BALEN BEVRIJD
  • WELKOM
    • Wie zijn wij?
    • Ambassadeur Heemkunde Vandaag
    • Over deze website
  • Object van de Maand
    • Januari 2021
    • Jaaroverzicht 2020 >
      • December 2020
      • November 2020
      • Oktober 2020
      • September 2020
      • Augustus 2020
      • Juli 2020
      • Juni 2020
      • Mei 2020
      • April 2020
      • Maart 2020
      • Februari 2020
      • Januari 2020
    • Jaaroverzicht 2019
    • Jaaroverzicht 2018
    • Vorige Objecten
  • Pop Up Museum
  • Balen tijdens WOII
  • Oorlogsslachtoffers
    • Inventaris
    • Fiches
  • Collaboratie in de Zuiderkempen
  • Projecten
  • Gooi niets weg!
  • Contacteer ons!
  • Links
  • Nieuwe pagina

Objecten van de maand - 2015

Januari 2015

Het object van de maand om het nieuwe jaar in te zetten, is een petadelaar van Vlaamse makelij.

Deze bullion adelaar (gevlochten in aluminiumhoudende draad) werd vooraan op de schirmmutze (kepie) gedragen in combinatie met het typerende doodshoofdje. Die variant van adelaars werd vooral door officieren in hogere rangen gedragen als een soort van 'statussymbool' of gewoon omwille van het esthetische element van de gewoven exemplaren. Algemeen wordt aanvaard dat deze versie van de adelaars in Vlaanderen werd vervaardigd. Helaas is daar voorlopig geen steenhard bewijs van. De exacte plaats van aanmaak alsook de firma die de kentekens vervaardigde, is tot op heden niet gekend.

De voorkant van de adelaar getuigt van een prachtig borduursel in metaalhoudende draad. Dit werkstuk werd gemaakt over een kartonnen 'unterlagen'. Daardoor kon de producent, mits wat vakmanschap, zich baseren op het kartonnen voorontwerp. De achterzijde illustreert de moeilijkheidsgraad van de fabricatie van deze adelaartjes.

​Februari 2015

Voor de maand februari tonen we enkele artefacten die betrekking hebben op de sociale dienstverlening rondom de militaire collaboratie in Vlaanderen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren er drie grote organisaties die het sociale vangnet vormden rond de Vlaamse vrijwilligers in Duitse krijgsdienst.

Fürsorgeamt der Waffen-SS Flandern und Wallonien

Het Fürsorgeamt der Waffen-SS Flandern und Wallonien was de sociale dienst van de Waffen-SS in bezet België. Omdat er over dit SS-orgaan zeer weinig geweten is, gaan we toch proberen om een korte samenvatting te geven over het ontstaan, de werking en het doel van de organisatie.
In de praktijk was het Fürsorgeamt een ambtelijke, militaire dienst die in hoofdzaak de materiële en sociale ondersteuning van de waffen-SS vrijwilligers en hun families regelde. Het Fürsorgeamt werkte in Vlaanderen nauw samen met het Ergänzungsamt, de dienst voor aanwervingen van de Waffen-SS. Reeds bij de eerste aanmeldingen van Vlamingen voor de Waffen-SS werd er te Antwerpen op het einde van het jaar 1940 een Dienststelle van de Fürsorge opgericht. Daar konden vrijwilligers van de Waffen-SS en hun familieleden terecht voor persoonlijke en familiale noden.
De dienst startte begin 1941 met de werking en opende een bureel in de Belgiëlei Nr.34 in Antwerpen. Dat bureel werd geleid door Dr. August Schwedler. De Fürsorgedienst opende nog een nevenbureel te Douai in Frankrijk op de Boulevard Paul Hayez Nr.15 dat werd geleid door Karl Funke.
Vanaf 15 juni 1942 veranderde het Fürsorgeamt van naam. De officiële benaming van het ambt was voortaan: Der Fürsorgeoffizier der Waffen-SS in Flandern en was operatief onder het Feldpostnummer 09 425 X.
In september 1943 krijgt het Fürsorgeamt zijn meest kenbare naam toegewezen: Fürsorgeamt der Waffen-SS Flandern und Walloniën. In die maand werd tevens de SS-Sturmbrigade Wallonie opgericht. De leden van het voormalige Waals Legioen werden opgenomen in de Waffen-SS structuren. Voordien waren zij als Waals Legioen toegewezen aan de Duitse Wehrmacht.

Om het Fürsorgeamt vlot te laten functioneren werd de dienst onderverdeeld in zeven afdelingen:
- Abteilung Aufnahme : Deze afdeling stond in voor het samenstellen van een dossier en verzamelde daarvoor verschillende documenten zoals een uittreksel uit het bevolkingsregister, loonbewijzen en huishuurcontracten, enz. Dat was nodig om de aanvraag tot ondersteuning van een huisgezin of familieleden op gepaste wijze te kunnen behandelen.
- Abteilung Berechnung : Deze afdeling rekende de bedragen ter ondersteuning uit die toegekend werden aan de desbetreffende familieleden.
- Abteilung Verwaltung : Via deze dienst verliep de betaling aan de familieleden. De afdeling stond ook in voor de begroting van de ganse Dienststelle.
- Abteilung Fürsorge : Deze dienst stond de familieleden van de Vlaamse SS-vrijwilligers bij in het dagelijkse leven bij en zorgde voor verdere bescherming. Zij bepleitte ook de vrijstelling van arbeidsverplichting en werkzekerheid van de teruggekeerde vrijwilligers. De dienst verzorgde ook de ziekenzorg en stuurde de familieleden op regelmatige tijdstippen naar rust- en ontspanningsoorden.
- Abteilung Versorgung : Deze afdeling hield zich bezig met alles wat een overlijden of gewond raken van een SS-vrijwilliger met zich mee bracht.
- Abteilung Angehörigenunterhalt : Deze dienst gaf mondeling advies aan de familieleden van de vrijwilligers.
- Abteilung Registratuur : Deze dienst bracht alle Vlaamse vrijwilligers in kaart. Als hulpmiddel werden daarrvoor de transportlijsten naar de opleidingskampen gebruikt. Die lijsten werden opgemaakt door het Ergänzungsamt.
Na de naamsverandering verhuisde de dienst vanuit Antwerpen naar Brussel. De organisatie vestigde zich vervolgens in de Koninklijke Plaats Nr. 10 en kreeg eveneens een nieuw Feldpostnummer 07 515 CN.

Vlaams Voorzorgscomité

Het Fürsorgeamt der Waffen-SS Flandern und Walloniën was eigenlijk maar een kleine dienst. Toen op 22 juni 1941 Operatie Barbarossa (Duitse inval in de USSR) van start ging, boden er zich meer en meer Vlaamse vrijwilligers aan bij de Waffen-SS. Uit een gemeenschappelijk initiatief van het Vlaams Nationaal Verbond en de Algemene SS Vlaanderen werd het Vlaams Voorzorgscomité opgericht. Het Vlaams Voorzorgscomité was hierbij een ondersteunende factor voor het Fürsorgeamt der Waffen-SS Flandern und Walloniën die de aanvragen door familieleden in massa zagen toestromen.
Nationaal Socialistische Voorzorg voor de Wapen-SS in Vlaanderen en Wallonië

Het Vlaams Voorzorgscomité werd aanvankelijk opgericht in oktober 1941 binnen de structuren van het VNV. De echte oprichting gebeurde echter pas in november 1941, ditmaal met steun en medewerking van de Algemene SS Vlaanderen. Op 20 november 1941 verspreidden zij een gemeenschappelijk communiqué met als titel: “Aan de familiën der mannen van de wapen-SS en het Vlaams Legioen!”

Hieronder werden de meest relevante passages uit die tekst uiteen gezet:
- Zoals wij U reeds langs pers en radio mededeelden, hebben wij voor U gemeenschappelijke beschermingsdiensten opgericht. Die beschermingsdiensten hebben voor doel het werk van de SS-Fürsorgeführer Antwerpen te ondersteunen en U allen mogelijke raad en alle praktisch mogelijke hulp te verlenen.
- Wij geven U daarom kennis van al de adressen onzer voorzorgsreferenten, zodat gij U naar eigen vrije keus tot één der kameraden van het VNV of van de SS zou kunnen wenden.
- Indien het echter voorkomt dat gij meent niet voldoende geholpen te zijn, of niet den goeden raad te hebben ontvangen, dan kunt gij U nog altijd rechtstreeks wenden tot den Heer SS- Fürsorgeführer voor Vlaanderen te Antwerpen, Belgiëlei 34 of tot één der dienstlokalen van het VNV of de SS uit uw gebied.
- Binnen het raam van deze beschermingsdiensten zullen de voorzorgsdiensten van het VNV en van de Vlaamse SS er over waken, dat de familieleden van de in het oosten strijdende Vlamingen alle denkbare hulp, ondersteuning en alle noodzakelijke bescherming zouden bekomen.
- Wij zetten er alle familieleden van onze Vlaamse strijders bij de Wapen-SS en het Vlaams Legioen toe aan, in de toekomst hunne wensen en verlangens in vertrouwen bij de voorzorgsleider der afzonderlijke beschermingsdiensten bekend te maken.


Het communiqué werd gezamenlijk ondertekend door Joris Van Steenlandt, Commandantgeneraal A.I. der Zwarte Brigade en Raf Van Hulse, Leider der 1e SS Standaard Vlaanderen.
Het voorzorgscomité werd enkel en alleen opgericht voor de familie van Waffen-SS-mannen of leden van het Vlaams Legioen. De familieleden van de NSKK-mannen moesten zich ook na de oprichting van het Vlaams Voorzorgcomité nog tot de bekende voorzorgsdiensten van het VNV en van de 1e SS-Standaard Vlaanderen melden.

Aanvankelijk vind het Vlaams Voorzorgscomité zijn onderkomen in de Wolstraat Nr. 46 in Brussel. Eén van de eerste acties van het Vlaams Voorzorgscomité was de verkoop van trommelkentekens door de NSJV (Nationaal Socialistische Jeugd Vlaanderen). Het initiatief startte in december 1941 en had als doel, met de opbrengst van de verkoop, kerstpakketten te sturen naar de oostfrontvrijwilligers.
Verder had het Vlaams Voorzorgscomité tot doel:
- Er voor zorgen dat de familieleden op gepaste tijden hun ravitaillering- en rantsoenzegels kregen uitbetaald.
- Familieleden juridisch en financieel bijstaan ingevolge aanslagen op de eigendom.
- Aankoop van boter, kolen en aardappelen voor de verdeling.
- Versturen van pakketten naar de oostfrontvrijwilligers. Het comité stuurde in totaal twee volle treinen met pakjes vanuit Vlaanderen naar het front in Leningrad.
- Inrichten van kinderverloven, verloven voor vrouwen, joelfeesten en vergaderingen om de indruk te geven dat de achtergebleven familieleden er niet alleen voor stonden.
- Er over te waken dat de correspondentie tussen het Oostfrontstrijders en de familieleden op een correcte en ordentelijke manier verliep.
De familieleden van Waffen-SS vrijwilligers werden automatisch aangesloten bij de Duitse Krankenkasse of ziekenkas. Het Voorzorgscomité had ook enkele tehuizen en hemen waar de vrouwen en kinderen van Waffen-SS-mannen een vakantie konden doorbrengen:
- Heem Sart lez Spa: heem voor echtgenoten en kinderen onder de 14 jaar en voor moeders en broertjes onder de 14 jaar van ongehuwde SS-mannen. Hier konden de familieleden een 15-tal dagen per jaar hun vakantie doorbrengen.
- Bouillon: in het Grand Hotel en het tehuis Sainte Chrétienne werd er een heem ondergebracht voor moeders vrouwen en kinderen van SS-mannen.
- SS-Kinderhemen te Kapellen en Westouter. De hemen werden opgericht ten bate van de kinderen van Waffen-SS-mannen die streden aan het Oostfront. Kinderen in de leeftijdscategorie van 3 tot 13 jaar konden hier kosteloos verblijven gedurende een maand.
Het Vlaams Voorzorgscomité stond ook in voor de gezinsverzorging van Waffen-SS vrijwilligers. De gezinnen of de ouders der vrijwilligers die voorzien hebben in het onderhoud van hun familieleden of daartoe bijdroegen, bekwamen een vergoeding. Die vergoeding werd berekend naar het vroegere inkomen van de vrijwilliger. Daartoe werd een duurtetoeslag toegekend van 20%, naast de huishuur en andere eventuele lopende betalingen.
Het Vlaams Voorzorgscomité werd in februari 1942 geleid door Edgard Delvo (VNV), Raf Van Hulse (Algemene SS Vlaanderen), Joris Van Steenland (Dietsche Militie / Zwarte Brigade), Jef Van De Wiele (DeVlag) en Leo Poppe (NSJV). Vanaf het begin van 1942 werd de leiding van het Vlaams Voorzorgscomité waargenomen door SS-Untersturmführer Paul Suys. De man vertrok op 6 augustus 1941, als leider van de Rexistische strijdformaties in Vlaanderen, met de eerste lichting van het Vlaams Legioen naar het Oostfront. Als militieofficier, brigadeleider der Dietsche Militie / Zwarte Brigade, kreeg hij te Debica bevel zich te melden (samen met Jef François en Reimond Tollenaere) voor de verkorte officierenleergang aan de SS-officierenschool te Lauenburg. Op 10 november 1941 werd hij bevorderd tot SS-Untersturmführer (Luitenant). Hij vervoegde het Vlaams Legioen en kreeg de functie van reserve pelotonoverste. In december 1941 verliet Paul Suys het Vlaams Legioen. Hij werd op bevel van het SS-Hauptamt terug naar Vlaanderen gestuurd. Hij was een SS-verbindingsofficier en nam bij zijn terugkomt de leiding van het pas opgerichte Vlaams Voorzorgcomité op zich.
Het Comité vestigde zich in het begin van zijn ontstaan in de Wolstraat Nr. 42 in Brussel, in de dienstlokalen van de SS-stormban Brussel. Medio 1942 verhuisde het Vlaams Voorzorgscomité naar de Lakenweversstraat Nr. 1 in Brussel, om vervolgens begin 1944 opnieuw te verhuizen naar de Congresstraat Nr. 10 in Brussel. In mei 1944 volgde er een wissel aan de top van het Voorzorgscomité. Paul Suys, reeds bevorderd tot Obersturmführer, verliet de dienst en vervoegde de rangen van de 6e SS Freiwilligen Sturmbrigade Langemarck. Hij werd opgevolgd door de Duitse SS-Untersturmführer Weber.

Elk lid, aangesloten bij het Vlaams voorzorgscomité, kreeg het maandblad Mededeelingen in de brievenbus. Tijdens de hele oorlogsperiode was de redactie van het maandblad Mededeelingen gevestigd in de Van Breestraat Nr. 11 in Antwerpen. Het maandblad telde gemiddeld een 12-tal pagina’s en was onderverdeeld in verschillende rubrieken. Eén hoofdstuk werd gewijd aan de gesneuvelde oostfrontstrijders, onder de titel Onze Heldenrubriek. Een tweede, en misschien wel het belangrijkste, onderdeel van het maandblad was de toelichting bij de voedsel- en zegelbedeling. Voor onze streek werden de zegelbedelingen georganiseerd door de steunpunten Geel en Mol. Op vrijdag 19 mei 1944 konden de zegels afgehaald worden:
- Te Herentals op het gemeentehuis van 9u. tot 9u.30
- Te Geel ten huize van Mw. Mertens, van 10u.30 tot 11u.
- Te Mol op het gemeentehuis van 13u.30 tot 14u.
- Te Turnhout ten huize van referent Borré van 15u. tot 16u.30
"Eenieder kome op het vastgestelde uur en weze in ’t bezit van al de nodige kaarten. N.S. Voorzorg Turnhout, Antwerpse Stwg 49."


De uitbouw van een sociale dienst voor de Waffen-SS vrijwilligers koste natuurlijk handen vol geld. Daarbij mag niet uit het oog verloren worden dat de SS-Kriegsfürsorge een Duitse dienst was. De financiën kwamen van de Germaanse Leitstelle, een orgaan met hoofdzetel te Hildesheim. Die organisatie stelde als doel alles wat Germaans was in de bezette landen geldelijk te steunen. Op het einde van het jaar 1943, toen ook het Waals legioen tot de Waffen-SS behoorde, genoten 120.000 personen (Vlamingen Walen en Duitse families die in België verbleven) enige financiële en/of materiële steun van de Kriegsfürsorge. Het jaarlijkse budget uitbetaald door de Kriegsfürsorge:
- Jaar 1943: 14.220.000 Belgische Frank;
- Jaar 1944: 57.600.000 Belgische Frank.

Het toegekende budget was echter niet voldoende om de organisatie goed draaiende te houden. Met de Duitse financiën konden enkel de hoogstnoodzakelijke behoeften van de families ondersteund worden. Daarom werden door het Comité enkele initiatieven genomen om niet alleen de families extra te ondersteunen maar ook de oostfrontvrijwilligers van geschenken te voorzien:
- Het Comité opende een rekening waarop personen een bedrag konden storten met vermelding van het opgezette initiatief.
- Inzamelacties van radio’s, gezelschapspelen, rookgerief, schrijfpapier enz.. om naar de Vlaamse vrijwilligers aan het Oostfront op te sturen.
- Op 23 december 1941 werd een reeks antibolsjewistische postzegels uitgegeven. Die zegels hadden geen frankeerwaarde. De uitgave bedroeg 30.000 reeksen bestaande uit vier verschillende zegels en hadden een waarde van 200 Fr.
- Opsturen van Kerst- en Paasgeschenken naar de Oostfrontvrijwilligers.
- Uitgave van weldadigheidszegels ten voordele van de Waffen-SS vrijwilligers. Keizerreeks van vier waarden.
Hoewel de dienst niet groot van omvang was, zorgde die ervoor dat alle familieleden van de Vlaamse, en later ook de Waalse, Waffen-SS vrijwilligers toch enigszins binnen een sociaal vangnet terechtkwamen. Voor het Vlaams Nationaal Verbond wrong het schoentje echter. Het Vlaams Voorzorgscomité, dat zijzelf mee opgericht hadden, bekommerde zich enkel en alleen om de Waffen-SS vrijwilligers (Waffen-SS, Vlaams Legioen en de Sturmbrigade Langemarck). Het VNV had buiten leden van de Waffen-SS daarentegen ook nog andere Oostfrontvrijwilligers in hun rangen. Het waren vooral de NSKK-leden en hun families die buiten het sociaal vangnet van het Vlaams Voorzorgscomité vielen. Naarmate de oorlog vorderde, kwamen daar nog de OT-leden (Organisation Todt) en de Vlaamse DRK-meisjes bij. Om die reden startte het VNV een eigen initiatief dat tot doel had een grote solidariteit op te wekken voor alle Oostfrontvrijwilligers en hun familieleden.

VOJO: Voor onze jongens aan het oostfront

Die organisatie kreeg de naam Voor onze jongens aan het oostfront ofwel VOJO. Het was een initiatief van de VNV-leiding en ging officieel van start op 1 oktober 1941. De centrale leiding werd toevertrouwd aan E. Van den Heuvel en opereerde vanuit het VNV-hoofdkwartier in de Wetstraat Nr.33 te Brussel. Alle VNV-organisaties werden bij het VOJO-comité betrokken. Buiten het centrale comité werden er ook nog arrondissementele, plaatselijke of gewestelijke comités opgericht. Die comités waren (verplichtend) samengesteld uit een comitéleider of referent, meestal een afgevaardigde uit het VNV, NSJV, DMS en de DM/ZB.

Om het sociaal netwerk, buiten de zorgen van het Fürsorgeamt en het Vlaams Voorzorgscomité om, te optimaliseren had de VOJO-organisatie volgende doelstellingen voor ogen:

- Het aanleggen van een kaartensysteem met de namen van alle vrijwilligers van de Waffen-SS, het Vlaams legioen en het NSKK.
- Contact onderhouden met de vrijwilliger door minstens eenmaal een brief te schrijven en hem de voornaamste gebeurtenissen van het thuisfront mee te delen.
- Opsturen van Vlaamse kranten, zoals de Nationaal Socialisten Volk en Staat.
- Huisbezoeken brengen aan familieleden der vrijwilligers
- Hulp bieden bij ziekten en andere noden bij de familieleden der vrijwilligers.
- Bij het vertrek van een Oostfrontsoldaat een kameraadschapavond organiseren.
- Nagaan of alle gezinnen in het bezit zijn van hun Fürsorgeausweis en hun rechten laten gelden bij speciale verdelingen, verstrekt door het Vlaams Voorzorgscomité.
- Bij het sneuvelen van Oostfrontvrijwilligers er over waken dat de vergoeding (door de Fürsorgefürung te Antwerpen voorzien) aan de families worden uitgekeerd.
- Er zorg voor dragen dat de kerkelijke diensten, voor de gesneuvelde oostfrontstrijders, massaal worden bijgewoond zonder onderscheid te maken tussen de verschillende bewegingen.
- De taak van de DM/ZB bestond erin de families te beschermen tegen aanslagen op personen en goederen alsook hulp te bieden bij zwaar werk.


Het VOJO-comité ondernam onder andere volgende initiatieven:

- Nauwe samenwerking met het Vlaams Voorzorgscomité.
- In oktober 1941: Grote VOJO-wervingscampagne om 4.000 meters en peters te vinden voor de Oostfrontvrijwilligers. Het was de bedoeling dat elke Vlaamse vrijwilliger eens per maand een brief vanuit het thuisfront ontving.
- Nog in oktober 1941: Uitgave van Legioenzegels. VOJO- uitgave van vier zegels ter waarde van 200 Fr.
- Op 17 januari 1942 hield het VOJO-comité een grote wervingscampagne tot het inzamelen van wol en pels voor de oostfrontvrijwilligers. Meer dan 60.000 goederen werden verzameld waaronder bontmantels, sjaals, mutsen, handschoenen kousen, dekens, enz. De goederen werden in een colonne van twintig vrachtwagens opgehaald.
- In maart 1942: Grote inzamelactie van tabak, sigaretten, sigaren, boeken en suiker om als Paasgeschenk op te sturen naar de Oostfrontvrijwilligers.
- Oprichting van een VOJO-fronttheater met als doel ontspanning te brengen voor Vlamingen die ver van huis hun plicht vervulden. In augustus 1942 ondernam het theater een omreis langs het Ruhrgebied en trad het op in verschillende OT-lagers waarin duizenden arbeiders ondergebracht waren.
- Op 1 oktober 1943: Opening van het VOJO-vakantieoord te Lummen. Daar konden vrouwen en moeders van Oostfrontvrijwilligers, NSKK, OT of de Kriegsmarine (met of zonder kinderen onder de zeven jaar) een maand verlof doorbrengen.
- In december 1943: Organisatie van een groots opgezette VOJO loterij.
- 13 februari 1944: Trekking van de winnende tombolabiljetten in de feestzaal van de Antwerpse dierentuin.


Via het VOJO-comité zorgde het VNV ervoor dat de eigen leden, die niet konden genieten van het Fürsorgeamt en het Vlaams Voorzorgscomité, niet in de kou bleven staan.
Die drie grote organisaties zorgden tijdens de oorlog voor het sociale vangnet van de militaire collaboratie in Vlaanderen.
Geraadpleegde bronnen
J. VINCX, Vlaanderen in uniform, Deel V, 331- 382.
J. VINCX, Vlaanderen in uniform, Deel VII, 46- 61.
K. CARREIN, Oostfronters, Sociaal profiel en wervingverloop november 1941 augustus 1944, CEGESOMA, 9-11.
Dagblad Volk en Staat.
Weekblad De SS- man.
Weekblad De Nationaal Socialist.
Weekblad De Toekomst.
Weekblad Balming.
Maandblad Mededeelingen van het Vlaams Voorzorgscomité.
Maandblad Mededeelingen van het VNV arrondissement Brugge.
Propagandabrochures: Der Vaderen zonen, Vlamingen op.
Mailverkeer: Balen Bevrijd en Michaël Vanhoof.
Documenten: Collectie Tom Vanleeuwen.

Dankwoord
Met dank aan Michaël Vanhoof voor de informatie over Dr. August Schwedler. 

Maart 2015

Boiled Sweets, Chocolate and Jack knife.
Voor de maand Maart 2015 worden enkele lokale 'oorlogssouvenirs' in het licht gezet. Het betreft een zakmes en twee rantsoenblikken, waarin 'Chocolate' en 'Boiled Sweets' zaten. De objecten werden allen in 1944 te Balen achtergelaten door de Engelse bevrijdingstroepen.

Iedere Engelse soldaat werd uitgerust met een 'Jack knife' of zakmes. Het was een handig instrument dat voor allerlei zaken kon gebruikt worden. Het zakmes bestaat uit 4 onderdelen: een mes, een can opener, een spike of piek en een schroevendraaier (op de kop van het mes). Het getoonde exemplaar werd gemaakt in 1944 door de firma Needham. Het bedrijf had een vestiging in Hill Street te Sheffield (UK). De meeste soldaten droegen een zakmes, door middel van een koord of lanyard, rond hun middel. Op die manier hadden zij steeds een hulpmiddel bij de hand. Vooral de can opener en spike waren onmisbaar bij het openen van rantsoenblikken.

Het blikje 'Boiled sweets' bevatte 5 ounces (ongeveer 140 gram) harde snoepjes, vergelijkbaar met hedendaagse lolly's. In het doosje zaten rode, groene, oranje, gele en witte snoepjes met een fruitsmaak. De verpakking dateert uit februari 1943 en werd gemaakt bij de firma D. Ltd. Het blik 'Chocolate & boiled sweets' werd gemaakt door de firma J.L. & Company Ltd. en dateert van december 1943.

Chocolade en 'boiled sweets' waren te vinden in de ransel van elke Britse soldaat en vormden een essentieel bijkomend rantsoen. Omdat die twee supplementen veel suiker, cafeïne en vitaminen bevatten, waren ze erg geschikt om het energiepeil van de soldaten hoog te houden. De 'boiled sweets' waren daarnaast ook geschikt als middel tegen de dorst. Zeker wanneer er geen andere rantsoenen beschikbaar waren, maakten de kleine blikjes vaak een groot verschil. De handzame verpakkingen konden tevens snel worden verdeeld onder de manschappen en makkelijk weggestoken in de bepakking.
De voedselbedeling voor Britse soldaten was hoofdzakelijk gebaseerd op twee pijlers: het 'Field Service Ration' of veldrantsoen en de 'Composite Rations' of samengestelde rantsoenen. In normale omstandigheden werden de maaltijden voor soldaten bereid in mobiele veldkeukens door leden van het Army Catering Corps. De soldaten kregen een warme maaltijd in de nabijheid van de keuken of werden voorzien van eten met thermossen.
Indien er geen veldkeukens beschikbaar waren, werden de troepen voorzien van rantsoenboxen of 'Compo' rantsoenen. De 'composite rations' ofwel 'samengestelde rantsoenen' waren simpelweg grote kisten, met daarin het nodige materiaal om 14 personen gedurende één dag te voeden. De kisten bevatten verscheidene blikken met maaltijden, maar ook snoepgoed zoals 'boiled sweets' en chocolade zaten verpakt in de boxen.
De bovengenoemde levensmiddelen maakten tot slot ook deel uit van zogenaamde '24-uren rantsoenen'. Bij gevechtsoperaties kregen de soldaten in eerste instantie kleinere individuele pakketten, met daarin de nodige overlevingsmiddelen voor één dag. Vervolgens werd er overgeschakeld naar 'Composite rations', tot de troepen uiteindelijk weer konden genieten van een maaltijd uit de veldkeukens.
​
Elk '24-hour ration' bestond uit de volgende componenten:
- 10 koekjes
- 2 pakjes havermout
- 2 pakken thee
- 1 pakje gedroogd vlees
- 2 chocoladerepen met rozijnen
- 1 vitaminerijke chocoladereep
- 'Boiled sweets' of harde snoepjes
- 2 pakjes kauwgum
- 2 blikken vleesbouillon
- 1 zakje zout
- 4 klontjes suiker
- 4 vellen toiletpapier
- 1 gebruiksaanwijzing
​

Tijdens de Bevrijdingsdagen groeide het snoepgoed, samen met de 'cigarettes', uit tot het handelsmerk bij uitstek van de Engelse troepen. Vele kinderen, maar ook volwassen burgers, bedelden bij de geallieerde soldaten om chocolade en 'sweets' te bemachtigen.
Met dank aan Erfgoed Balen vzw.
Blikje 'Boiled Sweets' - schenking E.B.
Blikje 'Chocolate and boiled sweets' en zakmes - schenking F.D.
​
Bibliografie
BOUCHERY, J., Le Tommy de la Libération, Parijs, 1998, 122-126.
BRADLEY, M. en CHAPPELL, M., The British Army 1939-45, 2002.
CLAYTON, A., Battlefield rations, The food given to the British soldier for marching and fighting, 1900-2011, 2011.
DOYLE, P. en EVANS, P., The British soldier in Europe, 1939-1945, Wiltshire, 2009, 183.
Imperial War Museum, Fotocollectie, 2014 (www.iwm.org.uk). 

April 2015

Een nieuwe maand, een nieuw object! Deze maand bespreken we kort dit kleine, zeldzamere object gedragen door de leden van de ‘Germaanse SS’ in België.

Om toch wat duidelijkheid te scheppen over de organisatiestructuur van de 'Algemene SS Vlaanderen' heb ik even heel kort en bondig de opdeling in grote lijnen uiteengezet. Let wel, bij de volgende uiteenzetting heb ik geen rekening gehouden met de later gevormde effectieve strijdkrachten zoals de Sturmbrigade Langemarck. Het gebruik van dit pennetje dateert uit de vroegere oorlogsjaren. Nadien werd het gebruik ervan overgenomen door later gevormde groeperingen als zij thuis op verlof waren van het oostfront.

Opgericht in December 1940 was de ‘Allgemeine-SS-Vlaanderen’ de voorloper van de ‘Germaanse SS’. Toen kon de organisatie nog duidelijk worden opgedeeld in 3 groepen:
- SS-mannen: Mannen die ingeschreven en actief in dienst waren bij de Algemene SS Vlaanderen.
- SS-militie: Een ‘Groepering in tweede rang’ van mannen die door allerlei factoren (oa. leeftijd - te klein - niet rassengeschikt voor de SS) of hun bezigheden niet in staat waren de dienst van de SS mee te maken. De SS-Militie oefende en marcheerde ook, maar dan niet zo vaak als de SS-mannen in actieve dienst. Later, op 1 augustus 1942, kreeg de SS-militie officieel de naam FK - Flandern Korps - Vlaanderen-Korps.
- B.L. leden: De B.L. (ofwel Beschermende Leden) bestond vooral uit ouderen en vrouwen. De leden geloofden sterk in de idealen van de SS en sponsorden vanuit hun overtuiging met financiële steun.


Er waren 3 verschillende versies van de pennetjes: één met een bevestiging voor het knoopsgat en gestempeld met 'L.ZOLL ANTW.', een andere net hetzelfde zonder stempeling en nog één met een bevestigingsspeld achterop. Zowel de leden van de paramilitaire organisaties als de B.L. leden kregen elk een bepaalde versie van het pennetje om op de vest of in het knoopsgat te dragen. SS-mannen en leden van de SS-militie kregen een rond pennetje, dat ze op hun civiele kledij konden dragen voor het geval ze hun uniform niet droegen. Zo konden de anderen hen toch herkennen in burgerkledij. Later werden de pennetjes ook gedragen door Vlaamse vrijwilligers die op verlof waren uit actieve dienst. Leden van de B.L. kregen een ruitvormig pennetje, zo konden ook zij herkend worden.
Bibliografie
DE WILDE, M., België in de Tweede Wereldoorlog, Deel 5: De kollaboratie, DNB/Uitgeverij Peckmans, Kapellen 1985.
LITTLEJOHN, D., Foreign Legions of the Third Reich Vol. 2, R. James Bender Pub., 1994.

Mei 2015

​Het Object van de Maand Mei is een origineel Duits paardenzadel uit 1939 en werd in de Kempen achtergelaten tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het object werd geschonken door Dhr. Eddie Verhoeven uit Mol.

Het zadel werd gemaakt door de Duitse firma G. PASSIER & SOHN. De firma is tot op heden nog steeds een gerenommeerde zadelmakerij voor de hedendaagse ruitersport. Het bedrijf is nog steeds in handen van de familie. Via de website van de firma komen we heel wat meer te weten over het ontstaan en evolutie van het bedrijf.

1866
De geschiedenis van de onderneming start in 1866. Op voorspraak van de machthebbers in Berlijn werd het Ulanen Regiment Nr. 13 (Cavalerie) overgeplaatst van Berlijn naar Hannover. In de rangen van dat Regiment Ulanen was een zekere Georg Christian Passier aanwezig, een 26-jarige meester zadelmaker. Op 17 september 1867 opende hij een eigen zadelmakerij op de Aegidientorplatz in Hannover. Aan werk was er geen gebrek. Op bevel van Berlijn werd niet alleen het 13e Regiment Ulanen in Hannover gestationeerd, maar tevens ook de Militaire Cavalerieschool. Meer dan 80 cavalerieregimenten kregen daar vervolgens hun opleiding.

1878
Het ging G. Passier met zijn bedrijf van Hof- und Regimentssattler (Hof- en Regimentzadels) voor de wind, zodat hij in 1878 een filiaal kon kopen in de Lange Laube. Het geluk kon niet op wanneer Berlijn besliste om een volledig nieuwe Cavalerieschool op te bouwen in Hannover. In de Vahrenwalder Strasse werd een gloednieuwe kazerne gebouwd met stallingen voor zo’n 400 paarden. Ook werden er zeven renbanen aangelegd en een officierscasino. Door al die maatregelen kende de Firma een enorme groei en daarom besloot Georg Passier een filiaal in de Hüsarenstasse Nr. 4 bij te kopen. Niet alleen de cavalerieofficieren, maar ook verscheidene Duitse vorstenhuizen, waaronder het Hof in Berlijn, kochten zijn gerenommeerde zadels.

1901
In 1901 trad de ondertussen 28-jarige zoon Ernst Passier mee in het bedrijf van zijn vader. De Firma heette voortaan G. Passier & Sohn, Hof- und Regimentssattler .

1914
In 1914 overleed de oprichter en liet hij een firma achter die tot aan het begin van de Eerste Wereldoorlog aan 80 mensen werk verschafte.

1918
De oorlog bracht voor Duitsland niet alleen een nederlaag mee. Door allerhande nieuwe technieken behoorden de glorierijke cavaleriecharges eveneens tot het verleden. Ook met de ruiterijsport liep het mank. Menig vervoer werd overgenomen door de automobiel.

1921
In 1921 nam de Militaire Cavalerieschool de draad terug op met het oprichten van een springschool. De Firma G. Passier & Sohn leverde opnieuw de zadels. In de jaren 1930 winnen de springpaarden (jumping) van de militaire cavalerieschool te Hannover meer dan 30 landenprijzen. Als hoogtepunt wonnen de ruiters van de school, op de Olympische spelen van 1936 te Berlijn, een zilveren en een gouden medaille.

1940 - 1945
Tijdens de Tweede Wereldoorlog ging G. Passier & Sohn weer produceren voor het Duitse leger. Toch ditmaal geen groot order zoals tijdens de Groote Oorlog. Het gemotoriseerd vervoer nam immers de bovenhand.
De Firma kreeg zelf zwaar te lijden onder de Tweede Wereldoorlog. Een luchtaanval van de Engelse RAF in de nacht van 9 op 10 oktober 1943 vernielde niet alleen het filiaal in de Lange Laube, maar gans de binnenstad van Hannover werd beschadigd. Tijdens een tweede bombardement op 25 maart 1945 werden de overige gebouwen van de firma zwaar geraakt.
​
1945 - heden
Tot grote verbazing bleven de machines en ledervoorraden onbeschadigd tijdens de bombardementen. Vele vakmensen keerden na de oorlog terug en daardoor kon de Firma een nieuwe doorstart maken. Anno 2015 is het bedrijf nog steeds een gerenommeerde zadelmakerij.

Oprechte dank aan de Heer Verhoeven. Bedankt Eddie dat je een op en top stukje Kempens oorlogserfgoed mee helpt bewaren. 

Juni 2015

Na een zware klap te hebben ontvangen aangaande een diefstal van enkele items zijn we toch terug met een nieuw object van de maand!

Ditmaal gaan we het even hebben over het oorlogsnieuws, want ook tijdens de jaren '40-'45 moest er immers nieuws verspreid worden over het dagelijkse leven. Tevens waren er ook de waaghalzen die zich aan het front vermengden met de gewone infanteriesoldaten om het thuisfront te informeren wat er juist aan de hand was op het front.
​
Speciaal opgeleide soldaten werden destijds naar het front gestuurd om het thuisfront en hun medesoldaten te voorzien van nieuws, natuurlijk hadden ze daar ook gespecialiseerde apparatuur voor nodig. Zo zou de camera in de volgende foto's tot het summum der camera's hebben behoord destijds.

Juli 2015

Het Object van de maand Juli 2015 is een Britse MKII helm. Het MKII type helm was het standaard hoofddeksel van de Britse soldaat op het Europese strijdtoneel. Op de buitenzijde van de helm werd een flash aangebracht van de Royal Artillery (blauw-rood). De helm werd gemaakt door de Firma John Sankey & Sons Bilston (J.S.S.) in het jaar 1940. 
Tijdens de bevrijdingsdagen van september 1944 werden verscheidene artillerie-eenheden gestationeerd in de Balense gehuchten. Zo werden er onder andere 40mm anti-luchtafweer Bofor kanonnen in de velden tussen de Vaartstraat en de Berg opgesteld door het 119th Light Anti-Aircraft (L.A.A.) Regiment. Dat regiment maakte deel uit van de 15th Scottish Division. ​

Augustus 2015

Voor de maand augustus 2015 beschrijven we enkele artefacten uit de gewezen Vlaamse collaboratie. We tonen ditmaal enkele interessante documenten met betrekking tot de 6. SS-Sturmbrigade Langemarck. Bij het omschrijven van de documenten gaan we tevens dieper in op de korte levensloop die de Sturmbrigade Langemarck gekend heeft.

1. Ontstaan van de 6. SS-Sturmbrigade Langemarck

Op bevel van Adolf Hitler en Heinrich Himmler werd er begin 1943 overgegaan tot de oprichting van een tiental SS-Sturmbrigades. Het was het Duitse opperbevel al opgevallen dat verkennende SS-troepen, die meestal de spits van elke aanval vormden, meestal reeds een doorbraak konden forceren alvorens de eigenlijke aanvalsspits arriveerde. Het was SS-Generaal Felix Steiner die bij Himmler aandrong voor de uitbreiding van dergelijke troepenmacht.
De stormbrigades werden bestemd om als doeltreffende aanvalsspitsen vooraan op te rukken en de weg vrij te vechten voor de meegesleurde, minder ervaren manschappen. Door die positieve gevechtservaring wijzigde de aanvalsmethode en werden de verkenners in aantal versterkt. Ook werd de vuurkracht en de beweeglijkheid van deze stormbrigades opgedreven. De losse brigades konden, door hun beweeglijkheid en slagkracht, in verschillende frontsectoren opereren. Zo werd anno mei 1943 de naam van het Vlaams Legioen opgeheven en herdoopt in de 6. SS-Freiwillige Sturmbrigade Langemarck.

Langemark, een dorpje in West-Vlaanderen, was op 10 november 1914 het zwaartepunt van de eerste slag bij Ieper. Daar liepen (volgens de mythe althans) op 10 november 1914 duizenden Duitse vrijwilligers (studenten), onder het zingen van “Deutschland Über alles”, storm tegen de Britse linies. Zeer veel Duitse studentvrijwilligers vonden er de dood. In de Duitse militaire geschiedenis is de naam Langemark onafscheidelijk verbonden met de gedachte van jeugd, zelfopoffering en heldenmoed.
2. Het Vlaams legioen houdt op te bestaan

Op 2 april 1943 kreeg het Vlaams Legioen de opdracht om te verhuizen naar het oefenkamp van Debica in Polen, maar voorlopig bleven zij nog even in reserve achter het front. Sommige mannen kregen een verlofbrief in handen en reisden in één trip door van Leningrad naar Vlaanderen. Het voorcommando reisde begin april 1943 af naar Debica om alles in gereedheid te brengen. Op 14 april 1943 kwam de rest van het Legioen aan te Debica. Het groepje soldaten te Debica was nog steeds niet talrijk. Nieuwe rekruten verlieten de kazerne van Graz (Oostenrijk) en reisden niet naar Debica maar naar het opleidingsbataljon Ost te Shitomir in Oekraïne.
Zij die genezen waren van hun wonden vertrokken samen met het administratief personeel naar Breslau. Na twee weken van opleiding in Shitomir kwam de groep aan te Debica. Ook vreemd was dat er groepjes Vlamingen uit andere SS-formaties (Wiking en Das Reich) te Debica aankwamen. De onderkomens van Debica bleken tot barstens toe vol te zitten van Vlaamse vrijwilligers. De groep Vlamingen was nog nooit zo groot geweest. Eind juli 1943, net toen er een nieuw contingent met 300 vrijwilligers uit Gent aankwam, moesten de Vlamingen verhuizen van Debica naar Milowitz (Tsjecho-Slowakije) . Milowitz, ten noord- oosten van Praag, was een reusachtig oefenkamp. Toen het Vlaams Legioen te Milowitz aankwam, werden zij vervoegd door het Vlaamse gedeelte van het opleidingskamp te Sennheim. Begin mei waren er ongeveer 2.000 Vlamingen in het opleidingskamp van Milowitz.
3. De strijd tussen het VNV en De-Vlag

Vanaf het jaar 1943 kwam er een nieuwe speler op het politieke terrein in Vlaanderen, de Deutsch-Vlaamse arbeidersgemeenschap ofwel De-Vlag. In Vlaanderen, waar tot dan toe het politieke landschap beheerst werd door het VNV, moest men meer en meer rekening houden met de De-Vlag. Omdat de De-Vlag nauw ging samenwerken met de Duitse en Vlaamse SS-instanties kreeg de organisatie veel invloed. Het VNV had al geruime tijd, bij het Duitse militaire bestuur, er op aangedrongen om de politieke macht van de De-Vlag in te binden. Het Duitse militair bestuur ging echter niet in op die vraag omdat de organisatie gesteund werd, zelfs financieel, door de machtige SS-organisatie. Zo ontstond er tweedracht tussen het VNV en de De-Vlag.
Beiden organisaties benutten elke aangelegenheid om elkaar, onder andere in hun eigen persorganen, aan te vallen. Het VNV verbood elk lid van de partij om ook lid te zijn van de De-Vlag. De vijandschap tussen beide organisaties kwam zover dat zij elk aparte plechtigheden hielden voor de Vlaamse SS-vrijwilligers. Op 18 april 1943 vertrokken er vanuit Vlaanderen twee contingenten naar het oostfront. Het VNV huldigde zijn vrijwilligers te Brussel en de De-Vlag huldigde zijn vrijwilligers te Antwerpen. Op deze plechtigheden is het duidelijk hoe de De-Vlag nauw aanleunde bij de SS. Op de hulde van de De-Vlag te Antwerpen kwam SS-Brigadeführer Richard Jungclaus de vrijwilligers toespreken. Op de hulde te Brussel sprak enkel VNV-Leider Hendrik Elias de Vlaamse vrijwilligers toe.
Toen Heinrich Himmler het bevel gaf tot ontbinding van het Vlaams Legioen, en groen licht gaf voor de oprichting van de SS-Sturmbrigade Langemarck, ging het VNV zelfs zo ver om te stoppen met de werving voor de Waffen-SS. Het VNV, de vertrouweling van het Duitse militaire bestuur, ging hoofdzakelijk nog werven voor de Kriegsmarine, Vlaamse Wachtbrigade en de Vlaamse Wacht.
Dat het VNV niet meer overging tot werving voor de Waffen-SS is duidelijk zichtbaar in de toenmalige pers. Vanaf augustus 1943 komen er praktisch geen advertenties meer voor tot werving voor de Waffen-SS. In het persorgaan van de De-Vlag, namelijk het blad Balming, komen daartegen meer en meer advertenties voor tot werving van manschappen voor de Vlaamse SS Stormbrigade Langemarck. Ook in het weekblad De SS-Man verschenen meermaals oproepen voor de Sturmbrigade. Bij het doornemen van enkele wervingsbrochures voor de SS-Sturmbrigade, valt echter wel op dat vrijwilligers zich nog steeds kon melden in alle burelen van het VNV
4. De militaire uitbouw van de Sturmbrigade

Daar het Vlaams Legioen vroeger een infanterieafdeling was, zou dat nu grondig gaan veranderen. De oude infanteriecompagnieën bleven bestaan maar werden aangevuld met:
- 9 gloednieuwe kanonnen (Pantserabwehr);
- 11 gloednieuwe Stürmgeschutze (pantserwagens gelijkend op een tank maar zonder koepel);
- Luchtafweerkanonnen van 12 lichte en 9 zware kalibers.

Te Milowitz werd de Sturmbrigade klaargestoomd voor het front. Allerhande oefeningen werden gehouden om de verschillende compagnieën met de nieuwe wapens vertrouwd te maken. In november 1943 kwamen ook de eerste, pas gepromoveerde Vlaamse officieren aan te Milowitz. Zij waren met 14 in totaal, waaronder twee Balenaren, die hun luitenantspatent behaalden op de SS-Junkerschule van Bad-Tölz.

5. De officierenschool van Bad-Tölz

Om goede SS-officieren op te leiden werd er vanaf 1934 een officierenschool opgericht te Braunschweich. Om de toevloed van kandidaten te kunnen verwerken werd er, vanaf het jaar 1938, een tweede school opgericht te Bad-Tölz. Bad-Tölz is een stadje aan de voet van de Alpen, ongeveer 60 km ten zuiden van München. Daar werd door de SS-instanties een officierenschool opgericht die vanaf 1940 niet alleen voor Duitse kandidaat SS-officieren, maar ook voor de SS-vrijwilligers uit de Germaanse landen toegankelijk was. De opleiding was gebaseerd op drie criteria:
- De gewone militaire officiersopleiding;
- De fysieke training der kandidaten;
- De politieke vorming.

Uit de rijen der beste soldaten, bij voorkeur met goede voorafgaande algemene schoolvorming, werden zij (na advies van hun oversten) geselecteerd om toegelaten te worden tot de officierenschool van Bad-Tölz. Een kandidaat-officier moest immers in staat zijn om leiding te kunnen geven. Naast de actieve leergangen werden er ook invalidenleergangen gegeven aan de school. Die laatste groep betrof meestal SS-soldaten die zwaargewond werden en niet meer geschikt waren voor actieve frontdienst. Volgens de verschillende bronnen namen de Vlamingen deel aan 5 actieve en 3 invalidenleergangen. Zij promoveerden met een tachtigtal mannen aan de school. De meesten kwamen terecht bij de SS-Sturmbrigade Langemarck om er belangrijke functies in op te nemen.
6. Aan het front in Oekraïne
​

Begin december 1943 was de brigade genoeg geoefend om aan actieve frontinzet te beginnen. Op 6 december 1943 moest de hele brigade naar Praag verhuizen voor een troependefilé. De nieuwe colonne reed langs straten en pleinen en liet zich bewonderen door de Tsjechische bevolking. Na de troepenparade door Praag, stoomde de Brigade zich klaar voor het front. Er werd nieuwe winterkleding uitgedeeld, inventarissen opgemaakt en voorraden aangevuld. Aan de hospitaalbarak kregen de vrijwilligers hun laatste spuitjes en inentingen toegediend. De nieuwelingen hier, die voor het eerst naar het front gingen, kregen hun bloedgroep in de bovenarm getatoeëerd. Vanuit Praag moest de Sturmbrigade terug naar het station van Milowitz. De Brigade kreeg als marsbestemming Oekraïne.
Vanaf oktober 1943 had het Russische leger hier verschillende offensieven ingezet. Het Duitse leger week en de frontlijn schoof stilaan op naar het westen. Het was duidelijk dat de brigade ingezet werd daar waar de Russen een doorbraak konden forceren. Te Milowitz werd de brigade op zeven klaarstaande treinen geladen om getransporteerd te worden richting Oekraïne naar de buurt van Shitomir.

Gevechten te Shitomir – 2 januari 1944 – 14 januari 1944
Bij de afweergevechten te Shitomir werd de Sturmbrigade Langemarck, samen met andere eenheden van de Waffen-SS, opgenomen in het officiële Wehrmachtsbericht. Het bericht luidde als volgt:
"Ten westen van Berditchew versloegen eenheden van de Waffen-SS in tegenaanval twee vijandelijke regimenten en brachten de Bolsjewisten zware bloedige slagen toe.”

Gevechten te Bjelgorodka – 17 februari 1944 – 28 februari 1944
De Sturmbrigade werd van Shitomir op 17 februari 1944 overgeplaatst naar het dorp Bjelgorodja. Hier kon de Sturmbrigade enkele Russische aanvallen afslaan. Na de gevechten van 28 februari kreeg de brigade bevel op te marcheren richting Jampol terwijl er nog troepen achterbleven te Bjelgorodka. De Russen hadden een bres van 50 km geslagen in het Duitse front. Jampol was één van de weinige plaatsen waar nog Duitse tegenstand geboden werd. Jampol lag in een uitgestrekt dal met een reeks heuvelruggen waartussen de Horyn rivier stroomde. Toen de Vlamingen te Jampol aankwamen, kregen zij dadelijk hun sector aangewezen en begonnen ze onmiddellijk stellingen uit te bouwen. Nog voor het einde van de dag kwam het Russische geschut in actie en legde een spervuur op de stellingen van de Sturmbrigade. De Russen veroverden de belangrijkste toegangsweg en trokken links en rechts rond Jampol.
De SS-Sturmbrigade Langemarck was, samen met andere Duitse eenheden, op 28 februari 1944 volledig omsingeld en alle verbindingen met de eigen troepen verbroken.

Omsingeling te Jampol – 28 februari 1944 – 2 maart 1944
Toen de toestand te Jampol onhoudbaar werd, gaf Commandant Schellong, bevelhebber van de Sturmbrigade Langemarck, het bevel om de omsingeling van Jampol te doorbreken en een weg vrij te vechten richting Stara Konstantinow. Te Stara Konstantinow werd nog steeds felle weerstand geboden door Duitse legereenheden.

Uitbraak te Jampol – 2 maart 1944 – 4 maart 1944
Stara Konstantinow was 70 kilometer verwijderd van Jampol en was te bereiken via één toegangsweg. Wonderwel slaagde het opzet en bereikten de overlevenden de eigen linies te Stara Konstantinow. Het gevecht en de doorbraak bij Jampol eiste echter wel zijn tol. Officiële getallen over het aantal Vlamingen dat er sneuvelde tijdens de uitbraak te Jampol, werden tot op heden niet achterhaald.

De auteurs van Vlamingen aan het oostfront geven de volgende getallen weer: "Dat onze eenheid geen 400 man meer telde. Vierhonderd overlevenden van de fiere brigade van 2.000 man, na twee en een halve maand Oekraïense verschrikking.”

Tijdens de gevechten en doorbraak bij Jampol werd één Balenaar als vermist opgegeven. Over het gevecht van de Vlamingen bij Jampol zond de Engelse BBC een radiobericht in de ether. Hierin werd door de berichtgever verteld dat Jampol het Stalingrad van de Vlamingen was geworden. Hij deelde mee dat de Vlaamse SS-Sturmbrigade Langemarck volledig vernietigd was zonder overlevenden. Op 14 maart 1944 werd de Sturmbrigade Langemarck, of wat er nog van overbleef, uit het gevecht weggetrokken en op transport gezet. De meeste gekwetsten werden naar Lemberg getransporteerd.
7. Nieuwe opstelling te Knowitz
​

Na de strijd te Jampol werd de Sturmbrigade voor een nieuwe opstelling naar Knowitz gebracht. Pas herstelde gekwetsten, andere Vlamingen uit andere SS-eenheden alsook nieuwe rekruten kwamen de Sturmbrigade Langemarck te Knowitz vervoegen. Voor alle Vlamingen werd te Knowitz een persoonlijke telegram van Heinrich Himmler voorgelezen:
“Ik betuig de SS-Vrijwillige Sturmbrigade Langemarck, haar commandant, haar officieren, onderofficieren en manschappen mijn waardering voor de, in de zware gevechten der laatste maanden, bewezen en volgehouden dapperheid en voor hun uitstekende houding.”

De 400 overgebleven manschappen van de Sturmbrigade namen hun oude kwartieren weer in. Er werden nieuwe voorraden gehaald te Praag. De soldaten kregen nieuwe uniformen alsook nieuwe wapens en voertuigen. De nieuwe rekruten werden er gedrild en sommige Vlaamse vrijwilligers vertrokken naar speciale opleidingscentra in Debica, Beneschau en Munchen. De zwaarste en meest ontroerende taak die de officieren kregen toebedeeld, was het schrijven van honderden brieven aan de betreurde families, waarin verteld werd dat hun dierbare zoon of vader gesneuveld was. Tijdens de nieuwe opstelling kwamen dagelijks zendingen binnen met eretekens en onderscheidingen voor hen, die de dodendans van Jampol waren ontsprongen.
8. Misnoegdheid in Vlaanderen

Nadat Leon Degrelle, samen met zijn SS-Sturmbrigade Wallonie en de 5e SS-Pantserdivisie Wiking door de Russische omsingeling bij Tsjerkassy waren gebroken, kreeg hij persoonlijk uit handen van Adolf Hitler het Ridderkruis uitgereikt. Op 1 april 1944 mocht Degrelle op voorspraak van het SS-Hauptambt een defilé organiseren te Brussel en te Charleroi. Leon Degrelle paradeerde met zijn Sturmbrigade Wallonie door de straten van de twee steden in gloednieuwe pantservoertuigen van de 12e SS-pantserdivisie Hitlerjugend. (De 12e SS-pantserdivisie was op dat ogenblik op rust in de Antwerpse en Limburgse Kempen.) De manschappen van de Sturmbrigade Wallonie hadden daarvoor speciaal verlof gekregen om met de familie door te brengen. Op het defilé waren de hoogste Duitse SS-instanties vertegenwoordigd: Reeder (afgezant van het Duitse militair bestuur in België), Jungclaus (rechtstreekse gezant van Heinrich Himmler) en Sepp Dietrich (bevelhebber van de 1e SS-pantserkorps).
Door het machtsvertoon van Leon Degrelle en zijn Sturmbrigade voelden de Vlamingen zich bekocht en voelden zij zich achteruitgesteld ten opzichte van de Walen. De leider van het SS-Hauptambt, Gottlob Berger, had zelfs geweigerd om tijdens het defilé van de Sturmbrigade Wallonie op het podium te staan. Hij vond het politiek, ten opzichte van de Vlamingen, niet wijs om daar aanwezig te zijn. Hendrik Elias, de Leider van het VNV, ging samen met Reeder, naar Heinrich Himmler om hetzelfde af te dwingen wat de Walen hadden verkregen. Zij kwamen echter van een kale reis terug omdat Himmler, wegens de nakende geallieerde landing, bevolen had de Sturmbrigade Langemarck op de oefenplaats te houden. Als magere troost ondertekende Himmler een dagorder gericht aan de Vlaamse SS-Sturmbrigade Langemarck waarin hij zijn erkentelijkheid uitte. Voor veel Vlamingen leek het alsof de Duitsers het Vlaamse offer op het oostfront minder waardeerden dan het Waalse.
9. De strijd aan het Narwa front
​

Vanaf half juni 1944 was de Sturmbrigade weer enigszins op getalsterkte. Sommige bronnen praten over 47 officieren, 262 onderofficieren en 1.422 manschappen. Op 11 juli 1944 werd er te Knowitz door de Vlamingen een 11 juli feest georganiseerd. Te gast waren alle in de buurt van Praag werkende Vlaamse DRK-meisjes. Op 19 juli 1944 kreeg de Sturmbrigade onmiddellijk bevel om Knowitz te verlaten en via de trein in spoedtransport te vertrekken naar het Narwafront. Op 22 juni 1944 vond er over een breedte van 400 kilometer een grote slag in de middensector van het Duitse oostfront plaats.
Op 10 juli 1944 stootten 29 Russische divisies en 1 pantserbrigade, over een afstand van 25 km, door de Duitse linies. Zij rukten op naar Letland en Litouwen langs de Dunarivier. De Duitsers hadden reeds de stad Narwa ontruimd en alle bruggenhoofden over de rivier opgegeven. Op 24 juli 1944 kwam de gevechtsgroep Rehmann met de trein vanuit Milowitz te Toila (Estland) aan. De reis ging over Riga (Litouwen) tot Estland waar de gevechtsgroep werd afgeladen. De volgende dag kregen de Vlamingen bevel om de Kinderheim-Hohe (Dit was een heuvelrug waarop een kinderpensionaat gevestigd was) te bezetten en tot stellingen uit te bouwen. Aan het Narwafront stonden de Vlamingen onder bevel van Felix Steiner, de bevelhebber van het IIIe (Germaanse) SS-Pantserkorps. Hier stonden de Vlamingen zij aan zij met de andere Germaanse SS-vrijwilligers. Zij kwamen uit Nederland, Noorwegen, Denemarken, Finland, Estland, Letland alsook Duitse SS-troepen.

Gevechten aan het Narwa-front – 24 juli 1944 – 30 juli 1944
Ondanks de massale verliezen, lukte het de Vlamingen, samen met de andere Germaanse SS-vrijwilligers, een halt toe te roepen aan het Russische offensief. Tijdens de gevechten aan het Narwa-front werd er één Vlaming met de hoogste Duitse militaire onderscheiding gedecoreerd.

10. Een Vlaamse ridderkruisdrager

Tijdens de slag bij Narwa werd, omwille van zijn persoonlijke moed, één Vlaming gedecoreerd met het Ridderkruis. Het Ridderkruis was één van de hoogste Duitse onderscheidingen die iemand als militair in ontvangst kon nemen.
In het boek van E.G. Krätschmer “Die ritterkreuzträger der Waffen-SS” komt het verhaal van Remi Schrijnen als volgt voor: “SS-Unterscharführer Remi Schrijnen, geboren op 24/12/1921 in Kumtich (Vlaams-Brabant), Ridderkruis op 16/10/1944 als Sturmmann en richtschutter in de tankafweercompagnie van de 27e SS-vrijwilligers divisie Langemarck. De Vlaamse vrijwilliger Remi Schrijnen, richtschutter in een tankafweercompagnie van de Langemarck had zich reeds eerder doen opmerken in moeilijke omstandigheden. Op 2 januari 1944 schoot hij 3 T-34 af en op 3 maart werd hij voor de zevende maal gekwetst. Toen op 26 juli bij een hevig trommelvuur, dat verscheidene dagen voortduurde, de Russen aanvielen met tanks en infanterie en onze linies doorbraken, liet Remi Schrijnen de tanks naderen en vernielde hij 4 T-34 en beschadigde er 2 andere zwaar. De vierde dag van de grootscheepse aanval viel zijn geschutsbediening uit, gesneuveld of gekwetst. Schrijnen bleef alleen bij zijn geschut, laadde en richtte op eigen houtje en schoot uit de groep van ongeveer 23 T-34 en 5 Stalins in een verbitterd vuurgevecht 3 van de Stalins en 4 T-34 weg. Een vierde Stalin, tot op 30 meter genaderd, werd als laatste uitgeschakeld. Schrijnen werd zwaar gekwetst in dit duel, doch kon later bij een tegenaanval door eigen troepen opgenomen en verzorgd worden. Rondom hem stonden zes vijandelijke tanks, uitgebrand en gloeiend. Remi Schrijnen werd in zijn eigen land van 1945 tot 1950 gevangen gehouden. In 1953 werd hij bij een betoging voor amnestie opnieuw aangehouden en bleef tot januari 1955 opgesloten.”
Remi Schrijnen werd ook opgenomen in het officiële Wehrmachtsbericht van 05/08/1944:
“In de gevechten van de laatste dagen bij Narwa heeft de Vlaamse SS-Sturmman Remi Schrijnen zich in de SS-vrijwillige Pantser grenadierbrigade Nederland door vernieling van zeven pantsers bijzonder doen opmerken.”
11. Einde van de stormbrigade
​

Het leven van de 6e SS-Sturmbrigade Langemarck duurde amper één jaar. De Brigade heeft echter wel een bewogen bestaan gekend en een gevaarlijk leven geleid. Volgens sommige bronnen was de getalssterkte van de Sturmbrigade op 20 september 1944 als volgt: 46 officieren, 286 onderofficieren, 1.659 manschappen en 16 Russische hulpkrachten. Totaal 1.941 man voor de Sturmbrigade.
Ondanks de verliezen aan het Narwafront had de Sturmbrigade nog steeds een groot aantal vrijwilligers in de rangen. Dat komt omdat slechts een gedeelte ingezet was aan het front en de speciale compagnieën, tijdens de Narwaslag, in opleidingscentra zaten. De stormkanonnen zaten in Debica, de luchtafweer zat te München, de veldartillerie in Breslau en één antitank compagnie zat te Beneschau. Indien bij die troepen ook de overlevenden van de Narwaslag en de reeds herstelde gekwetsten bij opgeteld worden, dan is het niet onlogisch dat de brigade, begin september, bijna zijn volledige getalssterkte van 2.000 manschappen bezat.
Waar het Vlaams Legioen in aanvalslinie stond, kende de Sturmbrigade verdediging in beweging en terugtocht. Waar het Vlaams Legioen een beperkte vuurkracht en een beperkte beweeglijkheid op zijn fronten gekend had, kwam de Sturmbrigade met een veelvoud aan vuurkracht en transportmiddelen. Waar het Legioen slechts door buureenheden opgevorderd kon worden, om het zwaartepunt van de strijd te vormen, daar werd de stormbrigade over kilometers en kilometers ingezet en van het ene naar het andere brandpunt verplaatst.
Bronnen
Kranten periode 1940- 1945
- Balming;
- De SS-man;
- Volk en Staat.
Brochures 1940- 1945
- 'Vlaamsche soldaten aan de eer: Ersatzkommando Flandern der Waffen-SS';
- 'Er zijn Vlaamsche officieren noodig: Ersatzkommando Flandern der Waffen-SS';
- 'SS-Sturmbrigade Langemarck ook Gij!: Ersatzkommando Flandern der Waffen-SS';
- 'Der Vaderen Zonen: Ersatzkommando Flandern der Waffen-SS‘.
Propagandapamfletten
- 'Europa bedreigd: Ersatzkommando Flandern der Waffen-SS';
- 'Wij zijn verraden!: Ersatzkommando Flandern der Waffen-SS';
- 'Dooden klagan aan!: Ersatzkommando Flandern und Wallonien der Waffen-SS';
- 'Het Bolsjewisme?: Ersatzkommando Flandern der Waffen-SS';
- 'Arbeider,: Ersatzkommando Flandern der Waffen-SS';
- 'De invasie kost aan Frankrijk reeds 50000 dooden: Ersatzkommando Flandern der Waffen-SS';
- 'Tijl Uilenspiegel leeft nog!: Ersatzkommando Flandern der Waffen-SS';
- 'Het communisme nooit!: K. Lacroix, Antwerpen';
- 'Weer vertrekken Vlaamse vrijwilligers naar het oosten: Volk en Staat'.
Boeken
C. AILSBY, Hitlers vreemdelingenlegers, Deltas, 2006.
Huldeboek II: SMF, 1951- 2001, ETNIKA VZW, 2001.
B. DE WEVER, Greep naar de macht, Lannoo, 1994.
B. DE WEVER, Oostfronters, Vlamingen in het Vlaams legioen en de Waffen SS, Lannoo.
L. ERVINCK, Rouwprentjesalbum van Vlaamse oostfronters: deel I, Eigen beheer, 1991.
L. ERVINCK, Rouwprentjesalbum van Vlaamse oostfronters en andere formaties: deel II, Eigen beheer, 1992.
E.G. KRATSCHMER, Die Ritterkreuzträger der Waffen-SS, Gottingen, 1957.
W. MASSIN, Limburgers in het Vlaams legioen en de Waffen SS, Eigen beheer, 1994.
W. ROLAND, Artikel 113, Eigen beheer, 1970.
F. SEBERECHTS, Geschiedenis van de De-Vlag, Perspectief uitgaven, 1991.
J. SMETS, Van syndicalist tot Nationaal-Socialist, De krijger, 1999.
J. SMETS, Wij paria’s, Eigen beheer, 1990.
M. SOORS, Naar het oostfront voor Outer en Heerd, Eigen beheer, Martin Soors, 1992.
A. VAN ARENDONCK en J. TOELEN, Vlamingen aan het oostfront: deel I, 1973.
A. VAN ARENDONCK en J. TOELEN, Vlamingen aan het oostfront: deel II, 1975.
F. VAN ELSACKER, Een oostfronter verteld, VZW Were Di, 1991.
G. VERBEKE, Waffen SS, Vlaams Legioen, Sturmbrigade Langemark; het arrondissement Roeselaere- Tielt, Groeninghe, 2001.
T. VERLAINE, La Legion Wallonie, De Krijger.
P.J. VERSTRAETE, August Claes: symbool van de oostfrontgemeenschap, Eigen beheer, 2007.
P.J. VERSTRAETE, Marcel Vercoutter: een Vlaming bij Das Reich, Eigen beheer, 2007.
P.J. VERSTRAETE, Stefan Lauwreyns: het tragisch lot van een Finland- en oostfrontvrijwilliger, Eigen beheer, 1998.
J. VINCKX, Vlaanderen in uniform: deel V, ETNIKA VZW, 1983.
J. VINCKX, Vlaanderen in uniform: deel VI: ETNIKA VZW, 1983.
J. VINCKX, Vlaanderen in uniform: deel VII: ETNIKA VZW, 1984.
R. WILLOCX, Marcel Behaegel veldpost naar Vlaanderen, Uitg. Roerdomp, 1985.

September 2015

Het Object van de Maand September 2015 is een persoonlijk item uit de oorlogsperiode. Het betreft een spaarpotje of geldkistje dat tijdens de jaren 1930 en 1940 werd gebruikt door Henri Peeters uit Balen-Rosselaar.
Het geldkistje van Henri Peeters

Henri Peeters werd geboren op 5 januari 1926 en overleed op 8 januari 2009. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog was Henri veertien jaar. Gedurende zijn kindertijd, alsook tijdens de oorlogsperiode, hield hij zijn spaarcentjes bij in het getoonde kistje. Henri Peeters was woonachtig in de Hoeve Peeters te Balen-Rosselaar. De Hoeve (thans een ruïne en wachtende op heropbouw) was een typisch Kempisch woonstalhuis. De oudste gevel (oostgevel) dateerde uit 1666. De (voormalige) woning wordt beschouwd als één van de oudste huizen in de gemeente Balen.
Het gezin Peeters bestond tijdens de oorlogsperiode uit vader Jan Baptist Peeters (°05-04-1895) en moeder Maria Odrada Leonia Kemps (°13-01-1895). Beiden waren landbouwers. Jan Baptist Peeters was tevens arbeider in de Zinkfabriek (Vieille-Montagne) van Balen-Wezel.

De vier kinderen uit het huwelijk zijn:
Hendrik (Henri) Louis Joseph Peeters, °05-01-1926 en +08-01-2009;
Maria (Marie) Rosalia Josepha Peeters, °20-09-1929;
Luciana Virginia Francica Peeters, °29-03-1932;
Augusta (Gusta) Maria Theresia Joanna Peeters, °19-10-1934.

Daarnaast verbleven ook een broer en een zus van de vrouw des huizes in de woning, Petrus Frans Kemps (landbouwer) en Maria Odrada Julia Kemps.
Betalen tijdens de Duitse bezetting 

De Duitse inval had meteen een impact op het dagelijkse leven van de burgers in de bezette gebieden. Onmiddellijk na de capitulatie van het Belgische Leger in mei 1940 kreeg België te kampen met een ernstig voedseltekort. De voedselvoorziening in België was namelijk sterk afhankelijk van bevoorrading uit het buitenland. Na de Duitse inval blokkeerden de Britten alle externe bevoorrading van de Belgische havens. Net zoals in de Eerste Wereldoorlog had die blokkering als gevolg dat de voedselbevoorrading werd gerantsoeneerd. Op het vlak van voedselvoorziening en betaalmiddelen bracht de Tweede Wereldoorlog opnieuw rampspoed over het hele land. Al vanaf juni 1940 werden tal van levensmiddelen 'op de bon gezwierd' en was de voedselrantsoenering een feit.

In de praktijk had de rantsoenering tot gevolg dat bepaalde koopwaren slechts in beperkte hoeveelheid en enkel mits afgifte van rantsoenzegeltjes verkrijgbaar waren. Elke familie kreeg een rantsoenkaart toebedeeld. Op die kaart gaven tabellen de toegestane hoeveelheid levensmiddelen (afhankelijk van de gezinssituatie) aan. De zegeltjes waren genummerd (elk product had een nummer) en gaven recht op een bepaalde hoeveelheid per bijhorend product. Via aanplakbrieven ('Berichten') en kranten werden de burgers verwittigd wanneer de zegeltjes voor de komende rantsoeneringsperiode werden verdeeld. De rantsoenzegeltjes waren te verkrijgen op het gemeentehuis. Na voorlegging van de rantsoeneringskaart werden de zegels overhandigd. De gemeentelijke ambtenaar maakte het vakje voor de geldende periode onbruikbaar door het er af te knippen. Bij de winkelier werden de zegeltjes overhandigd in evenredigheid met het bekomen rantsoen. De winkelier kleefde de zegeltjes op het daarvoor voorziene borderel en overhandigde dat aan de rantsoeneringsdienst waarna hij of zij opnieuw bevoorraad werd.

Op 11 juni 1940 verscheen de eerste rantsoeneringstabel in het Belgisch Staatsblad.
Zegelnummer - Product - Hoeveelheid per persoon en per dag in gram:
Nr.1 - Brood - 225 gram
Nr.1 - Meel - 170 gram
Nr.2 - Groene koffie - 12,5 gram
Nr.2 - Gebrande koffie - 10 gram
Nr.3 - Voedingsvetten, margarine, boter, reuzel en ossenvet - 50 gram
Nr.4 - Zetmeelhoudende producten (crème en griesmeel van graangewassen, gort van haver, peulvruchten, rijst, vermicelli en macaroni) - 20 gram
Nr.5 - Zout - 20 gram
Nr.6 - Geraffineerde suiker, kristalsuiker, korrelsuiker, kandijsuiker, vergeoise en bruine suiker - 30 gram
Nr.7 - Aardappelen - 500 gram
Nr.8 - Zachte of harde zeep - 20 gram
Nr.9 - Tafelolie - 5 gram


Eind december 1940 werden ook niet-eetbare producten zoals verzorgingsmiddelen, textielproducten en schoeisel op de rantsoeneringstabellen gezet. Door de gebrekkige bevoorrading volgden daarna ook brandstof zoals kolen en benzine. Eieren, groeten en fuit waren enkele zaken die niet gerantsoeneerd werden.
Om er voor te zorgen dat elke burger zeker een dagelijks rantsoen kreeg, werd een Nationale Landbouw- en Voedingscorporatie (NLVC) opgericht. Die instelling verplichtte de boeren om een deel van hun oogst af te staan aan de Corporatie. Zij verdeelden de opbrengst billijk onder de bevolking. Vooral de controleurs van de Corporatie waren niet geliefd bij de boeren.
In juni 1940 verplichtte de Duitse bezetter eveneens het gebruik van de Duitse munt (Duitse Mark), naast de Belgische Frank. Naast de rantsoenering van levensmiddelen, werd die penibele situatie eveneens merkelijk zichtbaar in de portefeuilles. In 1941 werden de in omloop zijnde muntstukken, net zoals tijdens de Eerste Wereldoorlog, vervangen door oorlogsmunten uit zink. De oorlogsmuntjes zijn makkelijk te herkennen omdat ze door oxidatie zwart worden. Door de invoering van oorlogsmunten en aanmaak van nieuwe betaalmiddelen, verdrievoudigde de geldhoeveelheid tijdens de Duitse bezetting.
Vanaf 1942 verslechterde de situatie voor de man in de straat aanzienlijk. Door de aanhoudende oorlogssituatie werden de lonen bevroren. De prijzen voor levensmiddelen schoten echter omhoog. De zwarte markt, smokkel en sluikhandel floreerden daarentegen als nooit tevoren. Omdat bijna alle voedingswaren op de bon werden geslingerd, gingen vele mensen voedsel verkopen op de zwarte markt. De lokale boeren probeerden echter vaak vee achter te houden voor de controle. Het vlees werd dan clandestien verkocht op de zwarte markt. Talrijke inwoners uit de landelijke gemeentes Balen en Olmen gingen allerhande waren verkopen in de steden, waar echt voedselschaarste heerste. Eén van de meest geliefde voedingsmiddelen op de zwarte markt was boter. Boter werd op de zwarte markt verkocht tegen 400 Belgische Frank per kilo. Spek kostte 350 frank per kilo. De vergelijking met het gemiddelde dagloon van een arbeider in die periode, namelijk 40 Belgische Frank, maakt een trieste balans duidelijk. Door de nabijheid van de Belgisch-Nederlandse grens werd de regio eveneens gekenmerkt door talrijke smokkelactiviteiten.
Ten gevolge van de voedselschaarste en de woekerprijzen op de zwarte markt, kende de streek rond Balen en Olmen tijdens de oorlogsperiode een ware golf van diefstallen en overvallen op afgelegen boerderijen. Niet alleen de boerderijen, maar ook de velden werden leeggeroofd. Om de diefstallen van geld en levensmiddelen tegen te gaan, werd in juni 1941 een Boerenwacht in het leven geroepen (ingericht door de NLVC). Die organisatie bestond uit personen die meestal 's nachts en gewapend op ronde gingen om veestapel, oogst en landeigendommen te beschermen tegen dieven.
Dankwoord
Met uitdrukkelijke dank aan de Familie Peeters en de Heer Berghmans.
Spaarpotje Henri Peeters: Schenking van de Familie Peeters - 2015.
Belgische muntstukken uit de oorlogsperiode: Schenking van de Heer Berghmans - 2015.

Bibliografie
Interview Familie Peeters, juli 2015.
A. HENAU en H. VAN DEN WIJNGAERT, België op de bon, Rantsoenering en voedselvoorziening in België onder Duitse bezetting, 1986.
H. JACQUEMYNS, Een bezet land, België tijdens de Tweede Wereldoorlog Deel II, 1991.
K. MERTENS, Balen tijdens de Tweede Wereldoorlog, 2004.
J. MICHIELS en R. VERMEULEN, Van Baenle tot Balen, 1987.
S. SMOLDERS, Olmen tijdens de Tweede Wereldoorlog, 1989.
C. STESSENS, Oorlogsperikelen in Turnhout, Het verhaal van een Kempische stad tijdens de Tweede Wereldoorlog, 2000.
G. VANHOOF, 'Rosselaar anno 1931-1947 deel 1', Jaarboek Heemkring Balen vzw, 2006, 5-70.
T. VANLEEUWEN, 'Nooit meer oorlog', Balen en Olmen tijdens WOI en WOII, 2008.
ABL History Forum, De Rantsoenering tijdens WOII, 2014 (www.ablhistoryforum.be).
Inventaris Onroerend Erfgoed, Hoeve Peeters Balen, 2015 (https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/52208).
NBB, Geschiedenis van de Belgische Frank, 2015 (https://www.nbb.be/nl/biljetten-en-munten/belgisch-geld/geschiedenis-van...). 

Oktober 2015

Het object van de maand Oktober is een kleine collectie Vlaamse zangboekjes, gepubliceerd door organisaties van de Nieuwe Orde. Gedurende de Duitse bezetting namen liederen een belangrijke rol in tijdens talrijke manifestaties. Marcherende en zingende soldaten of milities vormden een typerend beeld voor de periode. Het lied had daarbij vaak een indoctrinerende rol en was bovendien een ideaal middel om ideologieën op een laagdrempelige manier aan de man te brengen. De boodschap die werd meegegeven had meestal een bijzondere betekenis.
Het zingen van liederen werd aanzien als een belangrijk instrument om de menigte met elkaar te verbinden en het groepsgevoel te versterken. Vrijwel elke organisatie binnen de Nieuwe Orde bracht tijdens de bezettingsjaren een liederenboek op de markt. Hierna volgt alvast een kleine selectie van 5 exemplaren.
Liederenboekjes uit de Vlaamse collaboratie.
SS Liederenboek
Het SS Liederenboek werd uitgegeven door de Algemeene SS Vlaanderen. Het jaar en de uitgever staan niet vermeld in de uitgave.

De Zingende Kompanie, Een liederboek voor de Vlaamsche Wacht
De Zingende Kompanie werd uitgegeven voor de Vlaamse Wacht en werd binnenin rijkelijk geïllustreerd met tekeningen. Het liederboek werd gedrukt op de persen van Drukkerij en Boekbinderij 'Volk en Staat' in het jaar 1942.

Het lied der Militie
Het lied der Militie is een uitgave voor de Dietsche Militie (DM). Het exemplaar werd uitgegeven door Drukkerij en Boekbinderij 'Volk en Staat', Somersstraat 22 in Antwerpen.

Zingende Vendels
Zingende Vendels is een liederboek voor de jeugdorganisatie Nationaal-Socialistische Jeugd in Vlaanderen ofwel NSJV. Het exemplaar werd uitgegeven te Brussel in het jaar 1942. De inhoud bevatte feest- en stapliederen voor de Dietsche Blauwvoetvendels van het NSJV.

V.N.V. Liederboek
Het V.N.V. Liederboek werd uitgegeven voor het V.N.V. in 1942. Ook dat boek werd gedrukt te Antwerpen, bij Drukkerij 'Volk en Staat'.
In het begin van januari 2015 werd ons gevraagd enkele exemplaren van de liederenboeken te digitaliseren. Thans zijn ook die exemplaren integraal terug te vinden in de databank van Meneer Angioni. Die Italiaanse onderzoeker maakt een studie over de Nationaalsocialistische liederen en liederboeken. In de bronnen hieronder kan u alvast de link naar zijn databank terugvinden.

Bronnen
L. DE STRIJCKER, NS-Liederen in België, 1940-1945, Scriptie Licentiaat Geschiedenis, KU Leuven, 2002.
P.G. ANGIONI, SS Liederenboek, 2015 (http://canzoniereperlariscossaeuropea.blogspot.it/2015/01/ss-liederenboe...).
Balen Bevrijd, Object van de maand Mei 2011. ​

November 2015

Deze maand bespreken we een eerder controversieel en spraakmakend item: moslims en andere entiteiten die werden geïntegreerd in de 'elite'-SS troepen.
Foto
Hoewel het vaak wordt verondersteld, werden niet enkel de lange, blonde, blauwogige mannen toegelaten in de Waffen-SS. In de laatste oorlogsjaren waren echter alle vrijwilligers en strijdvaardige mannen meer dan gewenst. Losstaande van hun achtergrond werden zij ingelijfd bij de SS-troepen, elk in een eigen afdeling om de saamhorigheid te benadrukken.
Zo ontstond in 1944 ook het zogenaamde 'Osttürkischer Waffen-Verband der SS'. Eerder waren er al Heer bataljons opgericht die vooral uit Turkse entiteiten bestonden (450, 480 en I/94 Turkse bataljons). Die afdelingen werden echter in de loop van de oorlog ontbonden en vele manschappen kwamen terecht in het hier besproken Osttürkischer Waffen-Verband der SS. Ook oorlogsmisdadigers, oorlogsgevangenen en vrijwillige oorlogsarbeiders werden op vrijwillige basis bij die eenheid ingedeeld.
In 1944 werd de eenheid gestationeerd te Wit-Rusland, getraind en vervolgens ingezet voor het bestrijden van partizanen. Ondanks de vrijwillige inzet van deze mannen kampte de eenheid toch met enorme problemen. Zo werden er in 1944 78 leden geëxecuteerd omdat zij verdacht werden van spionage. SS-Hauptsturmführer Billig (destijds bevelhebber) werd als tegenreactie snel uit zijn taken ontheven om wille van die dramatische actie. De eenheid bleef wel bestaan en werd later naar Polen gestuurd, waar ze samen werden gevoegd met het 'SS-Regiment-Dirlewanger'.
Later in de herfst van 1944 werden de soldaten naar Slowakije gestuurd om daar op hun beurt weer te vechten tegen partizanen en een revolutie een halt toe te roepen. Tijdens de strijd in Slowakije deserteerden er aanvankelijk 450 van de 500 mannen omdat ze zich te nauw verband voelden met de Slowaakse bevolking. 300 van hen zouden zich uiteindelijk toch terug bij de eenheid voegen.
In 1945 werd de eenheid overgeplaatst naar Oostenrijk, waar deze uiteindelijk bleef trainen en werd gespecialiseerd in acties tegen partisanen tot het eind van de oorlog. Deze Turkse vrijwilligers waren zeker niet de enigen die zich vrijwillig aansloten bij de Duitse troepen, vrijwilligers kwamen uit alle uithoeken van de wereld.

Bronnen
D. MOTADEL, Islam and Nazi Germany's war, Cambridge, 2014.

December 2015

Voor de maand december belichten we een minder bekende organisatie uit de oorlogsperiode, namelijk 'Volksverwering'. De beweging was actief in België van 1937 tot en met 1944 en had felle antisemitische standpunten. Vooral rond de stad Antwerpen had Volksverwering veel aanhang.
Volksverwering
​

De beweging 'Volksverwering' werd begin 1937 in Antwerpen gesticht met René Lambrichts als voorzitter en had als persorgaan een halfmaandelijks blad 'Volksverwering', genoemd naar de organisatie. Al na enkele maanden meldde het blad tevreden dat het 321 abonnees telde.
De organisatie stond achter het Nationaal Socialisme en was resoluut anti-Joods. Volksverwering had als doel een strijdbeweging te vormen om alle joden uit de samenleving te weren ter beveiliging van Bloed en Bodem. Aanvankelijk was de organisatie zeer klein maar dit veranderde in 1938.
In maart 1938 werd Volksverwering gestructureerd en omgebouwd tot een vzw. Via de structuren van die rechtspersoon kreeg de organisatie flinke financiële steun van de toenmalige Duitse regering. Door die ondersteuning kon de beweging groots opgezette en openbare volksmeetings organiseren met enkele invloedrijke gastsprekers.
Op 11 april 1938 volgde een grote meeting in het Antwerpse sportpaleis waar ook Léon Degrelle de aanhangers van Volksverwering kwam toespreken. Rond die periode was ook in Wallonië een gelijknamige beweging actief: La Défence du Peuple met als persorgaan het blad L’Anti-Juif. Al snel werd het gestencilde krantje omgedoopt tot L’Ami du Peuple.
Door de nakende oorlog en uit naam van de neutraliteit van België kreeg het halfmaandelijks blad “Volksverwering” op 13 maart 1940 een verschijningsverbod opgelegd van de Belgische autoriteiten. Bij het uitbreken van de vijandelijkheden met Duitsland op 10 mei 1940 werd René Lambrichts met enkele kompanen door de Belgische politiediensten gearresteerd. Zij werden afgevoerd naar het Franse interneringskamp van Le Vernet d’Ariège. Na de Franse capitulatie werden zij op vrije voeten gesteld. Begin augustus 1940 kwam Lambrichts terug in België aan.
Bij zijn aankomst in het bezette België nam hij dadelijk contact op met de Duitse militaire overheid en kon hij hen overtuigen om zijn vereniging terug op te starten. Op 14 oktober 1940 werd Volksverwering opnieuw gelanceerd met de oprichting van een Raad voor Bewaking en Initiatief. Op 19 oktober 1940 werd de publicatie van het blad Volksverwering hervat.
Op 28 Februari 1941 werd de uitgave echter grondig gereorganiseerd. Er werd nu overgegaan tot de oprichting van de NV Uitgeverij Volksverwering. De naam van het blad Volksverwering werd omgedoopt tot 'Volksche Aanval'. Het ledenaantal schoot vanaf dan pijlsnel de hoogte in en waar het blad in de beginjaren slechts 321 abonnementen telde liep het cijfer op tot 3.200 abonnees. Volgens een Duits rapport telde Volksverwering eind 1941 een kleine 1.000 leden. Voor Vlaanderen nestelden er zich kernen te Antwerpen, Brussel, Gent, Kalmthout en Genk. In Wallonië ontstonden kernen in Charleroi en Luik.
14 april 1941 - De Antwerpse Kristallnacht

Eén van de meest beruchte acties van Volksvereniging waren de anti-Joodse rellen in Antwerpen van 14 april 1941. In de voormiddag van zondag 6 april 1941 programmeerde Volksverwering in de cinema Rex op De Keizerlei een vertoning van de antisemitische film Der ewige Jude van de Duitse regisseur Fritz Hippler. In die film werden Joden letterlijk met bacillen verspreidende ratten vergeleken.
De prent werd ingeleid door René Lambrichts waarbij hij zijn lof voor Adolf Hitler en het Nationaalsocialisme niet spaarde. Tevens werden de Antwerpse burgemeester en schepenen uitgenodigd op deze première. Gezien het overweldigend succes van de eerste opvoering werd de film op Paasmaandag 14 april 1941 een tweede maal vertoond. Voor een nokvolle zaal leidde René Lambrichts de film opnieuw in. Na afloop van de film, rond halfeen, ging een gedeelte van de toeschouwers, een twee- à vierhonderd met stokken en ijzeren staven gewapende meute, tot baldadigheden over. Een aantal onder hen ging gekleed in een kakihemd met zwarte das en droegen zwart fluwelen vlaggen met de woorden Juda Verrecke en Ras en Bodem.
Merkwaardig aan de feiten is dat het niet enkel mannelijke relschoppers waren die overgingen tot baldadigheden. Tussen de meute bevinden er zich vele vrouwen die zichzelf niet onbetuigd lieten. Ook opvallend was de aanwezigheid van een Duitse militaire cameraploeg op het moment van de feiten. Zij leken vooraf op de hoogte te zijn gebracht van de rellen. Via De Keizerlei trok de meute de Pelikaanstraat in en zwenkte ze af naar de Lange Kievitstraat en de Provinciestraat. Nadat ze daar enkele ruiten van door Joden bewoonde huizen hadden ingegooid, stormde de hele bende naar de 7e wijk, waar de meute zich in twee splitste. De eerste halte was de Synagoge in de Van Nestlei. De hekken werden losgerukt, ruiten ingegooid. Ook de inboedel werd kort en klein geslagen en vervolgens op de straat gegooid en in brand gestoken. In de synagoge zelf werden tevens vuurhaarden gesticht. Even later gebeurde hetzelfde met de synagoge en het huis van de Antwerpse opperrabbijn Marcus Rottenberg in de Oostenstraat. Maar nog had de bende er niet genoeg van. Ze trok verder richting Provincie-, Kruik-, Magdalena-, Lange van Ruusbroec-, Rolwagen- en Steenbokstraat, waar winkeletalages werden ingegooid en een aantal inboedels werden beschadigd. De Antwerpse brandweer die de brandhaarden probeerden te blussen werden door de menigte bedreigd. Deze kon pas in actie komen wanneer de massa verdwenen was.

Na de oorlog werden vele leden en de leidinggevende figuren van Volksverwering door het Belgische krijgsgerecht veroordeeld tot zware straffen. Het is niet bekend of er ook Balenaren lid waren van deze antisemitische organisatie.
Bibliografie
R. RUTTEN, Van Genk tot Mauthausen, Epo, 131-133.
L. SAERENS, De jodenjagers van de Vlaamse SS, Lanno, Tielt, 67-76.
R. VAN DOORSLAER, Gewillig België, Overheid en Jodenvervolging in België tijdens de Tweede Wereldoorlog, Meulenhoff/Manteau, 2007.
J. VAN ROESSEL, Staalharde feiten.
'Volksche Aanval', 29 (19 juli 1941).
Collectie Tom Vanleeuwen.

Copyright Balen Bevrijd 


  • WELKOM
    • Wie zijn wij?
    • Ambassadeur Heemkunde Vandaag
    • Over deze website
  • Object van de Maand
    • Januari 2021
    • Jaaroverzicht 2020 >
      • December 2020
      • November 2020
      • Oktober 2020
      • September 2020
      • Augustus 2020
      • Juli 2020
      • Juni 2020
      • Mei 2020
      • April 2020
      • Maart 2020
      • Februari 2020
      • Januari 2020
    • Jaaroverzicht 2019
    • Jaaroverzicht 2018
    • Vorige Objecten
  • Pop Up Museum
  • Balen tijdens WOII
  • Oorlogsslachtoffers
    • Inventaris
    • Fiches
  • Collaboratie in de Zuiderkempen
  • Projecten
  • Gooi niets weg!
  • Contacteer ons!
  • Links
  • Nieuwe pagina