BALEN BEVRIJD
  • WELKOM
    • Wie zijn wij?
    • Ambassadeur Heemkunde Vandaag
    • Over deze website
  • Object van de Maand
    • Januari 2021
    • Februari 2021
    • Maart 2021
    • April 2021
    • Jaaroverzicht 2020 >
      • December 2020
      • November 2020
      • Oktober 2020
      • September 2020
      • Augustus 2020
      • Juli 2020
      • Juni 2020
      • Mei 2020
      • April 2020
      • Maart 2020
      • Februari 2020
      • Januari 2020
    • Jaaroverzicht 2019
    • Jaaroverzicht 2018
    • Vorige Objecten
  • Pop Up Museum
  • Balen tijdens WOII
  • Oorlogsslachtoffers
    • Inventaris
    • Fiches
  • Collaboratie in de Zuiderkempen
  • Projecten
  • Gooi niets weg!
  • Contacteer ons!
  • Links
  • Nieuwe pagina

Objecten van de maand - 2013

Januari 2013

Het object van de maand Januari 2013 is een reeks artefacten die allen betrekking hebben op Reimond Tollenaere.

Reimond Tollenaere werd geboren te Oostakker op 29 juni 1909. Hij was de zoon van een aannemer en deed zijn middelbare studies aan het Sint–Lievenscollege te Gent. Omdat zijn vader zich als aannemer in Ieper vestigde, om te werken voor de verwoeste gewesten (ten gevolge van de Eerste Wereldoorlog), deed hij zijn middelbare school verder in het Sint–Vincentiuscollege van Ieper.
In het college van Ieper kwam Reimond Tollenare met het ideeëngoed van het Algemeen Katholiek Vlaams Studentenverbond of AKVS in contact. Na een kleine tussenstop van twee jaar beëindigde hij zijn humaniorastudies aan het Sint–Lievenscollege te Gent. Hij zette zijn studies verder aan het Klein Seminarie te Roeselaere om priester te worden. Omwille van zijn Vlaams-nationalistische overtuiging werd Reimond echter van het Seminarie verwijderd. Hij ging vervolgens rechten studeren aan de Rijksuniversiteit van Gent.
Als Vlaams Nationalist kwam hij in contact met het Algemeen Vlaams Hoog Studentenverbond of AVHS. Toen de in 1928 vrijgelaten August Borms in Sint-Amands te Gent kwam spreken, werd er door de organisatoren gevreesd voor oproer. Daarom werd er beroep gedaan op een tiental jongeren, die de lijfwacht van August Borms werden. Eén van hen was Reimond Tollenaere.
In 1932 was Tollenaere praeses geworden van het AVHV. Tijdens zijn periode als praeses ondernam hij ook een studiereis naar Noord-Duitsland. Onder het gezag van Tollenaere verhardde het AVHV in een radicalere Vlaams-Nationale organisatie. Als veelgevraagde spreker op Vlaams-Nationale meetings, kwam Reimond Tollenaere in contact met Staf De Clercq (de leider van de politieke eenheidsbeweging VNV). Reimond Tollenaere was nauw betrokken bij de oprichting en werking van het VNV en werd door Staf de Clercq benoemd tot algemeen propagandaleider van de partij.
In 1934 behaalde hij het diploma van doctor in de rechten aan de universiteit van Gent. Na zijn legerdienst nam hij, op verzoek van Staf De Clercq, de functie waar van arrondissementsleider voor het gewest Mechelen. Toen de parlementsverkiezingen van 1936 voor de deur stonden, kwam Tollenaere meermaals politiek in aanvaring met Ward Hermans (gewezen Verdinaso-lid) en het Molse parlementslid Thomas De Backer. Om het electorale succes niet te schaden moest Tollenaere op verzoek van Staf De Clercq verhuizen naar het arrondissement Roeselare. Slechts na een maand van politieke werking werd Reimond Tollenaere in 1936 verkozen als volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Roeselaere–Tielt.
Op 10 mei 1940 werd Tollenaere aangehouden door de Belgische Rijkswacht en gedeporteerd richting Frankrijk. Hij werd in bewaring genomen in de Franse havenstad Saint-Malo. 'Bevrijd' door de Duitsers, kwam hij op 22 juni 1940 terug aan te Roeselare. Na zijn thuiskomst wenste hij geen afwachtende houding aan te nemen, maar samen met het VNV tot collaboratiepolitiek over te gaan.
In juli 1940 werd hij officieel door Staf de Clercq benoemd tot 'Algemene Commandant der Zwarte Brigade', de paramilitaire organisatie van het VNV. Om in de gunst te komen van de Duitse bezetter, begon het VNV vrijwilligers te ronselen voor de Waffen-SS, met als doel het politieke machtsmonopolie in Vlaanderen te verwerven.
In de lente van 1941 (10 mei 1941) werd de eenheidsbeweging VNV gesticht, waarbij het Verdinaso en Rex-Vlaanderen opgingen in het VNV. Reimond Tollenaere werd benoemd tot 'Commandant-Generaal der Dietsche Militie/Zwarte Brigade'.
Op 22 juni 1941 begon operatie Barbarossa, de Duitse inval in de Sovjet-Unie. Tollenaere werd, als hoofd van de DM/ZB, nauw betrokken bij gesprekken over de oprichting van het Vlaams Legioen. Hij meldde zich vrijwillig als soldaat en vertrok op 6 augustus 1941 samen met 405 andere Vlaamse vrijwilligers, van het Vlaams Legioen, naar het oostfront. Tollenaere werd, samen met enkele andere Vlaamse vrijwilligers, van de groep verwijderd om een officierenleergang te volgen aan de 'Führerlehrgang für Germanische Freiwillige'. Op 19 september 1941 werd hij benoemd tot 'Untersturmführer der Waffen-SS' ofwel Luitenant van de Waffen-SS.
Bij de tweede inzet van de Vlaamse vrijwilligers aan het front bij Leningrad sneuvelde Reimond Tollenaere, op 22 januari 1942, in de buurt van Kopcy. Zijn commandobunker werd getroffen door 'vriendelijk' artillerievuur uit de Spaanse linies. Zijn dood bracht een ware storm van verontwaardiging en rouw mee in de rangen van het VNV, die zich eveneens illustreerde in het opgang komen van een 'papieren' cultus rond de figuur.
Het sneuvelen van Reimond Tollenaere werd uitvoerig in de Vlaamse pers besproken. Vooral de persorganen van het VNV besteedden veel aandacht aan de dood van Tollenaere.

Het dagblad Volk en Staat bracht een speciale weekend–editie uit over de dood van Reimond Tollenaere waar hij wordt afgebeeld als Commandant-Generaal der Dietsche Militie/Zwarte Brigade. (Krant Volk en Staat Zondag 1 en Maandag 2 februari 1942.) In een andere editie van Volk en Staat staan eveneens huldebetuigingen en wordt Tollenaere afgebeeld in uniform van Untersturmführer der Waffen-SS. (Krant Volk en Staat Dinsdag 3 februari 1942.)
Na de dood van Reimond Tollenaere aan het oostfront was het VNV in een diepe rouw ondergedompeld. Op 12 juli 1942 hield het VNV een grote herdenkingsplechtigheid door de straten van Brussel. Meer dan 12.000 leden van de Dietsche Militie/Zwarte Brigade en leden van pas opgerichte Hulpbrigade marcheerden door de straten van de stad en hielden halt op de Grote Markt. Daar legden de aangetreden manschappen de eed van trouw af. VNV-leider Staf De Clercq schouwde de troepen in het bijzijn van hooggeplaatste Duitse gasten. Deze herdenkingsplechtigheid, die uitgroeide tot de Tollenaeremars, werd vastgelegd in een herdenkingsbrochure met vele foto’s uit het leven van Reimond Tollenaere en de vele aangetreden vrijwilligers.
Bronnen
P.J. VERSTRAETE, Reimond Tollenaere bibliografie, 1996.
Krant Volk en Staat, 1,2 en 3 februari 1942.

Februari 2013

Het object van de maand voor februari is deze vroege 'Heeres Panzermütze', ofwel een kepie van de Duitse panzereenheden die onderdeel uitmaakten van de wehrmacht.

Je kan zien dat deze door de panzertroepen werd gebruikt aan de roze bies. Zo was een witte bies bijvoorbeeld bedoeld voor infanterie, een rode voor artillerie, een roze voor panzertroepen, etc. Op deze manier (samen met andere distinctieven) onderscheidden verschillende branches zich van elkaar en maakten ze zich herkenbaar in het veld of bij het uitgaan
De stempels die we aan de binnenzijde van deze kepie zien zijn afkomstig van een Tsjechisch theaterhuis. Deze kepie is dus na de oorlog in een inventaris van een film/theaterstudio terecht gekomen, nadat deze was achtergelaten door de terugtrekkende Duitse troepen. Hoogstwaarschijnlijk zijn deze stempels van de 'Statni-Film' filmproducent, welke er voor bekend stond originele items te gebruiken in hun producties. 

​
De oorspronkelijke (oorlogse) eigenaar heeft zijn kepie ook gepersonaliseerd met zijn initialen: 'H-B'. Tevens staat in de zweetband de informatie van de maker van deze kepie vermeld:
Hüthaus Hanke
Breslau
Friedrich-Wilhelmstrasse 25


Onder zien we een foto van Panzer Oberfeldwebel Albin Hamann, welke het leven liet op 15 december 1942 in de slag om Stalingrad. Hij droeg een identiek exemplaar van de boven getoonde kepie. Al is het niet echt mogelijk de roze bies op deze zwart-wit foto te onderscheiden, weten we toch met zekerheid dat hij op deze foto zulk exemplaar droeg.
Een fragment uit de 'Statni-Film' productie 'Tank Brigade':
Bronnen
Foto OFW. Albin Hamann: Kurt M.

Maart 2013

Het object van de maand Maart 2013 is een Engels kenteken van het East Lancashire Regiment.

In september 1944, vlak na de bevrijding van Balen en omstreken, verbleef het 1st Battalion van dat regiment in de regio van Mol. Het eerste Bataljon maakte deel uit van de Engelse 53rd Welch Infantry Division, meer bepaald van de 158th Infantry Brigade.

Als klein jongetje kreeg V. Grobben het mutskenteken als oorlogssouvenir van een Engelse soldaat, genaamd Fenwick. In het archief van de Objecten van de maand staan reeds twee foto’s van diezelfde soldaat en enkele inwoners van het Heike te Balen.

Fenwick behoorde echter tot de 120th Company van het Royal Pioneer Corps en niet tot het 1st Battalion van het East Lancashire Regiment. De compagnie van pioniers waarvan Fenwick deel uitmaakte, was vanaf oktober 1944 wel in dezelfde regio gelegen waar ook dat laatste regiment verbleef vlak na de bevrijding, namelijk in de buurt van de Glasfabriek te Mol-Gompel. Vanuit Gompel bracht Fenwick geregeld bezoekjes aan de bewoners van het Heike te Balen en werden er eveneens voedingswaren geruild. Omdat de Engelse soldaten altijd wel iets te bieden hadden, vormden de militairen vaak een ware attractie voor kinderen. Vele jongelui waagden dan ook hun kans om een gepast souvenir van ‘de bevrijders’ te kunnen krijgen.
Dankwoord
Mutsspeld: schenking V. Grobben.
Foto soldaat Fenwick: schenking Fam. Wils-Maes.

Bronnen
BOUCHERY, J., Le Tommy de la liberation, De la Normandie à la Baltique, 1998.
LONDEN, National Archives, War Diary 4th Welch, 1 september 1944 - 30 september 1944.
LONDEN, National Archives, War Diary 120 Coy.
Mondelinge getuigenis Fam. Wils-Maes en V.Grobben.

April 2013

Het object van de maand April 2013 bedraagt enkele artefacten van de Deutsche Luftwaffe Flakartillerie of vrij vertaald 'Duitse Luchtmacht luchtdoelartillerie'.

Al zeer vroeg werd in het Duitse leger, alsook in andere Europese legers, de luchtdoelartillerie opgericht. Het was de bedoeling het eigen luchtruim en dat van de veroverde gebieden te verdedigen tegen vijandelijke vliegtuigen. Na de Duitse inval en de capitulatie van België werden er overal op het Belgisch grondgebied luchtdoelkanonnen geïnstalleerd bij belangrijke strategische plaatsen. Naarmate de oorlog vorderde en de geallieerden het luchtoffensief op Duitsland en de bezette gebieden verhoogden, bleek de Luftwaffe onvoldoende grondpersoneel te hebben om kanonnen te bedienen. Daarom deed het Duitse Oberkommando vanaf juni 1944 een beroep op Vlamingen om toe te treden tot de Luftwaffe. In juli 1944 werd daarom de 'Vlaamse Flakbrigade' opgericht. (FLAK: Flieger Abwehr Kanone.) De werving voor de Vlaamse Flakbrigade gebeurde op vrijwillige basis en had tot doel de Vlaamse kust en steden te verdedigen tegen 'terreuraanvallen op burgers en kunstwerken'. De vrijwilligers kregen hun militaire opleiding te Brustem bij St-Truiden in de kazerne van de Saffraanberg. Tot een eigenlijke inzet van de vrijwilligers op het Vlaamse grondgebied is het niet gekomen daar de geallieerde legers in snel tempo richting België oprukten. Tijdens de septemberdagen van 1944 trokken de Vlaamse vrijwilligers, samen met de Duitse troepen, mee af richting Nederland en Duitsland.

In Duitsland kwam het dan tot een versmelting van de reeds opgeleide vrijwilligers en de vluchtende leden van de Vlaamse Wachtbrigade. (Voordien heette die eenheid 'de Fabriekswacht'. Zij deden gedurende de oorlog wachtdienst voor de Luftwaffe in bezet België.) De reeds opgeleide vrijwilligers bleven samen en vormden de 1e batterij zware luchtafweer. De overige Vlaamse vrijwilligers, afkomstig van de Vlaamse Wachtbrigade, verzamelden in de luchtmachtkazerne van Lippstadt om tot Gemischte Flamische flakabteilung 590 te worden omgedoopt.
Op 17 september 1944 vond in Nederland de operatie Market Garden plaats. Toen de Vlaamse vrijwilligers in Lippstadt aan hun opleiding bezig waren, werd een deel van hen weggeroepen en ingezet aan het front te Arnhem. Een ander onderdeel van de Vlaamse vrijwilligers kwam in contact met geallieerde troepen in de buurt van Nijmegen in de dorpjes Mook en Middelaar. Na het mislukken van het geallieerde offensief bij Arnhem werden de Vlaamse vrijwilligers in oktober 1944 teruggetrokken richting Lippstadt. Toen de opleiding voltooid was, vertrok de hele afdeling naar het Rijngebied om met hun kanonnen ingezet te worden tegen de geallieerde grondtroepen, die onophoudelijk met hun pantservoertuigen een bruggenhoofd trachtten te creëren op de rechteroever van de Rijn.
De Vlaamse vrijwilligers werden ingezet aan enkele belangrijke bruggen over die rivier, vooral ten noorden en te zuiden van de stad Mannheim. De Vlamingen leverden hevige strijd om de spoorwegbruggen te Germersheim en te Rheinsheim. Maar op 23 maart 1945 was de geallieerde pletwals niet meer te stuiten en moesten de Vlaamse vrijwilligers in allerijl achteruit. Tot en met de overgave trokken de Vlamingen doorheen Zuid-Duitsland en stelden hun kanonnen op om steden en fabrieken te beschermen tegen de geallieerde luchtmacht. Toen Duitsland capituleerde op 8 mei 1945 ging het overgrote gedeelte van de Vlaamse Flakbrigade in Amerikaanse krijgsgevangenschap.

Gedurende de omzwervingen van de Vlaamse vrijwilligersformatie op Duits grondgebied, was één van de meer dan 2000 Vlamingen een geboren Balenaar. Gedurende de opleiding te Lippstadt werd hij bevorderd tot onderofficier bij de eerste batterij. Hij kreeg er de taak als Flugmelder. De batterij waarin deze Balenaar dienst deed, werd ingezet te Werl, Paderborn, Worns, Germersheim, Sinsheim, Kornwestheim, Ulm, Pfuhl, Gunsburg en Reisenburg. De batterij werd op 3 mei 1945 ontbonden op de markt van Wald-Oberneufnach.

Bronnen
J. VINCKX, Vlaanderen in uniform, Deel 3, 72-158.
Foto's Bundesarchiv Duitsland.

Mei 2013

Het object van de maand voor de maand mei is deze goed gedragen vest van de '27. SS-Freiwilligen-Grenadier-Division Langemarck', zoals deze werd gedragen door Vlaamse vrijwilligers bij de Waffen-SS.

Deze vest betreft het model 1943 en werd gedragen van het midden tot eind Tweede Wereldoorlog. Typische karakteristieken voor deze vesten zoals te zien op de foto's waren de trifo- kraagspiegel (rond hakenkruis met 3 'benen'), het Vlaamse armschildje en vaak ook een mouwband gemonteerd op de lagere helft van de mouw onder het Vlaamse schildje. Zoals je kan zien op de foto heeft deze vest echter nooit zulke mouwband gemonteerd gekregen.

Op de foto's zien we de typische karakteristieken van een door de 'Langemarck' gedragen vest. De trifo-kraagspiegel, en het Vlaamse schildje. Vaak werd er ook een 'Langemarck' mouwband gemonteerd op deze vesten, maar zoals te zien heeft deze vest nooit een mouwband gemonteerd gekregen.

Juni 2013

Voor de maand Juni 2013 worden een reeks objecten getoond met betrekking tot de Boerenwacht.

Naarmate de Tweede Wereldoorlog vorderde, werd het voedsel schaarser. Allerhande levensmiddelen werden door de bezetter opgeëist en sommige etenswaren werden gerantsoeneerd. Om de voedselverdeling toch enigszins in goede banen te leiden werd de “Nationale Landbouw- en Voedingscorporatie” (NLVC) opgericht. Deze organisatie werd in het leven geroepen om ervoor te zorgen dat de voedselvoorziening toch een beetje gestructureerd werd. Maar deze organisatie kreeg samen met de landbouwers te kampen met een overvloed aan diefstallen. Akkers en velden werden ’s nachts door dieven geplunderd en vee werd uit de stallen geroofd en ter plaatse geslacht.
Om deze misbruiken tegen te gaan werd er, onder de leiding van het NLVC (Nationale Landbouw- en Voedingscorporatie), op 05/04/1941 beslist dat:
“Men eraan denkt, met het oog op de bescherming der vruchten gedurende de aanstaande zomermaanden, een boerenbrigade op te richten bestaande uit jonge boeren. Wij rekenen op uw inzicht en de vertrouwelijkheid en belangrijkheid van deze mededeling, om hieraan dringend een gunstig gevolg te geven.”

Door het besluit van 24/06/1941, uitgaande van de Secretaris-Generaal van Landbouw en Voedselvoorziening E. De Winter en van Secretaris-Generaal van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid G. Romsée werd de Boerenwacht officieel ingericht. Al deze besluiten gingen dus uit van de NLVC. Er werd besloten om een vrijwillige Boerenwacht op te richten.

De vrijwillige Boerenwacht

De vrijwillige Boerenwacht ging officieel van start op 26/06/1941. De bedoeling van de oprichting van een vrijwillige Boerenwacht was:
Artikel I: Het bewaken van de veestapel, landeigendommen, veldvruchten en vruchten van de grond waar deze zich ook mochten bevinden. De leiding hiervan werd toevertrouwd aan het NLVC.
Artikel II: De Boerenwacht werd voor de uitoefening van haar politionele opdracht onder het gezag van de burgemeester gebracht. De Boerenwachters waren geen ambtenaren van de gemeentelijke politie, legden geen eed af, waren niet bezoldigd en waren niet bevoegd rechtsgeldige processen verbaal op te maken. Zij konden enkel als getuige gehoord worden. De overtreders die zij op heterdaad betrapten, moesten zij bij de politieoverheid brengen. Zij hadden wel het recht om wagens en personen ter identificatie staande te houden.
Reeds voor 26/06/1941 bestonden er al in verschillende gemeenten wachtorganisaties die onder leiding van de verschillende gemeentebesturen werden opgericht. Deze werden nu afgelost door de georganiseerde Boerenwacht. Toch moeten we melden dat 17% van de Vlaamse gemeenten (en 32% van de Waalse gemeenten) weigerden toe te treden tot de vrijwillige Boerenwacht. De leden van de boerenwacht droegen geen uniform. Op hun gewone burgerkleding droegen zij een groene armband met de naam van Boerenwacht. Iedere persoon, toegetreden tot de Boerenwacht, kreeg een paspoort met stempel van de gemeente en van de plaatselijke Duitse Kommandantur.

De Boerenwachters waren ongewapend. Zij droegen geen vuurwapens wat hen verboden werd door de gemeentebesturen en de Duitse overheid. Sommige leden van de Boerenwacht namen een stok mee om zich eventueel te kunnen verdedigen op de nachtelijke rondes.
Wachters die vrijwillig tot de Boerenwacht waren toegetreden kregen volgens onderstaand krantenartikel wel de mogelijkheid om een verzekering af te sluiten:
Boerenwacht – verzekering
De Boerenwachters die een toetredingsformulier hebben ondertekend en werkelijk lid zijn van de Boerenwacht, zijn verzekerd tegen ongevallen. Dit is niet het geval voor hen, die hun toetreding niet ondertekend hebben.
De verplichte boerenwacht

Door de invoering van een vrijwillige Boerenwacht kon er geen einde gemaakt worden aan het plunderen van de rijpe gewassen. Het was de Duitse Militairverwaltungschef Reeder die er persoonlijk bij G. Dalle, algemeen Boerenwachtleider, erop aandrong de velden scherper te bewaken en de nachtelijke patrouilles te vermeerderen.

Hierop verscheen er in het Belgisch Staatsblad van 04/08/1941 het volgende:
“[…] Daar er in alle gemeenten de verhouding van één man per 10 hectaren nog niet bereikt was, moest de burgemeester mannelijke ingezetenen opvorderen voor de onbezoldigde dienst, tot bovenvermelde houding was bereikt.

Weigering stond gelijk met gevangenisstraf of boete. Zij die konden opgeroepen worden waren:
"Mannelijke ingezetenen, lichamelijk gezond en van onberispelijk gedrag, die hun vaste woonplaats hebben in de gemeente.”

Een artikel uit de krant "Het Getrouwe Maldeghem" van 26/07/1942 beschrijft de opeisingen voor manschappen van de verplichte Boerenwacht als volgt:
“Opeischingen voor de Boerenwacht
Een bepaalde volgorde dient bij de opeischingen in acht genomen: eerst de ongehuwde leden van de Korporatie als kleine boeren die geen bijdrage betalen, maalders, handelaars in landbouwproducten, enz… Vervolgens de andere vrijgezellen. Hierna pas komt de beurt aan gehuwde en daaronder weer eerst de landbouwers, dan de andere leden van de Korporatie, en, tenslotte, alle andere mannelijke ingezetenen.”


Volgens bovenstaand schrijven wou de NLVC niet dat de gemeentes willekeurig te werk gingen in hun opeisingen voor de verplichte Boerenwacht. Het NLVC wou betrouwbare mensen inschakelen binnen de Boerenwacht. Boeren, molenaars, handelaars in landbouwproducten en tenslotte leden van het NLVC kwamen het eerst in aanmerking om wachtdienst te lopen binnen de gemeentes. Het waren nu net die mensen die beroep konden doen op de Boerenwacht om hun eigendommen, velden en goederen, te beschermen. Daarna kwamen alle andere manspersonen aan de beurt.
Eerlijkheidshalve moeten we eraan toevoegen dat een klein deel van landbouwers wantrouwig stond tegenover dit initiatief. Niet zozeer het initiatief van een Boerenwacht zelf maar dat dit in overleg was met het NLVC. Sommige boeren namen het namelijk niet zo nauw met de bestaande wetgeving en bezondigden zich tot het achterhouden van allerhande levensmiddelen. Deze levensmiddelen werden dan tegen woekerprijzen verkocht op de zwarte markt.

De gemeente Balen en de toenmalige gemeente Olmen behoorden bestuurlijk tot het arrondissement Turnhout. Maar volgens de structuur van de Boerenwacht, werden de beide gemeentes ingedeeld bij het (volgens de structuur van de Boerenwacht) arrondissement Geel. Per arrondissement werd er een arrondissementsoverste aangesteld. Deze taak was bezoldigd en deze persoon deed dienst als een soort inspecteur. Hij was de verbindingsman tussen de verschillende gemeenten en het algemeen secretariaat. Voor het arrondissement Geel werd Ernest D’ Hondt (°1909 - + 1957) als arrondissementsoverste aangesteld. Hij trad in dienst op 05/06/1942 en kreeg de leiding over 31 gemeentes. De man behaalde de graad van onderveldmeester, werd later Boerenwachtveldmeester en was een tijdje provinciaal overste voor de provincie Limburg. Om de Boerenwacht binnen de gemeentes te leiden werd beroep gedaan op een gemeenteverantwoordelijke. Hij werd verkozen door de burgemeester en de vertrouwensmannen binnen het NLVC. In principe was dit ambt onbezoldigd maar het gebeurde wel eens dat de gemeente een vergoeding toestond voor de verloren tijd.

De verkozen gemeenteverantwoordelijken moesten voldoen aan volgende eisen:
1. Lid zijn van het NLVC als landbouwer of handelaar, bewerker of verwerker van voedingswaren of landbouwproducten.
2. Over voldoende tijd beschikken.
3. Geschoold zijn om leiding te kunnen geven.
4. Ten minste 30 en hoogstens 45 jaar oud zijn.
5. Van onberispelijk gedrag zijn.


Het was vooral de gemeenteverantwoordelijke die de taak kreeg om de Boerenwacht binnen een gemeente te coördineren. Hij was de man die de Boerenwachters deed samenwerken met Rijkswacht, Politie en Veldwachters. Hij zorgde voor de nodige vergunningen en bracht op tijd en stond verslag uit aan de burgemeester en de arrondissementsverantwoordelijke.
Om de Boerenwacht toch enigszins gestructureerd te laten werken werden er, binnen de gemeentes, enkele wijkoversten benoemd. Deze werden gekozen door het gemeentebestuur met goedkeuring van de arrondissementsverantwoordelijke. De verschillende gemeentes werden ingedeeld in wijken zodoende dat elke ploeg Boerenwachters konden patrouilleren in eigen streek.

Uit het “Plan voor de zomerwacht van 1 juni – 1 November 1943” vinden we onder artikel nrs.1-4 het volgende:
“Dit plan dient als basis voor de organisatie der zomerwacht in iedere gemeente. Van de principes hierin vervat kan niemand afwijken zonder schriftelijke toelating of bevel van den Algemeenen Overste.

1.Opdracht
Den oogst te velde of geborgen in opslagplaatsen beschermen tegen plunderingen, diefstal of vernietiging van welken aard ook. Bewaken van de hofsteden en den veestapel.

2.Deelnemers
Alle vrijwilligers en opgeëischten. Zo het aantal wachters niet volstaat kan er langs den districtsoverste om, in een met reden omkleed verslag, een bijkomende opeëisching aangevraagd worden. N. B. – Districtsoverste is de nieuwe benaming voor arrondissementsoverste.

3.Werkwijze
DAGDIENST: Ieder boerenwachter zal alle mogelijke inlichtingen of aanduidingen langs zijn gemeenteoverste om, aan de Rijkswacht of veldwachter bekendmaken. Naoogsters zal hij, desgevallend met behulp van wachters onmeedogend van de velden verjagen, rekening houdend met het bestaande besluit op het naoogsten. Bij overmacht zal hij onmiddellijk de Rijkswacht of den veldwachter verwittigen.
De gemeenteoverste zal er voor zorgen dat zijn wachters ingelicht zijn over de bestaande telefoon- aansluitingen, opdat zij er gebruik van maken wanneer hulp moet worden ingeroepen.

NACHTDIENST: De districtsoverste moet deze organisatie, samen met den gemeenteoverste en zoo mogelijk met den veldwachter, uitstippelen, in den vorm zoals hem werd opgedragen. Evenals zal een vergadering van alle boerenwachters moeten gehouden worden, waarop de districtsoverste of zijn plaatsvervanger deze organisatie uiteenzet. De voorschriften uiteengezet in de allereerste richtlijnen van de boerenwacht omtrent patrouilles, wachtwegen, contactpunten enz. blijven behouden. Patrouilles bestaan uit drie man, duren zes uren en hebben alle uren een vasten post teneinde controle en verbindingen mogelijk te maken. De patrouilleboekjes zijn verplichtend in iedere gemeente. Het patrouilleboekje: de “scheinen” vastmaken: de dienstregeling vastmaken: de dag en het uur van den dienst: de namen der dienstzijnde wachters.

4.Samenwerkingen
A RIJKSWACHT
De bestaande richtlijnen blijven van kracht voor zoo ver zij strooken met de volgende:
1° Iedere gemeenteoverste zal voor den 20n van iedere maand aan den brigadecommandant de tabel der diensten laten geworden voor de volgende maand.
2° De gemeenteoverste zal zoo veel mogelijk in verbinding blijven met den brigadecommandant: hem zullen alle inlichtingen overgemaakt worden en zoo noodig zal zijne hulp ingeroepen worden bij elk dreigend gevaar.
3° De brigadecommandant zal er voor zorgen dat iedere patrouille van de Rijkswacht in verbinding komt met de boerenwacht van één gemeente, en de patrouilleboekjes teekent.
4° De brigadecommandant zal alle mogelijke hulp bereidwillig verleenen.
5° De gewestvergaderingen zullen om de maand gehouden worden. 

B VELDWACHTERS
1° De veldwachters werden bij beslissing van den gouverneur hunner provincie vrijgesteld van alle administratief werk en verplicht zich de wijden aan de bescherming van den landelijke eigendommen, oogst en veestapel.
2° Diensvolgens zal de veldwachter met den gemeenteoverste de dienstregeling opstellen en in nauwe samenwerking met den gemeenteoverste van de boerenwacht de bescherming van den oogst en het vee verzekeren.
3° De veldwachter zal minstens twee nachtpatrouilles uitvoeren en in verbinding komen met de boerenwacht en de patrouilleboekjes tekenen.
4° Hij zal ook vooral in den dag in de velden patrouilleren op de uren dat de boeren hun land hebben verlaten: Het zij ’s morgens, ’s middags of ’s avonds voor dat boerenwacht op patrouille gaat.
5° Hij zal alle mogelijk hulp aan de boerenwachters bereidwillig verleenen.
6° Hij zal zoveel mogelijk de gewestvergaderingen bijwonen om samen met de Rijkswacht en de boerenwacht de te nemen maatregelen te bespreken.”


Op ronde

Zoals we al weten werden de gemeentes ingedeeld in verschillende wijken. Binnen deze wijken ging de Boerenwacht aan de slag. De wachters van deze wijken werden ingedeeld in groepjes van drie tot vijf man die elk ongeveer één of meerdere dagen in de week ’s nachts op patrouille gingen langs de velden. Ook overdag werd hen gevraagd een oogje in het zeil te houden. Bij het nachtelijk patrouilleren gingen de Boerenwachters in werkelijkheid maar op pad met een groepje van twee of drie personen, nooit alleen. De groepjes die door de wijken trokken troffen mekaar op voorbestemde plaatsen en uren. Dit kon ook gebeuren met groepjes Boerenwachters uit andere gemeentes. De nachtelijke patrouilles begonnen een half uur na zonsondergang en eindigde een half uur voor zonsopgang. Daarbij werd de toegang tot de velden voor iedereen verboden behalve voor de boer en zijn huisgenoten. (Enkel op eigen terrein wel te verstaan.) De Boerenwachters die in de nacht op ronde gingen waren voorzien van een Nachtschein (nachtvergunning) die de stempel droeg van de plaatselijke Duitse Kommandantur en van de plaatselijke gemeente. Gemeenteoversten en wijkoversten kregen Nachtscheine op eigen naam die geldig waren voor elke nacht.

Gewone Boerenwachters kregen de Nachtschein bij het begin van hun ronde en gaven ze terug af na hun wachtbeurt. De wachters waren te herkennen aan hun groene armband met het opschrift BOERENWACHT. Op deze armband was een stempel aangebracht van het NLVC. De Boerenwachters waren ongewapend als zij ’s nachts op ronde gingen.

Uit de verslagen, opgemaakt door Ernest D’ Hondt, kunnen we concluderen dat de Boerenwacht vanaf begin juni 1942 echt in de streek van start is gegaan.

Verslagen Ernest D’ Hondt:
05-07/06/1942: Aanvraag voor 600 armbanden
12-18/07/1942: Bestelling van 500 armbanden en de nodige dienstkaarten
19-25/07/1942: Aanvraag voor 400 armbanden en 400 ‘Nachtscheine'. De gemeenteoverste van Olen vraagt geweer te mogen gebruiken
Geweld tegen de Boerenwachters

Ondanks het inzetten van een wachtkorps kon niet verhinderd worden dat er zeer veel gestolen werd. De velden werden bij voorkeur ’s nachts geplunderd. De dieven waren meestal alleen of in groep en traden zeer brutaal op en schuwden geen geweld tegen hen die ze in de weg stonden. Het gebeurde dat grote groepen dieven ’s nachts gehele aardappelvelden leeg roofden en geen moment aarzelden om vuurwapens te gebruiken tegen Rijkswachters, Politieagenten, veldwachters of Boerenwachters die hen het stelen wilden beletten. Van deze niets ontziende agressie van sommige dieven geven we enkele voorbeelden om de lezer een beeld te kunnen geven hoe het er ’s nachts aan toe ging op de velden:

“In de nacht van 06 op 07/12/1941 was Pieter Cardinaels, burgemeester van Opglabbeek samen met de leider van de boerenwacht op ronde door de velden van de gemeente. Ze bemerkten drie verdachte kerels en riepen: ‘Halt! Boerenwacht!’ Maar de mannen vervolgden hun weg, achternagezeten door de burgemeester en de boerenwachtleider. Toen de burgemeester één van de drie had bijgehaald ontstond er een woordenwisseling. Een tweede verdachte, een mijnwerker van Opglabbeek, stapte van zijn fiets , trok zijn revolver en loste een schot op de burgemeester. Pieter Cardynaels werd getroffen in de hersenen en verloor veel bloed. Hij stierf op 08/12/1941, was 35 jaar en vader van vier kleine kinderen.”

“Op 26/07/1942 werd in Diepenbeek een lid van de boerenwacht zwaar gewond, toen hij twee verdachte personen bemerkte. De boerenwachter werd door een messteek in de hersenen getroffen en ontsnapte op het nippertje aan de dood.” 

“In de nacht van 30 op 31/07/1942 gooiden betrapte aardappeldieven in Genk zelfs lichte handgranaten naar de leden van de Boerenwacht.”


“In Geel werd in de nacht van 17 op 18 augustus een Boerenwachter op ronde door messteken toegetakeld”

Door de veelvuldigheid van alarmerende verslagen, van geweld tegen Boerenwachters, gericht aan het algemeen secretariaat der Boerenwacht werd er, op vraag van de algemene Boerenwachtleider, een verzoek ingediend bij de Duitse Militärverwaltung, tot het ter beschikking stellen van verweerwapens. In de eerste plaats werd er gedacht aan pistolen en geweren die de Boerenwachters mee op ronde konden nemen. De Duitse overheid zag dit niet zitten maar kwam wel voor een deel tegemoet aan de vraag van de Boerenwacht. Op 16 april 1943 werd door de Militärbefehlshaber aan de Boerenwacht een zeker aantal jachtwapens ter beschikking gesteld. Over heel België werden er ongeveer 1.800 jachtgeweren uitgereikt aan de gemeentes.

Uit het “Plan voor de zomerwacht van 1 juni – 1 November 1943” vinden we onder artikel nr. 5 BEWAPENING het volgende:
1° Eenvormige knuppels zullen door de leiding van de boerenwacht tegen inkoopprijs ter beschikking van de leden worden gesteld. 
2° Aan elk lid van de boerenwacht wordt ambtshalve macht verleend om een matrak te dragen in het uitoefenen van zijn ambt. 
3° De bewapening met jachtgeweren: De burgemeester kan aangezocht worden om één of meerdere jachtgeweren op de Kommandantur af te halen. Hij stelt dit of deze wapens ter beschikking van den gemeenteoverste van de boerenwacht samen met de wapenkaart (en) die hij van den districtsoverste ontvangt en die als toelatingsbewijs voor wapendracht geld. De gemeenteoverste bewapend zich zelf, zijn wijkoversten of patrouilleoversten en zorgt ervoor dat de degelijk ingevulde wapenkaart den drager van een wapen altijd vergezeld. De gemeenteoverste zorgt ervoor dat elke bewapende overste zijn wapen en wapenkaart binnenbrengt op de aangeduide plaats. Hij houdt eveneens inspectie over de munitie. Het is vanzelfsprekend dat de districtsoverste alle toezicht heeft op de wapens en de munitie en gerechtigd is de wapens van de eene gemeente naar de andere te doen herplaatsen naargelang van de noodzakelijkheid.


Elk groepje Boerenwachters kreeg vanaf het oogstjaar 1943 een jachtgeweer mee op patrouille. De verantwoordelijke ploegoverste moest dit bij de gemeenteoverste afhalen en na de nachtelijke ronde terug bezorgen op het gemeentehuis.

Niet alleen de Boerenwachters op ronde mochten gebruik maken van een vuurwapen. Ook afgelegen landbouwbedrijven konden, met goedkeuring van het gemeentebestuur, (burgemeester en gemeenteoverste) districtsoverste der Boerenwacht en de bevoegde Duitse Kommandantur, gebruik maken van een vuurwapen om hun gewassen en eigendom te beschermen tegen dieven. Deze maatregel werd pas ingevoerd door een schrijven van het Duitse Militair bestuur in België op 10/11/1943. Om een vuurwapen te bezitten moesten de landbouwers aan bepaalde criteria voldoen:
- De aanvraag kon enkel ingediend worden door het bedrijfshoofd.
- De boerderij moest 1500 meter verwijderd zijn van de bebouwde agglomeratie.
Als men aan deze criteria voldeed kon men een aanvraag indienen voor een wapenvergunning voor het houden van een jachtgeweer, ter verdediging van zijn eigendom.
De vergunninghouder dient wel te weten dat:
- Dat het wapen enkel en alleen mag gebruikt worden binnen de omheining van het eigen grondgebied.
- Dat bij elk gebruik, van het jachtgeweer, moest binnen de 24 uur een schriftelijk verslag uitgebracht worden bij de districtsoverste der Boerenwacht samen met de lege patroonhulzen.
- De Boerenwacht kon niet aansprakelijk gesteld worden voor gebruik van het wapen, dit viel onder de volledige verantwoordelijkheid van de vergunninghouder.
- De vergunninghouder van het wapen kon verplicht worden een verzekering af te sluiten bij een door de boerenwacht aangeduide verzekeringsmaatschappij.


Dat sommige landbouwers van afgelegen boerderijen een aanvraag indienden, om een wapen te bekomen, is eigenlijk niet te verwonderen. We halen slechts één van de vele voorbeelden van banditisme aan waarmee de gemeente Balen en de toenmalige gemeente Olmen geconfronteerd werden gedurende de Tweede Wereldoorlog:
“Hoeve geplunderd
Een 15- tal bandieten hebben ’s avonds de eenzaam gelegen hoeve van den heer Geeraerts te Balen overvallen. Na geheel de woning hebben te doorzocht, zijn zij vertrokken met meer dan 93.000 fr., een levend varken, een damesfiets, een uurwerk en drie fietsen.” 
(Krant De Vooruit, 19/02/1944.)

De gemeente Balen

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd er ook te Balen een Boerenwacht opgericht. Slechts enkele sporadische gegevens zijn hierover beschikbaar.

Een eerste bron vinden we in de publicatie “100 jaar brandweer Balen”:
“In januari 1944 werd de Boerenwacht ingelijfd bij de brandweer en stonden ze samen in voor de passieve luchtbescherming; er werden wijkoversten aangesteld die de weerbare mannen van de wijk konden opeisen in geval van een rampzalige toestand.
Wijk 1: Steeg, Steegstraat, Molenstraat en Ongelberg
Wijkoversten: Frans Cochet en Florent Hendrickx 
Wijk 2: Schoor, Scheps, Hoolsterberg, Hoolst, Holven, Holven, Reyt en Berg
Wijkoversten: August Mertens en Benedictus De Groof
Wijk 3: Hulsen, Rosselaar, Grees, Savel en Lille
Wijkoversten: Jos Volders en Emiel Eyckmans
Wijk 4: Rijsberg, Gerheiden, Soef, Rijsbergdijk en Driehuizen
Wijkoversten: Emiel Van Gestel en Alfons Gabriëls
Wijk 5: Vennen, Malou en Schoorheide
Wijkoversten: Albert Baten en Frans Swinnen

In mei 1944 hielden de manschappen zich vooral bezig met het uitgraven van schuilgrachten welke zich ondermeer bevonden aan de meisjesschool, in de Gemeentestraat, Zandstraat, Kloosterstraat, aan het station en in Hoolst. Aan deze klus verdiende een brandweerman 5 frank per uur."

Via deze informatie kunnen we met zekerheid zeggen dat, volgens de structuur van de Boerenwacht, de hele gemeente Balen werd ingedeeld in wijken. Het hele grondgebied werd ingedeeld behalve voor de wijk Wezel is er geen informatie voor handen.

Ook in de verslagen van arrondissementsoverste Ernest D’ Hondt wordt de gemeente Balen vermeld:
02-08/08/1942: Dieven (Balen, Olen). 6 gemeenten vragen nog armbanden en passen
21-27/11/1943: 1 PV tegen wachter te Meerhout. Gewapende overvallen te Veerle, Balen en Olmen

Via een oproep in de nieuwsbrief van Erfgoed Balen kwamen we in contact met Victor Snoeckx. Deze wist mij heel wat te vertellen over de Boerenwacht te Balen. We laten Victor aan het woord:
“Aanvankelijk was mijn vader aangesteld als lid van de Boerenwacht, maar hij werkte in ploegen (vroege- late – nacht) wat niet gemakkelijk was om telkens de nachtelijke rondes mee te lopen. Als 19 jarige werd ik, gedurende het jaar 1942, een paar maal door mijn vader opgetrommeld om zijn plaats in te nemen. Ik moest dan op ronde met een oudere persoon langs de velden in het centrum. Onze wijk was deze van de Berg, de Vaartstraat en de Oude Molsebaan. Vooral de rijpe aardappelen en de graangewassen waren zeer in trek bij de dieven. Het kwam zelfs zo ver dat zelfs de eerste plantaardappelen van de velden gestolen werden. Ook het graan dat rijp was en op de velden in schoven klaar stond was het de gewoonte om de rijpe koppen van het graan te snijden. We vertrokken op ronde als het donker was tot het terug licht werd. Dit gebeurde slechts enkel tijdens de oogstmaanden. Tijdens deze nachtelijke rondes waren we niet gewapend met een pistool of een jachtgeweer. We hadden wel een stok, allee gewoon ne klippel ergens uit de kant gesneden, om ons eventueel te kunnen verdedigen als het nodig moest zijn. Toen ik mee op ronde ging was ik nooit getuige geweest van een diefstal of geconfronteerd geweest met dieven. Om ons toch enigszins kenbaar te maken, hadden we ne licht geelgroene armband met de letters boerenwacht erop.”

Ook in de wijk Hulsen werd er een Boerenwacht geïnstalleerd. Via de oproep in de nieuwsbrief kwamen we eveneens in contact met Louis Geukens. Tijdens de oorlogsjaren woonde Louis thuis bij zijn ouders op ’t Eind in Balen-Hulsen. We laten Louis aan het woord:
“Ons vader Victor Geukens was een tijdje aangesloten bij de Boerenwacht te Hulsen. Tijdens de nachtelijke patrouilles waren ze altijd met twee man. Meestal werd de boerenwacht opgetrommeld tijdens de zomermaanden waarin er geoogst werd. Lang moesten ze niet patrouille lopen wat ik weet nog dat zij bij zonsondergang op pad gingen en rond één a twee uur ’s nachts terug afgelost werden. Om zich herkenbaar te maken droegen ze een groene armband en hadden papieren bij om ’s nachts over straat te lopen. Dit plan werd opgesteld door de gemeente. De geliefkoosde veldgewassen om te stelen waren granen en aardappelen. Toen het graan rijp was om verwerkt te worden werd dit veelal opgeteld in schoven om vervoerd te worden. Meermaals heb ik kunnen zien dat de aren van het graan waren weggeknipt. Wij hadden thuis een stuk grond liggen achter den Ossenberg dat wij voor de helft beplantten met graan en de andere helft met patatten. Wij hebben geluk gehad dat er tijdens de oorlog niks van ons veld werd gestolen. Op andere plaatsen in Hulsen heb ik kunnen zien dat er aardappelen van de velden gestolen waren. Soms viel het op dat er patatten gepikt waren net op de plaats waar de patrouille van de Boerenwacht géén ronde liep. Mijn vader is maar een tijdje Boerenwachter geweest want hij kreeg bevel om zich te melden voor verplichtte tewerkstelling in Duitsland. Later dook hij onder om uit de handen van de Duitsers te blijven. Toen vader ondergedoken leefde en hier en daar bijkluste om rond te komen liet hij zich niet met geld betalen maar met levensmiddelen.”

Uit een bestaande brief van het gemeentebestuur kunnen we heel wat afleiden over de werking van de Boerenwacht te Balen.

Gemeentebestuur van Balen – Neet.
Dienst der Boerenwacht.
Wacht van ………
Wijkoverste: Dillen L.

Mijnheer,
De omstandigheden verplichten ons van de Boeren- en Burgerwacht terug in te voeren. Op verschillende velden werden reeds aardappelstruiken uitgerukt en alles laat voorzien dat dit nog verergeren zal. Buiten den aardappeloogst dienen ook de andere veldvruchten beschermd te worden. De wacht is voor elkeen zoo licht mogelijk gemaakt. Op gansch het seizoen moet U selcht (slechts) 4 wachten doen van 4 uur, wat dus in het geheel niet overdreven is. DAAROM ook doen we een beroep op uwe welwillendheid om de wacht volledig en goed te verrichten en geen vrijstelling aan te vragen wanneer zulks niet noodig is. De plaatselijke Duitsche overheid is verwittigd van de aanwezigheid bij nacht van de wachters.

DIENSTREGELING:
Volgende dienstregeling werd getroffen:
Er is voor U alle 20 dagen een wacht van 4 uur.
U valt in groep nr. 4 en moet wacht verrichten op volgende datums:
13 juli. / 2 Aug. / 22 Aug. / 11 sept.
De uren van vertrek en samenkomst worden U door de wijkoverste medegedeeld. Voor de eerste wacht echter moet U om 23 uur (elf uur ’s avonds) zonder verdere verwittiging bij uw wijkoverste zijn. Voor de verdere wachten moeten de passen, controolboekje, wegwijzer enz… bij den wijkoverste worden afgehaald door U of een (één) uwer makkers (af te spreken), in den namiddag of in den vooravond. Na de wacht moeten deze zaken zoo spoedig mogelijk bij den wijkoverste worden bezorgd. De controolpunten en uren moeten stipt worden in acht genomen.
De wijkoversten zullen verder alle mogelijke inlichtingen verschaffen.

BIJZONDERE WACHTEN. Buiten de gewone wacht is ook een ‘speciale’ en ‘mobiele’ wacht ingericht geworden. De speciale wacht heeft voor doel op onregelmatige uren een wacht te verrichten. De mobiele wacht doet wacht op verschillende uren.

VRIJSTELLING VAN WACHT. Alleen op voorlegging van gemotiveerde schriftelijke verklaringen wordt ‘schriftelijk’ vrijstelling van wacht verleend. Zonder deze schriftelijke vrijstelling is niemand gerechtigd zich te onthouden van wacht te doen.

INLICHTINGEN STEEDS TEN GEMEENTEHUIZE 2e Verdiep.
Te Balen-Neet den 1.7.1944
De Burgemeester
A. Delsupehe
N.B. Gelieve goed na te zien op welke datums uwe wacht plaats heeft. U zult geen verdere kennisgeving meer ontvangen Uw eerste wacht om 23 uur bij uw wijkoverste. Inlichtingen bij uw wijkoverste.”


Uit het bovenstaande document leren we dat de Boerenwacht een tijdlang in de gemeente afgeschaft werd. Door het toenemend aantal klachten van diefstallen op de velden werd de Boerenwacht terug ingevoerd op 1 Juli 1944. Uit deze brief leiden we af dat de gemeente Balen het concept van verplichtte Boerenwacht invoerde. Men kon enkel vrijstelling bekomen door een schriftelijke motivatie neer te leggen bij het gemeentehuis. De brief leert ons dat blijkbaar de Burgemeester aan het hoofd stond van de Balense Boerenwacht en tevens de Duitse overheid verwittigde van de nachtelijke rondes. Verder kregen de wijkoversten ook heel veel verantwoordelijkheid te verwerken. Zij waren het die op het terrein alles in goede banen moesten leiden. Verder valt op dat de wachters slechts vier uur op patrouille moesten. Uit het document blijkt dat men, buiten de gewone nachtelijke rondes, ook een speciale mobiele eenheid van Boerenwachters had opgericht. Deze konden in de verschillende wijken en op alle mogelijke tijdstippen de patrouille aanvatten.

De gemeente Olmen

Ook werd er tijdens de Tweede Wereldoorlog een Boerenwacht opgericht te Olmen. Een belangrijke bron vinden we terug in het boek: “Olmen tijdens de Tweede Wereldoorlog” van auteur Frans Smolders:

De Boerenwacht wordt ingesteld
Jef Beylemans werd in Olmen door het gemeentebestuur en door de landbouwcommissie aangesteld om de boerenwacht te organiseren. Per gehucht kwamen de mannen tussen 18 en 60 samen om een beurtrol op te stellen. Zij moesten in het seizoen de gewassen ’s nachts bewaken. Er werden twee ronden gelopen: één na 22 u en één voor 5 u in de morgen. Dit gebeurde natuurlijk op een willekeurig tijdstip. De bewakers waren gewoonlijk met twee. Eén jachtgeweer was beschikbaar voor heel Olmen. Het wisselde vaak van hand. Soms gebeurde het dat men dieven betrapte. De wachters mochten geen proces-verbaal opstellen, maar moesten enkel trachten de diefstallen te voorkomen. De betrapten gingen dan op de loop. Soms werden de mannen van de boerenwacht bedreigd.
​

Alarm bij toeval
Op zekere nacht arriveerden de burgervangers* op de markt. Fil Beerten was met zijn hulpveldwachter Eugeen Ooms juist op Boerenwachtronde. Hij wist niet goed wat al dat kabaal betekende en schoot prompt met zijn jachtgeweer in de lucht. De Duitsers waren hiermee niet in hun nopjes, want heel de markt schoot wakker. Een werkweigeraar maakte er dankbaar gebruik van, wipte in zijn sloffen, en ontsnapte langs de ‘hovingen’.” 
(*Dit waren leden van de Zivilfahndungsdienst, speciaal door de Duitse overheid in het leven geroepen om werkweigeraars op te sporen en te arresteren. Het waren meestal leden van de Duitse Feldgendarmerie die samen met Belgische leden van de Hilfsfeldgendarmerie opsporing deden naar ondergedoken werkweigeraars. Zij gingen ook zeer brutaal te werk. In veel gevallen als de gezochte niet aanwezig was werd een ander familielid aangehouden tot de gezochte zich kwam melden.)
Bibliografie:
Deze tekst werd grotendeels overgenomen uit: T. VANLEEUWEN, 'De Boerenwacht', Jaarboek Erfgoed Balen, 12 (2013), 5-25.
Bronnen en publicaties
Archief Tom Vanleeuwen.
BELGISCH STAATSBLAD.
J. BOUVEROUX, Terreur in oorlogstijd.
ERFGOED BALEN, 100 jaar brandweer.
F. SMOLDERS, Olmen tijdens de Tweede Wereldoorlog.
G. VANDECRUYS, Halt Boerenwacht!, Jaarboek nr.24 1988 Geels Geschiedkundig Genootschap.
J. VINCKX, Vlaanderen in uniform, Deel I.
Mondelinge bronnen
Telefonisch interview Tom Vanleeuwen – Victor Snoeckx.
Telefonisch interview Tom Vanleeuwen – Louis Geukens.

Juli 2013

Het object van de maand Juli 2013 is een Belgisch tentzeil dat eveneens als regencape kon gebruikt worden.

Het multifunctionele concept van zeilen werd reeds tijdens de Eerste Wereldoorlog geïntroduceerd in het Belgische leger. Gedurende het Interbellum kwam er een nieuw en groter model. Ook de lichte okerkleur werd ingeruild voor een donkere groene kleur. Het zeil is op elke hoek voorzien van vier metalen ringen en elke zijde telt acht knopen en knoopsgaten. Op die manier was het mogelijk om meerdere zeilen aan elkaar te bevestigen en konden soldaten een grotere, gezamenlijke tent bouwen. Het zeil vormde samen met enkele touwen, drie staanderpaaltjes en vier piketten een bouwset.

In het midden van het zeil werd een opening voorzien om het hoofd door te steken. Zo kon het zeil ook als regencape of poncho gedragen worden. Eventueel kon aan die opening ook een kap worden bevestigd, gemaakt uit eenzelfde soort stof.
Periodieke foto's van grote legeroefeningen uit de jaren 1920-1930 en de Mobilisatieperiode tonen regelmatig het gebruik van de tentzeilen. Soldaten droegen het zeil meestal achteraan op hun rugzak of kruislings over de schouder. De boven- en onderstaande detailfoto's illustreren dat gebruik tijdens manoeuvres en oefeningen.

Schenking - Met dank aan Frans D.

Bronnen
www. abbl1940. be.
Handboek voor de opleiding van den infanterist, 1932, Brussel.
Foto- en prentkaartencollectie Bram Dierkx.

Augustus 2013

Voor de maand augustus 2013 stellen we enkele artefacten tentoon over de Hitler Jugend Flandern ofwel de Hitlerjeugd Vlaanderen.

De Hitlerjeugd Vlaanderen werd opgericht op 15 oktober 1943. De toetredingsvoorwaarden om tot de Hitlerjeugd Vlaanderen te behoren, waren:
- Een bewijs van Germaanse afstamming kunnen voorleggen;
- In het bezit zijn van een identiteitskaart;
- Voor leden van andere jeugdorganisaties een afschrift hebben van de uittredingsverklaring.

Het lidmaatschap van een politieke beweging of van elke andere jeugdorganisatie was tot de leeftijd van 18 jaar verboden. In geval van reeds bestaand lidmaatschap diende dit opgezegd en een verklaring daarover ingeleverd te worden.

Volgens de structuur werd de Hitlerjeugd Vlaanderen onderverdeeld in 6 standplaatsen alsook Standorte genoemd. Eén van deze 6 standplaatsen was de Standorte Antwerpen, die onderverdeeld werd in 4 Stammen:
Stam I: Antwerpen Stad.
Stam II: Lier, Boom, Brasschaat, Kapellen.
Stam III: Rijkevorsel, Turnhout, Oostmalle, Westmalle, Herentals, BALEN, Meerhout en Heist op den Berg.
Stam IV: Mechelen en Willebroek.

De Stam III was het gebied van de Antwerpse Kempen. De leiding van Stam III werd waargenomen door Stammführer Truyts. Het is opvallend dat in de Stam III de gemeente Balen als gebiedsplaats wordt aangeduid. Tot op heden is het onbekend of er Balense jongens of meisjes toetraden tot de Hitlerjeugd Vlaanderen. Omdat minderjarigen zelden door de naoorlogse strafrechtbanken werden veroordeeld, is het eveneens zeer moeilijk om te achterhalen of er werkelijk Balenaren toetraden tot de Hitlerjeugd.
De Hitlerjeugd Vlaanderen werd onderverdeeld in 5 groepen:
- Jongvolk der Hitlerjeugd (J.V.): jongens van 10 tot 14 jaar.
- Hitlerjeugd (H.J.): jongens van 14 tot 18 jaar.
- Jongmeisjes (J.M.): meisjes van 10 tot 14 jaar.
- Meisjesbond (M.B.): meisjes van 14 tot 18 jaar.
- De vijfde groep binnen de Vlaamse Hitlerjeugd waren de meisjes tussen 17 en 21 jaar die een onderkomen hadden in 'Glaube und Schönheit' – Geloof en schoonheid.

De meisjes die zich vrijwillig lieten inlijven bij 'Geloof en schoonheid' bleven maar tot hun 17 jaar in de Meisjesbond. 

Het uniform der leden van de Vlaamse Hitlerjeugd had hetzelfde uiterlijk als dat van de Duitse leden der Hitler Jugend. De Vlaamse leden droegen echter een leeuwenschildje onderaan op de linkermouw. In de zomer droegen de leden der Hitlerjeugd: zwarte laarzen, zwarte korte fluwelen broek, bruin hemd, zwarte stropdas, koppelriem met schouderriem, witte sokken, om de linkermouw een armband met hakenkruis. Tijdens de winter: zwarte pofbroek, zwarte korte vest, zwarte alpenmuts (ski-petje) met klep, rijksadelaar vooraan op de muts. De officieren droegen een bruine vest in plaats van een zwarte, rijlaarzen en een zwarte rijbroek. Ze droegen eveneens schouderstukken met dienstgraad. Alle mannelijke leden der Hitlerjeugd Vlaanderen droegen de welbekende dolk aan de gordel.

Het uniform der meisjes was een witte blouse met korte mouwen en twee borstzakjes, donkerblauwe rok, zwarte das of een halsdoek voor de meisjes die reeds op een Führerinnenschule zaten, witte korte sokken, zwarte schoenen, bruin fluwelen vest. Op de linkerbovenmouw was een zwarte driehoek met daarin de nummers van de Ring of de Bann in het zilver. Op het linkerborstzakje een leeuwenschildje. Tijdens de oorlogsperiode nam Hauptbannführer Gert Bennewitz (Duitser) de leiding van de Vlaamse Hitlerjeugd op zich. Om leidinggevende persoonlijkheden aan te duiden werden er verscheidene Führerschule opgericht. Voor de jongens werd het een gebouw tegenover het kasteel 'Horst' te Schoten. Voor de meisjes was de leidsterschool in het huis 'Ter Hulpe' in Brussel.
Een beknopte geschiedenis der Hitlerjeugd Vlaanderen

- 15/10/1943: Oprichting van de Hitlerjeugd Vlaanderen.
- 18/10/1943: Eerste samenkomst van 350 jongens en meisjes der Hitlerjeugd Vlaanderen op de koer van jongensschool in de Lange Leemstraat te Antwerpen.
- 14/11/1943: Opname van de 'De-Vlag jongeren' in de Hitlerjeugd en eerste openbare plechtigheid van de Hitlerjeugd Vlaanderen te Antwerpen in de zaal van de Dierentuin.
- 03/1944: Oprichting en opening van Hitlerjeugd heem te Kapellen.
- 02/04/1944: Turnhout: oprichting van het zangkoor Jan Acke met medewerking van Mol en Herentals.
- 04/1944: Uitnodiging van de 12. SS Pantserdivisie 'Hitlerjugend' te Antwerpen. Deze divisie werd opgericht in het Kamp van Beverlo en lag verspreid in de Antwerpse en Limburgse Kempen opgesteld. In juni 1944 vertrok deze divisie naar het front in Normandië. De initiatiefnemer van dit evenement was de Hitlerjeugd Vlaanderen.
- 30/04/1944: Overhandiging van 15 vaandels aan de Hitlerjeugd Vlaanderen op het Kasteel 'Horst' te Schoten.
- 11/07/1944: Guldensporenviering te Antwerpen
- 27/08/1944: Heldenhulde te Merksem. Tevens het laatste openbare optreden der Hitlerjeugd Vlaanderen.

De leden der Hitlerjeugd Vlaanderen die in de septemberdagen van 1944 mee met de Duitse bezetter en andere leden van de Nieuwe Orde vluchtten naar Duitsland, kwamen in een jeugdbataljon der Waffen-SS terecht. Zij werden toegewezen aan het pas opgerichtte 27. SS Freiwilligen Grenadiers Division Langemarck. Andere leden kwamen terecht bij de luftwaffe en werden ingezet als Flakhelper (luchtafweer).
Een opmerkelijk document
​

Een rondschrijven van de Landesjugendführung der Hitlerjugend Flandern van 07/07/1944 geeft aan dat de herdenking van de Slag der Gulden Sporen op 11 juli 1944 de start vormde van een grote wervingscampagne voor de Sturmbrigade Langemarck. De Hitlerjeugd Vlaanderen werd daarbij 'met alle middelen en krachten' ingezet om de wervingsactie te ondersteunen.
Het onderstaande document illustreert echter dat de Hitlerjeugd Vlaanderen al geruime tijd in alarmtoestand verkeerde. Ten gevolge van het nakende invasiegevaar werden reeds vroeg voorbereidingen getroffen.
Bronnen
VINCKX, J., Vlaanderen in uniform deel III, 412- 439.
Document Tvl, 'Befehl der Landesjugendführung', 07/07/1944.
Führerdienst, Maandbladen der jongens, 01/1944-07/1944.
Führerinnendienst, Maandbladen der meisjes, 02/1944-07/1944.
Wat wil de H.J. Vlaanderen, [1943].
Tijl, Maandblad der leden, 06/1944-07/1944.

September 2013

Het object van de maand September 2013 is een Engels houweel of Entrenching Tool. Het compacte werktuig behoorde tot de standaarduitrusting van elke Britse infanteriesoldaat en bestond uit een pick, een stok en een draagtas. Zowel de pick als de draagtas dateren uit het jaar 1941.

Een gelijkaardige versie van het houweel werd reeds geïntroduceerd tijdens de Eerste Wereldoorlog. In de jaren 1930 moderniseerde het Britse leger haar materialen en werden soldaten uitgerust met de zogenaamde Patern 1937 webbing.

De stok van het Model 1937 Entrenching Tool kreeg aan het uiteinde een bevestigingspunt voor de spijkerbajonet van het N°4 MKI geweer, het standaard wapen van de Britse en Canadese soldaten in 1944-1945. Wanneer de bajonet op de stok werd bevestigd, kon het werktuig eveneens worden gebruikt als wapen of als prikker om mijnen op te sporen.
Met dank aan R. en M. - Schenking.

Bronnen
M. BRADLEY, British web equipment of the Two World Wars, 2005.
M. BRADLEY en M. CHAPPELL, The British Army 1939-45, 2002.
E. STOREY, Web'37, Equipment of the Canadian soldier, 2003.
Fotocollectie Imperial War Museum - B 9982.

Oktober 2013

Als object(en) van de maand Oktober 2013 worden enkele Vlaams geproduceerde SS insignia getoond.

Net als in Duitsland werden ook in het door de Duitsers bezette Vlaanderen fabrieken opgericht of omgebouwd om de Duitse oorlogsmachine te laten draaien. Eerder dit jaar hadden we het al over de E.Reitz uniformwerke te Merksem, maar dit was zeker en vast geen alleenstaand geval. (Meer info over die fabriek in de links onderaan.) Zo hadden we te Antwerpen de 'Indian-caps' fabriek, welke metalen kentekens produceerde en 'La nominette' te Aalst, welke vooral stoffen kentekens en hoofddeksels produceerde. Verzamelaars waren lang van de veronderstelling dat de onder getoonde insignia te Merksem werden geproduceerd, vandaar dat men ze de bijnaam Reitz-adelaartjes heeft gegeven. Hiervoor is echter geen enkele aanwijzing, aangezien de Reitz fabriek zich enkel bezig hield met uniformstukken. Er zijn wel sterke aanwijzingen dat deze insignia bij 'La nominette' te Aalst zijn geproduceerd.
Bronnen
Insignia of the SS - Michael D. Beaver
wehrmacht-awards.com, Wehrmacht Awards Forum.
Meer info over E.Reitz uniformwerke: www.ereitzuniformwerke.be (W. Palinckx).

November 2013

Voor de Maand November 2013 wordt de draad terug opgenomen van de Maand Augustus 2013. Als Object van de Maand staan enkele artefacten centraal met betrekking tot de Weersportkampen en de Kinderlandverschickung, beiden mede georganiseerd door de Hitlerjeugd Vlaanderen.

Wehrertuchtigungslager – Weersportkampen

De Weersportkampen waren paramilitaire kampen ingericht en geleid door de Duitse Hitler-Jugend. Vanaf de oprichting van de Wehrertuchtigungslager werden enkel en alleen Duitse leden van de Hitler-Jugend toegelaten. Vanaf 14/03/1943 veranderde de Reichsjugendführer het geweer van schouder en stelde hij de Weersportkampen open voor alle Germaanse jongens van 14 tot 18 jaar. Vanaf die datum waren alle jongeren uit de Germaanse landen Noorwegen, Denemarken, Finland, Vlaanderen, Wallonië en Nederland welkom.
Sinds maart 1943 startte het NSJV (Nationaal Socialistische Jeugd Vlaanderen, jeugdbeweging van het VNV) een campagne onder de eigen leden om een opleiding te volgen in de Weersportkampen. Vanaf november 1943 zette het NSJV die campagne echter stop. De aanleiding was de politieke ruzie tussen het VNV en DeVlag. Na die kwestie voerden enkel de tandem DeVlag en de pas opgerichte Hitlerjeugd Vlaanderen nog werving voor de Weersportkampen.

In april 1943 werden de eerste Wehrertuchtigungslager opgericht voor de groot-Germaanse jeugd. Zij waren welkom in Oostenrijk in het departement Karintië. Het eerste Weersportkamp heette “Kamp Seeboden” en bevond zich aan de Milstättersee. Kort nadien werden er nog Weersportkampen geopend voor de Germaanse jeugd:
- Oostenrijk, Karintië: Seeboden am Milstättersee
- Oostenrijk, Karintië: Obermillstatt am Milstättersee (juli 1944)
- Duitsland, Rheinland Pfaltz: Siegtal
- Duitsland, Hessen: Limburg a/d Lahn
- Duitsland, Nedersaksen: Bleckede a/d Elbe
- Duitsland, Thüringen: Heiligenstadt


Het eigenlijke doel van de Weersportkampen was de eenheid van de Germaanse jongeren te bevorderen. De duur van een opleiding in een Weersportkamp was ongeveer 3 tot 4 weken. De jongeren kregen velddienst in al hun geledingen en aangepaste sporten. Het was de bedoeling om de soldatenroep en de kampgeest in de jongeren boven te halen. De belangrijkste onderdelen van de opleiding waren:
- Ideologisch onderricht
- Sporten
- Arbeidsdienst
- Voordrachten
- Schietoefeningen

De jongeren kregen buiten de dienst ook de gelegenheid om de vrije tijd op te vullen. Er werden zangwedstrijden georganiseerd, uitstapjes met de kabelbaan, bezoeken aan plaatselijke dorpsfeesten, enz. In de kampen heerste vooral een zeer strenge militaire tucht. De oefeningen en sporten waren fysiek heel zwaar en op militaire schoen geleest. De jongeren deden aan landschapsverkenning. Zo leerde zij tactische posities innemen, in de maat marscheren, in dekking liggen, kaartlezen en oriënteren. Al die veldoefeningen duidden op het militaire karakter van de Weersportkampen.

Gedurende de geschiedenis van de Weersportkampen zullen ongeveer 500 Vlaamse jongens, in verschillende perioden, een opleiding volgen in Werhrertuchtigunslager. Eerst kwamen de jongeren uit het NSJV, later vanaf november 1943 werden de kampen georganiseerd door de tandem DeVlag–Hitlerjeugd Vlaanderen.
Volgens sommige bronnen mag het onderkomen van de jongeren, in de kampen, als voorbeeldig beschouwd worden. De infrastructuur bestond uit:
- Een volledig ingerichte keuken
- Verscheidene eetzalen
- Verschillende compartimenten met slaapzalen
- Een badinrichting
- Leslokalen
- Vergaderzalen


In de Weersportkampen was er permanent een geneeskundige dienst aanwezig. Dokters en verpleegsters stonden de jongeren gedurende de hele opleiding bij met geneeskundige zorgen. 

​
Tijdens de vorming in de Weersportkampen konden de jongens, volgens leeftijd en moeilijkheidsgraad, een proef afleggen tot het behalen van het zogenaamde “H.J. Leistungsabzeichen” of het “Hitlerjeugd Prestatiekenteken”. Een rondschrijven (zonder datum ) van de Landesjugendführung der Hitler-Jugend Vlaanderen aan Hauptstelle II en de W.E. (Wehrertuchtigunslager) toont aan welke proeven de jongeren moesten uitvoeren voor het behalen van het vaardigheidskenteken der Hitler-Jugend. De brief illustreert dat zowel meisjes als de jongens in aanmerking kwamen tot het behalen van dat ereteken.
KLV - Die erweiterte Kinderlandverschickung

De Kinderlandverschickung of KLV werd reeds in 1933 in de schoot van de Hitler-Jugend opgericht. De organisatie had tot doel de kinderen uit de Duitse industriegebieden een vakantie te geven ver weg van de rokende fabrieksschouwen en hen te laten genieten van de gezonde buitenlucht. Naarmate de oorlog vorderde, kwamen heel wat Duitse steden onder vuur te liggen van de geallieerde bommenwerpers. Daardoor trof de Duitse regering enkele maatregelen om de jeugd te beschermen. Zo werden kinderen van 6 tot 10 jaar ondergebracht bij pleeggezinnen en kinderen van 10 tot 14 jaar werden ondergebracht in verscheidene kampen. Deze zogenaamde KLV- kampen lagen in de meest afgelegen streken die door de toenemende luchtbombardementen niet bedreigd werden. De transport- en verplegingskosten waren voor de ouders volledig kosteloos.
Aanvankelijk werden enkel plaatsen uitgekozen, die zo dicht mogelijk bij huis lagen om zo de ouders de gelegenheid te geven om hun kinderen veelvuldig te bezoeken. Na 1941 was dit niet meer mogelijk door de massale toestroom van kinderen uit de steden. De KLV was verplicht om naar geschikte locaties te zoeken over gans Duitsland, tot in de bezette gebieden toe. Einde 1943 telde de KLV meer dan 5.000 kampen in Duitsland en de bezette gebieden. Vanaf het ontstaan tot het einde van de KLV-lagers werd aan meer dan drie miljoen kinderen geborgenheid geboden.

Organisatie en samenstelling van een KLV-kamp:
- Onderwijzer: was de eigenlijke leider van het kamp.
- Jeugdleider: was verantwoordelijk voor de tucht en orde en leidde alle activiteiten binnen het KLV-lager.
- Econoom: was verantwoordelijk voor de voeding en de materiële noodzakelijkheden binnen het kamp.


Ongeveer 45 tot 50 kinderen verbleven gelijktijdig in een kamp. De jongens en meisjes werden volledig van elkaar gescheiden in aparte KLV-kampen.
Door het succes van de KLV-kampen in Duitsland werd in de zomer van 1941 ook in België de “Erweiterte Kinderlandverschickung” opgericht. De initiatiefnemers waren de Hitlerjugend Duitsland en de NSDAP-AO, (Nationaal Socialistische Deutsche Arbeiterspartei – Ausland Organisation) die in Vlaanderen op de steun van het VNV en de DeVlag konden rekenen.

Alle Vlaamse kinderen van 10 tot 14 jaar konden zich melden, op voorwaarde dat ze geen besmettelijke ziekten meedroegen en de ouders die smetteloze toestand schriftelijk bevestigden. Van bij de afreis waren logies, zorg en school geheel kosteloos. De kinderen werden ondergebracht in degelijk ingerichte jeugdherbergen of daartoe omgebouwde complexen. In totaal vertrokken tussen april 1941 en de bevrijding van België in september 1944 ongeveer 16.000 kinderen naar de KLV- kampen, verspreid over een totaal van 52 plaatsen in Duitsland of door de door Duitsland bezette gebieden.
Bronnen
Boeken
J. VINCKX, Vlaanderen in uniform, Deel 3, 262- 267 en 336- 360.
Brochures
Germaanse Jeugd - Herinneringen uit de weersportkampen.
Jeugd wordt weerbaar - Stem uit de weersportkampen.
Rondschrijven: voor het behalen van het vaardigheidskenteken.
Met de KLV voor 6 maanden naar Duitschland.
Richtlijnen voor jongens en meisjeskampen (KLV).
Gesunde und frohe jugend (KLV).
Gezonde en levensblije jeugd (KLV).

December 2013

Het object van de maand December 2013 is een Adrian helm Model 1915 van het Belgische leger.

De Adrianhelm Model 1915 of M15 is een stalen hoofddeksel dat ontstond tijdens de Eerste Wereldoorlog. Al vlug werd er door de oorlogvoerende partijen ingezien dat de militaire hoofddeksels uit het jaar 1914, die vaak uit stof of leder waren vervaardigd, weinig tot geen veiligheid boden. Er werd gezocht naar een alternatief dat meer protectie gaf. Met een degelijke hoofdbescherming konden immers heel wat slachtoffers worden vermeden. De Adrianhelm was van oorsprong Frans en werd uiteindelijk ruim verspreid onder de geallieerde legers. Zo ook de Belgische frontsoldaten, die vanaf het jaar 1915 gestaag werden uitgerust met stalen Adrianhelmen in mosterdkleur.

De helm werd geperst in gewoon staal van 0,7mm. De Britse en Amerikaanse helmen waren daarentegen uit mangaanstaal vervaardigd en boden op die manier meer bescherming tegen kogel- en scherfinslagen. Ook de Duitse tegenhanger, de zogenaamde Stahlhelm, bood in de praktijk meer protectie. De M15 Adrianhelm omvat vier onderdelen: de kam, de bol, het vizier en de nekbescherming. De twee laatsten werden in het midden van de helm aan elkaar gezet met twee rivetten. Een Belgische Adrianhelm wordt daarnaast getypeerd door een frontale leeuwenkop. Het interieur bestaat uit een lederen binnenwerk met kinriem.

Tijdens het Interbellum werden de M15-helmen verder gebruikt door de Belgische krijgsmacht. Ook tijdens de Duitse inval in mei 1940 waren nog veel soldaten uitgerust met het oudere type helm. Vele helmen kregen echter een opknapbeurt na de Eerste Wereldoorlog of werden voorzien van nieuwe onderdelen. Afhankelijk van de staat kregen helmen een nieuw interieur, dikkere kinriem, een nieuwe verflaag of een ander type van het leeuweninsigne. Ook het getoonde exemplaar werd opgeknapt tijdens het Interbellum. De helmschaal werd opnieuw handmatig geverfd in een groenere kleur. De ruwe textuur toont de verflijnen. Ook het leeuweninsigne werd vernieuwd. Het type wijkt licht af van datgene op een M15 helm uit de Eerste Wereldoorlog. De meest significante verschillen tussen een leeuwenkop uit het Interbellum en het oudere type zijn de 'oren' van de leeuw en de kleine schroefjes waarmee het insigne is bevestigd op de helm. De vroegere types hebben geen van beiden. De getoonde helm heeft wel nog steeds het oorspronkelijke lederen interieur met kinriem.
Bronnen
De Belgische soldaat van mei 1940, (www. abbl1940.be).
War Helmets, (http:// world-war-helmets.com/fiche.php?q=Casque-Francais-Adrian-Mle-15). ​

Copyright Balen Bevrijd 


  • WELKOM
    • Wie zijn wij?
    • Ambassadeur Heemkunde Vandaag
    • Over deze website
  • Object van de Maand
    • Januari 2021
    • Februari 2021
    • Maart 2021
    • April 2021
    • Jaaroverzicht 2020 >
      • December 2020
      • November 2020
      • Oktober 2020
      • September 2020
      • Augustus 2020
      • Juli 2020
      • Juni 2020
      • Mei 2020
      • April 2020
      • Maart 2020
      • Februari 2020
      • Januari 2020
    • Jaaroverzicht 2019
    • Jaaroverzicht 2018
    • Vorige Objecten
  • Pop Up Museum
  • Balen tijdens WOII
  • Oorlogsslachtoffers
    • Inventaris
    • Fiches
  • Collaboratie in de Zuiderkempen
  • Projecten
  • Gooi niets weg!
  • Contacteer ons!
  • Links
  • Nieuwe pagina