en werd naamloos begraven in een massagraf.
De andere zes kwamen na Buchenwald in Concentratiekamp Blankenburg terecht. In april 1945 werd het kamp ontruimd en moesten alle gevangenen te voet naar het noorden trekken in zogenaamde 'dodenmarsen'. Op het einde van die maand werden de politieke gevangenen bevrijd door de geallieerden en werden ze gerepatrieerd naar België. Leon Heselmans, Peer Helsen, Karel Daems, Jef Exelmans, Emiel Jacquemyn en Maurits De Bruyn overleefden alle zes de gruwel van de kampen.
Dankwoord
Met uitdrukkelijke dank aan de Familie Wijnants en Prosper Rens - Schenking Familie Wijnants.
Bibliografie
Bronnen
LONDEN, National Archives, Evaded capture in Belgium, 2441, HAELEY.
Balen Bevrijd, Collectie Bidprentjes.
Publicaties
J. BUSSELS, De doodstraf als risico, Pilotenhulp in Belgisch Limburg 1941-1944, 1981.
W.R. CHORLEY, Bomber Command Losses of the Second World War 1943, 1996.
L. DE JONGH, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, Deel 9, 965.
B. DIERCKX, Terug naar de basis, Vluchtroutes van geallieerde piloten naar Engeland, Mol, 2005.
M.R.D. FOOT, S.O.E. in the Low Countries.
J. GRUN (BRUTUS), Ik was geheim agent, 1949.
C. JOUAN, Comète, Histoire d'une ligne d'évasion, 1948.
LWGH, 50 jaar bevrijding, 1994.
B. O'CONNOR, Sabotage in Belgium, 2014.
F. VAN GEHUCHTEN, ‘De Ossestal te Eindhout (13de – 20ste eeuw)', Jaarboek IV van Laakdal, 1986, 5-52.
F. VAN GEHUCHTEN, Veerle, Arm en trots, 1997, 543.
F. VAN GEHUCHTEN, Vorst, Groot en Klein, 1995, 473-485.
Mondelinge getuigenissen
Interview Familie Wijnants, 8 november 2014.
Interview Familie Wijnants, 10 november 2014.
Websites
'138 Squadron RAF', 2014 (www. raf.mod.uk/history/bombercommandno138squadron.cfm).
'138th BC Squadron', 2014 (www. lancaster-archive.com/bc_sqn-138.htm).
De Ossenstal, (www. eindhout.net/ossenstalf.htm).
Evasion Comète, Fiches bemanningsleden, 2014 (www. evasioncomete.org).
'Fiches Oorlogsslachtoffers Balen', (www. balenbevrijd.be/node/60).
'Halifax LW281 NF-W', 2014 (www. lostaircraft.com/database.php?lang=en&mode=viewentry&e=12621).
F. KLUITERS, Dutch agents 1940-1945, 2008 (www. nisa-intelligence.nl/PDF-bestanden/KluitersDAGversie2.pdf).
Most secret SOE agents, 2014 (www. academia.edu/2327382/THE_MOST_SECRET_LIST_OF_SOE_AGENTS_V).
'Personnes aidées par la Ligne Comète', Fiches bemanningsleden, 2014 (www. cometeline.org).
C. VAN KERCKHOVEN, 'De crash landing van een Halifax bommenwerper in het Geelse Larum', 29 april 2011 (www. bloggen.be/warresearcher/archief.php?startdatum=1304028001&stopdatum=1304114401).
Krantenartikels
'De crash van Larum', Het Nieuwsblad van Geel (5 november 1999).
'De piloot heeft ons gered', GVA (16 mei 2000).
Foto's bemanningsleden
'Personnes aidées par la Ligne Comète', Fiches bemanningsleden, 2014 (www. cometeline.org).
Evasion Comète, Fiches bemanningsleden, 2014 (www. evasioncomete.org).
C. VAN KERCKHOVEN, 'De crash landing van een Halifax bommenwerper in het Geelse Larum', 29 april 2011 (www. bloggen.be/warresearcher/archief.php?startdatum=1304028001&stopdatum=1304114401).
Foto's geheimagenten
C. VAN KERCKHOVEN, 'De crash landing van een Halifax bommenwerper in het Geelse Larum', 29 april 2011 (www. bloggen.be/warresearcher/archief.php?startdatum=1304028001&stopdatum=1304114401).
Met uitdrukkelijke dank aan de Familie Wijnants en Prosper Rens - Schenking Familie Wijnants.
Bibliografie
Bronnen
LONDEN, National Archives, Evaded capture in Belgium, 2441, HAELEY.
Balen Bevrijd, Collectie Bidprentjes.
Publicaties
J. BUSSELS, De doodstraf als risico, Pilotenhulp in Belgisch Limburg 1941-1944, 1981.
W.R. CHORLEY, Bomber Command Losses of the Second World War 1943, 1996.
L. DE JONGH, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, Deel 9, 965.
B. DIERCKX, Terug naar de basis, Vluchtroutes van geallieerde piloten naar Engeland, Mol, 2005.
M.R.D. FOOT, S.O.E. in the Low Countries.
J. GRUN (BRUTUS), Ik was geheim agent, 1949.
C. JOUAN, Comète, Histoire d'une ligne d'évasion, 1948.
LWGH, 50 jaar bevrijding, 1994.
B. O'CONNOR, Sabotage in Belgium, 2014.
F. VAN GEHUCHTEN, ‘De Ossestal te Eindhout (13de – 20ste eeuw)', Jaarboek IV van Laakdal, 1986, 5-52.
F. VAN GEHUCHTEN, Veerle, Arm en trots, 1997, 543.
F. VAN GEHUCHTEN, Vorst, Groot en Klein, 1995, 473-485.
Mondelinge getuigenissen
Interview Familie Wijnants, 8 november 2014.
Interview Familie Wijnants, 10 november 2014.
Websites
'138 Squadron RAF', 2014 (www. raf.mod.uk/history/bombercommandno138squadron.cfm).
'138th BC Squadron', 2014 (www. lancaster-archive.com/bc_sqn-138.htm).
De Ossenstal, (www. eindhout.net/ossenstalf.htm).
Evasion Comète, Fiches bemanningsleden, 2014 (www. evasioncomete.org).
'Fiches Oorlogsslachtoffers Balen', (www. balenbevrijd.be/node/60).
'Halifax LW281 NF-W', 2014 (www. lostaircraft.com/database.php?lang=en&mode=viewentry&e=12621).
F. KLUITERS, Dutch agents 1940-1945, 2008 (www. nisa-intelligence.nl/PDF-bestanden/KluitersDAGversie2.pdf).
Most secret SOE agents, 2014 (www. academia.edu/2327382/THE_MOST_SECRET_LIST_OF_SOE_AGENTS_V).
'Personnes aidées par la Ligne Comète', Fiches bemanningsleden, 2014 (www. cometeline.org).
C. VAN KERCKHOVEN, 'De crash landing van een Halifax bommenwerper in het Geelse Larum', 29 april 2011 (www. bloggen.be/warresearcher/archief.php?startdatum=1304028001&stopdatum=1304114401).
Krantenartikels
'De crash van Larum', Het Nieuwsblad van Geel (5 november 1999).
'De piloot heeft ons gered', GVA (16 mei 2000).
Foto's bemanningsleden
'Personnes aidées par la Ligne Comète', Fiches bemanningsleden, 2014 (www. cometeline.org).
Evasion Comète, Fiches bemanningsleden, 2014 (www. evasioncomete.org).
C. VAN KERCKHOVEN, 'De crash landing van een Halifax bommenwerper in het Geelse Larum', 29 april 2011 (www. bloggen.be/warresearcher/archief.php?startdatum=1304028001&stopdatum=1304114401).
Foto's geheimagenten
C. VAN KERCKHOVEN, 'De crash landing van een Halifax bommenwerper in het Geelse Larum', 29 april 2011 (www. bloggen.be/warresearcher/archief.php?startdatum=1304028001&stopdatum=1304114401).