De collaboratie in Balen
Vlaams Nationaal Verbond – VNV
Het Vlaams Nationaal Verbond werd in oktober 1933 opgericht onder leiding van Staf De Clercq. De politieke eenheidspartij, VNV, was het bijeenbrengen van verschillende Vlaams-nationalistische partijen. Het VNV was een felle bestrijder van het unitaire België en gekant tegen de ontaarde democratie. Het VNV streefde naar een Dietse Staat: Vlaanderen en Noord Nederland. Hun ordewoorden waren discipline en autoriteit.
Alle beslissingen werden genomen door de Leider, Staf De Clercq. Dat resulteerde in 1936 tot een verkiezingsoverwinning: 16 zetels in de Kamer en 9 in de Senaat. Het jaar betekende de definitieve doorbraak van het VNV binnen het Belgische politieke landschap. Zij hielden van massaspektakels onder het mom van landdagen.
Het Vlaams Nationaal Verbond werd in oktober 1933 opgericht onder leiding van Staf De Clercq. De politieke eenheidspartij, VNV, was het bijeenbrengen van verschillende Vlaams-nationalistische partijen. Het VNV was een felle bestrijder van het unitaire België en gekant tegen de ontaarde democratie. Het VNV streefde naar een Dietse Staat: Vlaanderen en Noord Nederland. Hun ordewoorden waren discipline en autoriteit.
Alle beslissingen werden genomen door de Leider, Staf De Clercq. Dat resulteerde in 1936 tot een verkiezingsoverwinning: 16 zetels in de Kamer en 9 in de Senaat. Het jaar betekende de definitieve doorbraak van het VNV binnen het Belgische politieke landschap. Zij hielden van massaspektakels onder het mom van landdagen.
Naargelang het VNV meer en meer succes kreeg, werd er binnen de organisatie een militie, de Grijze Brigade, opgericht. Zij stonden in voor de ordehandhaving op alle belangrijke partijevenementen. Tijdens de laatste vooroorlogse verkiezingen van 1939 groeide het VNV nog steeds in het politieke landschap. Het telde meer dan 30.000 leden en haalde een gemiddelde score van 12,76%.
Voor het Arrondissement Turnhout waren er in het jaar 1939 zo’n 1.297 betalende VNV-leden. Voor het Kanton Mol zijn de gegevens aangaande betalende leden voor 1940 echter onbekend. Belangrijk in de vooroorlogse periode was het feit dat het VNV daar bijna niet van tel was tot de verkiezingen van 1936. De Katholieke Vlaamse Volkspartij of KVV trad in 1936 toe tot de eenheidslijst van het VNV. Onder leiding van de Molse KVV voorman Thomas de Backer haalde de VNV-eenheidslijst meer dan 30% van de stemmen binnen in het Kanton Mol. Thomas de Backer werd zelfs door de kiezers naar de kamer van volksvertegenwoordigers gestuurd. Het is niet te verwonderen dat, reeds lang voor de oorlog, veel Balenaren sympathie hadden voor het VNV. Na de bevrijding werden dan ook een tiental Balense en Olmense inwoners voor het krijgsgerecht gesleept omwille van hun lidmaatschap van het VNV.
Na de Belgische capitulatie onderhandelde het Duitse militair bestuur met het VNV om in Vlaanderen de belangrijkste politieke partij te worden. Ondanks dat Staf De Clercq altijd weigerachtig stond tegenover een verregaande samenwerking met de Duitsers, zag hij daarin een kans om uit de Belgische ketens te breken en onder Duits bestuur de onafhankelijkheid van Vlaanderen te bekomen. Als voorwaarde werd door de Clercq gesteld dat het Verdinaso of Verbond der Dietsche Nationaal Solidaristen en Rex-Vlaanderen in het VNV zouden worden geïntegreerd. Zo ontstond op 10 mei 1941 de VNV-eenheidsbeweging. Op die manier deed het VNV als het ware een greep naar de macht in het Vlaamse landsgedeelte en was het in staat om burgemeesters, schepenen, politiecommissarissen, enz. te benoemen.
Na de dood van Staf De Clercq werd Hendrik Elias aangesteld als nieuwe leider van het VNV.
Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen – Verdinaso
Het Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen ontstond in 1931 nadat de Vlaamse Frontpartij in verscheidene kleinere fracties uiteen viel. De partij vertoonde fascistische kenmerken en streed politiek tegen het unitaire België. Vooral jongeren voelden zich aangetrokken tot de politiek van het Verdinaso. De orde, tucht en discipline van de beweging vormde vast en zeker een aantrekkingspunt.
Op politiek vlak scheerde het Verdinaso geen hoge toppen. In Vlaanderen werd de beweging vooral bekend door hun militie. De Dietsche Militanten Orde (DMO) werd opgericht om de orde te handhaven op politieke meetings van het Verdinaso en was op militaire leest gestoeld. De militie werd door de medestanders geëerd en door de tegenstanders gevreesd omwille van hun optreden.
In het arrondissement Turnhout werd eveneens een afdeling van het Verdinaso opgericht maar die kende geen groot succes. Wel is er sprake van onrust tijdens een Verdinasomeeting in 1939 te Turnhout, waarbij enkele gekwetsten vielen. Hoewel de beweging een anti-Belgicistisch standpunt innam, steunde Verdinaso-Leider Joris Van Severen de Belgische regering tijdens de Duitse inval in Mei 1940. Ondanks die steun werd Van Severen in dezelfde maand door de Belgische staatsveiligheid gearresteerd en afgevoerd richting Frankrijk. Op een tussenstop te Abbeville werd hij en zijn vertrouweling Jan Rijckvoort, samen met 19 andere personen, door dronken Franse militairen terechtgesteld. Door de dood van Van Severen werd het Verdinaso letterlijk onthoofd van een sterke leider. Na de Belgische capitulatie viel het Verbond uiteen in verschillende groepen met elk zijn eigen strekking. De beweging hield definitief op met bestaan toen die op 10 mei 1941 opging in het grotere VNV als eenheidspartij. Tot op heden is het onbekend of er Balenaren aangesloten waren bij het Verdinaso.
Voor het Arrondissement Turnhout waren er in het jaar 1939 zo’n 1.297 betalende VNV-leden. Voor het Kanton Mol zijn de gegevens aangaande betalende leden voor 1940 echter onbekend. Belangrijk in de vooroorlogse periode was het feit dat het VNV daar bijna niet van tel was tot de verkiezingen van 1936. De Katholieke Vlaamse Volkspartij of KVV trad in 1936 toe tot de eenheidslijst van het VNV. Onder leiding van de Molse KVV voorman Thomas de Backer haalde de VNV-eenheidslijst meer dan 30% van de stemmen binnen in het Kanton Mol. Thomas de Backer werd zelfs door de kiezers naar de kamer van volksvertegenwoordigers gestuurd. Het is niet te verwonderen dat, reeds lang voor de oorlog, veel Balenaren sympathie hadden voor het VNV. Na de bevrijding werden dan ook een tiental Balense en Olmense inwoners voor het krijgsgerecht gesleept omwille van hun lidmaatschap van het VNV.
Na de Belgische capitulatie onderhandelde het Duitse militair bestuur met het VNV om in Vlaanderen de belangrijkste politieke partij te worden. Ondanks dat Staf De Clercq altijd weigerachtig stond tegenover een verregaande samenwerking met de Duitsers, zag hij daarin een kans om uit de Belgische ketens te breken en onder Duits bestuur de onafhankelijkheid van Vlaanderen te bekomen. Als voorwaarde werd door de Clercq gesteld dat het Verdinaso of Verbond der Dietsche Nationaal Solidaristen en Rex-Vlaanderen in het VNV zouden worden geïntegreerd. Zo ontstond op 10 mei 1941 de VNV-eenheidsbeweging. Op die manier deed het VNV als het ware een greep naar de macht in het Vlaamse landsgedeelte en was het in staat om burgemeesters, schepenen, politiecommissarissen, enz. te benoemen.
Na de dood van Staf De Clercq werd Hendrik Elias aangesteld als nieuwe leider van het VNV.
Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen – Verdinaso
Het Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen ontstond in 1931 nadat de Vlaamse Frontpartij in verscheidene kleinere fracties uiteen viel. De partij vertoonde fascistische kenmerken en streed politiek tegen het unitaire België. Vooral jongeren voelden zich aangetrokken tot de politiek van het Verdinaso. De orde, tucht en discipline van de beweging vormde vast en zeker een aantrekkingspunt.
Op politiek vlak scheerde het Verdinaso geen hoge toppen. In Vlaanderen werd de beweging vooral bekend door hun militie. De Dietsche Militanten Orde (DMO) werd opgericht om de orde te handhaven op politieke meetings van het Verdinaso en was op militaire leest gestoeld. De militie werd door de medestanders geëerd en door de tegenstanders gevreesd omwille van hun optreden.
In het arrondissement Turnhout werd eveneens een afdeling van het Verdinaso opgericht maar die kende geen groot succes. Wel is er sprake van onrust tijdens een Verdinasomeeting in 1939 te Turnhout, waarbij enkele gekwetsten vielen. Hoewel de beweging een anti-Belgicistisch standpunt innam, steunde Verdinaso-Leider Joris Van Severen de Belgische regering tijdens de Duitse inval in Mei 1940. Ondanks die steun werd Van Severen in dezelfde maand door de Belgische staatsveiligheid gearresteerd en afgevoerd richting Frankrijk. Op een tussenstop te Abbeville werd hij en zijn vertrouweling Jan Rijckvoort, samen met 19 andere personen, door dronken Franse militairen terechtgesteld. Door de dood van Van Severen werd het Verdinaso letterlijk onthoofd van een sterke leider. Na de Belgische capitulatie viel het Verbond uiteen in verschillende groepen met elk zijn eigen strekking. De beweging hield definitief op met bestaan toen die op 10 mei 1941 opging in het grotere VNV als eenheidspartij. Tot op heden is het onbekend of er Balenaren aangesloten waren bij het Verdinaso.
Deutsch-Vlämische Arbeitsgemeinschaft – DeVlag
De Deutsch-Vlämische Arbeitsgemeinschaft of kortweg DeVlag werd in 1936 opgericht om de culturele banden tussen Duitsland en Vlaanderen aan te halen. Aanvankelijk betrof het enkel een samenwerking tussen een aantal Vlaamse studenten van de Katholieke Universiteit in Leuven en Duitse studenten uit de universiteit van Keulen. Zij organiseerden één maal per jaar zogenaamde Duits-Vlaamse cultuurdagen. Tot 1940 was DeVlag een zuivere culturele vereniging die de evolutie in het nieuwe Duitsland met meer dan gewone aandacht volgde.
Onder leiding van Jef van de Wiele groeide de beweging bijna uit tot een nationaalsocialistische partij in Vlaanderen. DeVlag zou de meest extreme medestander van Nazi-Duitsland worden en wilde Vlaanderen laten annexeren als een soort van Reichsgau in het nieuwe nationaalsocialistische Duitsland. Vanaf het jaar 1942 ging de DeVlag zich meer en meer politiek manifesteren met de steun van de SS-instanties. Als president van de DeVlag werd Gottlob Berger, SS-Obergruppenführer und chef des SS-Hauptambt, aangesteld. Het kwam zelfs zo ver dat de kaderleden van de DeVlag ook automatisch lid werden van de Algemene SS-Vlaanderen.
Te Balen en Olmen heeft er nooit een afdeling bestaan, maar in de naburige gemeenten Mol en Meerhout werden er vanaf het jaar 1944 wel DeVlag-cellen opgericht. Wanneer de activiteiten van het verzet tijdens de laatste oorlogsmaanden spectaculair de hoogte ingingen en er frequent aanslagen op personen werden gepleegd, richtte de DeVlag het Veiligheidskorps op. Gewapende DeVlag-leden van het Veiligheidskorps gingen samen met de Duitse Sicherheitspolizei (in de volksmond beter bekend als Gestapo) razzia’s organiseren om verzetsleden te arresteren. Gedurende de oorlogsperiode waren er waarschijnlijk een tiental Balenaren lid van de DeVlag.
Tijdens de septemberdagen van 1944 vluchtten alle kaderleden van de DeVlag naar Duitsland. Daar richtte DeVlag leider Jef van de Wiele een regering in ballingschap op. Indien het Duitse offensief in de Ardennen zou slagen, kon die regering de macht in Vlaanderen overnemen.
De Deutsch-Vlämische Arbeitsgemeinschaft of kortweg DeVlag werd in 1936 opgericht om de culturele banden tussen Duitsland en Vlaanderen aan te halen. Aanvankelijk betrof het enkel een samenwerking tussen een aantal Vlaamse studenten van de Katholieke Universiteit in Leuven en Duitse studenten uit de universiteit van Keulen. Zij organiseerden één maal per jaar zogenaamde Duits-Vlaamse cultuurdagen. Tot 1940 was DeVlag een zuivere culturele vereniging die de evolutie in het nieuwe Duitsland met meer dan gewone aandacht volgde.
Onder leiding van Jef van de Wiele groeide de beweging bijna uit tot een nationaalsocialistische partij in Vlaanderen. DeVlag zou de meest extreme medestander van Nazi-Duitsland worden en wilde Vlaanderen laten annexeren als een soort van Reichsgau in het nieuwe nationaalsocialistische Duitsland. Vanaf het jaar 1942 ging de DeVlag zich meer en meer politiek manifesteren met de steun van de SS-instanties. Als president van de DeVlag werd Gottlob Berger, SS-Obergruppenführer und chef des SS-Hauptambt, aangesteld. Het kwam zelfs zo ver dat de kaderleden van de DeVlag ook automatisch lid werden van de Algemene SS-Vlaanderen.
Te Balen en Olmen heeft er nooit een afdeling bestaan, maar in de naburige gemeenten Mol en Meerhout werden er vanaf het jaar 1944 wel DeVlag-cellen opgericht. Wanneer de activiteiten van het verzet tijdens de laatste oorlogsmaanden spectaculair de hoogte ingingen en er frequent aanslagen op personen werden gepleegd, richtte de DeVlag het Veiligheidskorps op. Gewapende DeVlag-leden van het Veiligheidskorps gingen samen met de Duitse Sicherheitspolizei (in de volksmond beter bekend als Gestapo) razzia’s organiseren om verzetsleden te arresteren. Gedurende de oorlogsperiode waren er waarschijnlijk een tiental Balenaren lid van de DeVlag.
Tijdens de septemberdagen van 1944 vluchtten alle kaderleden van de DeVlag naar Duitsland. Daar richtte DeVlag leider Jef van de Wiele een regering in ballingschap op. Indien het Duitse offensief in de Ardennen zou slagen, kon die regering de macht in Vlaanderen overnemen.
Dietsche Militie/Zwarte Brigade – DM/ZB
De Dietsche Militie/Zwarte Brigade was de geüniformeerde paramilitaire militie van het VNV. Reeds lang voor de oorlog bestond er al een militie binnen het VNV. Zij werd de ‘Grijze Brigade’ genoemd. De Brigade handhaafde de orde op alle politieke meetings van het VNV, landdagen en verzekerden de veiligheid op de vooroorlogse IJzerbedevaarten.
Na de Belgische capitulatie werd door het VNV de koppen bijeengestoken om alle, aan het VNV gelinieerde, paramilitaire organisaties onder te brengen binnen één enkele organisatie: de Zwarte Brigade. De leden van de organisatie droegen een zwart uniform, met oranje wolfsangel op linkermouw, en als eerste algemene commandant werd Dr. Reimond Tollenaere aangesteld. De grote doorbraak voor de Zwarte Brigade kwam er na 10 mei 1941. Het VNV had via Duitse instanties het recht verworven om nog (voorlopig) als enige vernieuwingsbeweging in Vlaanderen het politieke toneel te domineren. Het Verdinaso en Rex-Vlaanderen gingen over in het VNV, deze brachten niet enkel hun politieke kaders mee maar ook hun geüniformeerde paramilitaire organisaties. Voor het Verdinaso was dat de DMO en voor Rex-Vlaanderen waren dat de Rex-strijdformaties.
Nu de VNV eenheidsbeweging een feit was, ging het ledenaantal van de Zwarte brigade pijlsnel de hoogte in zodat een reorganisatie van de brigade noodzakelijk was. De naam van de brigade werd omgedoopt tot Dietsche Militie/Zwarte Brigade en als commandantgeneraal bleef Reimond Tollenaere op post. De toetreding tot de DM/ZB gebeurde aanvankelijk op vrijwillige basis. Naarmate de oorlog vorderde, werden alle weerbare mannen van het VNV ondergebracht binnen de structuren van de DM/ZB. Toen op 22 juni 1941 de oorlog met Rusland uitbrak, meldden zich massaal veel vrijwilligers uit de rangen van de DM/ZB voor het oostfront. Ook commandantgeneraal Reimond Tollenaere en zijn adjunct Jef François, voormalig DMO-leider, meldden zich als officieren voor het oostfront.
Als nieuwe commandantgeneraal werd Joris Vansteenlandt aangeduid en anno 1942 werd de DM/ZB nogmaals gereorganiseerd. De naam Dietsche Militie/Zwarte Brigade werd officieel omgedoopt tot Dietsche Militie en onderverdeeld in vier brigades:
- Zwarte Brigade: De zwart geüniformeerde paramilitaire soldaten van de VNV. Zij deden allerhande karwijen ter ondersteuning van het politieke discours van het VNV.
- Motorbrigade: Al het gemotoriseerd vervoer binnen de militie, en het VNV, werd gegroepeerd onder deze brigade. Alsook alle NSKK- vrijwilligers, het vervoerskorps aan het oostfront, werden ondergebracht bij deze brigade.
- Hulpbrigade: Alle weerbare mannen binnen het VNV werden ondergebracht in deze brigade. Het was de bedoeling hen te mobiliseren en zo actief mogelijk in te zetten om zo een werfreserve te vormen voor de Zwarte Brigade.
- Wachtbrigade: De Fabriekswacht- Wachtbrigade was eigenlijk onafhankelijk aan de Dietsche Militie. Maar de overgrote meerderheid van de Fabriekswachters of Wachtbrigade-mannen waren leden van de Dietsche Militie/Zwarte Brigade en vormde binnen de DM-structuren de vierde brigade.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden twee Balenaren lid van de DM/ZB. Eén van hen werd bevorderd tot politiek instructeur bij de derde brigade (Hulpbrigade).
De Dietsche Militie/Zwarte Brigade was de geüniformeerde paramilitaire militie van het VNV. Reeds lang voor de oorlog bestond er al een militie binnen het VNV. Zij werd de ‘Grijze Brigade’ genoemd. De Brigade handhaafde de orde op alle politieke meetings van het VNV, landdagen en verzekerden de veiligheid op de vooroorlogse IJzerbedevaarten.
Na de Belgische capitulatie werd door het VNV de koppen bijeengestoken om alle, aan het VNV gelinieerde, paramilitaire organisaties onder te brengen binnen één enkele organisatie: de Zwarte Brigade. De leden van de organisatie droegen een zwart uniform, met oranje wolfsangel op linkermouw, en als eerste algemene commandant werd Dr. Reimond Tollenaere aangesteld. De grote doorbraak voor de Zwarte Brigade kwam er na 10 mei 1941. Het VNV had via Duitse instanties het recht verworven om nog (voorlopig) als enige vernieuwingsbeweging in Vlaanderen het politieke toneel te domineren. Het Verdinaso en Rex-Vlaanderen gingen over in het VNV, deze brachten niet enkel hun politieke kaders mee maar ook hun geüniformeerde paramilitaire organisaties. Voor het Verdinaso was dat de DMO en voor Rex-Vlaanderen waren dat de Rex-strijdformaties.
Nu de VNV eenheidsbeweging een feit was, ging het ledenaantal van de Zwarte brigade pijlsnel de hoogte in zodat een reorganisatie van de brigade noodzakelijk was. De naam van de brigade werd omgedoopt tot Dietsche Militie/Zwarte Brigade en als commandantgeneraal bleef Reimond Tollenaere op post. De toetreding tot de DM/ZB gebeurde aanvankelijk op vrijwillige basis. Naarmate de oorlog vorderde, werden alle weerbare mannen van het VNV ondergebracht binnen de structuren van de DM/ZB. Toen op 22 juni 1941 de oorlog met Rusland uitbrak, meldden zich massaal veel vrijwilligers uit de rangen van de DM/ZB voor het oostfront. Ook commandantgeneraal Reimond Tollenaere en zijn adjunct Jef François, voormalig DMO-leider, meldden zich als officieren voor het oostfront.
Als nieuwe commandantgeneraal werd Joris Vansteenlandt aangeduid en anno 1942 werd de DM/ZB nogmaals gereorganiseerd. De naam Dietsche Militie/Zwarte Brigade werd officieel omgedoopt tot Dietsche Militie en onderverdeeld in vier brigades:
- Zwarte Brigade: De zwart geüniformeerde paramilitaire soldaten van de VNV. Zij deden allerhande karwijen ter ondersteuning van het politieke discours van het VNV.
- Motorbrigade: Al het gemotoriseerd vervoer binnen de militie, en het VNV, werd gegroepeerd onder deze brigade. Alsook alle NSKK- vrijwilligers, het vervoerskorps aan het oostfront, werden ondergebracht bij deze brigade.
- Hulpbrigade: Alle weerbare mannen binnen het VNV werden ondergebracht in deze brigade. Het was de bedoeling hen te mobiliseren en zo actief mogelijk in te zetten om zo een werfreserve te vormen voor de Zwarte Brigade.
- Wachtbrigade: De Fabriekswacht- Wachtbrigade was eigenlijk onafhankelijk aan de Dietsche Militie. Maar de overgrote meerderheid van de Fabriekswachters of Wachtbrigade-mannen waren leden van de Dietsche Militie/Zwarte Brigade en vormde binnen de DM-structuren de vierde brigade.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden twee Balenaren lid van de DM/ZB. Eén van hen werd bevorderd tot politiek instructeur bij de derde brigade (Hulpbrigade).
Fabriekswacht, Vlaamse Wachtbrigade en Vlaamse Flakbrigade
Al zeer vroeg na de capitulatie van België ontstond in Vilvoorde een samenwerking tussen enkele Vlamingen en de Duitse Luftwaffe (luchtmacht). De Duitse Luftwaffe kampte met personeelstekort en deed via Christiaan Turcksin (oprichter en leider van de Fabriekswacht) een beroep op plaatselijke inwoners om bepaalde taken van het Luftwaffepersoneel over te nemen. Aanvankelijk werden enkel mannen aangeworven die moesten instaan voor de brandbeveiliging in de fabrieken van de Luftwaffe. Naarmate de oorlog vorderde, vroeg het Luftgaukommando Belgiën und Nordfrankreich meer en meer personeel om hun installaties te bewaken.
Op 1 mei 1941 verbond Christiaan Turcksin zich ertoe om een bewakingseenheid op te richten en in te staan voor de bewaking van vliegvelden, fabrieken en depots van de Duitse Luftwaffe. Daar de toeloop aan wachters en bewakers niet voldoende was en de Duitse Luftgau meer personeel eiste, deed Turcksin een beroep op het VNV. In 1942 werd er door het VNV beslist dat de leden van de DM/ZB samen met hun officieren konden overstappen naar de Fabriekswacht. Als uniform droegen de wachters hetzelfde als dat van de DM/ZB, alleen werd de wolfsangel (symbool van de DM/ZB) vervangen door een eigen embleem. Het tandrad (teken voor de arbeid) met het deltateken van het VNV en daar doorheen het zwaard (teken van weerbaarheid). De bewakingsopdrachten bleven niet enkel beperkt tot het Vlaamse landsgedeelte. De Vlaamse Fabriekswacht deed eveneens wachtdienst voor alle Luftwaffe-installaties in heel België en Noord-Frankrijk.
Op 04 juni 1943 werd de Fabriekswacht grondig gereorganiseerd. Door toedoen van het Luftgaukommando werd de Fabriekswacht omgedoopt tot Wachtbrigade. Alle Vlaamse leden van de Wachtbrigade werden vanaf nu ingeschreven als Wehrmachtsgefolge. Dit hield in dat elk lid van de Wachtbrigade vanaf nu ingeschreven stond als Duitse soldaat. Inzake bewakingsopdrachten veranderde er echter niets, alsook bleef de groep zelfstandig opereren. Door het actiever worden van het verzet werden de wachters wel uitgerust met geweren voor het uitoefenen van hun waakopdrachten. In de schoot van de Wachtbrigade werd anno 1944 een Jongerenkorps opgericht, met als doel die jongeren voor te bereiden op een leidinggevende rol binnen de Wachtbrigade. Eén Balenaar was officier (wachtmeester) binnen het Vlaams Jongerenkorps.
Tijdens de septemberdagen van 1944 trok het overgrote deel der manschappen van de Vlaamse Wachtbrigade samen met het Duitse Luftwaffe-personeel mee naar Duitsland. In Duitsland werden de mannen van de Vlaamse Wachtbrigade opgeleid en omgevormd tot de Vlaamse Flakbrigade (Flak: Flugzeug Abwehr Kanone). Tijdens de omzwervingen van de Vlaamse vrijwilligersformatie op Duits grondgebied was één, van de meer dan 2000 Vlamingen, geboren Balenaar. Tijdens de opleiding te Lippstadt werd hij bevorderd tot onderofficier bij de eerste batterij. Hij kreeg er de taak van Flugmelder. De batterij waarin die Balenaar dienst deed, werd onder andere ingezet in Werl, Paderborn, Worns, Germersheim, Sinsheim, Kornwestheim, Ulm, Pfuhl, Gunsburg en Reisenburg. De batterij werd op 3 mei 1945 ontbonden op de markt van Wald-Oberneufnach.
Al zeer vroeg na de capitulatie van België ontstond in Vilvoorde een samenwerking tussen enkele Vlamingen en de Duitse Luftwaffe (luchtmacht). De Duitse Luftwaffe kampte met personeelstekort en deed via Christiaan Turcksin (oprichter en leider van de Fabriekswacht) een beroep op plaatselijke inwoners om bepaalde taken van het Luftwaffepersoneel over te nemen. Aanvankelijk werden enkel mannen aangeworven die moesten instaan voor de brandbeveiliging in de fabrieken van de Luftwaffe. Naarmate de oorlog vorderde, vroeg het Luftgaukommando Belgiën und Nordfrankreich meer en meer personeel om hun installaties te bewaken.
Op 1 mei 1941 verbond Christiaan Turcksin zich ertoe om een bewakingseenheid op te richten en in te staan voor de bewaking van vliegvelden, fabrieken en depots van de Duitse Luftwaffe. Daar de toeloop aan wachters en bewakers niet voldoende was en de Duitse Luftgau meer personeel eiste, deed Turcksin een beroep op het VNV. In 1942 werd er door het VNV beslist dat de leden van de DM/ZB samen met hun officieren konden overstappen naar de Fabriekswacht. Als uniform droegen de wachters hetzelfde als dat van de DM/ZB, alleen werd de wolfsangel (symbool van de DM/ZB) vervangen door een eigen embleem. Het tandrad (teken voor de arbeid) met het deltateken van het VNV en daar doorheen het zwaard (teken van weerbaarheid). De bewakingsopdrachten bleven niet enkel beperkt tot het Vlaamse landsgedeelte. De Vlaamse Fabriekswacht deed eveneens wachtdienst voor alle Luftwaffe-installaties in heel België en Noord-Frankrijk.
Op 04 juni 1943 werd de Fabriekswacht grondig gereorganiseerd. Door toedoen van het Luftgaukommando werd de Fabriekswacht omgedoopt tot Wachtbrigade. Alle Vlaamse leden van de Wachtbrigade werden vanaf nu ingeschreven als Wehrmachtsgefolge. Dit hield in dat elk lid van de Wachtbrigade vanaf nu ingeschreven stond als Duitse soldaat. Inzake bewakingsopdrachten veranderde er echter niets, alsook bleef de groep zelfstandig opereren. Door het actiever worden van het verzet werden de wachters wel uitgerust met geweren voor het uitoefenen van hun waakopdrachten. In de schoot van de Wachtbrigade werd anno 1944 een Jongerenkorps opgericht, met als doel die jongeren voor te bereiden op een leidinggevende rol binnen de Wachtbrigade. Eén Balenaar was officier (wachtmeester) binnen het Vlaams Jongerenkorps.
Tijdens de septemberdagen van 1944 trok het overgrote deel der manschappen van de Vlaamse Wachtbrigade samen met het Duitse Luftwaffe-personeel mee naar Duitsland. In Duitsland werden de mannen van de Vlaamse Wachtbrigade opgeleid en omgevormd tot de Vlaamse Flakbrigade (Flak: Flugzeug Abwehr Kanone). Tijdens de omzwervingen van de Vlaamse vrijwilligersformatie op Duits grondgebied was één, van de meer dan 2000 Vlamingen, geboren Balenaar. Tijdens de opleiding te Lippstadt werd hij bevorderd tot onderofficier bij de eerste batterij. Hij kreeg er de taak van Flugmelder. De batterij waarin die Balenaar dienst deed, werd onder andere ingezet in Werl, Paderborn, Worns, Germersheim, Sinsheim, Kornwestheim, Ulm, Pfuhl, Gunsburg en Reisenburg. De batterij werd op 3 mei 1945 ontbonden op de markt van Wald-Oberneufnach.
De Algemene SS-Vlaanderen
De Algemene SS-Vlaanderen werd op 30 november 1940 onder leiding van de Duitse SS-instanties opgericht. De beweging ontstond met als doel het nationaalsocialisme in Vlaanderen te vestigen. De oprichting van de Algemene SS-Vlaanderen bleek voor de Duitsers een succesformule te zijn. Op 5 oktober 1940 werd aan Himmler gerapporteerd dat “er 950 leden waren toegetreden tot de Algemene SS-Vlaanderen”.
Om de toestroom aan leden toch enigszins in goede banen te leiden, besloten de Duitse SS-instanties in België om de Algemene SS-Vlaanderen te reorganiseren:
De SS-mannen
Mannen van 17 tot 35 jaar; zij voldeden aan de raciale normen van de SS, groter dan 1.70 m; waren van Arische bloede en zowel lichamelijk als geestelijk geschikt.
De SS-militie of het Flandernkorps – Vlaanderenkorps
Ouder dan 35 jaar, te klein van gestalte. Het waren eerder kandidaat SS-mannen. Ze werden in dezelfde troep of storm als de SS-mannen ondergebracht.
De Beschermende Leden of ‘B.L.’
De Beschermende Leden waren meestal ouderen of vrouwen wiens familie actief in de SS stond. Zij droegen dikwijls een speldje op hun burgerkledij.
De Algemene SS-Vlaanderen had geen enkele militaire betekenis, maar moest wel worden gezien in militieverband. De beweging beschikte over een eigen persorgaan, namelijk het weekblad ‘De SS-man’. Op politiek vlak werkte de Algemene SS-Vlaanderen nauw samen met de DeVlag. Op 1 september 1941 werd de naam en structuur van de beweging andermaal gewijzigd in de ‘1e SS Standaard Vlaanderen’.
Er werden Stormbannen opgericht in de verschillende Vlaamse provincies. Antwerpen werd Stormban I, waarvan de Storm 4/1: Turnhout, Mol, Herentals, Geel werd opgericht. Die afdeling stond onder leiding van SS-Unterscharführer Van De Velde. In oktober 1942 werd de naam van de Algemene SS-Vlaanderen vervangen door ‘Germaanse SS-Vlaanderen’. Met die laatste naamsverandering werd getracht de eendracht en solidariteit tussen de Germaanse broedervolkeren te kunnen versterken. De Algemene SS-Vlaanderen werd voor veel vrijwilligers een springplank richting de Waffen-SS of andere gewapende Duitse militaire formaties.De Algemene SS-Vlaanderen werd berucht tijdens de bezetting omdat zij samen met de Duitse politiediensten jacht maakten op allerhande verzetsgroeperingen.
Minstens één persoon uit Balen trad tijdens de Tweede Wereldoorlog toe tot de Algemene SS-Vlaanderen, alvorens hij zich in 1943 meldde voor een andere gewapende Duitse formatie.
De Waffen-SS
De SS of Schutzstaffel, vrij vertaald als lijfwacht, werd in 1925 geformeerd als een kleine lijfwacht ter bescherming van Adolf Hitler tijdens openbare activiteiten. Het symbool van de SS zijn runentekens die ‘zege’ betekenen. Volgens de Germaanse mythologie beleden de Druïden (Germaanse priesters) het geloof in de zege, in de onverdelgbare en eeuwige krachten van bloed en bodem, in de levenswil van hun ras van trouw en eer. Naarmate de Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei (NSDAP) aan invloed won, werden er meer en meer kandidaten aangeworven voor de SS. Vanaf 1929 wierp de SS zich op als de elite binnen de NSDAP en werd de organisatie geleid door Reichsfuhrer SS Heinrich Himmler. Voor de kandidaten golden zeer strikte rassencriteria.
De Algemene SS-Vlaanderen werd op 30 november 1940 onder leiding van de Duitse SS-instanties opgericht. De beweging ontstond met als doel het nationaalsocialisme in Vlaanderen te vestigen. De oprichting van de Algemene SS-Vlaanderen bleek voor de Duitsers een succesformule te zijn. Op 5 oktober 1940 werd aan Himmler gerapporteerd dat “er 950 leden waren toegetreden tot de Algemene SS-Vlaanderen”.
Om de toestroom aan leden toch enigszins in goede banen te leiden, besloten de Duitse SS-instanties in België om de Algemene SS-Vlaanderen te reorganiseren:
De SS-mannen
Mannen van 17 tot 35 jaar; zij voldeden aan de raciale normen van de SS, groter dan 1.70 m; waren van Arische bloede en zowel lichamelijk als geestelijk geschikt.
De SS-militie of het Flandernkorps – Vlaanderenkorps
Ouder dan 35 jaar, te klein van gestalte. Het waren eerder kandidaat SS-mannen. Ze werden in dezelfde troep of storm als de SS-mannen ondergebracht.
De Beschermende Leden of ‘B.L.’
De Beschermende Leden waren meestal ouderen of vrouwen wiens familie actief in de SS stond. Zij droegen dikwijls een speldje op hun burgerkledij.
De Algemene SS-Vlaanderen had geen enkele militaire betekenis, maar moest wel worden gezien in militieverband. De beweging beschikte over een eigen persorgaan, namelijk het weekblad ‘De SS-man’. Op politiek vlak werkte de Algemene SS-Vlaanderen nauw samen met de DeVlag. Op 1 september 1941 werd de naam en structuur van de beweging andermaal gewijzigd in de ‘1e SS Standaard Vlaanderen’.
Er werden Stormbannen opgericht in de verschillende Vlaamse provincies. Antwerpen werd Stormban I, waarvan de Storm 4/1: Turnhout, Mol, Herentals, Geel werd opgericht. Die afdeling stond onder leiding van SS-Unterscharführer Van De Velde. In oktober 1942 werd de naam van de Algemene SS-Vlaanderen vervangen door ‘Germaanse SS-Vlaanderen’. Met die laatste naamsverandering werd getracht de eendracht en solidariteit tussen de Germaanse broedervolkeren te kunnen versterken. De Algemene SS-Vlaanderen werd voor veel vrijwilligers een springplank richting de Waffen-SS of andere gewapende Duitse militaire formaties.De Algemene SS-Vlaanderen werd berucht tijdens de bezetting omdat zij samen met de Duitse politiediensten jacht maakten op allerhande verzetsgroeperingen.
Minstens één persoon uit Balen trad tijdens de Tweede Wereldoorlog toe tot de Algemene SS-Vlaanderen, alvorens hij zich in 1943 meldde voor een andere gewapende Duitse formatie.
De Waffen-SS
De SS of Schutzstaffel, vrij vertaald als lijfwacht, werd in 1925 geformeerd als een kleine lijfwacht ter bescherming van Adolf Hitler tijdens openbare activiteiten. Het symbool van de SS zijn runentekens die ‘zege’ betekenen. Volgens de Germaanse mythologie beleden de Druïden (Germaanse priesters) het geloof in de zege, in de onverdelgbare en eeuwige krachten van bloed en bodem, in de levenswil van hun ras van trouw en eer. Naarmate de Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei (NSDAP) aan invloed won, werden er meer en meer kandidaten aangeworven voor de SS. Vanaf 1929 wierp de SS zich op als de elite binnen de NSDAP en werd de organisatie geleid door Reichsfuhrer SS Heinrich Himmler. Voor de kandidaten golden zeer strikte rassencriteria.
Op 24 september 1934 richtte Adolf Hitler officieel de gewapende vleugel van de SS op, de SS-Verfügungstruppe. In geval van oorlog werden de SS-Verfügungstruppe aan de Wehrmacht (het gewone reguliere leger) toegevoegd. Die SS-verfügungstruppe genoten daarbij van een kwalitatief hoogstaande militaire opleiding. De vredesperiode van de SS-Verfügungstruppe werd afgesloten op 19 augustus 1939. Vanaf die datum werd het begrip Waffen-SS gebruikt.
Na 1939 ontpopte de Waffen-SS zich als een zelfstandig troepenonderdeel van de Duitse strijdkrachten. Vanaf haar ontstaan was het binnen de Waffen-SS toegelaten niet-Duitse, doch Germaanse vrijwilligers in de rangen op te nemen. Zowel Duitse burgers als personen van de Germaanse broedervolkeren konden zich als vrijwilliger voor de Waffen-SS melden. Die vrijwilligerseenheden vormden elitetroepen, uitgerust met de modernste wapens uit die periode. De troepen ondergingen een keiharde training. Al zeer vroeg, vlak na de Belgische capitulatie, startte de Duitse militaire overheid wervingscampagnes om vrijwilligers aan te werven in de bezette gebieden.
Al vanaf juni 1940 richtte het Duitse militaire bestuur in België de ‘SS-Standarte Westland’ op voor Nederlandse en Vlaamse vrijwilligers. De ‘SS-Standarte Westland’ vormde samen met de ‘SS-Standarte Nordland’ (Scandinavische vrijwilligers) en de ‘SS-Standarte Germania’ (Duitse vrijwilligers) samen de ‘5. SS-Pantserdivisie Wiking’.
Anno 1940 konden enkel personen toetreden tot de Waffen-SS die aan de volgende voorwaarden voldeden:
- Vlamingen en Nederlanders van Arische bloede tussen 17 en 40 jaar;
- Lichamelijk en geestelijk ontwikkeld om aan de eisen van de opleiding te kunnen voldoen;
- Minimum lengte 1.70 m., brillen toegelaten tot 4 dioptrieën;
- Van onberispelijk zedelijk gedrag zijn;
- Tekenen voor oorlogsduur, 2 of 4 jaar.
De Vlaamse vrijwilligers kregen hun opleiding in het Franse Sennheim alvorens de divisie op 29 juni 1941 voor het eerst in actie kwam aan het Oostfront. De Vlaamse vrijwilligers vonden elkaar in het ‘10. SS-Panzergrenadieregiment Westland’ en vochten in de Kaukasus. Na de overgave van het Duitse 6e Leger te Stalingrad werd de ‘5. SS-Pantserdivisie Wiking’ uit de Kaukasus teruggetrokken. Tot de overgave te Tsjecho-Slowakije in mei 1945, was de divisie betrokken bij allerlei afweergevechten tegen het oprukkende Rode leger.
Eén Balenaar deed dienst in het Regiment Westland en sneuvelde tijdens de terugtrekking uit de Kaukasus.
Het Vlaams Legioen
Op 22 juni 1941, zeer vroeg in de morgen, viel Duitsland de toenmalige Sovjet-Unie aan. Het directe gevolg van die vijandelijkheden was de oprichting van antibolsjewistische legioenen in geheel bezet Europa. De legioenen uit de Germaanse landen (Noorwegen, Finland, Denemarken, Nederland en Vlaanderen) kwamen onder het bevel van de Waffen-SS. De overige legioenen kwamen onder het bevel van de Wehrmacht te staan. De buitenlanders zouden in Duitse uniformen strijden, maar mochten wel hun nationale insignes blijven dragen. De keuringsnormen voor de vrijwilligers van de legioenen werden eveneens afgezwakt. De Germaanse vrijwilligers kregen de titel Angehörige der Waffen SS toebedeeld. Ondanks de lagere keuringsnormen, de afzonderlijke eedformule en de andere wervingsvoorwaarden, was er in de praktijk echter weinig verschil tussen een Germaans legioen en een Waffen-SS-eenheid.
Tijdens de grote wervingscampagne voor het Vlaams Legioen gaven meer dan 1.200 vrijwilligers gevolg aan de oproepen. De keuringsnormen waren echter nog steeds vrij streng en er werden uiteindelijk maar een goede 400 manschappen toegelaten.
Volgens de overeenkomst tussen de Duitse SS-leiding en VNV-Leider Staf De Clercq werden de volgende richtlijnen uitgetekend voor het Vlaams Legioen: “Richtlinien für die Legion Flandern“:
1. Het “Legioen Vlaanderen” is een Vlaamse aangelegenheid, zijn leiding is Vlaams. Voor zover er geen officieren voorhanden zijn, neemt men zijn toevlucht op Luckenwalde ofwel wordt voor het vormen van officieren een beroep gedaan op geoefende mannen der militie van het VNV.
2. De mannen, afkomstig van het VNV, worden in gesloten compagnies samengebracht, daaronder worden ook inbegrepen deze die tot nu toe tot de “Standaart Noord-West” behoorden en uit de rijen van het VNV komen.
3. Als onderscheidingstekens worden voorzien:
a. het zonnenrad (driearmig) als kraagspiegel;
b. onder de hoheitsadler, het wapen van de Vlaamse kleuren (zwarte leeuw op geel veld);
c. mouwstrepen met het opschrift “Legioen Vlaanderen”.
4. Als vaandel van het legioen word voorzien de Vlaamse vlag met opschrift “Legioen Vlaanderen”.
5. De eed luidt: “Ik zweer bij god de heilige eed dat ik de kamp tegen het Bolsjewisme aan de Opperste bevelhebber van de Duitse Wehrmacht, Adolf Hitler, onvoorwaardelijk zal gehoorzamen en dat ik als dapper soldaat gereed ben ieder ogenblik van mijn leven voor deze eed in te zetten.
6. De bevelhebber wordt in overeenstemming met de heer De Clercq bepaald. De nodige voorwaarden moeten in ieder geval gegeven zijn.
7. De heren Tollenare, François en Suys sluiten zich maar voor een bepaalde tijd bij het Legioen aan. Hun bestemming is deze van verbindingsofficier of van “Betreuer” der mannen met de rang van Luitenant. Hun vrijlating van het leger en hun in mars zetten naar hun “Heimat” (het ogenblik wordt in overeenstemming met de heer De Clercq bepaald) gebeurt langs de normale wegen.
8. Het legioen wordt ingezet tegen het Bolsjewisme volgens de noodzakelijkheden. De inzet kan dan maar plaats hebben nadat de mannen die nog niet gediend hebben een passende opleiding (8 tot 12 weken) achter de rug hebben.
9. Dienst voor de duur van de oorlog. Aanwending gebeurt in het Russisch kampgebied.
10. De 41 mannen die naar de SS gegaan waren, gaan over naar het Legioen. Zij zullen woensdag in mars gezet worden.
11. De geneeskundige verpleging (daarin ook verpleegsters) geschiedt voor zover er voldoende artsen voorhanden zijn door de Vlamingen. Prof. Daels bespreekt de bijzonderheden met het betreffende ambt te Berlijn.
12. Steun der familieleden is zoals deze der Waffen SS.
13. Militieofficieren van het VNV, die na de verlangde opleiding tot “Unterfuhrer” ongeschikt zijn, kunnen na overeenstemming met de heer De Clercq naar de “Heimat” in mars worden gezet. Het aantal moet van dien aard zijn dat de opleiding in de troep over het algemeen niet gestoord wordt.
14. Het vertrek van de aalmoezenier geschiedt in de week na 6 augustus. Hij wordt door Berlijn opgeroepen.
Na 1939 ontpopte de Waffen-SS zich als een zelfstandig troepenonderdeel van de Duitse strijdkrachten. Vanaf haar ontstaan was het binnen de Waffen-SS toegelaten niet-Duitse, doch Germaanse vrijwilligers in de rangen op te nemen. Zowel Duitse burgers als personen van de Germaanse broedervolkeren konden zich als vrijwilliger voor de Waffen-SS melden. Die vrijwilligerseenheden vormden elitetroepen, uitgerust met de modernste wapens uit die periode. De troepen ondergingen een keiharde training. Al zeer vroeg, vlak na de Belgische capitulatie, startte de Duitse militaire overheid wervingscampagnes om vrijwilligers aan te werven in de bezette gebieden.
Al vanaf juni 1940 richtte het Duitse militaire bestuur in België de ‘SS-Standarte Westland’ op voor Nederlandse en Vlaamse vrijwilligers. De ‘SS-Standarte Westland’ vormde samen met de ‘SS-Standarte Nordland’ (Scandinavische vrijwilligers) en de ‘SS-Standarte Germania’ (Duitse vrijwilligers) samen de ‘5. SS-Pantserdivisie Wiking’.
Anno 1940 konden enkel personen toetreden tot de Waffen-SS die aan de volgende voorwaarden voldeden:
- Vlamingen en Nederlanders van Arische bloede tussen 17 en 40 jaar;
- Lichamelijk en geestelijk ontwikkeld om aan de eisen van de opleiding te kunnen voldoen;
- Minimum lengte 1.70 m., brillen toegelaten tot 4 dioptrieën;
- Van onberispelijk zedelijk gedrag zijn;
- Tekenen voor oorlogsduur, 2 of 4 jaar.
De Vlaamse vrijwilligers kregen hun opleiding in het Franse Sennheim alvorens de divisie op 29 juni 1941 voor het eerst in actie kwam aan het Oostfront. De Vlaamse vrijwilligers vonden elkaar in het ‘10. SS-Panzergrenadieregiment Westland’ en vochten in de Kaukasus. Na de overgave van het Duitse 6e Leger te Stalingrad werd de ‘5. SS-Pantserdivisie Wiking’ uit de Kaukasus teruggetrokken. Tot de overgave te Tsjecho-Slowakije in mei 1945, was de divisie betrokken bij allerlei afweergevechten tegen het oprukkende Rode leger.
Eén Balenaar deed dienst in het Regiment Westland en sneuvelde tijdens de terugtrekking uit de Kaukasus.
Het Vlaams Legioen
Op 22 juni 1941, zeer vroeg in de morgen, viel Duitsland de toenmalige Sovjet-Unie aan. Het directe gevolg van die vijandelijkheden was de oprichting van antibolsjewistische legioenen in geheel bezet Europa. De legioenen uit de Germaanse landen (Noorwegen, Finland, Denemarken, Nederland en Vlaanderen) kwamen onder het bevel van de Waffen-SS. De overige legioenen kwamen onder het bevel van de Wehrmacht te staan. De buitenlanders zouden in Duitse uniformen strijden, maar mochten wel hun nationale insignes blijven dragen. De keuringsnormen voor de vrijwilligers van de legioenen werden eveneens afgezwakt. De Germaanse vrijwilligers kregen de titel Angehörige der Waffen SS toebedeeld. Ondanks de lagere keuringsnormen, de afzonderlijke eedformule en de andere wervingsvoorwaarden, was er in de praktijk echter weinig verschil tussen een Germaans legioen en een Waffen-SS-eenheid.
Tijdens de grote wervingscampagne voor het Vlaams Legioen gaven meer dan 1.200 vrijwilligers gevolg aan de oproepen. De keuringsnormen waren echter nog steeds vrij streng en er werden uiteindelijk maar een goede 400 manschappen toegelaten.
Volgens de overeenkomst tussen de Duitse SS-leiding en VNV-Leider Staf De Clercq werden de volgende richtlijnen uitgetekend voor het Vlaams Legioen: “Richtlinien für die Legion Flandern“:
1. Het “Legioen Vlaanderen” is een Vlaamse aangelegenheid, zijn leiding is Vlaams. Voor zover er geen officieren voorhanden zijn, neemt men zijn toevlucht op Luckenwalde ofwel wordt voor het vormen van officieren een beroep gedaan op geoefende mannen der militie van het VNV.
2. De mannen, afkomstig van het VNV, worden in gesloten compagnies samengebracht, daaronder worden ook inbegrepen deze die tot nu toe tot de “Standaart Noord-West” behoorden en uit de rijen van het VNV komen.
3. Als onderscheidingstekens worden voorzien:
a. het zonnenrad (driearmig) als kraagspiegel;
b. onder de hoheitsadler, het wapen van de Vlaamse kleuren (zwarte leeuw op geel veld);
c. mouwstrepen met het opschrift “Legioen Vlaanderen”.
4. Als vaandel van het legioen word voorzien de Vlaamse vlag met opschrift “Legioen Vlaanderen”.
5. De eed luidt: “Ik zweer bij god de heilige eed dat ik de kamp tegen het Bolsjewisme aan de Opperste bevelhebber van de Duitse Wehrmacht, Adolf Hitler, onvoorwaardelijk zal gehoorzamen en dat ik als dapper soldaat gereed ben ieder ogenblik van mijn leven voor deze eed in te zetten.
6. De bevelhebber wordt in overeenstemming met de heer De Clercq bepaald. De nodige voorwaarden moeten in ieder geval gegeven zijn.
7. De heren Tollenare, François en Suys sluiten zich maar voor een bepaalde tijd bij het Legioen aan. Hun bestemming is deze van verbindingsofficier of van “Betreuer” der mannen met de rang van Luitenant. Hun vrijlating van het leger en hun in mars zetten naar hun “Heimat” (het ogenblik wordt in overeenstemming met de heer De Clercq bepaald) gebeurt langs de normale wegen.
8. Het legioen wordt ingezet tegen het Bolsjewisme volgens de noodzakelijkheden. De inzet kan dan maar plaats hebben nadat de mannen die nog niet gediend hebben een passende opleiding (8 tot 12 weken) achter de rug hebben.
9. Dienst voor de duur van de oorlog. Aanwending gebeurt in het Russisch kampgebied.
10. De 41 mannen die naar de SS gegaan waren, gaan over naar het Legioen. Zij zullen woensdag in mars gezet worden.
11. De geneeskundige verpleging (daarin ook verpleegsters) geschiedt voor zover er voldoende artsen voorhanden zijn door de Vlamingen. Prof. Daels bespreekt de bijzonderheden met het betreffende ambt te Berlijn.
12. Steun der familieleden is zoals deze der Waffen SS.
13. Militieofficieren van het VNV, die na de verlangde opleiding tot “Unterfuhrer” ongeschikt zijn, kunnen na overeenstemming met de heer De Clercq naar de “Heimat” in mars worden gezet. Het aantal moet van dien aard zijn dat de opleiding in de troep over het algemeen niet gestoord wordt.
14. Het vertrek van de aalmoezenier geschiedt in de week na 6 augustus. Hij wordt door Berlijn opgeroepen.
Op 6 augustus 1941 vond onder massale belangstelling, in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel, het vertrek van het Vlaams Legioen plaats. Vanuit die plek trok het Vlaams Legioen door de straten van Brussel in de richting van het Noordstation. Daar vertrokken de 405 vrijwilligers van het Vlaams Legioen, toegejuicht door familie en vrienden, met de trein naar het oosten richting Debica-Kochanovka (Polen) voor hun basistraining. Van hieruit ging het richting Arys (Oost-Pruisen) voor de echte militaire opleiding. Vanaf het ontstaan tot de ontbinding werd de Vlaamse formatie ingezet rondom de streek van Leningrad.
- Einde 1941: Loopgraven rondom Leningrad
- Januari-Februari 1942: Eerste fase van de Wolchowslag
- Maart-April-Mei 1942: Tweede fase van de Wolchowslag
- Juni-Juli- Augustus 1942: Omsingeling Russische troepen in het Wolchowgebied
- Maart 1943: De gevechten bij Krasny-Bor
Omwille van hun optreden en prestaties werd het Vlaams Legioen een viertal keer opgenomen in een officieel Wehrmachtsbericht uitgaande van het Oberkommando der Wehrmacht. Na de gevechten te Krasny-Bor hield het Vlaams Legioen op te bestaan.
Drie Balenaren deden dienst in het Vlaams Legioen, twee van hen lieten het leven op het oostfront.
Louis Joos - °Balen 19/06/1921 - +Krasny-Bor 27/03/1943
Ferdinand Vanden Broek - °Balen 14/06/1923 - +Krasny-Bor 22/03/1943
De 6. SS-Sturmbrigade Langemark
Op bevel van Adolf Hitler en Heinrich Himmler werd er begin 1943 overgegaan tot de oprichting van een tiental Sturmbrigades. Het was het Duitse opperbevel opgevallen dat die verkennende SS-troepen, die vaak de spits van elke aanval vormden, in vele gevallen reeds een doorbraak forceerden alvorens de eigenlijke aanvalsgroep arriveerde. Het was SS-Generaal Felix Steiner die bij Himmler op zulke eenheden aandrong.
De stormbrigades werden bestemd om als doeltreffende aanvalsspitsen vooraan op te rukken en de weg vrij te vechten voor de overige, vaak minder ervaren, manschappen. Uit die gevechtservaring groeide voortaan de methode om het aantal verkenners te versterken. Ook werd de vuurkracht en de beweeglijkheid van de stormbrigades opgedreven. De losse brigades konden, door hun beweeglijkheid en slagkracht, in verschillende frontsectoren opereren.
Zo werd anno mei 1943 de naam van het Vlaams Legioen opgeheven en herdoopt in de ‘6. SS-Freiwillige Sturmbrigade Langemarck’. Langemark, een dorpje in West-Vlaanderen, was op 10 november 1914 het zwaartepunt van de eerste slag bij Ieper. Daar liepen ‘volgens de mythe’ op 10 november 1914 duizenden Duitse vrijwilligers (studenten), onder het zingen van “Deutschland Über alles”, storm tegen de Britse linies. Zeer veel Duitse studentvrijwilligers sneuvelden en in de Duitse militaire geschiedenis is de naam Langemark onafscheidelijk verbonden met de gedachte van jeugd, zelfopoffering en heldenmoed.
Het Vlaams Legioen, dat aanvankelijk als infanterieafdeling fungeerde, werd grondig hervormd. De oude infanteriecompagnieën bleven bestaan, maar werden aangevuld met 9 gloednieuwe kanonnen (Pantserabwehr), 11 Stürmgeschutze (Pantserwagens zonder koepel) en ook nieuw was de luchtafweer met 12 lichte en 9 zware kanonnen.
Te Milowitz werd de Sturmbrigade klaargestoomd voor het front. Allerhande oefeningen moesten de verschillende compagnieën vertrouwd maken met de nieuwe wapens. In november 1943 kwamen ook de eerste, pas gepromoveerde, Vlaamse officieren aan te Milowitz. Zij waren met 14 in totaal, waaronder twee Balenaren, die hun Luitenantspatent behaalden op de SS-Junkerschule van Bad-Tölz. De nieuw uitgeruste stormbrigade vertrok rond de jaarwisseling 1943-1944 naar het front in Oekraïne.
Eerst werd de stormbrigade ingezet bij afweergevechten in de omgeving van Shitomir. Eind februari 1944 slaagden Russische troepen erin om een bres van 50 kilometer te slagen in de Duitse verdedigingslinie. De stormbrigade, die stelling had genomen te Jampol, werd door dit Russisch manoeuvre volledig omsingeld. Met de moed der wanhoop slaagden de Vlamingen om uit die omsingeling te komen en deden er twee volle dagen over om een tocht van 70 kilometer door niemandsland tot een goed einde te brengen.
Tijdens de gevechten en doorbraak bij Jampol werd één Balenaar als vermist opgegeven. Een andere Balenaar, die ondertussen tot Luitenant was benoemd, werd gedecoreerd met het IJzeren Kruis Tweede Klasse omwille van zijn inzet in Oekraïne.
Na de slag te Jampol werden de Vlaamse manschappen van de Sturmbrigade uit de frontsector teruggetrokken. Door de vele doden, gekwetsten en vermisten in hun rangen was een grondige reorganisatie noodzakelijk. Toen de stormbrigade begin juni 1944 bijna terug op sterkte was, werd een deel van de manschappen ingezet aan het Narwa-front te Estland. Op die plaats hielden de Vlamingen van de Sturmbrigade Langemarck, samen met andere Europese vrijwilligerseenheden, een groot Russisch offensief staande. Eén Vlaming werd daar gedecoreerd met het Ridderkruis, dé hoogste Duitse militaire onderscheiding. Na de slag te Narwa werden de overlevende Vlaamse vrijwilligers terug bij het gros van de Stormbrigade gevoegd en midden september 1944 naar de Luneburgerheide in Oost-Hannover (Duitsland) overgebracht. Door de massale toestroom van, uit België vluchtende, collaborateurs werd de ‘6. SS-Sturmbrigade Langemarck’ midden september 1944 ontbonden.
Vrijwillige Arbeidsdienst Voor Vlaanderen – VAVV
De Vrijwillige Arbeidsdienst voor Vlaanderen, kortweg VAVV, werd op 28 november 1940 opgericht. De VAVV kwam onder het beheer van het Ministerie van Arbeid en het Commissariaat van Wederopbouw te staan. Als arbeidsleider werd Ir. Renaat van Thillo naar voor geschoven.
Het was de bedoeling om vooral de jeugd op te roepen voor de arbeidsdienst. Wie zich vrijwillig meldde, moest 18 jaar oud zijn en tekenen voor een diensttijd van zes maanden. De vrijwilligers deden allerhande werken en klussen ten dienste van de gemeenschap. Na een opleiding van een veertiental dagen in het wervingskamp te Mortsel werd een vrijwilliger opgenomen in de arbeidsgemeenschap van een kamp.
Op 30 januari 1941 werd het eerste arbeidskamp geopend voor de mannelijke jeugd. Nadien openden nog 12 arbeidskampen hun deuren voor de mannelijke vrijwilligers. De werkobjecten bepaalden de plaats van het kamp. Meestal waren de kampen gelegen in een dorp, ver weg van de stad. De taken bestonden uit: gronden ontginnen en verdelen; dijken bouwen en beveiligen; waterlopen aanpassen en vooral ingezet worden naar de noden van de gemeenschap. Door het leven in gemeenschap en de dikwijls zware handenarbeid was het ook de bedoeling dat jongelui uit alle lagen van de bevolking elkaar leerden waarderen. De vrijwilliger kreeg een vergoeding van 10 Frank per dag uitbetaald alsook gratis kost en huisvesting in het kamp en aangepaste kleding.
Op 1 oktober 1941 werd besloten om ook het VAVV uit te breiden naar de vrouwelijke jeugd. Het principe was hetzelfde maar de te verrichten arbeid was uiteraard totaal verschillend. Evenredig als bij de mannelijke jeugd werden er vanaf het jaar 1941 ook 13 arbeidskampen geopend voor de vrouwelijke jeugd. Gedurende de oorlog namen een negenhonderdtal meisjes dienst binnen de vrouwelijke VAVV.
De rijpe korenaar werd als symbool gekozen en de mannelijke jeugd droeg een bruin uniform. De vrouwelijke jeugd een witte blouse, blauwe katoenen vest en een bijpassende hoed. De vrouwelijke jeugd stelde zich ook ten dienste van de gemeenschap door taken uit te voeren zoals: hulp in de huishouding bij de toen meestal kroostrijke gezinnen; hulp op het land bij de boeren en zorg voor de kinderen van wie de ouders werkten. Gedurende de oorlogsjaren namen ongeveer 6.000 mannelijke en vrouwelijke VAVV-leden dienst in één van de 26 arbeidskampen. In de stille Kempen openden een drietal arbeidskampen hun deuren tijdens de oorlogsperiode.
- Einde 1941: Loopgraven rondom Leningrad
- Januari-Februari 1942: Eerste fase van de Wolchowslag
- Maart-April-Mei 1942: Tweede fase van de Wolchowslag
- Juni-Juli- Augustus 1942: Omsingeling Russische troepen in het Wolchowgebied
- Maart 1943: De gevechten bij Krasny-Bor
Omwille van hun optreden en prestaties werd het Vlaams Legioen een viertal keer opgenomen in een officieel Wehrmachtsbericht uitgaande van het Oberkommando der Wehrmacht. Na de gevechten te Krasny-Bor hield het Vlaams Legioen op te bestaan.
Drie Balenaren deden dienst in het Vlaams Legioen, twee van hen lieten het leven op het oostfront.
Louis Joos - °Balen 19/06/1921 - +Krasny-Bor 27/03/1943
Ferdinand Vanden Broek - °Balen 14/06/1923 - +Krasny-Bor 22/03/1943
De 6. SS-Sturmbrigade Langemark
Op bevel van Adolf Hitler en Heinrich Himmler werd er begin 1943 overgegaan tot de oprichting van een tiental Sturmbrigades. Het was het Duitse opperbevel opgevallen dat die verkennende SS-troepen, die vaak de spits van elke aanval vormden, in vele gevallen reeds een doorbraak forceerden alvorens de eigenlijke aanvalsgroep arriveerde. Het was SS-Generaal Felix Steiner die bij Himmler op zulke eenheden aandrong.
De stormbrigades werden bestemd om als doeltreffende aanvalsspitsen vooraan op te rukken en de weg vrij te vechten voor de overige, vaak minder ervaren, manschappen. Uit die gevechtservaring groeide voortaan de methode om het aantal verkenners te versterken. Ook werd de vuurkracht en de beweeglijkheid van de stormbrigades opgedreven. De losse brigades konden, door hun beweeglijkheid en slagkracht, in verschillende frontsectoren opereren.
Zo werd anno mei 1943 de naam van het Vlaams Legioen opgeheven en herdoopt in de ‘6. SS-Freiwillige Sturmbrigade Langemarck’. Langemark, een dorpje in West-Vlaanderen, was op 10 november 1914 het zwaartepunt van de eerste slag bij Ieper. Daar liepen ‘volgens de mythe’ op 10 november 1914 duizenden Duitse vrijwilligers (studenten), onder het zingen van “Deutschland Über alles”, storm tegen de Britse linies. Zeer veel Duitse studentvrijwilligers sneuvelden en in de Duitse militaire geschiedenis is de naam Langemark onafscheidelijk verbonden met de gedachte van jeugd, zelfopoffering en heldenmoed.
Het Vlaams Legioen, dat aanvankelijk als infanterieafdeling fungeerde, werd grondig hervormd. De oude infanteriecompagnieën bleven bestaan, maar werden aangevuld met 9 gloednieuwe kanonnen (Pantserabwehr), 11 Stürmgeschutze (Pantserwagens zonder koepel) en ook nieuw was de luchtafweer met 12 lichte en 9 zware kanonnen.
Te Milowitz werd de Sturmbrigade klaargestoomd voor het front. Allerhande oefeningen moesten de verschillende compagnieën vertrouwd maken met de nieuwe wapens. In november 1943 kwamen ook de eerste, pas gepromoveerde, Vlaamse officieren aan te Milowitz. Zij waren met 14 in totaal, waaronder twee Balenaren, die hun Luitenantspatent behaalden op de SS-Junkerschule van Bad-Tölz. De nieuw uitgeruste stormbrigade vertrok rond de jaarwisseling 1943-1944 naar het front in Oekraïne.
Eerst werd de stormbrigade ingezet bij afweergevechten in de omgeving van Shitomir. Eind februari 1944 slaagden Russische troepen erin om een bres van 50 kilometer te slagen in de Duitse verdedigingslinie. De stormbrigade, die stelling had genomen te Jampol, werd door dit Russisch manoeuvre volledig omsingeld. Met de moed der wanhoop slaagden de Vlamingen om uit die omsingeling te komen en deden er twee volle dagen over om een tocht van 70 kilometer door niemandsland tot een goed einde te brengen.
Tijdens de gevechten en doorbraak bij Jampol werd één Balenaar als vermist opgegeven. Een andere Balenaar, die ondertussen tot Luitenant was benoemd, werd gedecoreerd met het IJzeren Kruis Tweede Klasse omwille van zijn inzet in Oekraïne.
Na de slag te Jampol werden de Vlaamse manschappen van de Sturmbrigade uit de frontsector teruggetrokken. Door de vele doden, gekwetsten en vermisten in hun rangen was een grondige reorganisatie noodzakelijk. Toen de stormbrigade begin juni 1944 bijna terug op sterkte was, werd een deel van de manschappen ingezet aan het Narwa-front te Estland. Op die plaats hielden de Vlamingen van de Sturmbrigade Langemarck, samen met andere Europese vrijwilligerseenheden, een groot Russisch offensief staande. Eén Vlaming werd daar gedecoreerd met het Ridderkruis, dé hoogste Duitse militaire onderscheiding. Na de slag te Narwa werden de overlevende Vlaamse vrijwilligers terug bij het gros van de Stormbrigade gevoegd en midden september 1944 naar de Luneburgerheide in Oost-Hannover (Duitsland) overgebracht. Door de massale toestroom van, uit België vluchtende, collaborateurs werd de ‘6. SS-Sturmbrigade Langemarck’ midden september 1944 ontbonden.
Vrijwillige Arbeidsdienst Voor Vlaanderen – VAVV
De Vrijwillige Arbeidsdienst voor Vlaanderen, kortweg VAVV, werd op 28 november 1940 opgericht. De VAVV kwam onder het beheer van het Ministerie van Arbeid en het Commissariaat van Wederopbouw te staan. Als arbeidsleider werd Ir. Renaat van Thillo naar voor geschoven.
Het was de bedoeling om vooral de jeugd op te roepen voor de arbeidsdienst. Wie zich vrijwillig meldde, moest 18 jaar oud zijn en tekenen voor een diensttijd van zes maanden. De vrijwilligers deden allerhande werken en klussen ten dienste van de gemeenschap. Na een opleiding van een veertiental dagen in het wervingskamp te Mortsel werd een vrijwilliger opgenomen in de arbeidsgemeenschap van een kamp.
Op 30 januari 1941 werd het eerste arbeidskamp geopend voor de mannelijke jeugd. Nadien openden nog 12 arbeidskampen hun deuren voor de mannelijke vrijwilligers. De werkobjecten bepaalden de plaats van het kamp. Meestal waren de kampen gelegen in een dorp, ver weg van de stad. De taken bestonden uit: gronden ontginnen en verdelen; dijken bouwen en beveiligen; waterlopen aanpassen en vooral ingezet worden naar de noden van de gemeenschap. Door het leven in gemeenschap en de dikwijls zware handenarbeid was het ook de bedoeling dat jongelui uit alle lagen van de bevolking elkaar leerden waarderen. De vrijwilliger kreeg een vergoeding van 10 Frank per dag uitbetaald alsook gratis kost en huisvesting in het kamp en aangepaste kleding.
Op 1 oktober 1941 werd besloten om ook het VAVV uit te breiden naar de vrouwelijke jeugd. Het principe was hetzelfde maar de te verrichten arbeid was uiteraard totaal verschillend. Evenredig als bij de mannelijke jeugd werden er vanaf het jaar 1941 ook 13 arbeidskampen geopend voor de vrouwelijke jeugd. Gedurende de oorlog namen een negenhonderdtal meisjes dienst binnen de vrouwelijke VAVV.
De rijpe korenaar werd als symbool gekozen en de mannelijke jeugd droeg een bruin uniform. De vrouwelijke jeugd een witte blouse, blauwe katoenen vest en een bijpassende hoed. De vrouwelijke jeugd stelde zich ook ten dienste van de gemeenschap door taken uit te voeren zoals: hulp in de huishouding bij de toen meestal kroostrijke gezinnen; hulp op het land bij de boeren en zorg voor de kinderen van wie de ouders werkten. Gedurende de oorlogsjaren namen ongeveer 6.000 mannelijke en vrouwelijke VAVV-leden dienst in één van de 26 arbeidskampen. In de stille Kempen openden een drietal arbeidskampen hun deuren tijdens de oorlogsperiode.
Kamp de Maat in Mol
Het mannelijke arbeidskamp van Mol-Maat opende zijn deuren op 16 juli 1941. De arbeidsmannen ontgonnen braakliggende stukken grond om er groenten en aardappelen te telen. Dat gigantische werk wierp letterlijk en figuurlijk zijn vruchten af. Tijdens de oogst van 1942 konden van de Maatse akkers 40 ton aardappelen en groenten worden verdeeld onder de arme bevolking in de steden. Ook werden de manschappen van Mol–Maat ingezet om bevolking van Balen-Wezel te helpen na de ontploffing van de PRB-dynamietfabriek in 1942.
Kamp Netehof in Retie
Het vrouwelijke arbeidskamp van Retie bevond zich in het Kasteel Du Four. De bezetting van het kamp gebeurde met ongeveer een 38-tal meisjes, die opgesplitst werden in een binnen- en een buitendienst. De verschillende taken waren: de hulpbehoevende gezinnen in de regio een handje toe te steken; hulp op de boerderij; wassen, poetsen, koken en kinderoppas bij arme gezinnen; hulp bij het binnenhalen van de oogst; …
Kamp Schollaert in Vorst-Meerlaer
Het vrouwelijke arbeidskamp bevond zich in het kasteel van Vorst-Meerlaer en opende zijn deuren op 01 juni 1942. Het kamp werd opgericht om ondersteuning te bieden aan de bevolking van Tessenderlo na de ontploffing van het chemische fabriek. Omdat de nood zo hoog was, besloot de leiding om een hulpkamp op te richten te Schoot-Tessenderlo zodat de arbeidsmeisjes sneller bij de hulpbehoevende bevolking kwamen.
Tijdens de oorlog zullen een tiental Balenaren en Olmenaren dienst doen bij de VAVV.
AVNJ – NSJV
Het Algemeen Vlaams Nationaal Jeugdverbond (AVNJ) ontstond in 1935. Het werd gesticht door enkele jongeren binnen het VNV. Naarmate het AVNJ meer en meer aan populariteit won en het merendeel van de Vlaams-nationale jeugdbewegingen opslorpte, drong een nieuwe hervorming zich op. Het was de bedoeling om van het AVNJ een meer totalitaire jeugdbeweging te maken. Het AVNJ wilde een nationale jeugdorganisatie zijn voor alle jongeren uit de zuidelijke Nederlanden. Ook streefde het verbond naar de vorming van zijn leden in orde, tucht, trouw, weerbaarheid en offervaardigheid. Na de capitulatie van België in mei 1940 won het VNV aan populariteit. Daardoor steeg ook het aantal leden van het AVNJ spectaculair. Om die reden werd beslist om het AVNJ te reformeren.
Aanvang 1941 werd het AVNJ onderverdeeld in twee groepen: de jongens sloten zich aan bij de Dietsche Blauwvoetvendels en de meisjes werden lid van de Dietsche meisjesscharen. Als symbool werd de Blauwvoet gekozen. De Blauwvoet is een klapwiekende stormvogel, een roofvogel zoals de visarend of zeearend werd genoemd.
Toen op 10 mei 1941 de VNV-eenheidsbeweging ontstond drong zich alweer een reorganisatie van de jeugdbeweging op. Door het opslokken van de Dinasojeugd en de Rex-Vlaanderenjeugd werd het AVNJ omgedoopt tot Nationaal Socialistische Jeugd Vlaanderen (NSJV). Het ledenaantal van het NSJV steeg naar ongekende hoogten maar kreeg een deuk naar aanleiding van de politieke strubbelingen tussen het VNV en de DeVlag.
Eind 1943 had de DeVlag, met ondersteuning van de SS-instanties, in Vlaanderen de goedkeuring gekregen voor de oprichting van de Hitlerjeugd Vlaanderen. Hierdoor ontstonden er twee nationaalsocialistische jeugdverenigingen in Vlaanderen. De naam NSJV verdween en werd door het VNV vervangen in enerzijds de Dietsche Blauwvoetvendels en anderzijds de Dietsche meisjesscharen. Het maandblad van het NSJV, ‘De Jonge Nationaal Socialist’, hield op te bestaan en werd vervangen door ‘De Blauwvoet’. Tijdens de oorlogsjaren was er minstens één jonge dame uit Balen aangesloten bij het NSJV.
Hitlerjugend Flandern - Hitlerjeugd Vlaanderen
De Hitlerjeugd Vlaanderen werd opgericht op 15 oktober 1943.
De toetredingsvoorwaarden om tot de Hitlerjeugd Vlaanderen te behoren waren:
- Een bewijs van Germaanse afstamming kunnen voorleggen;
- In het bezit zijn van een identiteitskaart;
- Voor leden van andere jeugdorganisaties een afschrift hebben van de uittredingsverklaring.
Het lidmaatschap van een politieke beweging of van elke andere jeugdorganisatie, was tot de leeftijd van 18 jaar verboden. In geval van reeds bestaand lidmaatschap diende dat opgezegd te worden en samen met een bijhorende verklaring daarover worden ingediend. Volgens de structuur werd de Hitlerjeugd Vlaanderen onderverdeeld in 6 standplaatsen, ookwel Standorte genoemd. Eén van die 6 standplaatsen was de Standorte Antwerpen, die onderverdeeld werd in 4 Stammen: Stam I: Antwerpen Stad. Stam II: Lier, Boom, Brasschaat, Kapellen. Stam III: Rijkevorsel, Turnhout, Oostmalle, Westmalle, Herentals, BALEN, Meerhout en Heist op den Berg. Stam IV: Mechelen en Willebroek.
De Stam III was het gebied van de Antwerpse Kempen. De leiding van Stam III werd waargenomen door Stammführer Truyts. Balen stond in Stam III als gebiedsplaats aangeduid.
De Hitlerjeugd Vlaanderen was ook de organisator van de zogenaamde ‘Weersportkampen’. Bij de oprichting van de Wehrertuchtigungslager werden alleen Duitse leden van de Hitlerjugend toegelaten. Vanaf 14 maart 1943 veranderde de Reichsjugendführer het geweer van schouder en stelde hij de Weersportkampen open voor alle Germaanse jongens van 14 tot 18 jaar oud. Vanaf die datum waren alle jongeren uit de Germaanse landen Noorwegen, Denemarken, Finland, Vlaanderen, Wallonië en Nederland welkom.
Daarnaast was de Hitlerjeugd Vlaanderen eveneens organisator van de Kinderlandverschickung (KLV) en vakantiekampen. Alle Vlaamse kinderen van 10 tot 14 jaar die aan geen enkele besmettelijke ziekten leden, wat tevens schriftelijk door de ouders moest bevestigd worden, konden zich aanmelden. Van bij de afreis waren verblijf, zorg en school geheel kosteloos. De kinderen werden ondergebracht in degelijk ingerichte jeugdherbergen of daartoe omgebouwde complexen. In totaal vertrokken tussen april 1941 en de bevrijding van België in september 1944 ongeveer 16.000 kinderen naar de KLV-kampen, verspreid over een totaal van 52 plaatsen gelegen in zowel Duitsland als de bezette gebieden.
Het mannelijke arbeidskamp van Mol-Maat opende zijn deuren op 16 juli 1941. De arbeidsmannen ontgonnen braakliggende stukken grond om er groenten en aardappelen te telen. Dat gigantische werk wierp letterlijk en figuurlijk zijn vruchten af. Tijdens de oogst van 1942 konden van de Maatse akkers 40 ton aardappelen en groenten worden verdeeld onder de arme bevolking in de steden. Ook werden de manschappen van Mol–Maat ingezet om bevolking van Balen-Wezel te helpen na de ontploffing van de PRB-dynamietfabriek in 1942.
Kamp Netehof in Retie
Het vrouwelijke arbeidskamp van Retie bevond zich in het Kasteel Du Four. De bezetting van het kamp gebeurde met ongeveer een 38-tal meisjes, die opgesplitst werden in een binnen- en een buitendienst. De verschillende taken waren: de hulpbehoevende gezinnen in de regio een handje toe te steken; hulp op de boerderij; wassen, poetsen, koken en kinderoppas bij arme gezinnen; hulp bij het binnenhalen van de oogst; …
Kamp Schollaert in Vorst-Meerlaer
Het vrouwelijke arbeidskamp bevond zich in het kasteel van Vorst-Meerlaer en opende zijn deuren op 01 juni 1942. Het kamp werd opgericht om ondersteuning te bieden aan de bevolking van Tessenderlo na de ontploffing van het chemische fabriek. Omdat de nood zo hoog was, besloot de leiding om een hulpkamp op te richten te Schoot-Tessenderlo zodat de arbeidsmeisjes sneller bij de hulpbehoevende bevolking kwamen.
Tijdens de oorlog zullen een tiental Balenaren en Olmenaren dienst doen bij de VAVV.
AVNJ – NSJV
Het Algemeen Vlaams Nationaal Jeugdverbond (AVNJ) ontstond in 1935. Het werd gesticht door enkele jongeren binnen het VNV. Naarmate het AVNJ meer en meer aan populariteit won en het merendeel van de Vlaams-nationale jeugdbewegingen opslorpte, drong een nieuwe hervorming zich op. Het was de bedoeling om van het AVNJ een meer totalitaire jeugdbeweging te maken. Het AVNJ wilde een nationale jeugdorganisatie zijn voor alle jongeren uit de zuidelijke Nederlanden. Ook streefde het verbond naar de vorming van zijn leden in orde, tucht, trouw, weerbaarheid en offervaardigheid. Na de capitulatie van België in mei 1940 won het VNV aan populariteit. Daardoor steeg ook het aantal leden van het AVNJ spectaculair. Om die reden werd beslist om het AVNJ te reformeren.
Aanvang 1941 werd het AVNJ onderverdeeld in twee groepen: de jongens sloten zich aan bij de Dietsche Blauwvoetvendels en de meisjes werden lid van de Dietsche meisjesscharen. Als symbool werd de Blauwvoet gekozen. De Blauwvoet is een klapwiekende stormvogel, een roofvogel zoals de visarend of zeearend werd genoemd.
Toen op 10 mei 1941 de VNV-eenheidsbeweging ontstond drong zich alweer een reorganisatie van de jeugdbeweging op. Door het opslokken van de Dinasojeugd en de Rex-Vlaanderenjeugd werd het AVNJ omgedoopt tot Nationaal Socialistische Jeugd Vlaanderen (NSJV). Het ledenaantal van het NSJV steeg naar ongekende hoogten maar kreeg een deuk naar aanleiding van de politieke strubbelingen tussen het VNV en de DeVlag.
Eind 1943 had de DeVlag, met ondersteuning van de SS-instanties, in Vlaanderen de goedkeuring gekregen voor de oprichting van de Hitlerjeugd Vlaanderen. Hierdoor ontstonden er twee nationaalsocialistische jeugdverenigingen in Vlaanderen. De naam NSJV verdween en werd door het VNV vervangen in enerzijds de Dietsche Blauwvoetvendels en anderzijds de Dietsche meisjesscharen. Het maandblad van het NSJV, ‘De Jonge Nationaal Socialist’, hield op te bestaan en werd vervangen door ‘De Blauwvoet’. Tijdens de oorlogsjaren was er minstens één jonge dame uit Balen aangesloten bij het NSJV.
Hitlerjugend Flandern - Hitlerjeugd Vlaanderen
De Hitlerjeugd Vlaanderen werd opgericht op 15 oktober 1943.
De toetredingsvoorwaarden om tot de Hitlerjeugd Vlaanderen te behoren waren:
- Een bewijs van Germaanse afstamming kunnen voorleggen;
- In het bezit zijn van een identiteitskaart;
- Voor leden van andere jeugdorganisaties een afschrift hebben van de uittredingsverklaring.
Het lidmaatschap van een politieke beweging of van elke andere jeugdorganisatie, was tot de leeftijd van 18 jaar verboden. In geval van reeds bestaand lidmaatschap diende dat opgezegd te worden en samen met een bijhorende verklaring daarover worden ingediend. Volgens de structuur werd de Hitlerjeugd Vlaanderen onderverdeeld in 6 standplaatsen, ookwel Standorte genoemd. Eén van die 6 standplaatsen was de Standorte Antwerpen, die onderverdeeld werd in 4 Stammen: Stam I: Antwerpen Stad. Stam II: Lier, Boom, Brasschaat, Kapellen. Stam III: Rijkevorsel, Turnhout, Oostmalle, Westmalle, Herentals, BALEN, Meerhout en Heist op den Berg. Stam IV: Mechelen en Willebroek.
De Stam III was het gebied van de Antwerpse Kempen. De leiding van Stam III werd waargenomen door Stammführer Truyts. Balen stond in Stam III als gebiedsplaats aangeduid.
De Hitlerjeugd Vlaanderen was ook de organisator van de zogenaamde ‘Weersportkampen’. Bij de oprichting van de Wehrertuchtigungslager werden alleen Duitse leden van de Hitlerjugend toegelaten. Vanaf 14 maart 1943 veranderde de Reichsjugendführer het geweer van schouder en stelde hij de Weersportkampen open voor alle Germaanse jongens van 14 tot 18 jaar oud. Vanaf die datum waren alle jongeren uit de Germaanse landen Noorwegen, Denemarken, Finland, Vlaanderen, Wallonië en Nederland welkom.
Daarnaast was de Hitlerjeugd Vlaanderen eveneens organisator van de Kinderlandverschickung (KLV) en vakantiekampen. Alle Vlaamse kinderen van 10 tot 14 jaar die aan geen enkele besmettelijke ziekten leden, wat tevens schriftelijk door de ouders moest bevestigd worden, konden zich aanmelden. Van bij de afreis waren verblijf, zorg en school geheel kosteloos. De kinderen werden ondergebracht in degelijk ingerichte jeugdherbergen of daartoe omgebouwde complexen. In totaal vertrokken tussen april 1941 en de bevrijding van België in september 1944 ongeveer 16.000 kinderen naar de KLV-kampen, verspreid over een totaal van 52 plaatsen gelegen in zowel Duitsland als de bezette gebieden.
De Kriegsmarine
De Duitse Kriegsmarine (KM) bestond voornamelijk uit twee onderdelen: de vloot en de landmarine-artillerie. Vanaf augustus 1943 besloot de Kriegsmarine, in samenspraak met de SS-leiding, ook vrijwilligers te werven in de overige Europese staten. De voorwaarden om toe te treden tot de Duitse Kriegsmarine werden als volgt omschreven: “Iedere Vlaming van 17 tot 45 kan zich laten inschrijven; Lichamelijke geschiktheid, een blanco strafregister en een onbesproken gedrag; Kennis van de Duitse taal was niet vereist; Verplichting voor de duur van de oorlog, doch minstens voor twee jaar; Het was niet noodzakelijk om de Duitse nationaliteit aan te nemen.”
Vlamingen konden zich melden op de wervingsbureaus te Brussel en Antwerpen. Na aanmelding in de Korte Gasthuisstraat (te Antwerpen) werden de kandidaten naar de haven van Antwerpen gebracht, waar ze een volledig medisch onderzoek door een marine-arts ondergingen. Dat gebeurde op schepen, gelegen in de Schelde, die als ziekenhuis dienden. Volgens sommige bronnen namen ongeveer 400 tot 500 Vlamingen vrijwillig dienst in de Duitse Kriegsmarine.
Het aantal vrijwilligers in Nederland lag veel hoger. Verwonderlijk was dat niet, daar de Nederlanders toch altijd een zeevarend volk geweest zijn. Na de keuring werden de geschikte kandidaten opgeroepen om hun vooropleiding te volgen te Sennheim. Die kazerne werd eveneens gebruikt voor een opleiding van Vlaamse vrijwilligers bij de Waffen-SS. Andere kandidaten vertrokken dan weer rechtstreeks naar de marinekazernes te Norden Ost-Friesland (Duitsland) voor een opleiding. De Vlamingen die hun opleiding te Norden achter de rug hadden, werden ingezet in de Minensuchflottillen (boten voor het lokaliseren van mijnen) en de Minenraumflottillen (mijnenvegers). Zij werden eind 1943 en begin 1944 ingezet in het kustgebied van Denemarken en Noorwegen. In de lente van 1944 opereerden zij ook in de Oostzee en in een klein gedeelte van de Noordzee. De boten hadden een belangrijke taak en moesten bij elk weer controlevaarten doorvoeren, hun sector afzoeken en eventuele mijnen opruimen. Geen enkel slagschip, kruiser, koopvaardijschip of U-boot (onderzeeër) kon in- en uitvaren zonder beroep te doen op de KM-boten. Het operatiegebied betrof de kustwateren, riviermondingen en de havens. Maar naarmate de oorlog vorderde, waren er minder schepen beschikbaar om alle manschappen van de Kriegsmarine in dienst te houden. Bijna alle Vlaamse vrijwilligers werden tegen het einde van september 1944 overgeplaatst naar het landleger. Het merendeel van de Vlaamse vrijwilligers kwam terecht bij de pas opgerichte ‘27. SS Vrijwilligers Divisie Langemarck’. Zij streden mee aan het Oostfront met de andere Vlaamse SS-vrijwilligers.
Tijdens de oorlog deed er één Balenaar dienst als Matrose op één van de vele Duitse schepen van de Kriegsmarine.
Nationalsozialistische Kraftfahrkorps – NSKK
Het Nationalsozialistische Kraftfahrkorps ontstond in 1930 onder de naam van NSAK (Nationaal Socialistisch Automobiel Korps) met een 300-tal leden en was de gemotoriseerde organisatie van Hitlers partij. Eind 1931 telde het Korps alreeds 10.000 leden. Gedurende de oorlog was het NSKK de slagader van het Duitse leger. Zij verzekerden zonder ophouden de bevoorrading in munitie, voeding, brandstof en alles wat een modern leger nodig had. De dienst die de vrijwilligers van het NSKK uitvoerden, werd met militaire dienst gelijk gesteld. Na de oorlog met Polen en de veldtocht in het westen (België, Nederland en Frankrijk) hadden de Duitse troepen een massa rollend materiaal buit gemaakt. Deze voertuigen werden opgekalefaterd en verzameld als voorbereiding op operatie Barbarossa, de oorlog met Rusland.
De Duitse Kriegsmarine (KM) bestond voornamelijk uit twee onderdelen: de vloot en de landmarine-artillerie. Vanaf augustus 1943 besloot de Kriegsmarine, in samenspraak met de SS-leiding, ook vrijwilligers te werven in de overige Europese staten. De voorwaarden om toe te treden tot de Duitse Kriegsmarine werden als volgt omschreven: “Iedere Vlaming van 17 tot 45 kan zich laten inschrijven; Lichamelijke geschiktheid, een blanco strafregister en een onbesproken gedrag; Kennis van de Duitse taal was niet vereist; Verplichting voor de duur van de oorlog, doch minstens voor twee jaar; Het was niet noodzakelijk om de Duitse nationaliteit aan te nemen.”
Vlamingen konden zich melden op de wervingsbureaus te Brussel en Antwerpen. Na aanmelding in de Korte Gasthuisstraat (te Antwerpen) werden de kandidaten naar de haven van Antwerpen gebracht, waar ze een volledig medisch onderzoek door een marine-arts ondergingen. Dat gebeurde op schepen, gelegen in de Schelde, die als ziekenhuis dienden. Volgens sommige bronnen namen ongeveer 400 tot 500 Vlamingen vrijwillig dienst in de Duitse Kriegsmarine.
Het aantal vrijwilligers in Nederland lag veel hoger. Verwonderlijk was dat niet, daar de Nederlanders toch altijd een zeevarend volk geweest zijn. Na de keuring werden de geschikte kandidaten opgeroepen om hun vooropleiding te volgen te Sennheim. Die kazerne werd eveneens gebruikt voor een opleiding van Vlaamse vrijwilligers bij de Waffen-SS. Andere kandidaten vertrokken dan weer rechtstreeks naar de marinekazernes te Norden Ost-Friesland (Duitsland) voor een opleiding. De Vlamingen die hun opleiding te Norden achter de rug hadden, werden ingezet in de Minensuchflottillen (boten voor het lokaliseren van mijnen) en de Minenraumflottillen (mijnenvegers). Zij werden eind 1943 en begin 1944 ingezet in het kustgebied van Denemarken en Noorwegen. In de lente van 1944 opereerden zij ook in de Oostzee en in een klein gedeelte van de Noordzee. De boten hadden een belangrijke taak en moesten bij elk weer controlevaarten doorvoeren, hun sector afzoeken en eventuele mijnen opruimen. Geen enkel slagschip, kruiser, koopvaardijschip of U-boot (onderzeeër) kon in- en uitvaren zonder beroep te doen op de KM-boten. Het operatiegebied betrof de kustwateren, riviermondingen en de havens. Maar naarmate de oorlog vorderde, waren er minder schepen beschikbaar om alle manschappen van de Kriegsmarine in dienst te houden. Bijna alle Vlaamse vrijwilligers werden tegen het einde van september 1944 overgeplaatst naar het landleger. Het merendeel van de Vlaamse vrijwilligers kwam terecht bij de pas opgerichte ‘27. SS Vrijwilligers Divisie Langemarck’. Zij streden mee aan het Oostfront met de andere Vlaamse SS-vrijwilligers.
Tijdens de oorlog deed er één Balenaar dienst als Matrose op één van de vele Duitse schepen van de Kriegsmarine.
Nationalsozialistische Kraftfahrkorps – NSKK
Het Nationalsozialistische Kraftfahrkorps ontstond in 1930 onder de naam van NSAK (Nationaal Socialistisch Automobiel Korps) met een 300-tal leden en was de gemotoriseerde organisatie van Hitlers partij. Eind 1931 telde het Korps alreeds 10.000 leden. Gedurende de oorlog was het NSKK de slagader van het Duitse leger. Zij verzekerden zonder ophouden de bevoorrading in munitie, voeding, brandstof en alles wat een modern leger nodig had. De dienst die de vrijwilligers van het NSKK uitvoerden, werd met militaire dienst gelijk gesteld. Na de oorlog met Polen en de veldtocht in het westen (België, Nederland en Frankrijk) hadden de Duitse troepen een massa rollend materiaal buit gemaakt. Deze voertuigen werden opgekalefaterd en verzameld als voorbereiding op operatie Barbarossa, de oorlog met Rusland.
Om al die voertuigen te kunnen besturen, werd er in de bezette landen beroep gedaan op vrijwilligers. In Vlaanderen deed het Duitse wervingsbureau beroep op de eenheidsbeweging VNV en vermits het NSKK een paramilitaire organisatie was, werd er in de eerste plaats met de Dietsche Militie/Zwarte Brigade onderhandeld. Aan de vrijwilligers werd meegedeeld dat zij voor de bevoorrading zouden rijden. De wervingsactie kende een enorm succes: niet de vooropgestelde 500 maar zo’n 3.000 vrijwilligers boden zich aan. Het NSKK was onderverdeeld in drie groepen:
- Gruppe Luftwaffe, die voor de luchtmacht reed.
- Gruppe Speer, die voor de bewapeningsindustrie reed.
- Gruppe Todt, die voor de bouw van militaire instellingen en verdedigingswerken reed.
Elke gehuwde of ongehuwde Vlaming tussen de 17 en 45, vrij van lichaamsgebreken, kon zich melden voor het NSKK. Meer eisen werden eigenlijk niet vooropgesteld om dienst te doen bij het NSKK. Gezien de massale toevloed aan vrijwilligers werden hen eveneens geen verplichtingen opgelegd. Wie weg wilde, mocht gaan. Wie bleef, kreeg een opleiding. De vrijwilligers voor het NSKK kwamen onder de bevoegdheid van de Duitse Luftwaffe (luchtmacht) te staan. Wegens de massale toevloed moesten de vrijwilligers tijdens de eerste dagen van de opleiding voor eigen bevoorrading zorgen. Later kregen de vrijwilligers hun uniform uitgereikt. Het betrof een grijs-blauw uniform van de Luftwaffe met bijbehorend zwart mutsje. Op de linkermouw van het uniform droegen de Vlaamse vrijwilligers een oranje wolfsangel (teken van de DM/ZB) en een zwart geel leeuwenschildje. De vrijwilligers tekenden een contract voor 6 maanden tegen de vastgelegde voorwaarden. Op 15 mei 1941 vertrokken de eerste contingenten vrijwilligers richting het oosten.
Gedurende de oorlog deden een viertal Balenaren dienst bij het NSKK. Eén van hen liet het leven nabij Kursk.
Vervoort Benedictus Lode - °Balen 14/12/1921 - +Kursk 20/07/1942
Organisation Todt
De Organisation Todt (OT) werd genoemd naar de stichter Ir. Fritz Todt. Hij was sinds 1922 lid van Hitlers partij en werd in 1933, na de machtsovername van Adolf Hitler, benoemd tot algemeen inspecteur van het Duitse wegennet. Zijn ontwerp en de uiteindelijke verwezenlijking van het uitgebreide net van Duitse autostrades raakte tot ver over de Duitse landsgrenzen bekend. Vanaf 1938 werd hij benoemd tot algemeen gevolmachtigde van de Duitse bouweconomie.
Op 17 maart 1940 werd hij door Hitler benoemd tot Reichsminister voor bewapening en munitie. Na een vliegtuigongeval en de dood van Fritz Todt op 8 februari 1942 gaf Hitler de functie aan Albert Speer. Tijdens de Duitse veldtocht in Polen en de Duitse Blitzkrieg in het Westen volgden de leden van de OT de strijdende troepen. In de veroverde gebieden hadden zij als taak de vernielde bruggen te herstellen, de straten van puin te ontdoen en gezonken schepen te bergen. De oorlog en de opmars van de Duitse legers verhoogden de eisen aan de OT. De organisatie had veel arbeiders nodig om de nodige werken uit te voeren. Daarom werd er een beroep gedaan op buitenlandse vrijwilligers om alle nodige werken te kunnen voltooien. Volgens sommige bronnen dienden gedurende de Tweede Wereldoorlog zo’n 16.000 Vlaamse vrijwilligers bij de OT. De Vlamingen vormden, voorafgegaan door de Nederlanders, het op één na grootste contingent niet-Duitse vrijwilligers die dienst deden binnen de OT. Voor de Vlaamse vrijwilligers werd zelfs een eigen propagandatijdschrift uitgegeven: ‘De Arbeidskameraad’.
De OT werd uiteindelijk een leger op zich, maar dan een van spades en houwelen. Doorheen gans Europa waren de werknemers der OT in de weer om talrijke vliegvelden aan te leggen. Daarnaast bouwden zij van Noorwegen tot Spanje de zogenaamde ‘Atlantikwall’. Ook de Vlaamse kust werd volgebouwd met bunkers en versterkingen door de manschappen van de OT. Denk maar aan het Domein Raversijde, dat sinds tientallen jaren een veel bezocht Openluchtmuseum is. Ondanks het feit dat de leden der OT arbeiders waren, droegen zij wel een militair uniform: een olijfkleurige broek, een bruin hemd, een zwarte das en een bruine puntmuts (schipje). Rond de linkermouw droegen de leden een brede armband met hakenkruis. Boven deze brede armband droegen zij een smalle armband met de tekst ‘Organisation Todt’. De Vlamingen droegen op de rechter bovenmouw een leeuwenschildje met de tekst ‘Flandern’.
Tijdens de eerste oorlogsjaren trad er één Balenaar toe tot het OT-Schutzcommando ofwel bewakingsdienst. Hij deed dienst te Brest, Quimperlé en te St-Nazaire in het departement Bretagne, waar grote Duitse duikbootbasissen waren gevestigd.
Balenaren omgekomen aan het Oostfront
In de strijd aan het Oostfront lieten acht Balenaren en een Olmenaar het leven.
COCHET Victor - °22/09/1922 Balen - + 04/01/1943 Simowniki (USSR).
DILLEN Jan- °09/03/1923 Olmen - + 17/03/1945 Stettin-Altdamm (Duitsland).
JOOS Louis - °16/06/1921 Balen - + 27/03/1943 Krasny Bor (USSR).
SCHEERENS Frans- °19/10/1925 Balen - + 29/04/1945 Sörup (Duitsland).
SNOECKX Leon - 16/01/1923 Auby (Fr.) - + 04/03/1944 Jampol (USSR).
SWINNEN Louis - 06/11/1924 Mol - + 04/05/1945.
VANDEN BROEK Ferdinand - 14/06/1923 Balen - 22/03/1943 Krasny Bor (USSR).
VANDEN BROEK Karel 16/06/1921 Balen - 17/02/1945 Peschnik (Polen).
VERVOORT Benedictus 14/12/1921 Balen - 20/07/1942 Kursk (USSR).
Op de pagina Oorlogsslachtoffers kunnen eveneens de fiches van de omgekomen Balenaren en Olmenaren uit de collaboratie worden teruggevonden.
- Gruppe Luftwaffe, die voor de luchtmacht reed.
- Gruppe Speer, die voor de bewapeningsindustrie reed.
- Gruppe Todt, die voor de bouw van militaire instellingen en verdedigingswerken reed.
Elke gehuwde of ongehuwde Vlaming tussen de 17 en 45, vrij van lichaamsgebreken, kon zich melden voor het NSKK. Meer eisen werden eigenlijk niet vooropgesteld om dienst te doen bij het NSKK. Gezien de massale toevloed aan vrijwilligers werden hen eveneens geen verplichtingen opgelegd. Wie weg wilde, mocht gaan. Wie bleef, kreeg een opleiding. De vrijwilligers voor het NSKK kwamen onder de bevoegdheid van de Duitse Luftwaffe (luchtmacht) te staan. Wegens de massale toevloed moesten de vrijwilligers tijdens de eerste dagen van de opleiding voor eigen bevoorrading zorgen. Later kregen de vrijwilligers hun uniform uitgereikt. Het betrof een grijs-blauw uniform van de Luftwaffe met bijbehorend zwart mutsje. Op de linkermouw van het uniform droegen de Vlaamse vrijwilligers een oranje wolfsangel (teken van de DM/ZB) en een zwart geel leeuwenschildje. De vrijwilligers tekenden een contract voor 6 maanden tegen de vastgelegde voorwaarden. Op 15 mei 1941 vertrokken de eerste contingenten vrijwilligers richting het oosten.
Gedurende de oorlog deden een viertal Balenaren dienst bij het NSKK. Eén van hen liet het leven nabij Kursk.
Vervoort Benedictus Lode - °Balen 14/12/1921 - +Kursk 20/07/1942
Organisation Todt
De Organisation Todt (OT) werd genoemd naar de stichter Ir. Fritz Todt. Hij was sinds 1922 lid van Hitlers partij en werd in 1933, na de machtsovername van Adolf Hitler, benoemd tot algemeen inspecteur van het Duitse wegennet. Zijn ontwerp en de uiteindelijke verwezenlijking van het uitgebreide net van Duitse autostrades raakte tot ver over de Duitse landsgrenzen bekend. Vanaf 1938 werd hij benoemd tot algemeen gevolmachtigde van de Duitse bouweconomie.
Op 17 maart 1940 werd hij door Hitler benoemd tot Reichsminister voor bewapening en munitie. Na een vliegtuigongeval en de dood van Fritz Todt op 8 februari 1942 gaf Hitler de functie aan Albert Speer. Tijdens de Duitse veldtocht in Polen en de Duitse Blitzkrieg in het Westen volgden de leden van de OT de strijdende troepen. In de veroverde gebieden hadden zij als taak de vernielde bruggen te herstellen, de straten van puin te ontdoen en gezonken schepen te bergen. De oorlog en de opmars van de Duitse legers verhoogden de eisen aan de OT. De organisatie had veel arbeiders nodig om de nodige werken uit te voeren. Daarom werd er een beroep gedaan op buitenlandse vrijwilligers om alle nodige werken te kunnen voltooien. Volgens sommige bronnen dienden gedurende de Tweede Wereldoorlog zo’n 16.000 Vlaamse vrijwilligers bij de OT. De Vlamingen vormden, voorafgegaan door de Nederlanders, het op één na grootste contingent niet-Duitse vrijwilligers die dienst deden binnen de OT. Voor de Vlaamse vrijwilligers werd zelfs een eigen propagandatijdschrift uitgegeven: ‘De Arbeidskameraad’.
De OT werd uiteindelijk een leger op zich, maar dan een van spades en houwelen. Doorheen gans Europa waren de werknemers der OT in de weer om talrijke vliegvelden aan te leggen. Daarnaast bouwden zij van Noorwegen tot Spanje de zogenaamde ‘Atlantikwall’. Ook de Vlaamse kust werd volgebouwd met bunkers en versterkingen door de manschappen van de OT. Denk maar aan het Domein Raversijde, dat sinds tientallen jaren een veel bezocht Openluchtmuseum is. Ondanks het feit dat de leden der OT arbeiders waren, droegen zij wel een militair uniform: een olijfkleurige broek, een bruin hemd, een zwarte das en een bruine puntmuts (schipje). Rond de linkermouw droegen de leden een brede armband met hakenkruis. Boven deze brede armband droegen zij een smalle armband met de tekst ‘Organisation Todt’. De Vlamingen droegen op de rechter bovenmouw een leeuwenschildje met de tekst ‘Flandern’.
Tijdens de eerste oorlogsjaren trad er één Balenaar toe tot het OT-Schutzcommando ofwel bewakingsdienst. Hij deed dienst te Brest, Quimperlé en te St-Nazaire in het departement Bretagne, waar grote Duitse duikbootbasissen waren gevestigd.
Balenaren omgekomen aan het Oostfront
In de strijd aan het Oostfront lieten acht Balenaren en een Olmenaar het leven.
COCHET Victor - °22/09/1922 Balen - + 04/01/1943 Simowniki (USSR).
DILLEN Jan- °09/03/1923 Olmen - + 17/03/1945 Stettin-Altdamm (Duitsland).
JOOS Louis - °16/06/1921 Balen - + 27/03/1943 Krasny Bor (USSR).
SCHEERENS Frans- °19/10/1925 Balen - + 29/04/1945 Sörup (Duitsland).
SNOECKX Leon - 16/01/1923 Auby (Fr.) - + 04/03/1944 Jampol (USSR).
SWINNEN Louis - 06/11/1924 Mol - + 04/05/1945.
VANDEN BROEK Ferdinand - 14/06/1923 Balen - 22/03/1943 Krasny Bor (USSR).
VANDEN BROEK Karel 16/06/1921 Balen - 17/02/1945 Peschnik (Polen).
VERVOORT Benedictus 14/12/1921 Balen - 20/07/1942 Kursk (USSR).
Op de pagina Oorlogsslachtoffers kunnen eveneens de fiches van de omgekomen Balenaren en Olmenaren uit de collaboratie worden teruggevonden.