December 2019
Op 3 december 1942 daverde Balen op haar grondvesten en werden talrijke inwoners opgeschrikt door een enorme ontploffing. Een incident binnen de Balense dynamietfabriek P.R.B. eiste die dag een vreselijke tol. Ten gevolge van de ramp lieten 23 personen het leven en waren er vele zwaargewonden. Het Object van de Maand december blikt – 77 jaar na datum – terug op de feiten via enkele bijzondere en erg persoonlijke documenten.
Een fabriek voor springstoffen
In 1882 ontstond er in Balen een productieafdeling voor dynamiet onder de vleugels van La Forcité. In de volksmond stond de fabriek beter bekend als ‘De Poeier’ of de ‘Poederfabriek’. Helaas hield dat ook risico’s in en waren er meerdere incidenten in de loop van de geschiedenis. De eerste dodelijke ontploffing vond plaats in 1902. Het lijstje met tragische incidenten groeide helaas in de loop van de geschiedenis…
In 1920 werd La Forcité opgeslorpt door de NV Poudreries Réunies de Belgique ofwel P.R.B. Die firma startte eveneens met de productie van T.N.T. in 1926. De oorspronkelijke fabriek, die op 10 hectaren werd opgetrokken, groeide geleidelijk en werd in verschillende fasen uitgebreid.
Naast de eerdere dynamietgebouwen kwamen er vanaf 1927 ook speciale werkplaatsen voor de productie van T.N.T.-blokjes. Tien jaar later, in 1937, volgde de oprichting van een afdeling waar T.N.T. kon worden vervaardigd door het nitreren van toluol. In 1939 werd eveneens gestart met de productie van hexogeen en de bouw van een bijhorende productieketen. Tot aan de Tweede Wereldoorlog waren het vooral Zweedse en Noorse directeurs die de fabriek leidden.
In 1882 ontstond er in Balen een productieafdeling voor dynamiet onder de vleugels van La Forcité. In de volksmond stond de fabriek beter bekend als ‘De Poeier’ of de ‘Poederfabriek’. Helaas hield dat ook risico’s in en waren er meerdere incidenten in de loop van de geschiedenis. De eerste dodelijke ontploffing vond plaats in 1902. Het lijstje met tragische incidenten groeide helaas in de loop van de geschiedenis…
In 1920 werd La Forcité opgeslorpt door de NV Poudreries Réunies de Belgique ofwel P.R.B. Die firma startte eveneens met de productie van T.N.T. in 1926. De oorspronkelijke fabriek, die op 10 hectaren werd opgetrokken, groeide geleidelijk en werd in verschillende fasen uitgebreid.
Naast de eerdere dynamietgebouwen kwamen er vanaf 1927 ook speciale werkplaatsen voor de productie van T.N.T.-blokjes. Tien jaar later, in 1937, volgde de oprichting van een afdeling waar T.N.T. kon worden vervaardigd door het nitreren van toluol. In 1939 werd eveneens gestart met de productie van hexogeen en de bouw van een bijhorende productieketen. Tot aan de Tweede Wereldoorlog waren het vooral Zweedse en Noorse directeurs die de fabriek leidden.
Door de Duitse inval van mei 1940 werd de fabriek tijdelijk stilgelegd. De activiteiten werden uiteindelijk heropgestart tijdens de bezetting, maar wel grondig gecontroleerd. Ook werden de fabrieksterreinen dag en nacht bewaakt, eerst door gemeentelijke wachters en daarna door Vlaamsche Wachters.
Er ontstonden tevens twee afdelingen tijdens de bezetting. Eén afdeling bleef onder Belgisch bestuur en had als taak springstoffen voor burgerlijk nut aan te maken. Vanuit de P.R.B.-fabriek vertrokken wekelijks transporten naar de steenkoolmijnen in Wallonië. De actieve mijnen hadden namelijk springstoffen nodig om de grondstoflagen bloot te leggen en te kunnen ontginnen. De steenkool uit de Limburgse en Waalse bekkens waren erg gegeerd bij de Duitsers omdat die grondstoffen nodig waren voor de verdere uitbouw van de Duitse staal- en oorlogsindustrie.
De andere afdeling stond in voor de productie van militaire springstoffen zoals dynamiet en T.N.T. en kreeg een Duitse directeur, Meneer ‘Huk’. De gebouwen van het Duitse bedrijfsonderdeel werden opgeëist door de bezetter en ter beschikking gesteld aan het chemiebedrijf Josef Meissner uit Keulen.
De ramp van Balen-Wezel
Op 3 december 1942, rond 16.32u én vlak na een ploegenwissel, vonden er twee kleinere ontploffingen plaats in de T.N.T.-afdeling. Vlak daarna volgde een enorme ontploffing waarbij de hele T.N.T.-afdeling in de lucht vloog.
Reddingswerkers haalden de slachtoffers vanonder het puin. Vele dodelijke slachtoffers waren enorm gehavend, maar ook heel wat zwaar gewonden werden verminkt voor het leven.
Niet alleen de fabrieksgebouwen van de P.R.B. – rondom de plaats van de ramp – maar ook de aanpalende zinkfabriek van de SA Des Mines et Fondreries de Zinc de la Vieille-Montagne liepen enorm schade op door de ontploffing. De nabijgelegen fabriekswoningen, de school en het hospitaal van Balen-Wezel liepen eveneens zware beschadigingen op aan de daken en ramen. Naast de enorme materiële schade, was er ook een zware menselijke tol betaald... Maar liefst 23 werklieden kwamen die dag om het leven.
De ramp van 3 december 1942 kreeg weerslag in de lokale kranten. Het Kempisch Weekblad van 12 december 1942 rapporteerde als volgt:
“Ontzettende ontploffing te Balen-Wezel
Het Kempenland is andermaal het schouwtoneel geweest van een geweldige ontploffingsramp die het land in rouw gedompeld heeft.
Op 3 dezer heeft zich, waarschijnlijk door overhitting, een explosie voorgedaan, die kort daarop door een tweede gevolgd werd.
Ongeveer 23 doode slachtoffers werden tot op heden geïdentificeerd, maar er zijn nog talrijke vermisten, en een veertigtal zwaar gewonden worden in het ziekenhuis van Mol verpleegd.
De hr. Gouverneur Wildiers heeft de plaats van het ongeluk bezocht, de doode slachtoffers gegroet, e, besprekingen ingezet met het plaatselijk comité van Winterhulp, met het oog op onmiddellijke hulpverleening aan de slachtoffers en hun gezinnen, en herstel van de beschadigde arbeiderswoningen.”
In navolging van het bezoek van gouverneur Frans Wildiers kwam er een oproep van het lokale comité van Winterhulp om milde giften te doen voor de slachtoffers van de ramp.
Maar ook de lokale verenigingen, zoals de voetbalclubs Balen S.K., Mol Sport, Reysberg Sport en V.V. Rauw, betuigden hun steun aan de slachtoffers van de ramp.
Er ontstonden tevens twee afdelingen tijdens de bezetting. Eén afdeling bleef onder Belgisch bestuur en had als taak springstoffen voor burgerlijk nut aan te maken. Vanuit de P.R.B.-fabriek vertrokken wekelijks transporten naar de steenkoolmijnen in Wallonië. De actieve mijnen hadden namelijk springstoffen nodig om de grondstoflagen bloot te leggen en te kunnen ontginnen. De steenkool uit de Limburgse en Waalse bekkens waren erg gegeerd bij de Duitsers omdat die grondstoffen nodig waren voor de verdere uitbouw van de Duitse staal- en oorlogsindustrie.
De andere afdeling stond in voor de productie van militaire springstoffen zoals dynamiet en T.N.T. en kreeg een Duitse directeur, Meneer ‘Huk’. De gebouwen van het Duitse bedrijfsonderdeel werden opgeëist door de bezetter en ter beschikking gesteld aan het chemiebedrijf Josef Meissner uit Keulen.
De ramp van Balen-Wezel
Op 3 december 1942, rond 16.32u én vlak na een ploegenwissel, vonden er twee kleinere ontploffingen plaats in de T.N.T.-afdeling. Vlak daarna volgde een enorme ontploffing waarbij de hele T.N.T.-afdeling in de lucht vloog.
Reddingswerkers haalden de slachtoffers vanonder het puin. Vele dodelijke slachtoffers waren enorm gehavend, maar ook heel wat zwaar gewonden werden verminkt voor het leven.
Niet alleen de fabrieksgebouwen van de P.R.B. – rondom de plaats van de ramp – maar ook de aanpalende zinkfabriek van de SA Des Mines et Fondreries de Zinc de la Vieille-Montagne liepen enorm schade op door de ontploffing. De nabijgelegen fabriekswoningen, de school en het hospitaal van Balen-Wezel liepen eveneens zware beschadigingen op aan de daken en ramen. Naast de enorme materiële schade, was er ook een zware menselijke tol betaald... Maar liefst 23 werklieden kwamen die dag om het leven.
De ramp van 3 december 1942 kreeg weerslag in de lokale kranten. Het Kempisch Weekblad van 12 december 1942 rapporteerde als volgt:
“Ontzettende ontploffing te Balen-Wezel
Het Kempenland is andermaal het schouwtoneel geweest van een geweldige ontploffingsramp die het land in rouw gedompeld heeft.
Op 3 dezer heeft zich, waarschijnlijk door overhitting, een explosie voorgedaan, die kort daarop door een tweede gevolgd werd.
Ongeveer 23 doode slachtoffers werden tot op heden geïdentificeerd, maar er zijn nog talrijke vermisten, en een veertigtal zwaar gewonden worden in het ziekenhuis van Mol verpleegd.
De hr. Gouverneur Wildiers heeft de plaats van het ongeluk bezocht, de doode slachtoffers gegroet, e, besprekingen ingezet met het plaatselijk comité van Winterhulp, met het oog op onmiddellijke hulpverleening aan de slachtoffers en hun gezinnen, en herstel van de beschadigde arbeiderswoningen.”
In navolging van het bezoek van gouverneur Frans Wildiers kwam er een oproep van het lokale comité van Winterhulp om milde giften te doen voor de slachtoffers van de ramp.
Maar ook de lokale verenigingen, zoals de voetbalclubs Balen S.K., Mol Sport, Reysberg Sport en V.V. Rauw, betuigden hun steun aan de slachtoffers van de ramp.
Dodelijke slachtoffers van de ramp in Balen-Wezel
Ten gevolge van de ramp kwamen 23 personen om het leven. Op de begraafplaats van Wezel is nog steeds een gemeenschappelijk graf terug te vinden van enkele slachtoffers.
Ten gevolge van de ramp kwamen 23 personen om het leven. Op de begraafplaats van Wezel is nog steeds een gemeenschappelijk graf terug te vinden van enkele slachtoffers.
- BOGAERT Alfons - 33 jaar - Mol
- BOONEN Albert - 24 jaar - Lommel
- CEUSTERMANS Alfons - 29 jaar - Leopoldsburg
- COOLS Louis - 32 jaar - Mol-Wezel
- DE BOULLE Jozef - 45 jaar - Mol
- DORSSEMONT Alfons - 34 jaar - Lommel
- GOOTS Frans - 23 jaar - Dessel
- HINSCH Frans - 43 jaar - Antwerpen
- HOEYBERGHS Jozef - 47 jaar - Ans
- JANSSENS Jozef - 30 jaar - Olen
- MALLANTS Ferdinand - 39 jaar - Balen
- MOLS Ludovicus - 40 jaar - Herentals
- PHILIPSEN Victor - 28 jaar - Balen
- SAELEN Jozef - 30 jaar - Balen
- SIMONS Peter - 53 jaar - Balen
- SNOECKX Louis - 27 jaar - Balen
- SWERTS Jozef - 38 jaar - Balen
- THEYS Adolf - 57 jaar - Geel
- VAN DECRAEN Louis - 49 jaar - Balen
- VAN DE CRAEN Petrus - 30 jaar - Arendonk
- VAN HOOF Ferdinand - 27 jaar - Balen
- VAN RINTEL Frans - 20 jaar - Rijsel
- WILLEKENS Frans - 33 jaar – Balen
Het verhaal van Frans Victor Hinsch
Eén van de dodelijke slachtoffers van de ramp was Frans Victor Hinsch. Hij werd geboren in Antwerpen op 7 april 1899 en was de zoon van Jan Frans Hinsch en Maria Sofia Vandecraen. De vader van Frans werd geboren te Sick bij Papendorf in Pruisen en overleed op 20 juni 1899 in Balen. Omdat Jan Frans Hinsch Duitser was, kreeg ook zijn zoon Frans Victor dezelfde nationaliteit. Niet lang na de geboorte overleed zijn vader. Vanaf 1901 woonde hij, samen met moeder Maria Sofia Vandecraen, in bij zijn Balense grootouders. Vanaf dan volgt een bewogen leven, met maar liefst twee wereldoorlogen…
In december 1917 vluchtte hij samen met een groep Balense jongeren, via de Dodendraad, naar Nederland en hoopten zij zich te kunnen melden als Belgische oorlogsvrijwilliger. Door zijn Duitse nationaliteit moest Frans al snel zijn tocht staken en werd hij gescheiden van zijn vrienden. Na de oorlog keerde hij wel behouden terug naar Balen.
Op 9 januari 1923 huwde Frans Victor Hinsch met de Balense Maria ‘Marie’ Theresia Geuens. Zij kregen samen drie kinderen: Jeanne (°1923), Josephine (°1925) en Frans (°1933). Het gezin was tijdens de oorlog woonachtig in de Zandstraat te Balen.
Frans verdiende tijdens het Interbellum de kost als bediende en glasbewerker. Vlak voor de oorlog ging hij voor de P.R.B. werken, waar hij in 1938 werd aangenomen als opzichter in de T.N.T.-afdeling. Zijn contract uit 1938 bestaat nog steeds.
In mei 1940 sloeg hij, samen met nog tal van mannelijke dorpsgenoten, op de vlucht voor de invallende Duitsers. Uiteindelijk belandde Frans in het zuiden van Frankrijk. Tijdens zijn tocht hield hij nauwkeurig een dagboekje bij. Daarnaast stipte hij ook de route aan op kaarten, die hij uit kranten scheurde. Op 20 juli 1940 zond hij vanuit het Franse Villasavary nabij Carcassonne een briefkaart aan zijn vrouw en kinderen.
Liefste Marie en kinderen,
Dit om u te melden dat ik goed gezond ben en hoop in’t kort (zoohaast wij van de Duitsche Overheid toelating krijgen) naar huis kom. Er is met mij nog Alfons Vermeulen, Louis Van Hoof, Gerard Swartebroeck, Gust Bauwens en Jef Werelds.
Een flinke kus aan ons Fransken, Josephintje en Jeanneke met u erbij.
Tot ziens.
Vader
Op 24 juli 1940 startte de terugreis naar België en kwam Frans reeds tot in Vierzon. Het was dan nog een kwestie van dagen om terug thuis te geraken.
Eén van de dodelijke slachtoffers van de ramp was Frans Victor Hinsch. Hij werd geboren in Antwerpen op 7 april 1899 en was de zoon van Jan Frans Hinsch en Maria Sofia Vandecraen. De vader van Frans werd geboren te Sick bij Papendorf in Pruisen en overleed op 20 juni 1899 in Balen. Omdat Jan Frans Hinsch Duitser was, kreeg ook zijn zoon Frans Victor dezelfde nationaliteit. Niet lang na de geboorte overleed zijn vader. Vanaf 1901 woonde hij, samen met moeder Maria Sofia Vandecraen, in bij zijn Balense grootouders. Vanaf dan volgt een bewogen leven, met maar liefst twee wereldoorlogen…
In december 1917 vluchtte hij samen met een groep Balense jongeren, via de Dodendraad, naar Nederland en hoopten zij zich te kunnen melden als Belgische oorlogsvrijwilliger. Door zijn Duitse nationaliteit moest Frans al snel zijn tocht staken en werd hij gescheiden van zijn vrienden. Na de oorlog keerde hij wel behouden terug naar Balen.
Op 9 januari 1923 huwde Frans Victor Hinsch met de Balense Maria ‘Marie’ Theresia Geuens. Zij kregen samen drie kinderen: Jeanne (°1923), Josephine (°1925) en Frans (°1933). Het gezin was tijdens de oorlog woonachtig in de Zandstraat te Balen.
Frans verdiende tijdens het Interbellum de kost als bediende en glasbewerker. Vlak voor de oorlog ging hij voor de P.R.B. werken, waar hij in 1938 werd aangenomen als opzichter in de T.N.T.-afdeling. Zijn contract uit 1938 bestaat nog steeds.
In mei 1940 sloeg hij, samen met nog tal van mannelijke dorpsgenoten, op de vlucht voor de invallende Duitsers. Uiteindelijk belandde Frans in het zuiden van Frankrijk. Tijdens zijn tocht hield hij nauwkeurig een dagboekje bij. Daarnaast stipte hij ook de route aan op kaarten, die hij uit kranten scheurde. Op 20 juli 1940 zond hij vanuit het Franse Villasavary nabij Carcassonne een briefkaart aan zijn vrouw en kinderen.
Liefste Marie en kinderen,
Dit om u te melden dat ik goed gezond ben en hoop in’t kort (zoohaast wij van de Duitsche Overheid toelating krijgen) naar huis kom. Er is met mij nog Alfons Vermeulen, Louis Van Hoof, Gerard Swartebroeck, Gust Bauwens en Jef Werelds.
Een flinke kus aan ons Fransken, Josephintje en Jeanneke met u erbij.
Tot ziens.
Vader
Op 24 juli 1940 startte de terugreis naar België en kwam Frans reeds tot in Vierzon. Het was dan nog een kwestie van dagen om terug thuis te geraken.
Eens terug in het bezette Balen ging het leven weer zijn gewone gang. Toen de werkzaamheden in de P.R.B. terug opstartten, weigerden heel wat werknemers – zowel arbeiders als leidinggevenden – hun taken verder te zetten in de Duitse afdeling van de onderneming. De Belgische afdeling was immers veiliger en door het weghalen van alle kennis en kunde, dachten de werknemers de Duitse afdeling minder productief te maken. Frans Hinsch ging vervolgens in de Belgische afdeling aan de slag. Toen de Duitsers dreigden met verplichte tewerkstelling in Duitsland, keerden heel wat werknemers noodgedwongen terug naar hun voormalige posten. Zo ook Frans.
Door de oorlogsomstandigheden vormde de Duitse nationaliteit van Frans Hinsch een persoonlijk euvel. Hij beschouwde zichzelf als Balenaar en deed er dan ook alles aan om de nationaliteit van zijn kinderen te laten wijzigen in die van Belg. Uiteindelijk zou hij daar – postuum – in slagen.
De dochter van Frans, Josephine Hinsch (°1925), maakte alles mee als tiener en vertelde het volgende over de gebeurtenissen van 3 december 1942:
“In 1938 ging vader werken voor de P.R.B. Hij begon als opzichter in de T.N.T-afdeling. Er werd toen net een nieuwe afdeling ingericht. De gebouwen werden gezet door een Herentalse aannemer, die nadien ook nog een villa bouwde in Mol-Gompel.
Vader ging pas voor het door de Duitsers gecontroleerde deel werken toen ze ermee dreigden om hem naar Duitsland te voeren als arbeider. Toen ging hij terug aan de slag binnen de T.N.T.-afdeling.
De fabriek was nog niet helemaal aan het werk, toen de ramp gebeurde. De baas van het Duitse gedeelte – Meneer ‘Huk’ – was die dag speciaal naar Brussel om enkele Duitsers op te halen die de fabriek in gang moesten zetten.
Op 3 december 1942 was vader een inventaris aan het opmaken, samen met een Duitser. Na twee kleine ontploffingen, liep hij naar de fabriek om hulp te bieden. Bij de grote ontploffing die volgde, stond hij aan de buitendeur van het gebouw. In eerste instantie bleef hij vermist en dachten we allemaal dat hij nooit meer zou worden teruggevonden. Pas drie dagen later heeft de brandweer hem gevonden. Hij lag onder de zware deur van het gebouw waar hij de stock aan het tellen was. We hebben hem niet meer te zien gekregen. Alleen zijn zwaar beschadigde identiteitskaart kregen we terug.
Ook mijn zuster Jeanne was vlakbij toen de ramp gebeurde. Ze hielp in het huishouden van Lekander, de Zweedse directeur van de P.R.B. Zij raakte gewond door rondvliegend glas. Onmiddellijk na de ontploffing probeerde ze ter plaatse te gaan, maar ze hielden haar tegen.
Ikzelf was die dag thuis met ons moeder. Toen we werden opgeschrikt door de ontploffing zei ze direct: “Dat is de Poeier. We zien ons vader nooit meer terug...” En ze heeft gelijk gekregen. Ons gezin heeft zwaar geleden door de ramp. Vooral moeder heeft afgezien door de gebeurtenis en lag sindsdien hele nachten wakker. Ze sliep niet veel meer en ze heeft haar kruis gedragen. Moeder is ook nooit meer hertrouwd. Ondanks het verlies van mijn vader, hebben wij altijd goede ouders gehad. Ook ons moeder zorgde goed voor ons.
Mijn vader was niet het enige slachtoffer binnen de familie. Ook een kozijn van vader, Ferdinand Van Hoof, kwam daar om het leven. En dan was er ook nog Louis Snoekx, de verloofde van een nicht van vader. Dat was ook een van de dodelijke slachtoffers.
Na de ramp kreeg moeder nog wel het bezoek van Meneer ‘Huk’. Hij vertelde toen over zijn reis naar Brussel op de dag van de ramp. Als hij toen in Balen was geweest, had hij zeker de kogel gekregen, vertelde hij. De man was er van overtuigd dat het om sabotage ging. Maar indien dat was uitgekomen, zo zei hij, waren er wellicht nog veel meer doden gevallen.”
Werd er die bewuste dag een menselijke fout gemaakt? Werden de veiligheidsvoorschriften niet nauwkeurig genoeg nageleefd? Of was er dan toch sabotage in het spel? 3 december 1942 is en blijft in iedere geval één van de meest tragische dagen uit de Balense en Wezelse geschiedenis.
Door de oorlogsomstandigheden vormde de Duitse nationaliteit van Frans Hinsch een persoonlijk euvel. Hij beschouwde zichzelf als Balenaar en deed er dan ook alles aan om de nationaliteit van zijn kinderen te laten wijzigen in die van Belg. Uiteindelijk zou hij daar – postuum – in slagen.
De dochter van Frans, Josephine Hinsch (°1925), maakte alles mee als tiener en vertelde het volgende over de gebeurtenissen van 3 december 1942:
“In 1938 ging vader werken voor de P.R.B. Hij begon als opzichter in de T.N.T-afdeling. Er werd toen net een nieuwe afdeling ingericht. De gebouwen werden gezet door een Herentalse aannemer, die nadien ook nog een villa bouwde in Mol-Gompel.
Vader ging pas voor het door de Duitsers gecontroleerde deel werken toen ze ermee dreigden om hem naar Duitsland te voeren als arbeider. Toen ging hij terug aan de slag binnen de T.N.T.-afdeling.
De fabriek was nog niet helemaal aan het werk, toen de ramp gebeurde. De baas van het Duitse gedeelte – Meneer ‘Huk’ – was die dag speciaal naar Brussel om enkele Duitsers op te halen die de fabriek in gang moesten zetten.
Op 3 december 1942 was vader een inventaris aan het opmaken, samen met een Duitser. Na twee kleine ontploffingen, liep hij naar de fabriek om hulp te bieden. Bij de grote ontploffing die volgde, stond hij aan de buitendeur van het gebouw. In eerste instantie bleef hij vermist en dachten we allemaal dat hij nooit meer zou worden teruggevonden. Pas drie dagen later heeft de brandweer hem gevonden. Hij lag onder de zware deur van het gebouw waar hij de stock aan het tellen was. We hebben hem niet meer te zien gekregen. Alleen zijn zwaar beschadigde identiteitskaart kregen we terug.
Ook mijn zuster Jeanne was vlakbij toen de ramp gebeurde. Ze hielp in het huishouden van Lekander, de Zweedse directeur van de P.R.B. Zij raakte gewond door rondvliegend glas. Onmiddellijk na de ontploffing probeerde ze ter plaatse te gaan, maar ze hielden haar tegen.
Ikzelf was die dag thuis met ons moeder. Toen we werden opgeschrikt door de ontploffing zei ze direct: “Dat is de Poeier. We zien ons vader nooit meer terug...” En ze heeft gelijk gekregen. Ons gezin heeft zwaar geleden door de ramp. Vooral moeder heeft afgezien door de gebeurtenis en lag sindsdien hele nachten wakker. Ze sliep niet veel meer en ze heeft haar kruis gedragen. Moeder is ook nooit meer hertrouwd. Ondanks het verlies van mijn vader, hebben wij altijd goede ouders gehad. Ook ons moeder zorgde goed voor ons.
Mijn vader was niet het enige slachtoffer binnen de familie. Ook een kozijn van vader, Ferdinand Van Hoof, kwam daar om het leven. En dan was er ook nog Louis Snoekx, de verloofde van een nicht van vader. Dat was ook een van de dodelijke slachtoffers.
Na de ramp kreeg moeder nog wel het bezoek van Meneer ‘Huk’. Hij vertelde toen over zijn reis naar Brussel op de dag van de ramp. Als hij toen in Balen was geweest, had hij zeker de kogel gekregen, vertelde hij. De man was er van overtuigd dat het om sabotage ging. Maar indien dat was uitgekomen, zo zei hij, waren er wellicht nog veel meer doden gevallen.”
Werd er die bewuste dag een menselijke fout gemaakt? Werden de veiligheidsvoorschriften niet nauwkeurig genoeg nageleefd? Of was er dan toch sabotage in het spel? 3 december 1942 is en blijft in iedere geval één van de meest tragische dagen uit de Balense en Wezelse geschiedenis.
Dankwoord
Een enorm woord van dank aan de familie Hinsch en dochter Josephine voor de schenking van de persoonlijke documenten van Frans Hinsch en de talrijke interviews. Opdat wij - en de komende generaties - de slachtoffers van de ramp te Balen-Wezel nooit zullen vergeten. We Will remember them…
Bronnen
Een enorm woord van dank aan de familie Hinsch en dochter Josephine voor de schenking van de persoonlijke documenten van Frans Hinsch en de talrijke interviews. Opdat wij - en de komende generaties - de slachtoffers van de ramp te Balen-Wezel nooit zullen vergeten. We Will remember them…
Bronnen
- BALEN, Archief Frans Hinsch.
- BALEN, Collectie bidprentjes Balen Bevrijd.
- BALEN, Prentkaartcollectie Erfgoed Balen.
- BERCKMANS, V. en VER BRUGGEN, M., ‘De ontploffing van de P.R.B. in 1942’, Tijdschrift Heemkring Balen, 68 (1996), 34-56.
- DIERCKX, B. en VANLEEUWEN, T., Plichtsbewust of verplicht?!, Bijzondere Wachtkorpsen in Balen tijdens de Tweede Wereldoorlog, Balen, 2018.
- DIERCKX, R., MENS, L., MICHIELS, J. en VERMEULEN, R., 100 jaar Brandweer Balen, Balen, 1997.
- Interviews Bram Dierckx – Josephine Hinsch, 2017-2018-2019.
- Kempense Krantenbank, 2019 (www.kempensekranten.be).
- Kempisch Weekblad, (12 december 1942, 19 december 1942, 16 januari 1943 en 15 mei 1943).
- Online prentkaartcollectie Erfgoed Balen, 2019 (www.erfgoedplus.be).
- ‘Ontzettende ontploffing te Balen-Wezel’, Kempisch Weekblad, (12 december 1942).
- PAUWELS, L., ‘De Poeier’, Van Weselo tot Wezel’, Mol, 1998, 588-596.
- PAUWELS, L., ‘Vorstelijk bezoek in Balen Wezel’, Jaarboek Erfgoed Balen, 18 (2019), 175-185.
- VAN CLEMEN, S, ‘Ontploffing in dynamietfabriek eiste zware tol’, Gazet van Antwerpen, (4 december 2018), 20-21.