April 2018
Het Object van de Maand April belicht een alom bekend, doch uiterst gevoelig thema... de Jodenvervolging in België tijdens de Duitse bezetting en meer bepaald de invoering van de zogenaamde 'Jodenster'.
Hoewel het een donkere bladzijde is uit onze geschiedenis willen we ook dit thema niet onbesproken laten en het geheel omkaderen met enkele treffende objecten. Opdat we nooit zullen vergeten waartoe de mensheid in staat is...
Hoewel het een donkere bladzijde is uit onze geschiedenis willen we ook dit thema niet onbesproken laten en het geheel omkaderen met enkele treffende objecten. Opdat we nooit zullen vergeten waartoe de mensheid in staat is...
Maatregelen tegen Joodse onderdanen
Tussen 28 oktober 1940 en 1 juni 1942 kondigde het Duitse militaire bestuur in België een hele reeks antisemitische maatregelen aan die stelselmatig alle fundamentele burgerrechten van Joden ontnamen. Aan de hand van 17 ordonnanties werden Joden uit de toenmalige maatschappij geweerd. Doelbewust werden Joodse onderdanen geïdentificeerd, geregistreerd en geteld, gebannen uit het economische en later ook het sociale leven.
Enkele concrete gevolgen daarvan waren onder andere de verplichte registratie van Joodse onderdanen in een zogenaamd 'Joods register', de bestempeling van de individuele identiteitspapieren en uiteindelijk de verplichting om een gele ster te dragen. Na die reeks van stigmatiserende maatregelen startte de Duitse bezetter eveneens binnen België met de verzameling en deportatie van Joden naar de vernietigingskampen.
Het Duitse militaire bestuur was echter sterk afhankelijk van de medewerking van de Belgische instanties en lokale besturen om de reeks van maatregelen uit te voeren. Vaak primeerden de eisen van de Duitse bezetter en werden de oude Belgische rechtsbeginselen en grondwet daarbij (gedeeltelijk) genegeerd. Afhankelijk van de medewerking van lokale instanties kende de Jodenvervolging op last van de Duitse bezetter, vooral in de grote steden, een bijzonder hoge tol.
De verplichte 'Jodenster'
Vanaf 1 september 1941 werden alle Joden in Duitsland verplicht om een Jodenster te dragen. Die maatregel werd stelselmatig uitgebreid naar alle bezette gebieden. De Duitse ordonnantie van 27 mei 1942 verplichtte ook de Belgische Joden, ouder dan 6 jaar, om een gele Jodenster te dragen wanneer zij in het openbaar verschenen. Hoewel de maatregel algemeen werd doorgevoerd in alle bezette gebieden, ontstonden er vele varianten van sterren.
Binnen België verscheen een eigen 'tweetalig' ontwerp, een gedrukte 'Davidster' op geel textiel met daarin een letter 'J'. De letter 'J' stond voor Jood in het Nederlands en Juif in het Frans. De verdeling van de sterren gebeurde door de Joodse Raad ofwel 'Jodenvereniging in België', een Joods bestuurslichaam onder Duitse controle. De Belgische Joodse gemeenschap kreeg op die manier een (zogenaamd) eigen zelfstandig bestuur toegekend. De leden van de 'Jodenvereniging' hoopten door een goede samenwerking met de Duitse bezetter het lot van de Joden te kunnen verbeteren. In feite was het bestuursorgaan louter een administratief instrument waarmee de Duitse bezetter de uiteindelijke deportaties in goede banen wilde leiden.
Tussen 28 oktober 1940 en 1 juni 1942 kondigde het Duitse militaire bestuur in België een hele reeks antisemitische maatregelen aan die stelselmatig alle fundamentele burgerrechten van Joden ontnamen. Aan de hand van 17 ordonnanties werden Joden uit de toenmalige maatschappij geweerd. Doelbewust werden Joodse onderdanen geïdentificeerd, geregistreerd en geteld, gebannen uit het economische en later ook het sociale leven.
Enkele concrete gevolgen daarvan waren onder andere de verplichte registratie van Joodse onderdanen in een zogenaamd 'Joods register', de bestempeling van de individuele identiteitspapieren en uiteindelijk de verplichting om een gele ster te dragen. Na die reeks van stigmatiserende maatregelen startte de Duitse bezetter eveneens binnen België met de verzameling en deportatie van Joden naar de vernietigingskampen.
Het Duitse militaire bestuur was echter sterk afhankelijk van de medewerking van de Belgische instanties en lokale besturen om de reeks van maatregelen uit te voeren. Vaak primeerden de eisen van de Duitse bezetter en werden de oude Belgische rechtsbeginselen en grondwet daarbij (gedeeltelijk) genegeerd. Afhankelijk van de medewerking van lokale instanties kende de Jodenvervolging op last van de Duitse bezetter, vooral in de grote steden, een bijzonder hoge tol.
De verplichte 'Jodenster'
Vanaf 1 september 1941 werden alle Joden in Duitsland verplicht om een Jodenster te dragen. Die maatregel werd stelselmatig uitgebreid naar alle bezette gebieden. De Duitse ordonnantie van 27 mei 1942 verplichtte ook de Belgische Joden, ouder dan 6 jaar, om een gele Jodenster te dragen wanneer zij in het openbaar verschenen. Hoewel de maatregel algemeen werd doorgevoerd in alle bezette gebieden, ontstonden er vele varianten van sterren.
Binnen België verscheen een eigen 'tweetalig' ontwerp, een gedrukte 'Davidster' op geel textiel met daarin een letter 'J'. De letter 'J' stond voor Jood in het Nederlands en Juif in het Frans. De verdeling van de sterren gebeurde door de Joodse Raad ofwel 'Jodenvereniging in België', een Joods bestuurslichaam onder Duitse controle. De Belgische Joodse gemeenschap kreeg op die manier een (zogenaamd) eigen zelfstandig bestuur toegekend. De leden van de 'Jodenvereniging' hoopten door een goede samenwerking met de Duitse bezetter het lot van de Joden te kunnen verbeteren. In feite was het bestuursorgaan louter een administratief instrument waarmee de Duitse bezetter de uiteindelijke deportaties in goede banen wilde leiden.
De Jodenster moest op de linkerborst gedragen worden en dat vanaf 1 juni 1942. De maatregel had als doel de Joodse onderdanen voor iedereen duidelijk zichtbaar te maken, de Joodse gemeenschap daarmee te stigmatiseren en de groep te isoleren van de maatschappij. De invoering van de Jodenster was tevens een van de laatste maatregelen tegen de Joden vooraleer de effectieve en systematische deportatie van start ging.
De maatregel kon zeker op veel bijval rekenen in antisemitische middens zoals de groepering Volksverweering, maar ook vele verantwoordelijken en leden van de DeVlag en andere Nieuwe Orde-organen reageerden enthousiast op de invoering van de 'Jodenster'.
Hoewel de Belgische bevolking over het algemeen tamelijk onverschillig was gebleven ten aanzien van de reeks antisemitische maatregelen, bracht de invoering van de Jodenster daar enige verandering in. De discriminatie van Joden werd van dan af immers heel zichtbaar. Sinds de verordening van 29 augustus 1941 mochten Joodse onderdanen zich enkel nog in de grote steden vestigen. Het medeleven met de verdrukte Joden bleef dus eerder beperkt tot enkele individuele sympathiebetuigingen van burgers in de grootsteden. Zo verschenen mensen op straat met een gele bloem of een geel lapje stof op de borst.
Een collectief verzet tegen het verplicht dragen van een Davidster kwam er niet in België. Wie de maatregel negeerde, kreeg immers te maken met strenge straffen en internering. Die dreiging brak meteen ook de voornaamste weerstand tegen de verplichte Jodenster.
De maatregel kon zeker op veel bijval rekenen in antisemitische middens zoals de groepering Volksverweering, maar ook vele verantwoordelijken en leden van de DeVlag en andere Nieuwe Orde-organen reageerden enthousiast op de invoering van de 'Jodenster'.
Hoewel de Belgische bevolking over het algemeen tamelijk onverschillig was gebleven ten aanzien van de reeks antisemitische maatregelen, bracht de invoering van de Jodenster daar enige verandering in. De discriminatie van Joden werd van dan af immers heel zichtbaar. Sinds de verordening van 29 augustus 1941 mochten Joodse onderdanen zich enkel nog in de grote steden vestigen. Het medeleven met de verdrukte Joden bleef dus eerder beperkt tot enkele individuele sympathiebetuigingen van burgers in de grootsteden. Zo verschenen mensen op straat met een gele bloem of een geel lapje stof op de borst.
Een collectief verzet tegen het verplicht dragen van een Davidster kwam er niet in België. Wie de maatregel negeerde, kreeg immers te maken met strenge straffen en internering. Die dreiging brak meteen ook de voornaamste weerstand tegen de verplichte Jodenster.
Jodenvervolging in Balen en Olmen
Het toenmalige gemeentebestuur van Balen werd eveneens door de Duitse bezetter aangespoord om alle Joodse onderdanen op het grondgebied van de gemeente te registreren en melden. Ook het personeel van de lokale besturen werd grondig gescreend. Op 24 februari 1941 kregen alle gemeentebesturen van de Provincie Antwerpen een brief van Gouverneur J. Grauls met daarin de vraag om het aantal tewerkgestelde Joden mee te delen met als doel hun uitsluiting uit het openbaar ambt.
"Op bevel der Duitsche militaire overheid verzoek ik U mij vóór 1 Maart 1941 volgende inlichtingen toe te sturen: aantal Joodsche personen die middellijk of onmiddellijk afhangen:
a) van uw bestuur en de er onder ressorteerende instellingen,
b) van de intercommunale verenigingen,
en die hun functies hebben moeten neerleggen in uitvoering van voormelde verordening.
De namen der belanghebbenden dienen niet opgegeven alleen het aantal der betrokken personen."
De toenmalige Burgemeester van Balen A. Delsupehe antwoordde op 25 februari 1941 het volgende:
"Eén enkel persoon van Joodsche afkomst en Duitsche Nationalisteit is te Balen ingeschreven in ons Vreemdelingenregister - Niet in het Bevolkingsregister."
De persoon in kwestie verbleef dus niet meer in Balen en had reeds voor de oorlog de gemeente verlaten. Op 1 maart 1941 richtte Burgemeester Delsupehe nogmaals een officieel schrijven aan de Gouverneur waarin expliciet werd bevestigd dat er geen Joodse personen in dienst waren bij het bestuur, de lokale instellingen of de intercommunale verenigingen.
Het toenmalige gemeentebestuur van Balen werd eveneens door de Duitse bezetter aangespoord om alle Joodse onderdanen op het grondgebied van de gemeente te registreren en melden. Ook het personeel van de lokale besturen werd grondig gescreend. Op 24 februari 1941 kregen alle gemeentebesturen van de Provincie Antwerpen een brief van Gouverneur J. Grauls met daarin de vraag om het aantal tewerkgestelde Joden mee te delen met als doel hun uitsluiting uit het openbaar ambt.
"Op bevel der Duitsche militaire overheid verzoek ik U mij vóór 1 Maart 1941 volgende inlichtingen toe te sturen: aantal Joodsche personen die middellijk of onmiddellijk afhangen:
a) van uw bestuur en de er onder ressorteerende instellingen,
b) van de intercommunale verenigingen,
en die hun functies hebben moeten neerleggen in uitvoering van voormelde verordening.
De namen der belanghebbenden dienen niet opgegeven alleen het aantal der betrokken personen."
De toenmalige Burgemeester van Balen A. Delsupehe antwoordde op 25 februari 1941 het volgende:
"Eén enkel persoon van Joodsche afkomst en Duitsche Nationalisteit is te Balen ingeschreven in ons Vreemdelingenregister - Niet in het Bevolkingsregister."
De persoon in kwestie verbleef dus niet meer in Balen en had reeds voor de oorlog de gemeente verlaten. Op 1 maart 1941 richtte Burgemeester Delsupehe nogmaals een officieel schrijven aan de Gouverneur waarin expliciet werd bevestigd dat er geen Joodse personen in dienst waren bij het bestuur, de lokale instellingen of de intercommunale verenigingen.
Andere sporen van concrete vervolgingsmaatregelen ten aanzien van Joden konden tot nog toe niet worden teruggevonden voor de gemeente Balen en deelgemeente Olmen. Officieel verbleven er wellicht geen Joodse onderdanen op het grondgebied van de twee gemeenten. Er zijn echter wel enkele sporadische ooggetuigenverslagen die bevestigen dat er Joodse kinderen uit de grote steden zaten verscholen bij boerenfamilies te Olmen en op die manier de Holocaust overleefden.
Bronnen
'Davidster' en 'Jodenvervolging onder Duitse bezetting', WWII Belgium, (www.wwiibelgium.be).
Kazerne Dossin, Afbeeldingen Internet.
'Razzia's en deportaties, Jodenvervolging in België', De Oorlogskranten, Nummer 22, Zellik, 2016.
Rijksarchief Antwerpen, Archief van de Provincie Antwerpen, PAA981, Ordemaatregelen, Personeel - Joden, 1940-1944, 706 en 707.
ROEKENS, A., Gewillig België, Belgische overheden en de Jodenvervolging, Antwerpen, 2011.
SARENS, L., Haat is een deugd, Het credo van de Jodenjagers, Tielt, 2017.
STEINBERG, M. en SCHRAM, De Belgische tentoonstelling in Auschwitz. Het Boek — L’exposition Belge à Auschwitz. Le Livre, ADRIAENS, W. (red.), Mechelen, 2007.
VANDOORSLAER, R., VAN DE VIJVER, H. en VERHOEVEN, E., België in de Tweede Wereldoorlog, Deel 6, Het verzet, Deel 2, Antwerpen, 1988.
Verordnungsblatt, Nummer 79, 1 juni 1942.
'Davidster' en 'Jodenvervolging onder Duitse bezetting', WWII Belgium, (www.wwiibelgium.be).
Kazerne Dossin, Afbeeldingen Internet.
'Razzia's en deportaties, Jodenvervolging in België', De Oorlogskranten, Nummer 22, Zellik, 2016.
Rijksarchief Antwerpen, Archief van de Provincie Antwerpen, PAA981, Ordemaatregelen, Personeel - Joden, 1940-1944, 706 en 707.
ROEKENS, A., Gewillig België, Belgische overheden en de Jodenvervolging, Antwerpen, 2011.
SARENS, L., Haat is een deugd, Het credo van de Jodenjagers, Tielt, 2017.
STEINBERG, M. en SCHRAM, De Belgische tentoonstelling in Auschwitz. Het Boek — L’exposition Belge à Auschwitz. Le Livre, ADRIAENS, W. (red.), Mechelen, 2007.
VANDOORSLAER, R., VAN DE VIJVER, H. en VERHOEVEN, E., België in de Tweede Wereldoorlog, Deel 6, Het verzet, Deel 2, Antwerpen, 1988.
Verordnungsblatt, Nummer 79, 1 juni 1942.